Regeling vervallen per 09-09-2023

Beleidsregel van het college van Loon op Zand houdende regels omtrent wegtreinen

Geldend van 24-06-2021 t/m 08-09-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van Loon op Zand houdende regels omtrent wegtreinen

De gemeente Loon op Zand is een toeristisch recreatieve gemeente en heeft een uitgestrekt buitengebied. Om onze mooie gemeente aan toeristen te laten zien, kunnen er in de gemeente zogenoemde wegtreinen worden toegelaten. Ook kunnen wegtreinen als pendeldienst worden ingezet.

In deze beleidsregels worden de gemeentelijke eisen/regels met betrekking tot deze wegtreinen beschreven. Deze eisen/regels zijn van toepassing voor het rijden met een wegtrein op de wegen die opengesteld zijn voor motorvoertuigen in de gemeente Loon op Zand.

Wat is een wegtrein?

Onder wegtreinen worden voertuigen verstaan, waarbij personen in een aanhanger getrokken door een motorvoertuig worden vervoerd. Wegtreinen kunnen verschillende functies hebben. Daarom maken we onderscheid tussen twee categorieën wegtreinen:

  • 1.

    Een wegtrein voor recreatief gebruik;

  • 2.

    Een wegtrein die gebruikt wordt als een pendeldienst.

Relevante regelgeving

Volgens artikel 61b lid 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV) is het vervoeren van passagiers in aanhangwagens die getrokken worden door een motorvoertuig verboden, tenzij het college van burgemeester en wethouders hiervoor een vergunning afgeeft.

Met andere woorden: de gemeente is bevoegd om (onder voorwaarden) vergunning te verlenen om het rijden op openbare wegen met een ‘wegtrein’ toe te staan (artikel 61b lid 2 onder e.

Artikel 61b van het RVV

  • 1.

    Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van een ambulance, dierenambulance, of voertuig dat blijkens een aantekening op het kentekenbewijs speciaal is uitgerust voor rolstoelvervoer;

    • b.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • c.

      op het vervoer van een persoon op de bestuurderszitplaats in een motorvoertuig of op een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of een andere bromfiets op meer dan twee wielen wordt voortgetrokken en op het vervoer van passagiers van het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen zitplaats in het trekkende voertuig als hier bedoeld beschikbaar is;

    • d.

      in het geval het vervoer van personen geschiedt in het kader van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven.

    • e.

      op het vervoer van personen met een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, niet zijnde een bromfiets, dat een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het vervoer van personen indien voor dit vervoer een vergunning door het bevoegd gezag is afgegeven.

Beleid

In 2018 heeft de gemeente signalen gekregen dat er behoefte is om het beleid voor wegtreinen te herzien. We hebben onderzocht wat de mogelijkheden zijn om het beleid te verruimen. Naar aanleiding van dit onderzoek is besloten om geen maximaal aantal vergunningen in te stellen.

Na vier jaar onderzoeken we wat voor effect deze aanpassing van het beleid heeft gehad op het aanbod en evalueren we dit met alle belanghebbenden. Het college van burgemeesters en wethouders kan besluiten om dit evaluatiemoment te vervroegen.

Huidige wegtreinen

Momenteel rijden er vier wegtreinen in de gemeente. Eén van de Efteling om hun gasten te vervoeren tussen de diverse bedrijfsonderdelen (pendeldienst). Bijvoorbeeld van het hotel naar de golfbaan en niet om de omgeving te laten zien. De drie andere wegtreinen zijn er om (groepen) toeristen bepaalde delen van de gemeente te laten zien.

Alleen ondernemers mogen een vergunning aanvragen.

Elke ondernemer mag een vergunning aanvragen. Eerder was het voor ondernemers met een wegtrein van buiten de gemeente Loon op Zand niet toegestaan over grondgebied van deze gemeente te rijden. Terwijl aantrekkelijke gebieden ook over de gemeentegrenzen heen gaan, zoals het toekomstige plan voor Landschap Pauwels. Daarom kunnen ondernemers die buiten de gemeente Loon op Zand zijn gevestigd, ook een vergunning aanvragen, mits zij reeds beschikken over een vergunning voor een wegtrein in hun eigen gemeente.

Waar mogen de wegtreinen rijden?

De wegtreinen mogen alleen rijden op wegen die opengesteld zijn voor motorvoertuigen. Bovendien geldt er een verbod voor het rijden met een wegtrein op de Europalaan tussen de Heikant en de N261.

Aanvraag vergunning

Voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning om te mogen rijden met een wegtrein, dient u gebruik te maken van het hiervoor bestemde aanvraagformulier. Het aanvraagformulier vindt u op de website van de gemeente Loon op Zand: www.loonopzand.nl/wegtrein.

Voor ondernemers die op dit moment (april 2021) in het bezit zijn van een ontheffing, wordt de huidige ontheffing automatisch omgezet naar een vergunning volgens dit beleid met dien verstande dat voor zover de ontheffing ziet op ontheffing van de verboden in artikel 62 RVV deze in stand blijven tot en met 31 december 2022.

Bij de aanvraag dient u - conform het aanvraagformulier - onder andere de onderstaande informatie aan te leveren:

  • -

    NAW gegevens

  • -

    Categorie wegtrein

  • -

    Keuringsrapport van het voertuig

  • -

    Beoogde routes

  • -

    Kopie rijbewijs bestuurder(s)

  • -

    Kopie identiteitsbewijs bestuurder(s)

  • -

    Vergunning wegtrein standplaats

  • -

    KVK-nummer

Voorwaarden vergunning

Aan de vergunning worden voorwaarden verbonden, zodat onder andere de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Denk hierbij aan technische eisen aan het voertuig en eisen aan de bestuurder.

Voorwaarden aan het voertuig

De Wegenverkeerswet voorziet, gezien het ontbreken van daarop gerichte eisen, niet in het vervoer van personen in aanhangwagens. Voor andere voertuigsoorten is ten minste als eis gesteld dat zitplaatsen deugdelijk aan het voertuig moeten zijn bevestigd.

In bijlage 1, welke onderdeel uitmaakt van deze beleidsregel, staat een opsomming van de aspecten die aangegeven zijn voor een veilig vervoer van personen in aanhangwagens en daarmee gevormde samenstellen van belang zijn. De daarbij aangegeven voorwaarden zijn geformuleerd als aanvulling op de voor een voertuig reeds op grond van de Wegenverkeerswet gestelde eisen (regeling voertuigen permanente eisen, afdeling 7).

De eisen zijn toepasbaar op zowel gekentekende voertuigen (geschikt voor snelverkeer) als voertuigen bestemd voor langzaam verkeer. De gekentekende voertuigen voldoen impliciet reeds aan een aantal hier genoemde voorwaarden, deze voorwaarden zijn met een sterretje *) gemarkeerd. Voor de andere voertuigen zijn deze voorwaarden wel aanvullend op de normale voertuigeisen. De genoemde aspecten hebben zowel betrekking op de afzonderlijke voertuigen als op het samenstel dat met deze voertuigen gevormd wordt.

Ook als de voertuigen niet voorzien zijn van kentekens dienen deze toch op een aantal punten jaarlijks gekeurd te worden. Deze rapportage moet aan de handhaver (BOA, handhavers van Natuurmonumenten, politie) getoond kunnen worden. Op de volgende punten dient gekeurd te worden, de eisen hieromtrent staan op vanaf de volgende pagina opgesomd:

  • reminrichting;

  • remvertraging;

  • ophanging en banden;

  • mechanische koppelinrichting.

Het samenstel van trekkend voertuig en aanhangwagens dient verzekerd te zijn, inclusief de personen die vervoerd worden.

Samenvattend moet het voertuig voldoen aan de Wegenverkeerswet, de technische eisen, zoals opgenomen in bijlage 1 en het voertuig moet RDW gecertificeerd zijn.

Voorwaarden t.a.v. de bestuurder

Omdat ook onvoldoende rijvaardigheid een veiligheidsrisico oplevert, worden, naast eisen aan het voertuig, ook enige eisen aan de bestuurder gesteld.

Ten aanzien van de bestuurder wordt een minimum leeftijd van 21 jaar geëist. Ook als van voertuigen gebruikt wordt gemaakt waarvoor geen rijbewijsplicht geldt wordt geëist dat de bestuurder van het wegtrein in het bezit is van rijbewijs B. Als rijbewijs B niet vóór 1 juli 2015 is afgegeven, moet de bestuurder ook in het bezit zijn van een trekker rijbewijs. Deze eisen dienen om een minimum aan verantwoordelijkheidsbesef en rijvaardigheid van bestuurders van wegtreinen te waarborgen.

Voorwaarden overschrijven van de vergunning

  • 1.

    Wenst de houder van een vergunning voor een wegtrein niet langer zelf gebruik te maken van de vergunning of is hij overleden of onder curatele gesteld dan kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, of zijn kind.

  • 2.

    Kan deze weg niet worden gevolgd, dan kan de vergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder of de mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 2 jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.

  • 3.

    In geval van overlijden of ondercuratelestelling van de vergunninghouder wordt de aanvraag tot overschrijving binnen twee maanden nadien ingediend.

  • 4.

    De aanvraag tot overschrijving wordt alleen geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen of aan een eis waaraan een houder van een vaste standplaatsvergunning volgens deze verordening moet voldoen.

  • 5.

    Als de nieuwe vergunninghouder reeds over een vergunning voor een wegtrein beschikt, wordt deze ingetrokken.

Procedure

  • -

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, dan wel degene aan wie deze bevoegdheid is gemandateerd, beslist binnen acht weken op de aanvraag;

  • -

    De vergunning kent een looptijd van vijf (5) jaar;

  • -

    Voor ondernemers die op dit moment (april 2021) in het bezit zijn van een ontheffing, wordt de huidige ontheffing automatisch omgezet naar een vergunning volgens dit beleid met dien verstande dat voor zover de ontheffing ziet op ontheffing van de verboden in artikel 62 RVV deze in stand blijven tot en met 31 december 2022;

In- en uitwerkingtreding

Het beleid treedt in werking één dag na de bekendmaking ervan.

De notitie recreatieve wegtreintjes, vastgesteld op 12 juli 2011, wordt ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van Loon op Zand op 8 juni 2021

HET COLLEGE VAN LOON OP ZAND

de secretaris,

Mr. A.C.J.M. de Kroon.

de burgemeester,

J. van Aart

Bijlage 1: Opsomming veiligheidsaspecten voor voertuigen ten behoeve van het gebruik in een wegtrein

Opsomming veiligheidsaspecten voor voertuigen

ten behoeve van het gebruik in een wegtrein

(aanvullend op de op grond van de WVW (wegenverkeerswet) gestelde eisen)

 

Aspect

Voorwaarde(n)

 

Begripsbepalingen

Wegtrein:

Een samenstel van een motorvoertuig en een of meer aanhangwagens, bestemd om passagiers te vervoeren met een snelheid van ten hoogste 25 km/u.

 
 
 
 

1. Het motorvoertuig

Identificatie

  • a)

    het voertuig moet zijn voorzien van een identificatienummer *)

  • b)

    het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn *) of voorzien zijn van een uniek voertuignummer vanuit de fabrikant.

 

Alg. bouwwijze

Het voertuig moet behoren tot één van de volgende categorieën uit het Voertuigreglement en aan de daaraan gestelde eisen voldoen: personenauto, bedrijfsauto met een toegestane massa van niet meer dan 3500 kg of motorvoertuig met beperkte snelheid, met dien verstande dat in dit geval het motorrijtuig met beperkte snelheid mag zijn ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder daarbij niet inbegrepen.

 
 
 
 

Kracht overbrenging

Het voertuig moet zijn uitgerust met een snelheidsmeter. *) Of de maximum snelheid die het voertuig kan rijden is ten hoogste 25 km/u.

 

Het voertuig moet zonder schokken kunnen wegrijden, rijsnelheden tot 10 km/u zonder gebruikmaking van de koppeling voldoende kunnen variëren en een gelijkmatige snelheid aan kunnen houden.

 
 
 
 

Ophanging

Het voertuig moet zijn voorzien van luchtbanden die geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is en het draagvermogen mag niet kleiner zijn dan behorende bij de maximum aslast waarop de band is gemonteerd. *)

 

Het voertuig moet zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd. *)

 
 
 
 

Reminrichting

Het voertuig moet zijn voorzien van een reminrichting op ten minste twee wielen, het geniet de voorkeur dat voorzien is van een reminrichting op alle wielen.

 
 
 
 

Carrosserie

In het directe zichtveld van de bestuurder mogen zich tijdens het gebruik in een als wegtrein aangeduid samenstel geen voertuigdelen bevinden die het gezichtsveld belemmeren welke horizontaal gemeten breder zijn dan 155 mm,

 
 

Wielen en uitstekende delen moeten vanaf een hoogte van 50 cm boven het wegdek voldoende zijn afgeschermd.

Het verschil tussen de grootste en kleinste breedte van het voertuig mag in het gedeelte tussen de voorste en de achterste as niet meer bedragen dan 20 cm.

 
 
 
 

Trekverbinding

De mechanische koppelinrichting moet:

  • a)

    voldoen aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG, of

  • b)

    indien de aanhangwagen voor 1 januari 2005 in gebruik is genomen, behoren tot een door Onze Minister voor 1 januari 1995 goedgekeurd type.

 

Aspect

Voorwaarde(n)

 

2. De aanhangwagen(s)

Algemeen

  • a)

    het voertuig moet zijn voorzien van een identificatienummer *)

  • b)

    het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn *) of voorzien zijn van een uniek voertuignummer vanuit de fabrikant.

 
 
 
 

Algemene bouwwijze

Het voertuig moet zijn uitgevoerd als autonome aanhangwagen met een maximum massa van 3500 kg, dwz. een getrokken voertuig met ten minste twee assen, waarvan er ten minste één een gestuurde as is, en uitgerust met een (ten opzichte van de aanhangwagen) verticaal beweegbare trekinrichting die geen significante belasting overbrengt op het trekkende voertuig.

 

De bovenbouw moet vast op het voertuig zijn bevestigd *)

 
 
 
 

Massa’s en afmetingen

De massa in rijklare toestand, plus de massa die overeenkomt met 75 kg vermenigvuldigd met het grootste aantal passagiers mag niet groter zijn dan de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig met een maximum van 3500 kg.

Daarbij mag de belasting op elke as niet groter zijn dan de technisch toelaatbare maximummassa op die as. Bovendien moet de belasting op de bestuurde as of assen ten minste 25 % van massa M zijn.

Voor de vaststelling van het grootste aantal passagiers wordt een zitplaatsbreedte van 40 cm aangenomen, of zoveel meer als door de plaatsing van armleggers noodzakelijk is.

Het voertuig moet bij volle belading met de grootste stuuruitslag die het stuursysteem toelaat zonder gevaar voor inzittenden vanuit stilstand in beweging kunnen worden gebracht.

 
 
 
 
 
 

Ophanging

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van luchtbanden die geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is en het draagvermogen mag niet kleiner zijn dan behorende bij de maximum aslast waarop de band is gemonteerd. *)

 

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd. *)

Aanhangwagens die zijn voorzien van schroefveren, moeten zijn voorzien van deugdelijk bevestigde en goedwerkende schokdempers. *)

 
 
 
 

Stuur inrichting

De gestuurde wielen van aanhangwagens moeten goed kunnen reageren op de bewegingen van het trekkend voertuig. *)

 
 
 
 

Rem inrichting

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een reminrichting die op alle wielen werkt*) of een vergelijkbare rem, zoals een luchtrem die in werking treed als de aanhangwagen los breekt.

Bij het verbreken van de verbinding tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in werking treden. *)

 

De losbreekrem moet voldoen aan de volgende eisen. *)

  • De losbreekrem moet bestaan uit een inrichting waardoor bij het verbreken van de verbinding tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen de rem automatisch in werking treedt.

  • De losbreekrem moet deel uitmaken van de bedrijfsrem, tenzij de aanhangwagen is voorzien van een andere reminrichting die ten minste gelijke waarborgen biedt en die in werking treedt bij het verbreken van de verbinding met het trekkende voertuig.

  • De losbreekrem gecombineerd met een oplooprem mag bestaan uit een vastzetinrichting of uit een reminrichting die in werking wordt gesteld door het neervallen van de trekdriehoek of trekboom.

 

Carrosserie

algemeen

In een gesloten carrosserie moet een middel zijn aangebracht waarmee de passagiers de bestuurder kunnen waarschuwen dat het voertuig moet stoppen. Dit middel moet vanaf iedere zitplaats of rij zitplaatsen kunnen worden bereikt.

De passagiersruimte moet zodanig zijn ingericht dat passagiers niet in aanraking kunnen komen met het wegdek of bewegende voertuigdelen.

Voor de bediening of aankoppeling van het voertuig aanwezige middelen mogen vanuit de passagiersruimte niet kunnen worden bediend.

 

ruiten

Ruiten mogen bij breuk niet in scherpe scherven uiteen vallen. Zij mogen bestaan uit:

  • a)

    gehard glas, dat uit één laag glas bestaat en een bijzondere warmtebehandeling heeft ondergaan, zodat bij breuk korrelvorming optreedt;

  • b)

    gelaagd glas, dat uit meer dan één tegen elkaar vast gehechte lagen bestaat, waarbij ten minste één van deze lagen uit plastisch materiaal bestaat;

  • c)

    één laag doorzichtig plastisch materiaal, zoals plexiglas.

 

zitplaatsen

De vloer waarop de zitbanken zijn aangebracht resp. de bij de zitplaats behorende voetenvloer mag zich niet meer dan 60 cm boven het wegdek bevinden. Indien deze vloer zich op grotere afstand van het wegdek bevind, moet door middel van afscherming de ruimte beperkt worden tot maximaal 60 cm.

Per passagier moet een zitplaats beschikbaar zijn met een breedte van tenminste 40 cm en een diepte van 35 cm. In plaats hiervan mogen ook rolstoelplaatsen worden aangewezen.

De ruimte tussen de voorkant van de rugleuning en de achterkant van de rugleuning van een daarvoor geplaatste stoel of voertuigdeel mag niet minder bedragen dan 65 cm.

Bij naar elkaar toe gerichte zitplaatsen mag de afstand tussen de voorvlakken van de rugleuningen van tegenover elkaar staande zitplaatsen, gemeten tussen de hoogste punten van de zitkussens, niet minder dan 1300 mm bedragen.

De aan de buitenzijde van het voertuig gelegen zitplaatsen moeten middels een armlegger of zijwand van het voertuig zijn afgeschermd.

Naar voren gerichte zitplaatsen moeten aan de voorzijde op een afstand van maximaal 1.30 m door een veiligheidsscherm of rugleuning van een ervoor gelegen zitplaats zijn afgeschermd.

 

toegangen

Aan de rechterzijde van het voertuig moeten een of meer toegangen zijn aangebracht waarlangs alle zitplaatsen kunnen worden bereikt. Deze toegang(en) moet(en) tot een hoogte van 70 cm boven de drempel een breedte hebben van tenminste 30 cm. Een opstaptrede mag niet hoger dan 34 cm boven het wegdek zijn gelegen. De afstand tot de volgende trede mag ten hoogste 25 cm bedragen.

Voor voertuigen met gesloten carrosserie:

Aan een andere zijde van het voertuig dan de aanwezige toegangen moet een nooduitgang zijn aangebracht die vanaf elke zitplaats kan worden bereikt. Deze nooduitgang mag op eendere wijze zijn uitgevoerd als de toegang aan de rechterzijde, of bestaan uit een opening van tenminste 40 dm2 waarvan de onderste rand zich bevindt ter hoogte van de armleuning van de meest dichtbij gelegen zitplaats.

Toegangen moeten op een hoogte van 80 cm boven de naastgelegen vloer of ter hoogte van de armleggers van de meest nabijgelegen zitplaatsen kunnen worden afgesloten met een afsluitmiddel dat een dwars daarop gerichte belasting kan weerstaan van tenminste 75 kg. Een nooduitgang mag zijn afgesloten met een gemakkelijk breekbare ruit of een paneel mits de uitgang zonder gereedschap te openen is.

De doorgang of het gangpad naar niet direct aan een toegang grenzende zitplaatsen of rij zitplaatsen moet een breedte van tenminste 30 cm hebben.

Een in een doorgang of toegang aangebrachte deur moet een opening van tenminste 65 cm vrijgeven, en wanneer deze in de zijde van het voertuig is aangebracht, om de voorste stijl scharnieren.

Uitgangen en toegangen dienen te zijn uitgerust met een voorziening om de bestuurder te waarschuwen wanneer de uitgang of toegang niet goed gesloten is.

 

afschermingen

Wielen en uitstekende delen moeten vanaf een hoogte van 50 cm boven het wegdek voldoende zijn afgeschermd.

Het verschil tussen de grootste en kleinste breedte van het voertuig mag in het gedeelte tussen de voorste en de achterste as niet meer bedragen dan 20 cm.

 
 
 
 

Verlichting

Indien sprake is van een aanhangwagen met gesloten carrosserie en deze is voorzien van een niet lichtdoorlatend dak dient interieurverlichting te zijn aangebracht die de uitgangen en toegangen voldoende verlicht.

 
 
 
 

Verbinding trekker-ahw

De mechanische koppelinrichting moet voldoen aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG, of behoren tot een door Onze Minister goedgekeurd type. *)

De koppeling mag tijdens ontkoppelen, losbreken of in afgekoppelde toestand het wegdek niet kunnen raken.*)

 

Aspect

Voorwaarde(n)

 

3. Het samenstel

Algemeen

Het aantal door het motorvoertuig te trekken aanhangwagens is gelijk aan het aantal dat in het Voertuigreglement voor de betreffende categorie is toegestaan of zoveel meer als door de wegbeheerder in de vergunning is toegestaan.

 
 
 
 

Zichtveld

Indien rechtstreeks zicht niet voldoende is moeten er optische of andere inrichtingen worden aangebracht zodat de bestuurder vanuit zijn zitplaats de aanwezigheid van een persoon in de onmiddellijke nabijheid van het samenstel kan vaststellen.

Aan deze eis wordt voldaan indien de bestuurder de aanwezigheid kan vaststellen van een persoon van 1,3 meter lang die 1 meter naast een der voertuigen van het samenstel staat. Voorzover het samenstel door een bocht rijdt behoeft daaraan alleen voor de binnenzijde van de bocht te worden voldaan.

 
 
 
 

Afmetingen en massa

De totale lengte van het samenstel mag niet meer bedragen dan de waarde die in het Voertuigreglement voor de betreffende categorie is toegestaan of zoveel meer als door de wegbeheerder in de vergunning is toegestaan.

 

De grootste door het motorvoertuig voort te bewegen massa is gelijk aan de waarde die op het kentekenbewijs dan wel in het Voertuigreglement voor de betreffende categorie is toegestaan of zoveel meer als door de wegbeheerder in de vergunning is toegestaan.

 

De breedte van de voertuigen in het samenstel dient gelijk of nagenoeg gelijk te zijn. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan als de denkbeeldige vlakken rakend aan een zijde van twee samengekoppelde voertuigen onderling niet meer dan 10 cm uiteen liggen.

 
 
 
 

Remvertraging van de combinatie

De remvertraging van de bedrijfsrem van samenstellen van trekkend voertuig en aanhangwagen moet ten minste 2,4 m/s² bedragen. *)

De parkeerrem van het trekkend motorvoertuig moet het samenstel van voertuigen op een helling van 10,0% in beide richtingen in stilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de remvertraging uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s² bedraagt. *)

 
 
 
 

Verbinding tussen voertuigen

Tussen de voertuigen van het samenstel aanwezige ruimten die niet rechtstreeks door de bestuurder kunnen worden waargenomen moeten aan beide zijden zijn afgeschermd. Deze afscherming mag bestaan uit een zelfspannende band of inschuivende stijve delen met een hoogte van tenminste 5 cm.

 
 
 
 

Verlichting

Het samenstel van trekkend voertuig en aanhangwagen moet voorzien zijn van: *)

  • deugdelijke verlichting aan voor- en achterzijde;

  • twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;

  • één zijrichtingaanwijzer aan elke kant van het voertuig indien het samenstel langer is dan 6 meter;

  • twee rode reflectoren aan de achterzijde;

  • ambergele reflectoren aan elke zijkant van het voertuig indien het samenstel langer is dan 6 meter.