Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang (Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2021)

Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang (Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen,

Gelet op artikel 1.13 jo 1.6 jo 1.7 Wet kinderopvang

Gelet op artikel 4:21 en 4.81 Algemene wet bestuursrecht

Overwegende,

dat het wenselijk is om de bestaande beleidsregels voor kinderopvang (Beleidsregels Wet kinderopvang gemeente Sittard-Geleen 2013) te actualiseren en de toegang tot en uitvoering van deze regeling te vereenvoudigen;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2021’.

In te trekken de Beleidsregels ‘Wet kinderopvang gemeente Sittard-Geleen 2013’.

Doel

Deze beleidsregels hebben als doel te voorzien:

  • -

    in een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag die bijdraagt aan het welslagen van participatietrajecten of scholing en;

  • -

    in een tegemoetkoming van de kosten van de kinderopvang op grond van de sociaal medische indicatie voor gezinnen voor wie kinderopvang noodzakelijk is omdat het in het belang van de gezinssituatie dan wel het kind is, het gezin tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van kinderopvang, als zij geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en geen of onvoldoende gebruik kunnen maken van andere voorliggende voorzieningen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen;

  • b.

    Kind: kinderen in de leeftijd vanaf 0 tot de leeftijd van de eerste dag van de maand waarop het kind naar het voortgezet onderwijs gaat;

  • c.

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • d.

    Kinderopvangtoeslag; een tegemoetkoming in de vorm van een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;

  • e.

    Kinderopvangtoeslagtabel: een overzicht van de Belastingdienst met de percentages van de kinderopvangtoeslag gebaseerd op het toetsingsinkomen;

  • f.

    Ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, pleegouders of verzorgers;

  • g.

    Partner: de gehuwden, de geregistreerde partners en de ongehuwden die met een ander een gezamenlijke huishouding voeren (tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad, zijnde ouders en hun kinderen);

  • h.

    Sociaal Medische Indicatie:

    • -

      Ouder die geïndiceerd is met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en voor wie een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; of

    • -

      Ouder die een kind heeft waarvoor kinderopvang noodzakelijk is voor een gezonde en goede ontwikkeling van dat kind.

  • i.

    Tegemoetkoming: tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang;

  • j.

    Wet: Wet kinderopvang;

  • k.

    Wettelijke doelgroep: doelgroep als omschreven in artikel 1.13 jo 1.6 Wet kinderopvang.

Artikel 2. Recht op tegemoetkoming

  • 1. Deze regeling is van toepassing op de ouder, die woonachtig is in de gemeente Sittard-Geleen, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de basisregistratie personen en,

    • a.

      die valt onder de wettelijke doelgroep of,

    • b.

      een Sociaal Medische Indicatie heeft.

  • 2. De sociaal medische problematiek is van dien aard dat op basis van reële en deskundige inschatting een oplossing binnen twee maanden niet kan worden geboden dan wel de gezinssituatie binnen de periode van twee maanden niet is hersteld.

Artikel 3. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag voor de wettelijke doelgroep, bedraagt het verschil tussen de kosten van kinderopvang en de ontvangen kinderopvangtoeslag.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming op grond van Sociaal Medische Indicatie is inkomensafhankelijk. Tot een gezamenlijk gezinsinkomen van 150% van het sociaal minimum worden de volledige kosten kinderopvang vergoed.

  • 3. De kosten van de kinderopvang waarvoor tegemoetkoming wordt verstrekt worden bepaald conform artikel 1.7 van de Wet Kinderopvang.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a)

      Naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b)

      Indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • c)

      Naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d)

      Een offerte of contract van het kindercentrum, gastouderbureau of kinderdagverblijf dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum en einddatum van de opvang;

    • e)

      Gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.13 van de wet;

    • f)

      Gegevens waaruit blijkt dat de ouder tot de doelgroep Sociaal Medische Indicatie behoort. Dit wordt aangetoond middels een plan van aanpak over de noodzaak van de kinderopvang, verstrekt door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid;

    • g)

      Gegevens waaruit de hoogte van het toetsingsinkomen van ouder(s), die tot de doelgroep Sociaal Medische Indicatie behoord, blijkt;

    • h)

      Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag medeondertekend door de partner.

  • 3. De aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 5. Beslistermijn

Het college besluit over de aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

Artikel 6. Directe vaststelling van de tegemoetkoming.

  • 1. Het besluit tot vaststelling van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

    • a)

      De vaststelling tot welke doelgroep de ouder behoort;

    • b)

      De naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c)

      De naam van het kindercentrum, gastouderbureau of kinderdagverblijf waar de kinderopvang plaatsvindt;

    • d)

      De periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

    • e)

      Het bedrag van de tegemoetkoming en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • f)

      Het plan van aanpak Sociaal Medische Indicatie;

    • g)

      De verplichtingen van de ouder.

  • 2. De tegemoetkoming wordt direct, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, vastgesteld.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels.

  • 2. Het college weigert een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een Sociaal Medische Indicatie indien er sprake is van een voorliggende voorziening.

Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. Het recht op tegemoetkoming wordt vastgesteld met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op de datum waarop het college de aanvraag ontvangt nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt het recht op tegemoetkoming vastgesteld met ingang van de datum waarop de kinderopvang aanvangt.

  • 3. Het recht op tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag wordt uiterlijk tot drie maanden met terugwerkende kracht vastgesteld.

Artikel 9. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt vastgesteld

  • 1. De tegemoetkoming wordt vastgesteld voor de duur dat de ouder(s) behoren tot de wettelijke doelgroep.

  • 2. De tegemoetkoming op basis van de Sociaal Medische Indicatie bedraagt maximaal de periode van 12 maanden.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen.

Artikel 10. Omvang van de kinderopvang

  • 1. Het college stelt de tegemoetkoming vast voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, met een maximum zoals genoemd in artikel 1.7 lid 4 van de Wet kinderopvang of het feitelijk afgenomen aantal uren kinderopvang.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming vast op grond van de sociaal medische indicatie op basis van de in het plan van aanpak bepaalde noodzakelijke tijdsduur en het maximum aantal uren per week.

Artikel 11. De betaling van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming in aanvulling op de kosten van de kinderopvangtoeslag wordt op basis van declaratie uitbetaald aan de ouder.

  • 2. De tegemoetkoming op basis van sociaal medische indicatie wordt in de vorm van maandelijkse termijnen uitbetaald aan de houder van de kinderopvang. De houder van de kinderopvang brengt het resterende deel in rekening bij ouders.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder of de partner doet het college binnen 4 weken na het bekend worden uit eigen beweging schriftelijk mededeling van feiten en omstandigheden die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

  • 3. Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 13. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van deze beleidsregels, als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Overgangsrecht en intrekking

  • 1. De Beleidsregels Wet kinderopvang gemeente Sittard-Geleen 2013, zoals die luidde voor de vaststelling van de gewijzigde beleidsregel, blijven van toepassing op aanvragen die voor de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels zijn ingediend.

  • 2. De Beleidsregels Wet kinderopvang gemeente Sittard-Geleen 2013 worden ingetrokken met ingang van 1 juli 2021.

Artikel 15. Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Bekendmaking vindt plaats door publicatie in het elektronisch gemeenteblad.

  • 2. De beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang Sittard-Geleen 2021 treden in werking op 1 juli 2021.

Artikel 16. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2021’

Ondertekening

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet Kinderopvang beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Hierin staat de kinderopvangtoeslag centraal. Deze toeslag wordt uitgekeerd door de Belastingdienst. De toeslag is afhankelijk van het inkomen van de ouder en diens eventuele partner. In de Wet Kinderopvang staat opgenomen dat het college aan een ouder een tegemoetkoming kan verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Deze doelgroepouders zijn ouders die niet werken, maar toch aanspraak maken op kinderopvangtoeslag omdat zij deelnemen aan een traject naar werk of een studie volgen. Sinds 2013 wordt het recht op kinderopvangtoeslag beperkt tot de maanden waarin een ouder daadwerkelijk een traject naar werk of een studie volgt. Daarnaast mag het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedragen dan de kosten van kinderopvang.

De gemeente heeft beleidsvrijheid om uitvoering te geven aan de Sociaal Medische Indicatie (SMI) voor de kosten van kinderopvang. In de concept Wet kinderopvang 2005 waren artikelen opgenomen met betrekking tot tegemoetkoming op grond van sociaal medische indicatie. Deze artikelen zijn echter (nog) niet in werking getreden. Omdat de Wet kinderopvang niet van toepassing is op de door de gemeente aangewezen doelgroepen, wordt de omschrijving van de doelgroep Sociaal Medisch Indicatie in deze beleidsregels vastgelegd.

Voor het welslagen van participatie- en hulpverleningstrajecten is het van belang om de tegemoetkoming kosten kinderopvang voor doelgroepouders en Sociaal Medisch Indicatie uit te voeren. De vergoeding door de gemeente van de kosten wordt aangeduid met de term ‘tegemoetkoming kosten kinderopvang’.

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door de gemeente drie regelingen van toepassing zijn:

  • 1.

    de gemeentelijke beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2021;

  • 2.

    de Wet kinderopvang;

  • 3.

    de subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.

De beleidsregels zijn zo opgezet dat ze geheel los staan van de algemene subsidieverordening. De algemene subsidieverordening is dus niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldt dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze bepalingen spreken voor zich.

Artikel 2. Recht op tegemoetkoming

Lid 1 geeft weer dat alleen de omschreven doelgroepen recht hebben op een tegemoetkoming. De aanvrager dient een inwoner van de gemeente Sittard-Geleen te zijn, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de basisregistratie personen. Er is alleen recht op een tegemoetkoming als er gebruikt wordt gemaakt van een kindercentrum, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang of kinderdagverblijf dat is vermeld in het landelijk register kinderopvang.

De doelgroep Sociaal Medische Indicatie heeft geen recht op een tegemoetkoming vanuit de Belastingdienst. De Sociaal Medische Indicatie is van toepassing op de totale gezinssituatie. Met de twee onderdelen van de definitie wordt aangegeven dat de Sociaal Medische Indicatie zowel betrekking kan hebben op factoren gelegen in de ouder als factoren gelegen in het kind. De ouder is echter degene die tot de doelgroep van deze beleidsregels hoort, omdat die een aanvraag tot tegemoetkoming in kan dienen.

Lid 2 gaat uit van het eigen probleemoplossend vermogen, de eigen kracht van ouders om al dan niet met inzet van het netwerk de benodigde kinderopvang gedurende twee maanden te realiseren. Eigen kracht kan allerlei zaken omvatten, zoals gebruikelijke hulp of het aanspreken van een aanvullende verzekering.

Artikel 3. Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in de Wet kinderopvang. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind.

Lid 2 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de doelgroep Sociaal Medische Indicatie. De doelgroep Sociaal Medische Indicatie heeft geen recht op een tegemoetkoming vanuit de Belastingdienst. De gemeente draagt zorg voor de tegemoetkoming. Tot het gezamenlijk inkomen wordt gerekend het gezinsinkomen. Boven een inkomen van 150% van het sociaal minimum wordt de tegemoetkoming op basis van het percentage van de kinderopvangtoeslag en de werkwijze van de Belastingdienst bepaald.

Lid 3 geeft aan dat de gemeente aansluit bij de regels die de Belastingdienst hanteert voor het vaststellen van de kosten kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt. De kosten van de kinderopvang waarvoor tegemoetkoming mogelijk is zijn aan een maximum gebonden. Enerzijds zijn er maximale uurvergoedingen vastgesteld per soort kinderopvang. Anderzijds is er een maximum gesteld aan het aantal uur dat vergoed wordt. De maximale uurvergoeding en het aantal uur worden jaarlijks door het Rijk vastgesteld. Wanneer een ouder een kinderopvangorganisatie kiest met een uurprijs boven het maximum of meer uren kinderopvang gebruikt dan het maximum, dan is de hoofdregel dat de meerkosten voor eigen rekening zijn. Bij hoge uitzondering kan het voorkomen dat de uurprijs hoger is omdat slechts een beperkt aantal uren wordt afgenomen of het afwijkende tijden betreft. In dat geval worden de meerkosten wel vergoed. Dit geldt niet wanneer in de uurprijs ook kosten van voeding en luiers zijn opgenomen.

Artikel 4. Aanvraag

Lid 1 onderdeel f benoemt dat het college uitsluitend op basis van een daartoe opgesteld plan van aanpak besluit. Het plan geeft ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang een onderbouwing van de noodzaak, de omvang, frequentie en duur van de kinderopvang in relatie tot het beoogde herstel van de gezinsstructuur. Het plan van aanpak voorziet tevens in een afbouw van de omvang en frequentie van de kinderopvang. Het plan wordt opgesteld door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid. Alleen een verklaring van huisarts of arts van het consultatiebureau voldoet hier niet aan. Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen, de indicatie, kan advies worden gevraagd aan Team Jeugd, GGD afdelingen Gezondheid en Maatschappelijke Participatie en Jeugdgezondheidszorg, medisch specialist (POH/ GGZ), maatschappelijk werk, Gecertificeerde Instelling of (gecontracteerde) jeugdhulpaanbieder. Als de noodzaak is vastgesteld wordt de aanvraag verder in behandeling genomen.

Lid 1 onderdeel g het bepalen van het toetsingsinkomen hangt af van de situatie of er wel of geen belastingaangifte wordt gedaan. Wordt belastingaangifte gedaan dan is het toetsingsinkomen gelijk aan het verzamelinkomen dat vermeld staat op de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wordt er geen belastingaangifte gedaan dan is het toetsingsinkomen gelijk aan het belastbare loon. Het belastbare loon staat op de jaaropgaaf.

Artikel 5. Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een lagere of hogere tegemoetkoming in verband met de wijziging van de omvang van de kinderopvang. Het feit dat het college een termijn van 8 weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.

Artikel 6. Directe vaststelling van de tegemoetkoming

Directe vaststelling van de tegemoetkoming verlaagt de administratieve lasten van zowel gemeente als voor de aanvrager. Het proces van eerst verlenen, dan vaststelling aanvragen, controleren, en dan vaststellen wordt hierdoor ingekort. Directe vaststelling is mogelijk omdat de tegemoetkoming voor doelgroepouders kleine bedragen betreft en uitbetaling plaatsvindt op declaratiebasis. Bij de tegemoetkoming op basis van de Sociaal Medische Indicatie zijn de aanvragers bijna altijd bekend bij de gemeente in verband met andere voorzieningen. Bij directe vaststelling ontstaat direct een betalingsverplichting voor de gemeente.

Artikel 7. Weigeringsgronden

Lid 2 geeft aan dat er alleen aanspraak op een tegemoetkoming is wanneer er geen voorliggende voorziening aanwezig is. De tegemoetkoming op grond van de Sociaal Medische Indicatie is een zogenaamde vangnetregeling. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • -

    Voorliggend veld en/of eigen netwerk

  • -

    Kinderopvangtoeslag (kinderopvang, peuterspeelzaalwerk)

  • -

    Voor- en vroegschoolse educatie

  • -

    Jeugdhulp

  • -

    WMO

  • -

    Wet langdurige zorg (wetswijziging 01-01-2021)

  • -

    Medisch Kinderdagverblijf

Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Lid 3 biedt de mogelijkheid om de tegemoetkoming maximaal 3 maanden met terugwerkende kracht vast te stellen. Soms zijn er omstandigheden die het niet mogelijk maken om voorafgaand aan de feitelijke start van de opvang een aanvraag voor een tegemoetkoming in te dienen.

Artikel 9. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Het college stelt de tegemoetkoming voor een bepaalde periode vast. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager een re-integratietraject voor een bepaalde periode volgt.

De duur van de tegemoetkoming op basis van Sociaal Medische Indicatie wordt bepaald op basis van het plan van aanpak. Dit maakt de tegemoetkoming afhankelijk van de gezinssituatie. Wanneer de geldigheid van de Sociaal Medische Indicatie is verlopen kan het college een herindicatie verrichten.

Artikel 10. Omvang van de kinderopvang

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 11. De betaling van de tegemoetkoming

De betaling van de tegemoetkoming vindt plaats vanaf het moment dat het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming is genomen. Het is mogelijk om de betaling met terugwerkende kracht te laten plaatsvinden tot de datum waarop het recht op tegemoetkoming is ontstaan.

Van lid 1 kan worden afgeweken indien er sprake is van schuldenproblematiek. Dan kan er gekozen worden om de uitbetaling anders te regelen. Bijvoorbeeld rechtstreeks aan het kindercentrum.

De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang of kinderdagverblijf, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan de kinderopvang te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van de kinderopvang, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder.

Volgens lid 2 betaalt de gemeente de tegemoetkoming rechtstreeks aan de houder van de kinderopvang. Dit om ouders niet onnodig verder te belasten. Het resterende deel moet de ouder zelf aan de kinderopvang betalen. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van de kinderopvang, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

Dit zijn gebruikelijke verplichtingen. Denk hierbij aan wijzigingen in de leef- en inkomenssituatie en in de kinderopvang. Indien een ouder zich hier niet aan houdt, kan het college de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het eventueel te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 13. Afwijkingsbevoegdheid

Vooral binnen de uitvoering van de SMI gaat het om het verrichten van maatwerk. Ondanks maatwerk impliceert dat er een zorgvuldige afweging is gemaakt, beoordeelt het college uiteindelijk toch in bijzondere gevallen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie kan gebruik gemaakt worden van de afwijkingsbevoegdheid. Wordt vaker voor één onderwerp afgeweken dan kan dit betekenen dat het beleid aangepast moet worden.

Artikel 14. Overgangsrecht en intrekking

Deze bepalingen spreken voor zich.

Artikel 15. Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op 1 juli 2021

Artikel 16. Citeertitel

Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldingsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding (na bekendmaking) tot het moment van vaststelling van nieuwe beleidsregels deze vervangt.