Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021

Geldend van 04-04-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021

Nummer: 139

De raad van de gemeente Lelystad,

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2021;

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet;

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 4 mei 2021

B E S L U I T:

Vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 0 Opschriften

  • 1. Waar in artikelen wordt inhoudelijk afgeweken van de model APV van de VNG of daar een nadere invulling aan wordt gegeven, wordt dit aangegeven met een ‘(L)’.

  • 2. Artikelen met de aanduiding ‘(Gereserveerd)’ zijn in het kader van deregulering niet overgenomen van de model APV van de VNG.

  • 3. Artikelen met de aanduiding ‘(Vervallen)’ zijn conform de model APV van de VNG overgenomen, met uitzondering van de bepalingen die zijn overgeheveld naar de Verordening Fysieke Leefomgeving Lelystad.

Artikel 1:1 Definities (L)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet’;

  • bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij in deze verordening een andere beslistermijn is vastgesteld.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1:3

(Vervallen)

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen (L)

  • 1. Aan een vergunning, ontheffing of melding kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, of een kennisgeving van de melding heeft ontvangen, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a. ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c. de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d. van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e. de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

      is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2:1A Verstoring van de openbare orde (L)

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426bis en 431 het Wetboek van strafrecht, is het verboden op of aan een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, op enigerlei wijze de openbare orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

  • 2. Het is verboden om in het geval van wanordelijkheden of indien er ernstig gevaar voor het ontstaan daarvan dreigt, op de in het eerste lid genoemde plaatsen, een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om de orde te verstoren, bij zich te hebben.

    3. Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van de weg of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.

Artikel 2:2

(Vervallen)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Artikel 2:4

(Vervallen)

Artikel 2:5

(Vervallen)

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

(Gereserveerd)

Artikel 2:7

(Vervallen)

Artikel 2:8

(Vervallen)

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

(Gereserveerd)

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

(Vervallen, opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publiek functie daarvan

(Vervallen, opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

(Vervallen, opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

(Vervallen, opgenomen in artikel 2.3 van de verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:13

(Vervallen)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

(Vervallen, opgenomen in artikel 3.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

(Vervallen, opgenomen in artikel 3.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke

(Vervallen, opgenomen in artikel 3.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke

(Gereserveerd)

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

(Gereserveerd)

Artikel 2:19

(Vervallen)

Artikel 2:20

(Vervallen)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

(Vervallen, opgenomen in artikel 3.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

(Gereserveerd)

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

(Gereserveerd)

Afdeling 3. Evenementen

Artikel 2:24 Definities

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen in de regulier bedrijfsvoering;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:39;

    • g.

      een straatfeest of buurtbarbecue op één dag; (L)

    • h.

      sportwedstrijden, binnen de reguliere competitie of binnen de eigen vereniging die plaatsvinden op sportterreinen, in sporthallen of sportzalen, niet zijnde vechtsportwedstrijden en – gala’s als bedoeld in het tweede lid, onder e. (L)

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      vechtsportwedstrijden of -gala’s. (L)

  • 3. In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 500 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 09.00 en 00.00 uur;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 75 dB(A) op 10 meter afstand van de luidsprekers;(L).

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op een rijbaan van een doorgaande weg, (brom)fietspad of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en (L)

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object.

  • 4. Evenementen worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    Klein evenement: evenement dat voldoet aan de criteria van het derde lid;

  • b.

    A-evenement: evenement waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer;

  • c.

    B-evenement: evenement waarbij sprake is van een grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer;

  • d.

    C-evenement: evenement waarbij sprake is van een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen voor het verkeer. (L)

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisator ten minste acht werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester op een daartoe vastgesteld meldingsformulier.

  • 4. De burgemeester kan binnen acht werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5. Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6. Het derde lid is niet van toepassing op krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder e, genoemde vechtsportwedstrijden of -gala’s.(L)

  • 7. Het derde lid is niet van toepassing op een evenement dat plaatsvindt in een gebouw en het gebruik niet overeenkomt met de gebruiksvergunning of – melding van dat gebouw. (L)

  • 8. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in eerste lid weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is. (L)

  • 9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien: (L)

    • a.

      de vooraankondiging van een B- of een C-evenement niet vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de jaarkalender wordt vastgesteld is ingediend;

    • b.

      een A-evenement niet tenminste acht weken voor aanvang van het evenement is ingediend;

    • c.

      een B- of C-evenement niet tenminste zestien weken voor aanvang van het evenement is ingediend;

    • d.

      het evenement niet past binnen het evenementenvergunningenbeleid en de locatieprofielen van Lelystad.(L)

  • 10. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:25A Nadere regels (L)

De burgemeester kan in het belang van:

  • a. de openbare orde;

  • b. de openbare veiligheid;

  • c. de volksgezondheid;

  • d. de bescherming van het milieu;

nadere regels stellen ten aanzien van de in artikel 2:24, eerste lid, bedoelde activiteiten en evenementen en categorieën evenementen zoals bedoeld in artikel 2:24, tweede en vierde lid.

Artikel 2:25B Beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 1:2 beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, voor zover het betreft een B- en C-evenement, binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • 2. In afwijking van artikel 1:2 kan het bevoegde bestuursorgaan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Definities (L)

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • een hotel restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, zaalverhuurbedrijf, buurthuis of clubhuis;

      • elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. En elke andere inrichting, waarvan de bedrijvigheid in ieder geval in belangrijke mate mede gericht is op het verstrekken van etenswaren en/of dranken, ten einde deze ter plaatse te nuttigen, het bieden van amusement en het gelegenheid geven tot ontspanning;

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    • c.

      leidinggevende:

      • 1.

        de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend;

      • 2.

        de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;

      • 3.

        de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van een openbare inrichting.’

    • d.

      beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een openbare inrichting;

Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting (L)

  • 1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op een openbare inrichting die zich bevindt in:

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      een zorginstelling;

    • c.

      een museum;

    • d.

      een onderwijsinstelling;

    • e.

      een bedrijfskantine of – restaurant;

    • f.

      een kerkelijke instelling;

    • g.

      een sportorganisatie of - instelling;

    • h.

      een jeugdinstelling; of

    • i.

      een bibliotheek;

      voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de hoofdactiviteit.

  • 3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid is verder niet van toepassing op een openbare inrichting:

    • a.

      die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als inrichting waarin uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren, zoals belegde broodjes, patates frites, en snacks worden verkocht en waarin het nuttigen van etenswaren en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse geen hoofdactiviteit is, tenzij belangen als bedoeld in de artikelen 1:8 of 2:28A, tweede lid, geschaad worden;

    • b.

      die gelegen is op een kampeer- of caravanterrein of een terrein bedoeld voor dagrecreatie;

    • c.

      die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;

    • d.

      die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is voor hotelovernachtingen waar uitsluitend voor de hotelgasten (alcoholvrije) dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt.

  • 4. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, indien:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel;

    • b.

      er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in de artikelen 1:8, 2:28A, eerste lid, onder a, 2:28A, tweede lid.

  • 5. De vrijstelling wordt ingetrokken als is gehandeld in strijd met het bepaalde in het vierde lid.

  • 6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het vierde lid.

Artikel 2:28A Weigerings- en intrekkingsgronden exploitatievergunning (L)

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1:6 en 1:8 weigert de burgemeester de vergunning of trekt deze in indien:

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan;

    • b.

      de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de leidinggevende niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • d.

      de leidinggevende onder curatele is gesteld;

    • e.

      de ingediende vergunningaanvraag niet of niet langer overeenstemt met de feiten, welke relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen of genomen beslissing;

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1:6 en 1:8, kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren of intrekken, indien:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting;

    • b.

      aannemelijk is dat de leidinggevende betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de openbare inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • c.

      de leidinggevende strafbare feiten pleegt in de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten worden gepleegd;

    • d.

      de leidinggevende zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht of seksuele geaardheid;

    • e.

      zich in of vanuit de openbare inrichting anderszins feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de openbare inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • f.

      in strijd met artikel 2:28D wordt gehandeld;

    • g.

      er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd.

Artikel 2:28B Wijziging leidinggevende (L)

  • 1. Een leidinggevende als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, sub c, onder 1, meldt aan de burgemeester zijn wens een persoon als leidinggevende, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, sub c, onder 2 en/of 3, te laten bijschrijven of door te halen op de aan hem verleende vergunning.

  • 2. De melding als genoemd in het eerste lid geldt als aanvraag tot wijziging van de vergunning.

  • 3. De in het eerste lid aangemelde nieuwe leidinggevende mag werkzaam zijn in de openbare inrichting waarvoor de vergunning is verleend, mits de ontvangst van die melding is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is besloten.

  • 4. Het bepaalde in artikel 2:28A, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:28C Vergunningaanvraag en vergunning (L)

  • 1. De burgemeester kan nadere regels vaststellen omtrent de gegevens en de bescheiden die bij een vergunningaanvraag als bedoeld in artikel 2:28 moeten worden overgelegd.

  • 2. Per inrichting wordt niet meer dan één aanvraag tegelijk in behandeling genomen

  • 3. De vergunning is persoons- en locatiegebonden en is niet overdraagbaar.

  • 4. In afwijking van artikel 1:7, eerste lid en onverminderd het bepaalde in artikel 1:7, tweede lid, kan een vergunning voor bepaalde tijd verleend worden in het belang van de openbare orde.

Artikel 2:28D Aanwezigheid leidinggevende (L)

Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:

  • a.

    een leidinggevende die vermeld staat op de vergunning, als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid;

  • b.

    een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 2:28B, eerste lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

Artikel 2:28E Vervallen vergunning (L)

Een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 vervalt van rechtswege, wanneer:

  • a.

    sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • b.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • c.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur.

  • 2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 4. In afwijking van de in het eerste lid gestelde sluitingstijden, kan de burgemeester in het belang van de openbare orde of het woon- en leefklimaat andere sluitingstijden vaststellen voor één of meer openbare inrichtingen of categorieën van openbare inrichtingen.(L)

  • 5. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, tweede lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 6. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer of een geldend bestemmingsplan is voorzien.

  • 7. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin, met betrekking tot een bij de inrichting behorend terras, wordt voorzien door de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad of een op grond daarvan verleende toestemming.(L)

  • 8. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; (tijdelijke) sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

  • 3. De burgemeester kan een openbare inrichting sluiten indien deze wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning, zoals bedoeld in artikel 2:28, eerste lid.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:29 of artikel 2:30;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

(Gereserveerd)

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:34

(Vervallen)

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

Artikel 2:34A Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • alcoholhoudende drank;

  • horecabedrijf;

  • horecalokaliteit;

  • inrichting;

  • paracommerciële rechtspersoon;

  • sterke drank;

  • slijtersbedrijf;

  • zwak-alcoholhoudende drank;

dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

Artikel 2:34B Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Een paracommerciële rechtspersoon die zich richt op activiteiten van sportieve aard verstrekt uitsluitend alcoholhoudende drank op:

    • a.

      Maandag tot en met vrijdag vanaf 17.00 uur tot 23.00 uur;

    • b.

      zaterdag vanaf 12.00 uur tot 24.00 uur; en

    • c.

      zondag vanaf 12.00 uur tot 23.00 uur.

  • 2. Een paracommerciële rechtspersoon waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit de doelstellingen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 12.00 uur tot 23.00 uur.

  • 3. Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op:

    • a.

      Maandag tot en met vrijdag vanaf 17.00 tot 02.00 uur en

    • b.

      zaterdag en zondag vanaf 13.00 uur tot 03.00 uur.

  • 4. Een paracommercieel rechtspersoon kan onverminderd het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken:

  • vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.

  • 5. Een paracommercieel rechtspersoon kan tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, alcoholhoudende drank verstrekken tot maximaal 6 bijeenkomsten. De schenktijden zoals vermeld in het eerste, tweede en derde lid zijn hierbij onverminderd van toepassing.

  • 6. Een paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk 2 weken voor een bijeenkomst als bedoeld in het vijfde lid hiervan melding aan de burgemeester.

Artikel 2:34C Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

(Gereserveerd)

Artikel 2:34D Koppeling toegang aan leeftijden

(Gereserveerd)

Artikel 2:34E Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven

(Gereserveerd)

Artikel 2:34F Verbod ‘happy hours’

Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 2:34G Artikel 2:34G Vrijstelling ten behoeve van proeverijen in een slijtersbedrijf

  • 1.

    Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

  • 2.

    De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Definitie

In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37

(Vervallen)

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:38A Definities

  • 1. In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2. In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de artikelen 2:40A tot en met 2:40M van deze verordening.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

  • 4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

  • 1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.

  • 2. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

Afdeling 7A. Speelautomatenhallen (L)

Artikel 2:40A Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b. Speelautomatenbesluit: KB van 23 mei 2000, Stbl 224, houdende regels ter uitvoering van titel VA van de wet, zoals gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415

  • c. speelautomaat: een toestel als bedoeld in artikel 30, onder a, van de wet;

  • d. behendigheidsautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder b, van de wet;

  • e. kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de wet;

  • f. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de wet;

  • g. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de wet;

  • h. speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30c, lid 1, onder b, van de wet;

  • i. leidinggevende:

    • 1.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico een inrichting, zoals bedoeld in lid h, wordt geëxploiteerd;

    • 2.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin een inrichting, zoals bedoeld in lid h, wordt uitgeoefend;

    • 3.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van een inrichting, zoals bedoeld in lid h;

  • j. vergunning: een vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal in een inrichting, zoals bedoeld in lid h;

  • k. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de vergunning, als bedoeld in artikel 2:40B van deze verordening is verleend;

  • l. weg: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Artikel 2:40B Exploitatievergunning speelautomatenhal

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester kan uitsluitend voor maximaal twee speelautomatenhallen een exploitatievergunning verlenen.

  • 3. De burgemeester verleent op grond van artikel 30b van de wet de aanwezigheidsvergunning speelautomaten. Rekening houdend met de oppervlakte van de speelautomatenhal, kan er voor maximaal 150 speelautomaten een aanwezigheidsvergunning worden verleend.

    4. De exploitatievergunning vervalt, indien de beslissing op een aanvraag om een nieuwe exploitatievergunning van een speelautomatenhal in hetzelfde pand in werking is getreden.

  • 5. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 2:40C Verdelingsprocedure exploitatievergunning

  • 1. De verdeling van een vrijgekomen exploitatievergunning zal overeenkomstig het bepaalde in de dan geldende openbare verdelingsprocedure plaatsvinden.

  • 2. De burgemeester stelt een openbare verdelingsprocedure, zoals bedoeld in het eerste lid, vast.

3. De burgemeester kan in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

nadere regels stellen ten aanzien van de procedure ter verkrijging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:40B.’

Artikel 2:40D Vergunningaanvraag exploitatievergunning

De natuurlijke persoon of de rechtspersoon vraagt een vergunning aan voor het exploiteren van een speelautomatenhal onder overlegging van:

  • a. een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier met bijbehorende bescheiden, dat volledig is ingevuld en ondertekend;

  • b. een plattegrond waarop of waarbij een nauwkeurige beschrijving van de inrichting is opgenomen inclusief oppervlakte, het aantal en type speelautomaten en de opstelplekken van de speelautomaten.

  • c. een bewijs waaruit blijkt dat over de ruimte beschikt kan worden.

  • d. wettelijke bewijsstukken, ingevolge artikel 30d, vierde lid, onder b, van de wet, van alle leidinggevenden.

Artikel 2:40E Beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 1:2 beslist de burgemeester op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken nadat de uitslag van de verdeelprocedure, zoals bedoeld in artikel 2:40C, aan de aanvragers schriftelijk bekend is gemaakt.

  • 2. de burgemeester kan de termijn zoals genoemd in het eerste lid voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 2:40F Gegevens en voorschriften vergunning

  • 1. De vergunning is persoons- en locatiegebonden en is niet overdraagbaar.

  • 2. In de vergunning wordt de naam vermeld van alle leidinggevenden alsmede het vestigingsadres van de speelautomatenhal.

  • 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    • a.

      de openingstijden van de speelautomatenhal;

    • b.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • c.

      het toegangsregime en de toegangsregistratie van de speelautomatenhal;

    • d.

      het voorkomen van de verstoring van de openbare orde en veiligheid;

    • e.

      het voorkomen de van verstoring van het woon- en leefklimaat;

    • f.

      het voorkomen en bestrijden van gokverslaving;

    • g.

      het aantal kansspelautomaten dat mag worden opgesteld;

    • h.

      de exploitatie van de speelautomatenhal.

  • 4. De speelautomatenhal mag uitsluitend voor het publiek geopend zijn, indien er een leidinggevenden aanwezig is die op de vergunning vermeld staat.

Artikel 2:40G Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning wordt geweigerd indien:

    • a.

      het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen verleend is;

    • b.

      de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het omgevingsplan, behoudens in het geval een gerede kans bestaat dat functiewijziging op de locatie planologisch ingepast kan worden en het college de principebereidheid heeft uitgesproken om een procedure tot afwijken van het bestemmingsplan voor de locatie te starten.

    • c.

      niet voldaan wordt aan de in artikel 2:40D gestelde eisen;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet gestelde eisen;

    • e.

      leidinggevenden de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt;

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd indien:

    • a.

      door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar oordeel van de burgemeester het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving, het karakter van de winkelstraat of winkelbuurt dan wel de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de speelautomatenhal;

    • b.

      de speelautomatenhal toegankelijk is voor het publiek via een andere inrichting en niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de weg of een centrale hal. De speelautomatenhal heeft een eigen toegang.

Artikel 2:40H Intrekkingsgronden

  • 1. De vergunning wordt ingetrokken indien:

    • a.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming is;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet gestelde eisen.

  • 2. De vergunning kan worden ingetrokken indien:

    • a.

      de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is verleend, zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 2:40G, tweede lid, onder a.;

    • b.

      aannemelijk is dat de leidinggevende betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de speelautomatenhal, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal;

    • c.

      de leidinggevende strafbare feiten pleegt in de speelautomatenhal, dan wel toestaat of gedoogt dat in de speelautomatenhal strafbare feiten worden gepleegd;

    • d.

      zich in of vanuit de speelautomatenhal anderszins feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de speelautomatenhal gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal;

    • e.

      gedurende een periode van tenminste zes maanden geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • f.

      in strijd met deze verordening of met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wordt gehandeld.

Artikel 2:40I Wijziging exploitatie

  • 1. De vergunning kan uitsluitend ten name worden gesteld van de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de vergunning is toegewezen.

  • 2. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 3. Onder overdracht van de vergunning wordt in dit verband ook begrepen een aandelenoverdracht van de rechtspersoon waaraan de vergunning op grond van deze verordening is verleend, alsmede een wijziging van zeggenschap. Onder wijziging van zeggenschap wordt onder meer verstaan; een wijziging in aandeelhouderschap door overdracht van aandelen, fusie of splitsing alsmede het sluiten van overeenkomsten waarin aan een (ten tijde van de vergunningverlening) minderheidsaandeelhouder met betrekking tot bepaalde beslissingen een doorslaggevende stem wordt toegekend.

  • 4. De vergunning geldt uitsluitend voor de locatie waarvoor deze is verleend en geeft geen recht tot exploitatie van een speelautomatenhal elders in de gemeente.

Artikel 2:40J Wijziging vergunninghouder/rechtspersoon

  • 1. Indien de vergunninghouder de exploitatie van zijn speelautomatenhal beëindigt, vervalt de exploitatievergunning van rechtswege.

  • 2. Indien de exploitatievergunning ingevolge eerste lid is vervallen of ingevolge artikel 2:40H is ingetrokken, geeft de burgemeester toepassing aan de procedure als bedoeld in artikel 2:40C, voor zover de burgemeester opnieuw tot het verlenen van een exploitatievergunning wil overgaan.

  • 3. In het geval beëindiging van de exploitatie het gevolg is van het overlijden van een de vergunninghouder dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, door de rechtsopvolgers onder algemene titel binnen twaalf weken een nieuwe exploitatievergunning te worden aangevraagd ter voortzetting van de exploitatie voor de nog resterende termijn zoals aan de overleden vergunninghouder vergund.

  • 4. In alle andere gevallen van wisseling van de vergunninghouder dient, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2:40I en artikel 2:40J, tweede lid, binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd ter voortzetting van de exploitatie voor de nog resterende termijn zoals aan de oorspronkelijke vergunninghouder vergund.

  • 5. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag als bedoeld in derde en vierde lid niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de oorspronkelijke exploitatievergunning.

Artikel 2:40K Wijziging leidinggevende

  • 1. De vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven of door te halen op de aan hem verleende vergunning.

  • 2. De melding als genoemd in het eerste lid geldt als aanvraag tot wijziging van de vergunning.

  • 3. De in het eerste lid aangemelde nieuwe leidinggevende mag werkzaam zijn in de speelautomatenhal waarvoor de vergunning is verleend, mits de ontvangst van die melding is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

  • 4. Het bepaalde in artikel 2:40D, onder d, en artikel 2:40G, eerste lid, onder e, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:40L Looptijd van de vergunning

  • 1. De vergunning die na 1 januari 2022 volgens de verdelingsprocedure van artikel 2:40C, eerste lid, gegund wordt, wordt verleend voor een periode van vijf (5) jaar.

  • 2. De vergunning als bedoeld in artikel 2:40K, tweede lid, wordt verleend voor de resterende termijn van de oorspronkelijk verleende vergunning aan de vergunninghouder.

  • 3. Na afloop van de onder het eerste lid genoemde termijn, is artikel 2:40C van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 7B. Voor publiek openstaande gebouwen

Artikel 2:40N Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • 3. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

  • 4. Een ieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5. Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

  • 6. De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.’

Artikel 2:40O Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28, 2:39, 2:40B of 3:3;

    • b.

      beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

    • c.

      exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2. De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4. De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

    • c.

      het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • d.

      het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

    • e.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

    • f.

      voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • h.

      een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • b.

      als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

    • e.

      als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • f.

      als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7. Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8. De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

    • a.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10. Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:40N, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12. Een ieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin te verblijven.

  • 14. De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15. In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.’

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

  • 5. Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 6. Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

  • 1. Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen en geprepareerde voorwerpen (L)

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 3. Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels een voorwerp te vervoeren of bij zich te hebben dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel) diefstal te vergemakkelijken.

  • 4. Het in het derde lid verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voorwerp niet bestemd is voor het plegen van (winkel) diefstallen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke

(Gereserveerd)

Artikel 2:46 Rijden over bermen

(Gereserveerd)

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:47A Overnachten op de weg (L)

  • 1. Het is verboden om de weg als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan de weg een voertuig, woonwagen, kampeerwagen, caravan, tent of een soortgelijk of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, ontsiering van het stadsbeeld, verontreiniging, besmettelijke ziekten en brandgevaar.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op de door het college daartoe aangewezen plaatsen.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

Artikel 2:48A Verkoop en gebruik lachgas (L)

[vervallen]

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel:

    • a.

      zich in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.

Artikel 2:50A Messen en andere voorwerpen als steekwapen

  • 1. Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke

(Gereserveerd)

Artikel 2:53 Bespieden van personen

(Gereserveerd)

Artikel 2:54

(Vervallen)

Artikel 2:55

(Vervallen)

Artikel 2:56

(Vervallen)

Artikel 2:57 Loslopende honden

(Vervallen, opgenomen in artikel 4.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

(Vervallen, opgenomen in artikel 4.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4. Onverminderd artikel 4.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59A Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

(Vervallen, opgenomen in artikel 4.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:61

(Vervallen)

Artikel 2:62 Loslopend vee

(Gereserveerd)

Artikel 2:63 Duiven

(Gereserveerd)

Artikel 2:64 Bijen

(Vervallen, opgenomen in artikel 4.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats via het Digitaal Opkopersregister

  • 3. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.(L)

  • 4. Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • 1.

      dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • 2.

      van een verandering van de onder 1° bedoelde adressen;

    • 3.

      dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • 4.

      dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.

  • b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69

(Vervallen)

Artikel 2:70

(Vervallen)

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

(Gereserveerd)

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling (L)

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3. De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:73A Bij zich hebben van carbid (L)

  • 1. Het is verboden carbid te schieten.

  • 2. Het is verboden carbid op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats voorhanden te hebben, indien zulks ertoe kan leiden dat de openbare orde wordt verstoord of aanleiding kan geven tot gevaar, schade of overlast.

Artikel 2:73B Gebruik van carbid (L)

    • 1.

      Het college kan in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast plaatsen aanwijzen waarbij het verbod van artikel 2:73A, eerste lid, niet geldt.

    • 2.

      Het carbid schieten is uitsluitend toegestaan op de in het eerste lid aangewezen plaatsen en uitsluitend op 31 december van enig jaar tussen 10.00 en 17.00 uur.

    • 3.

      Bij het aanwijzen van plaatsen worden nadere voorwaarden gesteld aan het carbid schieten.

    • 4.

      Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Afdeling 11. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74A Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:3, 2:26, 2:47, 2:48, 2:48A, 2:49, 2:50, 2:73, 2:73A, 2:73B, 2:74 en 2:74A groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2. De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van alle voor door het publiek toegankelijke parkeerterreinen.

  • 3. De burgemeester zendt, indien van toepassing, na afloop van de periode waarin de camera’s zijn geplaatst een beknopt verantwoordingsverslag aan de raad over het gevoerde cameratoezicht.(L)

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 3x24 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2. Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid, kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste aantal acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.’

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen indien de in het eerste lid bedoelde zorgplicht wordt geschonden.(L)

Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 3:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

  • bevoegd bestuursorgaan: het college of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;

  • erkenning: een melding van een zelfstandig thuiswerkende prostituee dat prostitutie wordt bedreven op het adres waar hij/zij staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (woonadres): (L)

  • escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;

  • exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;

  • klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;

  • seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

  • seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.

  • zelfstandig thuiswerkende prostituee: een persoon die als enige bewoner of bewoonster werkzaam is als prostituee op het adres waar hij/zij staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (woonadres). (L)

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:3 Vergunning (L)

  • 1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op een zelfstandig thuiswerkende prostituee.

  • 3. Een zelfstandig thuiswerkende prostituee kan een melding tot erkenning doen.

  • 4. Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 5. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 6. Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.

  • 7. De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is niet overdraagbaar.

Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen

Het bevoegde bestuursorgaan kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.

Artikel 3:5 Raamprostitutiebedrijven

Voor het uitoefenen van een raamprostitutiebedrijf wordt geen vergunning verleend.

Artikel 3:6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend middels een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;

    • f.

      het telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • g.

      een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;

    • h.

      indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;

    • i.

      een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;

    • j.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;

    • k.

      indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;

    • l.

      indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding;

  • 3. Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.

  • 4. Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • 2.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • 6.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie

    • i.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

  • 2. Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3. De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4. Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee en wordt de periode van 5 jaar met de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf verlengd.

  • 5. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      als voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is aangevraagd;

    • e.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;

    • f.

      als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven;

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning

  • 1. De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de exploitant;

    • b.

      indien van toepassing, die van de beheerder;

    • c.

      voor welke activiteit de vergunning is verleend;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      indien van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;

    • g.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

    • h.

      indien van toepassing de geldigheidsduur van de vergunning;

    • i.

      het nummer van de vergunning.

  • 2. De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1. De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14, tweede lid, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

    • d.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • e.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h;

    • f.

      de vergunninghouder dat verzoekt;

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan;

  • 2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      als op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur daartoe gegronde redenen bestaan.

    • d.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • e.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

    • f.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

    • g.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • h.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • i.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • j.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden

De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.

Artikel 3:11 Verlenging vergunning

(Gereserveerd)

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
  • 1. Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

    • op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 en 06.00 uur;

    • op zaterdag en zondag tussen 03:00 en 06.00 uur;

      tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 2. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 3. Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

Artikel 3:13 Adverteren

Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:

  • a. geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;

  • b. vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en

  • c. als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
  • 1. Prostitutie vindt uitsluitend plaats door een prostituee die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.

  • 2. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3. Het is een prostituee verboden:

    • a.

      te handelen in strijd met het eerste lid;

    • b.

      werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

Artikel 3:15 Bedrijfsplan
  • 1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:

    • a.

      op het gebied van hygiëne;

    • b.

      ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;

    • c.

      ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

    • d.

      ter voorkoming van strafbare feiten.

  • 2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:

    • a.

      de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;

    • b.

      inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;

    • c.

      in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;

    • d.

      in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;

    • e.

      de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;

    • f.

      de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

    • g.

      de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

    • h.

      de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;

    • i.

      de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;

    • j.

      aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;

    • k.

      de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

    • l.

      de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

    • m.

      de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

    • n.

      de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;

    • o.

      de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.

  • 3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.

  • 4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.

  • 5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.

  • 6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

(Gereserveerd)

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
  • 1. De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

  • 2. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;

    • b.

      er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;

      • 1.

        de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

      • 2.

        de verhuuradministratie;

      • 3.

        met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;

      • 4.

        de werkroosters van de beheerders;

    • c.

      de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

    • d.

      medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;

    • e.

      onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;

    • f.

      onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur.

    • g.

      gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.

Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie

Artikel 3:18 Raamprostitutie

Het is een prostituee verboden:

  • a. zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

  • b. passanten te benaderen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

Artikel 3:19 Straatprostitutie

Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie

Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, eerste lid, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

Afdeling 4. Overige bepalingen

Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten

  • 1. Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

  • 2. Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.

  • 3. Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet in een seksinrichting waarvoor mede een vergunning is verleend.

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

(Vervallen, en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

(Vervallen, opgenomen in artikel 5.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

(Vervallen, opgenomen in artikel 5.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

(Vervallen, opgenomen in artikel 5.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:4

(Vervallen)

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

(Vervallen, opgenomen in artikel 5.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

(Vervallen, opgenomen in artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

(Vervallen)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

(Vervallen, opgenomen in artikel 6.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

(Vervallen)

Artikel 4:9A Bescherming regenwaterriolering

(Vervallen, opgenomen in artikel 6.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:9B Verbod oplaten ballonnen

(Vervallen, opgenomen in artikel 6.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

(Vervallen, opgenomen in artikel 7.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

(Vervallen, opgenomen in artikel 7.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:12

(Vervallen)

Artikel 4:12A Afstand tot de erfgrens

(Vervallen, opgenomen in artikel 7.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag mest, afvalstoffen enz.

(Vervallen, opgenomen in artikel 8.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:14

(Vervallen)

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

(Vervallen, opgenomen in artikel 8.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:16

(Vervallen)

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

(Vervallen, opgenomen in artikel 1.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

(Vervallen, opgenomen in artikel 9.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

(Vervallen, opgenomen in artikel 9.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 6. Bescherming van flora en fauna

Artikel 4:20 Bescherming groenvoorzieningen

(Vervallen, opgenomen in artikel 10.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Artikel 5:1

(Vervallen)

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.5 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:7 Parkeren reclamevoertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.6 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:8 Parkeren grote voertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.7 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.8 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.9 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.10 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

(Vervallen, opgenomen in artikel 11.11 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring; of

    • b.

      door een instelling met een CBF-keurmerk in de aangewezen periode van het collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving; of (L)

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

    • d.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:14 Definitie

  • 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2. Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 12.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • 1. Het is verboden te venten op door het college aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 4. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

Artikel 5:16

(Vervallen)

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

(Vervallen, opgenomen in artikel 12.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

(Vervallen, opgenomen in artikel 12.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

(Vervallen, opgenomen in artikel 12.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

(Vervallen, opgenomen in artikel 12.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:21

(Vervallen)

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Definitie

  • 1. In deze afdeling wordt onder snuffelmarkt verstaan een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.

  • 2. Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • b.

      een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

Afdeling 6. Openbaar water

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen niet zijnde woonschepen

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:26

(Vervallen)

Artikel 5:27

(Vervallen)

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatwerken

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

(Vervallen)

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.5 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:31A Verbod gemotoriseerde vaartuigen

(Vervallen, opgenomen in artikel 13.6 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen

(Vervallen, opgenomen in artikel 14.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

(Vervallen, opgenomen in artikel 14.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

(Vervallen, opgenomen in artikel 6.4 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

(Vervallen, opgenomen in artikel 15.1 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

(Vervallen, opgenomen in artikel 15.2 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Artikel 5:37 Hinder of overlast

(Vervallen, opgenomen in artikel 15.3 van de Verordening fysieke leefomgeving)

Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikelen 2:47, 2:47A, 2:48, 2:48A, 2:49, 2:50, 2;51, 2:59, 2:59A, 2:73A, 2:73B.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

    • a.

      de medewerker(s) handhaving;

    • b.

      de opzichter(s);

    • c.

      de parkeercontroleur(s);

    • d.

      de milieuhandhaver(s);

    • e.

      ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Intrekking oude verordening

De Algemene plaatselijke verordening 2015, met citeertitel Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op [datum].

Artikel 6:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 22 juni 2021.

De voorzitter, De griffier,

BIJLAGE 1 behorende bij artikel 1.1, onder a, bebouwde kom

afbeelding binnen de regeling