Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de garantstellingen en leningen (Nota Garantstellingen en Leningen Gemeente Ridderkerk 2021)

Geldend van 30-06-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de garantstellingen en leningen (Nota Garantstellingen en Leningen Gemeente Ridderkerk 2021)

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1 Inleiding

Garantstelling is een bruikbaar (financieel) beleidsinstrument waarmee publieke initiatieven in de gemeente Ridderkerk kunnen worden geïmplementeerd en/of gerealiseerd. De gemeente ondersteunt een instelling of organisatie bij het aantrekken van een lening door op te treden als garantsteller voor de geldverstrekker. Daarmee ondersteunen wij als gemeente indirect het realiseren van maatschappelijke doelen.

We toetsen aanvragen veelal aan de hand van de eerdere opgedane ervaringen en werkwijzen. Een garantstelling kent echter financiële risico’s voor de gemeente en heeft invloed op het risicoprofiel en de benodigde weerstandscapaciteit en weerstandsratio. Bij het besluit over een garantstellingsverzoek dient daarom een (integrale) afweging te worden gemaakt tussen de publieke taak en de financiële risico’s.

In deze nota leggen we deze spelregels en beleidskaders rondom garantstellingen vast. Hiermee geven we de handvatten voor de besluitvorming door het formuleren van criteria en voorwaarden, beperken we de risico’s en maken deze risico’s meer inzichtelijk.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 gaan we in de op de financieringsinstrumenten garantstelling en het verstrekken van geldleningen. Hoofdstuk 3 beschrijft de kaders, zowel uit wettelijk als uit beleidsmatig perspectief. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de criteria en voorwaarden waaraan we een verzoek toetsen en beschrijven we de relatie met risicobeheersende maatregelen.

Hoofdstuk 2. Financieringsinstrumenten

2.1 Inleiding

Een gemeente kent verschillende mogelijkheden om publieke maatschappelijke initiatieven te ondersteunen. In deze nota gaan wij alleen in op de financieringsinstrumenten garantstelling en geldlening. Voor de kaders omtrent het toekennen van subsidies en giften verwijzen wij u graag naar de vigerende subsidieverordening.

2.2 Garantstelling

Bij een garantstelling staat een derde partij garant voor een lening. Deze lening wordt aangegaan door een externe partij voor de financiering van duurzame investeringen, zoals gebouwen. De bank kan bij het verstrekken van een lening als eis stellen dat een concreet genoemde derde partij zich onherroepelijk garant stelt voor tijdige betaling van rente, aflossing en eventueel ook boetes, ingeval van wanbetaling door de partij die de lening is aangegaan. In dat geval moet de garantsteller betalen.

De geldverstrekker loopt minder risico, waardoor de verschuldigde rentevergoeding over het algemeen lager is dan in een situatie zonder garantstelling.

Bij leningen aan maatschappelijke partijen vraagt de geldverstrekker vaak de gemeente of een waarborgfonds om garant te staan. De garantsteller accepteer daarmee het risico. Deze risico’s spelen een rol in de bepaling van de weerstandscapaciteit en worden expliciet benoemd in de gemeentelijke jaarrekening en begroting.

In het Burgerlijk Wetboek wordt een garantstelling officieel ‘borgtocht’ genoemd. In deze nota hanteren we de term garantstelling ook voor borgtocht.

2.3 Geldlening

Het uitgangspunt is dat we in beginsel geen leningen verstrekken aan derden. De gemeente moet doorgaans zelf geld aantrekken om de lening te kunnen financieren, wat een negatief effect heeft op de financiële positie en de verplichte kengetallen, zoals solvabiliteitsratio en netto-schuldquote. De gemeente is bovendien geen financiële instelling en het als zodanig optreden behoort niet tot de publieke taken.

Met een garantstelling bereiken we feitelijk hetzelfde doel zonder dit negatieve effect op genoemde kengetallen, uitgezonderd de weerstandscapaciteit. De derde partij gaat de lening rechtstreeks aan bij de geldverstrekker met de gemeente als zekerheid.

Het besluit om, bij uitzondering, toch een lening te verstrekken, dient bij elk afzonderlijk verzoek zorgvuldig te worden afgewogen. De in deze nota opgenomen beleidskaders kunnen daartoe als richtsnoer dienen.

We participeren als gemeente in het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). SVn biedt financieringsoplossingen die maatschappelijke waarde creëren in samenwerking met gemeenten en andere overheden en beheert een aantal fondsen. Uit deze revolverende fondsen worden financieringen verstrekt die onze deelnemers en partners gebruiken om hun beleidsdoelen te realiseren.

Hoofdstuk 3. Kaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk behandelen we de wettelijke en beleidsmatige kaders die betrekking hebben op deze nota.

De wettelijke kaders zijn in de basis vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Gemeentewet. In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), de Wet Financiering decentrale overheden (Fido) en de artikelen met betrekking tot het staatsteunbegrip in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn aanvullende kaders en regelgeving opgenomen. Daarnaast is er een relatie met de Financiële verordening en het Treasurystatuut van de gemeente Ridderkerk.

3.2 Gemeentewet

Op grond van artikel 160 lid 1 van de Gemeentewet is het college bevoegd te besluiten over privaatrechtelijke rechtshandelingen. Tot die categorie behoren ook de besluiten met betrekking tot garantstellingen en leningen.

In aanvulling daarop staat in artikel 169 (lid 1 t/m 3) dat het college verantwoording aflegt aan de raad over het gevoerde bestuur, alle inlichtingen verstrekt die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft en mondeling of schriftelijk de (door een of meer raadsleden) gevraagde inlichtingen geeft, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

De Gemeentewet heeft daarmee de beslissingsbevoegdheid over garantstellingen en leningen primair bij het college gelegd. Conform artikel 5 lid 5 van het treasurystatuut neemt het college geen besluit indien dit mogelijk ingrijpende gevolgen voor de gemeente heeft. In dat geval wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. In alle andere gevallen beslist het college zelfstandig en informeert de raad over de afgegeven garantstellingen via de documenten in de Planning & Control-cyclus.

Het college beslist daarnaast zelfstandig bij garantstellingen (en leningen) welke verstrekt worden uit hoofde van de uitvoering van (wettelijke) taken als de participatiewet, de wet gemeentelijke schuldhulpverlening, garantstellingen verstrekt door de kredietbank en leningen via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten. De genoemde beleidskaders in paragraaf 3.4 en de criteria in hoofdstuk 4 zijn voor deze vormen van garantstellingen en leningen niet van toepassing.

3.3 Aanvullende wettelijke kaders en regelgeving

Naast de Gemeentewet kennen we de volgende aanvullende wettelijke kaders en regelgeving:

  • a.

    Conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen;

  • b.

    In de Awb is tevens opgenomen dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling;

  • c.

    De overeenkomst(en) met betrekking tot de garantstelling val(len) onder het privaatrecht (Burgerlijk Wetboek). Daarbij gebruikt het Burgerlijk Wetboek de term borgtocht;

  • d.

    In principe is er sprake van staatsteun wanneer een publieke instelling slechts aan één of meerdere ondernemingen voordelen toekent. In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn in artikel 107 een aantal voorwaarden opgenomen waarbij staatsteun wel is geoorloofd;

  • e.

    Artikel 2 van de Wet Fido stelt dat openbare lichamen uitsluitend garanties kunnen verlenen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • f.

    Op grond van het BBV dient de gemeente in de jaarrekening een overzicht en een specificatie van de verstrekte garantstellingen op te nemen. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing zijn de risico’s op de garantstellingen meegewogen bij de vaststelling van de benodigde weerstandscapaciteit, zowel in de begroting als in de jaarrekening;

  • g.

    In de Gemeentewet is opgenomen dat het college alle conservatoire maatregelen neemt (zoals beslaglegging) en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

In het Treasurystatuut zijn generieke uitgangspunten ten aanzien van het verstrekken van garanties (en leningen) geformuleerd, waaronder verstrekking van zekerheden, jaarlijkse toetsing en het informeren van de raad. Daarin is ook een link gelegd naar de Financiële verordening. Deze uitgangspunten zijn in beide documenten niet verder uitgewerkt. In deze nota gaan wij dieper op deze uitgangspunten en toetsingskaders in.

3.4 Beleidskaders

Met behulp van de hierboven geschetste wet- en regelgeving stellen we de volgende beleidskaders voor het verstrekken van garantstellingen vast.

1.Bij een garantstelling staat het publiek belang voor de gemeente Ridderkerk centraal

Het ontbreken van een winstoogmerk (bij rechtsvormen als stichtingen en verenigingen) kan een indicatie zijn dat de aanvrager een publiek belang dient. Daarmee wordt echter onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een publieke taak of lokaal belang voor de gemeente Ridderkerk.

Er is geen algemeen geldende definitie of eenduidige omschrijving van “het publiek belang” te geven. De Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid hanteert de volgende definitie: “Er is eerst sprake van een publiek belang indien de overheid zich de behartiging van een maatschappelijke belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt”.

Daarbij hanteren wij in ieder geval als richtlijn dat er slechts sprake is van een publiek belang als het verzoek past binnen de gemeentelijke beleidsdoelen in de programmabegroting en de investering, waarvoor een verzoek wordt ingediend, fysiek in, of ten gunste van, de gemeente Ridderkerk wordt gerealiseerd.

2.Alleen investeringen in duurzame kapitaalgoederen, bij voorkeur maatschappelijk vastgoed, komen in aanmerking

In principe komen alleen investeringen in maatschappelijk vastgoed in aanmerking. Voorbeelden van maatschappelijk vastgoed zijn: scholen, culturele centra, theaters, sportaccommodaties, gezondheidscentra, buurthuizen e.d. De gemeente wil als zekerheid recht van eerste hypotheek kunnen vestigen op het onroerend goed.

Om initiatieven en investeringen in bijvoorbeeld verduurzaming, klimaatadaptatie of warmtetransitie niet per definitie uit te sluiten, maken wij een uitzondering voor investeringen in duurzame kapitaalgoederen waarin deze thema’s centraal staan, zoals zonneparken, warmtepompen of zonnepanelen, mits deze het publieke belang dienen zoals genoemd in het eerste kader. Ook voor deze investeringen geldt dat een vorm van zekerheid dient te worden verstrekt door de garantnemer.

Garantstelling wordt niet verleend als er sprake is van financiering van inventarissen of (achterstallig) onderhoud.

3.Een rentevoordeel is onvoldoende reden voor verstrekking van een garantie

De geldverstrekker loopt minder risico bij een garantstelling door een gemeente waardoor de verschuldigde rentevergoeding doorgaans lager is. Dit mogelijke rentevoordeel voor de leningnemer is echter geen doorslaggevend argument om een garantstelling te verlenen.

4.We vermijden ongeoorloofde staatssteun

Aan ondernemingen met een winstoogmerk verlenen we geen garanties.

5.De publieke taken zijn zonder garantstelling niet te realiseren

Hiervan is sprake als er voor de aanvrager geen andere financieringsmogelijkheden bestaan en er buiten de garantstelling geen andere mogelijkheden zijn om het betreffende initiatief te ondersteunen. Eerst dient zelfwerkzaamheid, eigen middelen, subsidiegelden en middelen van sponsoren, etc., door de aanvrager te worden benut.

6.Als de lening volledig kan worden ondergebracht bij een waarborgfonds wordt geen (directe) gemeentelijke garantstelling afgegeven.

De garantsteller is in dit geval het waarborgfonds, niet de gemeente. De gemeente fungeert als achtervang en loopt een beperkt risico. Voorbeelden van waarborgfondsen zijn Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)

7.De (financiële) situatie en prognose van de aanvrager zijn gedegen en duurzaam

De financiële situatie en vermogenspositie van de organisatie zijn zodanig dat deze, meerjarig, verantwoord kan functioneren en kan voldoen aan haar verplichtingen. Daarbij kijken we niet alleen naar de korte termijn; de verplichtingen zijn immers langdurig van aard.

Aan de hand van de balans, de exploitatie en de meerjarenraming maken we een inschatting of de organisatie blijvend kan voldoen aan de rente- en aflossingsverplichting. Daarbij spelen kengetallen als solvabiliteit en liquiditeit een belangrijke rol.

We kijken ook naar de duurzaamheid en capaciteit van de aanvrager. Hoe lang is de organisatie al actief; hoe groot is de organisatie (medewerkers of leden); is de organisatie in staat de maatschappelijke doelen uit te voeren.

8.Bij de afweging betrekken wij het risico

Een garantstelling is van invloed op het risicoprofiel van de gemeente. Bij de afweging van elk verzoek betrekken we derhalve het risico van het verzoek om garantstelling.

9.Ondergrens

Als ondergrens hanteren we een bedrag van € 25.000.

10.Wensen en bedenkingen raad

Indien het besluit ingrijpende gevolgen voor de gemeente heeft, stellen wij de raad in de gelegenheid wensen of bedenkingen kenbaar te maken.

Hoofdstuk 4. Beoordeling van de aanvraag en beheer

4.1 Inleiding

In de beoordeling van de aanvraag staan zorgvuldigheid en een uniforme werkwijze centraal. Ook bij vooroverleg over een mogelijke garantstelling dienen de beleidskaders het uitgangspunt te zijn. Hiermee voorkomen we willekeur en doen we op voorhand geen toezeggingen welke we misschien niet na kunnen komen.

Het verzoek om een gemeentelijke garantstelling en lening wordt alleen in behandeling genomen na het indienen van een schriftelijke aanvraag, gericht aan het college van Ridderkerk, met de daarbij behorende documenten. Hieronder geven wij aan welke informatie door de aanvrager verstrekt moet worden en welke voorwaarden we vastleggen bij een beslissing.

4.2 Benodigde informatie bij aanvraag

Bij het indienen van een aanvraag zijn minstens de volgende documenten bijgevoegd door de aanvrager:

  • a.

    Een afwijzing van een waarborgfonds en/of twee banken waaruit blijkt dat een garantstelling op een geldlening niet bij deze organisaties te verkrijgen zijn;

  • b.

    Een document waaruit het doel, de hoogte en de looptijd van de lening blijken. Uit de omschrijving van het doel dient ook duidelijk het gemeentelijke (lokale), publieke belang naar voren te komen;

  • c.

    Een actueel uittreksel van de Kamer van Koophandel;

  • d.

    De jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van de aanvrager (inclusief eventuele accountantsverklaring);

  • e.

    Een exploitatiebegroting en liquiditeitsbegroting in meerjarig perspectief waarin rente en aflossing zijn verwerkt;

  • f.

    Een onderbouwde onderhoudsplanning voor de eerste 10 jaar; opgesteld door onderhoudsdeskundigen;

  • g.

    Kopie van het verslag van een bestuursvergadering waarin wordt ingestemd met de op te nemen geldlening;

  • h.

    Risico’s die worden verwacht;

  • i.

    Niet uit de balans blijkende verplichtingen, zoals huur- en leasecontracten en andere langlopende verplichtingen;

  • j.

    De actuele statuten c.q. conceptstatuten.

  • k.

    Naam en telefoonnummer (tijdens kantooruren) van de contactpersoon van belanghebbende.

Deze lijst is niet limitatief. Al naar gelang de aard en grootte van de aanvraag kunnen stukken niet van toepassing zijn of juist extra stukken worden opgevraagd, zoals een taxatierapport bij aankoop van een bestaande accommodatie.

4.3 Beoordelingscriteria

De beoordeling vindt plaats op drie terreinen: inhoudelijk, financieel en risicobeheersing.

De beleidsmedewerker van het team of organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarop de aanvraag betrekking heeft, beoordeelt de aanvraag inhoudelijk op (in ieder geval) de volgende punten:

  • a.

    Is er sprake van een publiek belang?;

  • b.

    Past de investering waarvoor de geldlening wordt aangegaan binnen het bestaande beleid van de gemeente?;

  • c.

    Is de aanvraag volledig?;

  • d.

    Is de urgentie voldoende aangetoond?;

  • e.

    Organisatorische aspecten; zijn er ontwikkelingen op organisatorisch vlak die invloed hebben op de continuïteit van de instelling?;

  • f.

    Zijn er wettelijk gezien belemmeringen te benoemen?

De financieel adviseur van het organisatieonderdeel waarop de aanvraag betrekking heeft, beoordeelt de aanvraag financieel op (in ieder geval) de volgende punten:

  • a.

    Is er een andere garantsteller op het gebied waarvoor de geldlening wordt aangevraagd?;

  • b.

    Liquiditeit en solvabiliteit; is de instelling in staat gedurende de looptijd van de lening te voldoen aan de aflossings- en renteverplichting?;

  • c.

    Meerjarenramingen; leiden de meerjarenramingen tot een risico voor de aflossings- en renteverplichting bij de instelling?;

  • d.

    Kent de instelling voor het komende tijdvak een sluitende begroting?

De gemeentecontroller beoordeelt de mogelijke risico’s van de aanvraag en bepaalt daarbij in ieder geval:

  • a.

    De hoogte van het risicobedrag van de aanvraag;

  • b.

    De mogelijke risicobeperkende maatregelen;

  • c.

    De waarschijnlijkheid dat het risico zich voordoet, afhankelijk van de argumenten, kanttekeningen en de beheersingsmaatregelen die de gemeente treft;

  • d.

    Het effect op de weerstandsratio van de gemeente.

4.4 Advies aan het college en besluitvorming

Na de beoordelingen stelt de beleidsmedewerker van de betreffende afdeling een collegevoorstel op. Dit advies kent in principe slechts twee mogelijke uitkomsten: Positief of negatief.

In het advies zijn de bevindingen van de financieel adviseur en de gemeentecontroller opgenomen. Zodoende dient, alvorens het collegevoorstel wordt geagendeerd, onderlinge afstemming over de inhoud van het advies tussen de drie betrokken medewerkers te hebben plaatsgevonden.

Bij het besluit over te gaan tot het verstrekken van een garantstelling worden de bij de beoordeling betrokken medewerkers en de treasurer op de hoogte gebracht. Hierna vindt de formele afwikkeling in de vorm van afspraken en overeenkomsten plaats.

4.5 Aanvullende voorwaarden na positieve beslissing

Een positieve beslissing op het verzoek gaat gepaard met aanvullende voorwaarden welke worden opgenomen in een overeenkomst met de aanvrager. Enkele van deze aanvullende voorwaarden zijn:

  • a.

    De aanvrager geeft toestemming aan de gemeente voor een aantal juridische handelingen, zoals een statutenwijziging of een wijziging in de bestemming van het onderpand.

  • b.

    De aanvrager verstrekt periodiek of naar behoefte informatie aan het college, welke nodig is voor de beoordeling van het financiële beheer door de aanvrager;

  • c.

    De aanvrager is verplicht om aan door het college aan te wijzen personen (intern en/of extern) inzage te geven in alle boeken en bescheiden en volledige medewerking te verlenen aan maatregelen, welke voor een goede controle op het financieel beheer en een goede administratie nodig zullen zijn;

  • d.

    De verbonden opstallen en daarin aanwezige inventarissen dienen te worden verzekerd volgens het maatschappelijk verkeer geldende gebruiken;

  • e.

    Een verbod tot verhuur en/of verpachting of enige vorm van vervreemding zonder schriftelijke toestemming van de borg;

  • f.

    Een eis tot permanent goed onderhoud van opstallen en het jaarlijks daarvoor voldoende financiële middelen te reserveren;

  • g.

    Verplichting tot jaarlijkse inzending van begroting en jaarrekening naar de gemeente;

  • h.

    Toestemming van de gemeente is vereist bij fusie, wijziging van rechtsvorm of statutenwijziging. De gemeente moet in deze gevallen eerst beoordelen of het risicoprofiel daarmee verslechtert;

  • i.

    Bij het aangaan van nieuwe leningen of garantstellingen door de aanvrager is schriftelijke toestemming van de gemeente vereist;.

  • j.

    Wanneer de gemeente wordt aangesproken als borg voor de betaling van rente en aflossing van een geldlening, blijft deze betaling als schuld op de geldnemer rusten, vermeerderd met de op het moment van aanspraak geldende wettelijke rente;

  • k.

    Ingeval van aanspraak op een financiering verbonden aan vastgoed zonder zakelijk recht krijgt de gemeente de volledige beschikking over het vastgoed. Hiervoor wordt recht van eerste hypotheek gevestigd.

Deze lijst is niet limitatief. Al naar gelang de aard en grootte van de aanvraag kunnen extra voorwaarden worden gesteld of juist niet van toepassing zijn.

4.6 Maatregelen en informatie ten behoeve van monitoring, en beheersing van de risico’s

De hieronder genoemde maatregelen gelden in eerste aanleg alleen voor garantstellingen waarover is besloten na vaststelling van deze nota. Voor de reeds lopende garantstellingen streven we er wel naar zoveel mogelijk dezelfde werkwijze in te stellen.

Om de risico’s voor de gemeente inzichtelijk te houden gedurende de looptijd van de garantstelling, nemen we extra maatregelen. Hoewel garantstellingen meestal onherroepelijk van aard zijn en de risico’s nooit volledig zijn uit te sluiten, helpen deze maatregelen in de monitoring hiervan en houden we een actueel beeld. Het verzamelen en beoordelen van de gevraagde informatie komt tot stand in hetzelfde team als waar de beoordeling van de aanvraag heeft plaatsgevonden; de betrokken beleidsmedewerker en financieel adviseur en de gemeentecontroller.

De maatregelen en gevraagde informatie omvatten in ieder geval:

  • a.

    Binnen vier maanden na het eind van ieder boekjaar dient de organisatie het jaarverslag en de jaarrekening in (inclusief accountantsverslag indien van toepassing);

  • b.

    In oktober van ieder jaar dient de organisatie een begroting in voor het daaropvolgende jaar;

  • c.

    In bovengenoemd jaarverslag en begroting heeft de organisatie voldoende aandacht besteedt aan de financiële risico’s;

  • d.

    De organisatie informeert het college onmiddellijk bij financiële tegenvallers. Daarbij houden we, in eerste aanleg, een grens aan van 10% van het balanstotaal;

  • e.

    Het college is bevoegd gedurende de looptijd van de gemeentelijke garantstelling, (financiële) informatie op te vragen bij de organisatie, en aanwijzingen te geven omtrent inhoudelijke en financiële zaken om de gemeentelijke risico’s van de garantstelling te beperken. De geldnemer is verplicht deze aanwijzingen op te volgen en passende maatregelen te nemen;

  • f.

    De lening en eventuele opbrengsten uit de lening worden enkel gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangegaan;

  • g.

    In aanloop naar de gemeentelijke begroting vindt jaarlijks een risico-inventarisatie plaats, zodat eventuele afwijkingen verwerkt kunnen worden in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.

  • h.

    In geval van betaling door de gemeente van rente, aflossing of boete inzake de garantielening ontvangt de geldnemer een nota voor hetzelfde bedrag welke per omgaande dient te worden voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling.

Als een waarborgfonds, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) of de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS), (mede) optreedt als garantsteller naast de gemeente maken we zoveel mogelijk gebruik van de rapportages die deze fondsen opstellen en betrekken deze informatie bij onze monitoring en beheersing van de risico’s.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen en inwerkingtreding

5.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt de dag na bekendmaking in werking.

5.2 Citeertitel

Deze regeling wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald als “Nota Garantstellingen en Leningen Gemeente Ridderkerk 2021”

Ondertekening

Aldus besloten op 8 juni 2021,

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk,

de secretaris,

dhr. H.W.J. Klaucke

de burgemeester,

mevr. A. Attema