Bibob-beleid gemeente Zwolle 2021

Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Intitulé

Bibob-beleid gemeente Zwolle 2021

Gemeente Zwolle, bekendmaking Bibob-beleid gemeente Zwolle 2021

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwolle, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2015 (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de Subsidieverordening, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

Besluiten vast te stellen de volgende:

1. ALGEMEEN

1.1 Inleiding

De gemeente Zwolle wil graag zaken doen met integere partijen. De wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is een instrument om te beoordelen of partijen waar de gemeente vergunningen en subsidies aan verleent, dan wel overheidsopdrachten aan gunt, dan wel vastgoedtransacties mee aangaat integer zijn. Het doel van de wet is het voorkomen dat bestuursorganen strafbare activiteiten faciliteren. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren. Kern van de Bibob-toets is het onderzoek naar betrokkene en aan betrokkene gerelateerde personen als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet.

1.2 Leeswijzer

Allereerst komen de begripsbepalingen aan de orde die in dit beleid worden gebruikt. In het volgende hoofdstuk komt de inhoud van de wet aan bod en globaal de toepassing ervan. In hoofdstuk 3 wordt de Bibob-toets en de gevolgen ervan toegelicht. In de hoofdstukken daarna wordt de lokale toepassing meer specifiek uitgewerkt. De publieksrechtelijke onderdelen: vergunningen en subsidies (hoofdstuk 4), de privaatrechtelijke onderdelen: overheidsopdrachten en vastgoedtransacties (hoofdstuk 5).

1.3 Begripsbepalingen

Aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

Advies: het advies zoals door het Bureau wordt uitgebracht;

Beschikking: een beschikking inzake een subsidie, alsmede een beschikking inzake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie of ontheffing;

Bestuursorgaan: burgemeester of college van burgemeester en wethouders;

Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd;

Eigen onderzoek: zelfstandig (voor)onderzoek door bestuursorgaan;

Bibob-toets: een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het Bureau bij een aanvraag om beschikking, een verleende beschikking, een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie;

Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Overheidsopdracht:

1°. een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een rechtspersoon met een overheidstaak, en die betrekking heeft op:

de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,

de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of

de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

2°. het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;

RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum. Dit centrum richt zich op de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2.

    huur of verhuur;

  • 3.

    het verlenen van een gebruikrecht; of

  • 4.

    de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

  • 5.

    toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

2. DE WET BIBOB

2.1 Doelstelling Wet Bibob

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

2.2 Reikwijdte Wet Bibob

De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze te weigeren, in te trekken of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Weigerings- en intrekkingsgronden

Artikel 3 van de wet regelt de weigerings- en intrekkingsgronden voor beschikkingen.

In artikel 3 lid 1 van de wet worden twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond:

"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • A.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • B.

    strafbare feiten te plegen."

Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de wet:

"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit."

Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.

Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.

De gevolgen voor privaatrechtelijke overeenkomsten staan niet geregeld in de wet. Echter kunnen privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen op vergelijkbare gronden als bedoeld in artikel 3 (a- en b-grond) worden ontbonden, opgeschort of kunnen aanleiding geven om geen overeenkomst aan te gaan of onderhandelingen af te breken, mits dit in de specifieke overeenkomsten is geregeld.

Uitgangspunten Wet Bibob algemeen

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium.

De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risicogestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van de Bibob-toets, evenredig zijn aan de mate van gevaar.

2.3 Toepassing van de wet

Het bestuursorgaan heeft een discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt een toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten zal- en kan-bepalingen.

Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel een ondersteuning bij het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: het RIEC) en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna het LBB) krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.

Er zijn gronden om een vergunning, een overheidsopdracht, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Waarom een beleidsregel

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

2.3.1 Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

2.3.1.1. Publiekrechtelijk

 De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de Bibob-toets toepast op vergunningen en subsidies staat vermeld in hoofdstuk 4.

2.3.1.2. Privaatrechtelijk

Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht. Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de wet Bibob zou worden toegepast.

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob, maar er naar het oordeel van het de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico. In welke gevallen en in hoeverre de Bibob-toets wordt toepast op overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat vermeld in hoofdstuk 5.

Zal- of kan-bepaling

In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen daarop een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van 'zal worden toegepast' en 'kan worden toegepast wanneer daartoe aanleiding bestaat'.

De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatie gestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen.

Schematisch overzicht toepassingsbereik Wet Bibob gemeente Zwolle

Bibobtoets STANDAARD/ ZAL-BEPALING

Bibobtoets KAN-BEPALING

Alcoholwetvergunning

- Commerciële horeca

Alcoholwetvergunning

- Slijterijen

- Paracommercie

Exploitatievergunning

- Droge horeca

- Coffeeshops

- Seksinrichting/escortbedrijf

- Speelgelegenheden/speelautomatenhal

- Nachtwinkels etc.

Overige vergunningen

- Evenementenvergunning voor een vechtsportgala

- Omgevingsvergunning waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 50.000,- in combinatie met een risicoactiviteit als genoemd in artikel 4.1.2 (bladzijde 11 en 12 van dit beleid).

Overige vergunningen

- Evenementenvergunning

- Standplaatsvergunning

- Vergunning voor een kansspelautomaat

- Verkoop van vuurwerk

- Omgevingsvergunningen Bouw- en milieu

Vastgoedtransacties

Subsidies

Overheidsopdrachten

3. De Bibob-toets

3.1 De Bibob -toets

Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking of besluit, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdrachten en vastgoedtransacties worden aan de reguliere vereisten getoetst. Indien aan deze vereisten is voldaan en op grond van deze beleidslijn de aanvraag, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie valt onder de reikwijdte van het lokale toepassingsbereik, zoals in deze beleidsregels beschreven, wordt overgegaan tot een Bibob-toets. De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het RIEC

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie)

  • Andere relevante signalen

 

Eigen onderzoek

De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier. Betrokkene dient dit Bibob-vragenformulier ingevuld en ondergetekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob-vragenformulier worden gevraagd. De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

  • Het door betrokkene aangeleverde Bibob-vragenformulier alsmede de gevraagde bewijstukken, documenten en aanvullende gegevens;

  • De opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

  • De geraadpleegde open en gesloten bronnen;

  • De beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

 

Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, dan kan advies worden aangevraagd bij het Bureau.

 

Adviesaanvraag Bureau

Dit advies zal worden aangevraagd als:

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan omtrent de betrokkene of aan betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet;

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur en/ of zeggenschap ;

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering en/ of financiers;

  • De officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 26 van de wet;

  • Informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • Andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

 

Informatieplicht bestuursorgaan

De betrokkene zal schriftelijk worden geïnformeerd over een adviesaanvraag bij het Bureau.

 

In geval dat een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet mee te werken aan een transactie of geen overheidsopdracht te verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan/gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

Gegevensverstrekking

In het geval van een Bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Algemene Wet Bestuursrecht.

 

In het geval van een Bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar.

 

In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

Adviestermijn

Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling is genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige verlenging van vier weken. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene onverwijld over deze opschorting.

 

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Mogelijk conclusies advies Bureau en vergewisplicht

De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar. Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies, gebruiken in relatie tot andere beslissingen gedurende de in de wet genoemde termijn.

 

3.2 Gevolgen Bibob -toets

De mogelijke conclusies van de Bibob-toets (geen gevaar, mindere mate van gevaar, ernstig gevaar) zijn voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke onderdelen hetzelfde. Dit geldt ook voor het in de gelegenheid stellen van de betrokkene tot het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voorgenomen besluit op grond van artikel 33 van de wet. De gevolgen van een Bibob-toets kunnen wel behoorlijk van elkaar afwijken. Hieronder wordt dit nader uitgelegd.

 

Gevolgen ten aanzien van publiekrechtelijke onderdelen

Indien uit het eigen onderzoek en/of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet kan dit leiden tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking. Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.

Bij de conclusie 'een mindere mate van gevaar' kunnen aan een beschikking voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften dienen te zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar.

 

Bij de conclusie 'geen gevaar' kan de beschikking worden verleend.

Hieronder staan de gevolgen van de conclusies van het bureau schematisch weergegeven.

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Verlenen beschikking, dan wel handhaven beschikking

Mindere mate van gevaar

Verlenen beschikking onder voorschriften, dan wel handhaven beschikking onder voorschriften

Ernstig gevaar

Niet verlenen beschikking, dan wel intrekken beschikking

NB: de betrokkene kan op elk moment de aanvraag om een beschikking intrekken.

 

Gevolgen ten aanzien van privaatrechtelijke onderdelen

De gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zijn niet geregeld in de wet Bibob. Hiervoor moet worden teruggevallen op het privaatrecht. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dit kader spreken we dan ook liever van een beslissing. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden. Het naar voren brengen van een zienswijze tegen de voorgenomen beslissing is wel mogelijk.

 

Het daadwerkelijke gevolg voor de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie is afhankelijk van de contractsvrijheid, gerechtvaardigd vertrouwen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals beschreven in paragraaf 2.2.1.2.. De contractsvrijheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico of andere omstandigheden op basis waarvan de gemeente geen overeenkomst wenst aan te gaan. Een civiele rechter moet oordelen over de gevolgen ten aanzien van de privaatrechtelijke onderdelen.

 

De gemeente verbindt de volgende gevolgen aan de mogelijke conclusies van het advies van het Bureau:

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Wel of niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

Mindere mate van gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

Ernstig gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

  

4. Publiekrechtelijk: wanneer een Bibob-toets?

4.1 Vergunningen

4.1.1 Aanvragen om vergunningen Alcoholwet, APV, Speelautomatenverordening

Het bestuursorgaan zal met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) vergunningen zoals vermeld in:

De Alcoholwet;

Vergunningen voor het horecabedrijf in de zin van artikel 3 van de Alcoholwet;

Algemene Plaatselijke Verordening (APV):

- Evenementenvergunning, als bedoeld in artikel 2:25 APV, voor een vechtsportgala;

- Exploitatievergunningen, als bedoeld in artikel 2:28 APV (waaronder horeca, coffeeshops);

- Vergunning in de zin van artikel 3:4 APV (seksinrichting, escortbedrijf, etc.);

- Vergunning in de zin van artikel 2.37 van de APV (Vergunningplicht in kwetsbare gebieden, branches of gebouwen);

- Speelgelegenheden als bedoeld in artikel 2:39 APV;

- Speelautomatenhalvergunning als bedoeld in artikel 30b en 30h van de Wet op de kansspelen en Verordening Speelautomatenhallen Zwolle

 

Het bestuursorgaan kan met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald een Bibob-toets uitvoeren als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • Wijziging van leidinggevende als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet

  • Aanvragen om (wijziging van) vergunningen zoals vermeld in:

    • Slijterijen in de zin van artikel 3 de Alcoholwet

    • Para-commerciële inrichtingen in de zin van artikel 4 van de Alcoholwet (zoals buurthuis, sportkantine, clubhuis etc.).

    • De natuurlijke persoon en rechtspersoon die op grond van artikel 2:28 APV beschikken over een exploitatievergunning en waarbij de rechtsvorm wijzigt dan wel dat dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon een tweede aanvraag indient op grond van artikel 2:28 APV. De aanvraag in de zin van artikel 30b van de Wet op de kansspelen.

    • Evenementenvergunningen in de zin van artikel 2:24 juncto 2:25 APV.

4.1.2 Aanvragen om omgevingsvergunning-bouwactiviteit

Bouwwerken met de functie wonen

Een Bibob-toets kan plaatsvinden in geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk met de functie wonen met een bouwsom van meer dan € 1.000.000,- (excl.btw) of € 500.000,- (excl.btw) bij een project van maximaal vijf woningen. De bouwsom wordt door de gemeente berekend. Onder een bouwwerk met de functie wonen vallen onder andere, maar niet uitsluitend: woningen, wooncomplexen, appartementencomplexen, verbouwen van een pand tot meerdere zelfstandige wooneenheden en bouwprojecten bestaande uit meerdere woningen. In het geval van een bouwproject bestaande uit meerdere woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-toets zal plaatsvinden.

 

Bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

Een Bibob-toets zal plaatsvinden in geval van een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit indien de bouwsom meer dan € 50.000,- (excl. Btw) bedraagt en sprake is van één van de risicocategorieën zoals hieronder genoemd.

Risicocategorieën:

  • Hotels

  • Horecabedrijven

  • Coffeeshops

  • Shisha-lounges

  • Prostitutiebedrijven

  • Seksinrichtingen

  • Speelautomatenhallen

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Autohandel (verkoop en verhuur)

  • Sloopbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Vuurwerkbranche

  • Religieuze instellingen

  • Oud IJzerhandel(aren)

  • Energiemaatschappijen (in het kader van duurzaamheid)/ energieproducenten

  • Zonneparken

Bovenstaande opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Overige gevallen

Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

 

Geen Bibob -toets

Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit vindt er geen Bibob-toets plaats in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

4.1.3 Aanvragen om omgevingsvergunning Milieu

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren bij de aanvraag om omgevingsvergunningen Milieu door inrichtingen van de categorieën 12, 25 en 28 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

 

Daarnaast zal het bestuursorgaan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren naar andere aanvragen om omgevingsvergunningen Milieu wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

   

Bij een aanvraag omgevingsvergunning Milieu vindt er geen Bibob-toets plaats (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting) of door het college van burgemeester en wethouders aangewezen aanvragers (bijvoorbeeld PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

4.1.4 Aanvragen om overige vergunningen

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een vergunning, anders dan genoemd in deze beleidsregels.

 

Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

 

4.1.5 Reeds verleende vergunningen

Het bestuursorgaan zal een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een reeds verleende vergunning wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

4.1.6 Aanvragen om subsidies

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening.

 

Een Bibob-toets zal in ieder geval worden uitgevoerd wanneer daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

  • De beantwoording op de vragen uit het verkorte Bibob-vragenformulier

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

 

5. PRIVAATRECHTELIJK: wanneer een Bibob-toets?

5.1 Overheidsopdrachten

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten. 

Een Bibob-toets zal in ieder geval worden uitgevoerd wanneer daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

  • De beantwoording op de vragen uit het verkorte Bibob-vragenformulier

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

 

5.2 Vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot vastgoedtransacties.

Indien een Bibob-toets wordt toegepst zal de gemeente bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets zal worden uitgevoerd, als onderdeel van de integriteitsbeoordeling zoals vastgelegd in de door het Vastgoedbedrijf van de gemeente gehanteerde procedures, voordat een overeenkomst kan worden aangegaan.

Een Bibob-toets zal in ieder geval worden uitgevoerd wanneer daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

Cumulatie van activiteiten

Een Bibob-toets met betrekking tot vastgoedtransacties zal plaatsvinden ingeval er sprake is van een vastgoedtransactie in combinatie met een (toekomstige) aanvraag voor een vergunningsplichtige activiteit als bedoeld in artikel 4.1 van dit beleid.

Aldus besloten in de vergadering van 22 juni 2021

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

P. Snijders, burgemeester

L. Borsboom, waarnemend secretaris