Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent meer waarde te geven en tegelijkertijd het landschap te ontdoen van ontsierende gebouwen, verval en ongewenst gebruik

Geldend van 17-06-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent meer waarde te geven en tegelijkertijd het landschap te ontdoen van ontsierende gebouwen, verval en ongewenst gebruik

Aanleiding

De afgelopen jaren zijn steeds meer boeren gestopt met hun agrarische bedrijfsvoering waardoor een grote hoeveelheid stallen en schuren leeg zijn komen te staan. Om deze erven weer meer waarde te geven en tegelijkertijd het landschap te ontdoen van ontsierende gebouwen, verval en ongewenst gebruik, hebben veel gemeenten hiervoor een regeling getroffen, ook wel bekend als ‘functieverandering’ en/of ‘rood voor rood’. In ruil voor een tegenprestatie op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en landschapsversterking kan via deze regeling de agrarische functie omgezet worden naar wonen of een andere aan het buitengebied gerelateerde functie.

Ook Harderwijk kent verschillende regelingen die zien op verandering van de agrarische functie naar wonen, een andere geschikte functie of een combinatie van beide. Daarbij is de kwaliteitsverbetering van het buitengebied uitgangspunt. Deze regelingen zijn opgenomen in door de raad vastgestelde visies die als zelfstandig toetsingskader dienen, maar daarnaast ook een juridische vertaling hebben gekregen in bestemmingsplannen. In bijlage 1 ‘Geldende kaders’ zijn de voor de rood-voor-rood relevante delen uit dit beleid samengevat weergegeven. Het gaat om de volgende stukken:

  • 1.

    Visie op hoofdlijnen Buitengebied Harderwijk

  • 2.

    Bestemmingsplan Buitengebied 2014

  • 3.

    Bestemmingsplan Veegplan Buitengebied

  • 4.

    Structuurvisie Dorpsomgevingsplan Hierden

  • 5.

    Bestemmingsplan Hierden – Dorp

  • 6.

    Structuurvisie Harderwijk 2031

In aanvulling op deze stukken heeft het college de ‘Pilot sloopregeling Eendengebied’ vastgesteld en eenmalig verlengd. Dit omdat de bestaande kaders voor deze vrijkomende schuren geen mogelijkheden bieden. Ook voor dit gebied is het stimuleren van de sloop van vrijgekomen eendenschuren en het gelijktijdig saneren van het aanwezige asbest een belangrijk doel. Hiermee wordt de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van ook dit gebied aanzienlijk verbeterd (zie bijlage 1 voor de weergave van dit beleid).

De Pilot sloopregeling eendengebied is op 31-12-2020 geëindigd maar heeft nog niet geleid tot het gewenste resultaat. In deze notitie wordt aan de hand van de evaluatie van de stand van zaken, ervaringen en vraagstukken een voorstel gedaan voor één geactualiseerd toetsingskader voor rood-voor-rood initiatieven in het eendengebied, buitengebied en Hierden samen.

Evaluatie

Bijlage 2 ‘Stand van zaken’ geeft een overzicht van initiatieven die volgens de rood voor rood regeling of de pilot sloopregeling eendengebied tot stand zijn gekomen of in ontwikkeling zijn. Concreet gaat het om circa tien initiatieven volgens de Pilot sloopregeling eendengebied, circa negen rood voor rood initiatieven en twee initiatieven waar sprake is van een combinatie van beide regelingen.

In het overzicht is de huidige stand van zaken opgenomen. Verder zijn er nog een aantal initiatieven in voorbereiding voor behandeling door de beleidstafel welke (nog) niet zijn opgenomen.

De meeste initiatieven kopen de sloopmeters van de eigenaar van de Parallelweg 9/10, daarnaast is een perceel aan de Brouwersbosweg opgeschoond en zijn er gesprekken gaande over de sloop van alle opstallen de percelen aan de Parallelweg achter nr. 11/11a en de 2de Parallelweg, tussen nrs. 9 en 11. Voor deze laatste is nog geen locatie bekend waar de bouwrechten verzilverd worden. Tot op heden zijn er nog niet veel initiatieven tot een afronding gekomen, met name vanwege de hoeveelheid tijd die met de verschillende fasen van zo’n ontwikkeling gemoeid is. Er is veel animo voor het kopen van sloopmeters en verzilveren van bouwrechten vanuit het eendengebied. Rood voor rood initiatieven lijken iets minder aantrekkelijk.

De pilot sloopregeling Eendengebied is nu tot een einde gekomen, maar heeft nog niet geleid tot het gewenste resultaat. Tot op heden zijn er nog geen schuren in het eendengebied gesloopt. Een aantal rood-voor-rood initiatieven heeft overigens al wel geleid tot de gewenste kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Daarnaast zien de initiatieven die in ontwikkeling zijn er veelbelovend uit.

Een vervolg in de vorm van een regeling voor het verder opschonen van het eendengebied is zeker gewenst. Praktijk heeft echter geleerd dat het simpelweg verlengen van de Pilot sloopregeling eendengebied niet aan de orde is. Deze regeling vraagt om een betere afstemming met de overige regelingen die Harderwijk kent voor rood-voor-rood.

Het is doel is nu om te komen tot een eenduidig regeling, waarin alle genoemde sloop-nieuwbouw regelingen voor het buitengebied en Hierden samenkomen, waarbij ook de gewenste sloop van de gebouwen in het eendengebied betrokken wordt. Deze notitie doet hiertoe een voorstel. Hierbij zijn de geldende beleidskaders uitgangspunt, maar worden waar nodig worden geactualiseerd op basis van de voorwaarden uit de pilot sloopregeling eendengebied. Hierbij wordt tevens een aantal geconstateerde vraagstukken opgelost en resulteert dit in een toetsingskader met een heldere eenduidige formulering waar alle partijen mee uit de voeten kunnen.

Vraagstukken en oplossingsrichtingen

Uit de evaluatie van opgedane ervaringen met de geldende rood voor rood regeling en de pilot sloopregeling is een aantal vraagstukken naar voren gekomen. Daarnaast is ook gebleken dat een groot aantal van de geldende voorwaarden goed toepasbaar zijn. Hier wordt dan ook aan vast gehouden in het voorgestelde beleids- en toetsingskader.

De vraagstukken worden hierna kort beschreven. Daarbij wordt een voorstel gedaan voor een oplossing.

Vraagstuk 1: Het proces om te komen tot de afronding van een initiatief neemt zeer veel tijd in beslag. Dit heeft mede te maken met de verschillende fasen die deel uitmaken van het proces. Zo zijn er drie overeenkomsten nodig: de sloopovereenkomst, overeenkomst programmafase en anterieure overeenkomst. Vervolgens wordt er veelal door de initiatiefnemers een bestemmingsplan opgesteld, waarbij verschillende bureaus worden ingezet en er een variëteit aan plannen en regelingen ontstaat. Het kost veel tijd dit te uniformeren. Dit zelfde geldt voor de landschappelijke (erf)inrichtingsplannen.

Voorstel: Om het proces op een aantal punten te versnellen wordt voorgesteld om de overeenkomst programmafase en de anterieure overeenkomst samen te voegen. De gemeentelijke kosten die met een ontwikkeling samenhangen, en voor rekening van initiatiefnemer komen, worden in deze overeenkomst vastgelegd. Afrekening vindt plaats na ondertekening van de overeenkomst en voordat er een ontwerpbestemmingsplan wordt opgesteld en in procedure gebracht.

Verder wordt voorgesteld om voor de initiatieven die binnen dit kader vallen een standaard bestemmingsplan op te stellen die als basis dient voor alle vergelijkbare initiateven. Dit bestemmingsplan dient dan nog wel toegespitst te worden op het specifieke initiatief, maar zorgt wel voor een eenduidig kader voor vergelijkbare gevallen. De gemeente stelt deze plannen geheel in eigen beheer op, de initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het aanleveren van de benodigde gegevens.

Voor het landschappelijke (erf)inrichtingsplan wordt voorgesteld om een duidelijke beschrijving te maken van de eisen die hiervoor gelden, waarbij het ontwerpen vanuit de kwaliteit uitgangspunt is. Hiermee gelden voor alle gelijke gevallen ook gelijke voorwaarden. Alle landschappelijke (erf)inrichtingsplannen worden bij voorkeur opgesteld door één specialist. Voorgesteld wordt om dit uit te besteden aan de ervenconsulent van het Gelders Genootschap. Alle landschappelijke (erf)inrichtingsplannen moeten goedkeuring krijgen van de gemeente.

Vraagstuk 2: Er is vraag naar een zogenaamde ‘sloopbank’ waarbij er voormalige agrarische opstallen of eenden schuren worden gesloopt, vooruitlopend op het vinden van een locatie voor het verzilveren van de bouwrechten.

Voorstel: Om de gewenste sloop van de voormalige agrarische opstallen (inclusief eendenschuren ) te versnellen wordt voorgesteld om een zogenaamde sloopbank op te zetten. Eigenaren kunnen de volledige oppervlakte van de te slopen voormalige agrarische gebouwen laten registreren in ruil voor een af te geven sloopcertificaat. Het gaat hierbij om gebouwen die aantoonbaar legaal aanwezig zijn. Dit is het geval als er door initiatiefnemer vergunningen overlegd kunnen worden, of dat er vergunningen vindbaar zijn in het gemeentelijke archief. Zijn er geen vergunningen beschikbaar, maar zijn de gebouwen in ieder geval zichtbaar op de gemeentelijke luchtfoto´s van 1997 of ouder, kan bij volledige sloop van deze gebouwen voor 50% van het oppervalk een sloopcertificaat verkregen worden. Voorwaarde hierbij is dat de oppervlakte van de eerste te slopen voormalige agrarische schuur van elke afzonderlijke slooplocatie minimaal 150m² bedraagt (dus geen kippenhokken/houthokken e.d.). Sloop en sanering van gronden moet uiterlijk 6 maanden na afgifte van het certificaat afgerond zijn.

De slooplocatie moet direct na sloop voorzien worden van een groene inrichting, passend bij de omgeving en aan de hand van een goedgekeurd landschappelijk (erf)inrichtingsplan. Ook hiervoor zal een beschrijving opgesteld worden van de eisen die hiervoor gelden. Via een bestemmingswijziging worden de bouwmogelijkheden van de slooplocatie gehaald. Om te voorkomen dat er na iedere registratie een bestemmingswijziging in procedure wordt gebracht, wordt dit eens per kwartaal gedaan. Kosten – welke via de landelijke regeling plankosten worden bepaald - komen voor rekening van de gezamenlijke eigenaren. Een en ander wordt in een overeenkomst vastgelegd.

Om te voorkomen dat de sloopmeters te lang ongebruikt blijven, er niet wordt gebouwd nu de woningbehoefte hoog is en om de gewenste kwaliteit te behalen wordt hier een termijn aan gekoppeld om ze te verzilveren. Gedurende een periode van maximaal 2 jaar kunnen deze meters worden ingezet bij een ontwikkeling die sloopmeters eist. Deze termijn geldt vanaf de afgifte van het certificaat tot aan het principebesluit van het college voor de te ontwikkelen locatie. Het sloopcertificaat mag verkocht worden. Om te voorkomen dat deze termijn als een belemmering wordt gezien, blijft het na afloop van de twee jaar nog mogelijk sloopmeters vanaf de bank in te zetten voor verzilvering. Voorstel is wel om in deze gevallen een reductie toe te passen van 50%. Het erf waar de sloopmeters verzilverd worden moet primair vanuit kwaliteit ontworpen worden aan de hand van een goedgekeurd (landschappelijk) (erf)inrichtingsplan opgesteld door de ervenconsulent van het Gelders Genootschap.

Eigenaren die voor een sloopcertificaat in aanmerking komen worden daarover geïnformeerd.

Vraagstuk 3: Er is tot op heden nog niet gesloopt aan de Parallelweg 9/10. Dit komt omdat de bestemmingsplannen van de locaties waar de sloopmeters verzilverd worden nog niet onherroepelijk zijn. Vanwege instortingsgevaar , ongewenste verspreiding van asbest en de gewenste kwaliteitsverbetering van dit gebied is het van belang dat er op korte termijn gesloopt wordt.

Voorstel: Voor nieuwe initiatieven wordt voorgesteld om de sloop en sanering op te nemen in de anterieure overeenkomst, waarbij de voorwaarde wordt opgenomen dat de sloop en sanering uiterlijk binnen 6 maanden na ondertekening van de overeenkomst afgerond moet zijn. In de overeenkomst wordt een clausule opgenomen voor de gevallen waar toch niet gekomen wordt tot een onherroepelijk bestemmingsplan voor de locatie waar het bouwrecht verzilverd wordt. Voor deze sloopmeters kan vervolgens een sloopcertificaat worden afgegeven met daarbij de mogelijkheid deze in een later stadium alsnog te verzilveren op een alternatieve locatie. Wel dient er binnen een jaar na afgifte van dit certificaat een principebesluit te liggen met een akkoord voor een alternatieve locatie.

Er wordt ingezet om de sloopmeters aan de Parallelweg 9/10 waarvoor op dit moment al een bestemmingsplan in voorbereiding is dan wel in procedure is zo snel mogelijk te laten slopen. Ook voor deze sloopmeters geldt dat– in het geval er niet tot een onherroepelijk bestemmingsplan wordt gekomen – alsnog een sloopcertificaat afgegeven kan worden.

Vraagstuk 4: Bij de behandeling van initiatieven hebben de verschillende regelingen die gaan over rood voor rood initiatieven wel eens geleid tot een verschil in interpretatie bij de toepassing. Zo is bijvoorbeeld de pilot sloopregeling Eendengebied als op zichzelf staand beschouwd en soms als verlengstuk van de rood-voor-rood regeling. Ook verschilt het aantal te slopen en te verzilveren meters in de regelingen, wat soms tot verwarring heeft geleidt. Dit geldt ook voor de regeling als het gaat om verevening en de gevraagde landschappelijke versterking.

Voorstel: Om interpretatieverschillen te voorkomen en zoveel mogelijk gelijkluidend te handelen bij rood voor rood initiatieven vanuit het eendengebied , buitengebied en Hierden is voorliggend beleids- en toetsingskader geformuleerd waaraan alle initiatieven getoetst worden. De huidige voorwaarden uit de verschillende regelingen zijn hierbij uitgangspunt geweest en worden met dit kader samengevoegd. Van elkaar verschillende voorwaarden zijn geüniformeerd en het kader is op onderdelen aangevuld.

Dit toetsingskader wordt via een digitale kaart raadpleegbaar gemaakt. Op deze kaart staat duidelijk weergegeven welke gebieden binnen dit kader vallen en dan met name waar ruimte wordt gezien voor het verzilveren van sloopmeters. Het gaat hier om de gebieden die in de bestemmingsplannen bestemd zijn als ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’. Ook de geldende bouwstenen, beeldkwaliteitseisen en ontwerprichtlijnen worden beter onder de aandacht gebracht. Bekeken wordt in hoeverre ook deze verbeeld kunnen worden op digitale kaart. Zie de paragraaf ‘Beleids- en toetsingskader’ voor een concreet voorstel voor de voorwaarden. Op het onderwerp van verevening wordt bij vraagpunt 9 verder ingegaan.

Vraagstuk 5: Er zijn al initiatieven waarbij er wordt voorgesteld meters in te zetten uit zowel het eendengebied als het overige buitengebied. Het geldende beleid geeft geen uitsluitsel hoe hiermee moet worden omgegaan;

Voorstel: Sloopmeters van legale agrarische schuren en/of eendenschuren mogen ingezet worden voor het verzilveren van bouwrechten (kippenhokken/houthokken/blokhutten e.d. tellen niet mee). Er mag sprake zijn van een combinatie en van verschillende locaties. Alle in te zetten slooplocaties moeten volledig opgeschoond worden en alle bedrijfsactiviteiten moeten beëindigd worden of zijn. Meters die nog niet gelijk verzilverd worden, worden geregistreerd in de sloopbank. Voorwaarde hierbij is dat de oppervlakte van de eerste te slopen voormalige agrarische schuur van elke afzonderlijke slooplocatie minimaal 150m² bedraagt.

Vraagstuk 6: De sloopregelingen worden vooral gezien als een regeling om woningen te bouwen, terwijl het primaire doel van de regeling zich richt op het slopen van voormalige opstallen, asbestsanering en de landschappelijke versterking en daarmee de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Verder worden de initiatieven die binnenkomen overwegend op zichzelf beoordeeld. Hierbij wordt onvoldoende aandacht besteed aan de bestaande beleidskaders en zou er meer gekeken kunnen worden naar samenhang tussen de verschillende initiatieven.

Voorstel: Voorwaarde voor ontwikkeling van een initiatief is het ontwerpen vanuit kwaliteit in plaats van kwantiteit. Er wordt nadrukkelijker gestuurd op een goedgekeurd landschappelijk (erf)inrichtingsplan, met daarbij een uitvoerings- en beheerplan. Via een voorwaardelijke verplichting en een overeenkomst wordt dit vastgelegd. Er worden minimale eisen geformuleerd waar dit landschappelijk (erf)inrichtingsplan aan moet voldoen. Daarbij moet aandacht zijn voor de samenhang met andere initiatieven en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. De ontwerprichtlijnen uit de Visie op hoofdlijnen, de bouwstenen uit het Dorpsomgevingsplan Hierden en de Beeldkwaliteitseisen uit het bestemmingsplan Hierden Dorp worden hierbij als uitgangspunt gehanteerd (zie bijlagen 3, 4 en 5). Het landschappelijk (erf)inrichtingsplan moet opgesteld worden door een ervenconsulent van het Gelders Genootschap en worden goedgekeurd door de gemeente.

Vraagstuk 7: De meeste initiatieven voorzien in (grote) vrijstaande woningen. Dit is niet in overeenstemming met de woonvisie en de woningbehoefte.

Voorstel: Bij de ontwikkeling van initiatieven moet worden aangetoond dat wordt gebouwd in overeenstemming met de geldende woonvisie. Waar nodig wordt aangespoord tot het realiseren van knooperven. Ook kan gekeken worden of er meerdere kleine eengezinswoningen in één bouwvolume gerealiseerd kunnen worden, mits passend binnen alle voorwaarden.

Vraagstuk 8: Er is altijd uitgegaan van het slopen van hele bouwblokken. Ook het meerdere dat aanwezig is boven de vereiste sloopmeters moet verwijderd worden. Ervaring leert dat initiatiefnemers op zoek gaan naar sloopmeters en daar meerdere locaties voor willen inzetten, waarbij meerdere kleine schuurtjes worden ingezet. Afgevraagd moet worden of dit zogenaamde sprokkelen gewenst is.

Voorstel: Het opschonen van hele percelen blijft uitgangspunt, ook wanneer meerdere locaties worden ingezet. Voorkomen moet worden dat er gesprokkeld wordt. Op een slooplocatie moet dan ook alle legale voormalige agrarische bebouwing worden gesloopt, waarbij geldt dat de oppervlakte van de eerste te slopen voormalige agrarische schuur van elke afzonderlijke slooplocatie minimaal 150 m² bedraagt. Bebouwing die niet verzilverd wordt, kan geregistreerd worden in de sloopbank, mits wordt voldaan aan het minimale oppervlak per locatie.

Vraagstuk 9: Voor de initiatieven in het buitengebied en Hierden die uitgewerkt worden volgens de rood voor rood regeling geldt een vereveningsbijdrage. Voor Hierden geldt een zelfstandige regeling. Voor het eendengebied geldt geen vereveningsbijdrage aangezien daar asbest wordt verwijderd en gesaneerd. Wel moet het perceel waar de bouwrechten verzilverd worden landschappelijk worden ingericht. Praktijk leert dat de verevening niet het gewenste effect heeft en er niet consequent met deze verveningsbijdrage is omgegaan. Daarnaast zijn geen concrete afspraken gemaakt over het opvolgen van de gemaakte afspraken. Dit betekent dat onvoldoende in beeld is of er daadwerkelijk gesloopt en gesaneerd is en of uitvoering is gegeven aan het (erf)inrichtingsplan.

De vereveningsbijdrage is in een landschapsfonds gestort. Hoe dit bedrag wordt of is ingezet is onvoldoende duidelijk/voelbaar voor de bewoners van het buitengebied en Hierden. Voor het plangebied van Hierden Dorp geldt een eigen vereveningssystematiek. Ook hier is onduidelijk voor bewoners in hoeverre hier opvolging aan gegeven is/wordt.

Voorstel: Om over te gaan tot een directe kwaliteitsverbetering gerelateerd aan initiatieven wordt voorgesteld om voor nieuwe initiatieven die binnenkomen na vaststelling van dit beleids- en toetsingskader, de vereveningsbijdrage te laten vervallen. In plaats daarvan dient het landschappelijke (erf)inrichtingsplan extra aandacht te krijgen als het gaat om kwaliteit. Daarbij moet ook gekeken worden naar de mogelijkheden van het toevoegen van elementen die een verbetering betekenen voor de directe omgeving (bv. aansluiting op klompen- of kerkenpaden, fietsroutes, ecologische verbindingszones e.d.). Kosten van uitvoering van dit plan alsmede het beheer en de kosten van sloop en sanering zijn volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Ook wordt er extra kwaliteit gerealiseerd door de benodigde sloopmeters vanuit buitengebied te verhogen van 500m² naar 750m².

Voor wat betreft het landschapsfonds wordt uitgezocht hoeveel er tot op heden gestort is en waar dit voor ingezet is of nog gaat worden. Voor het plangebied Hierden Dorp wordt voorgesteld in beeld te brengen wat de stand van zaken is van de vereveningssystematiek en te onderzoeken of de beoogde afrekening die voor het einde van dit jaar voorzien is, naar voren gehaald kan worden. De resultaten vanuit de verevening worden gepubliceerd.

Vraagstuk 10: Er dient zich een nieuwe categorie aan die wellicht in aanmerking kan komen voor een sloopregeling. Het buitengebied kent een aantal huisjes die in het bestemmingsplan aangeduid zijn als recreatiewoning (RW). Bijlage 6 geeft een overzicht van deze huisjes. Deze recreatiewoningen worden al geruime tijd permanent bewoond zonder formele toestemming van de gemeente.

Voorstel: De meeste van de aangeduide recreatiewoningen worden al zolang bewoond dat optreden niet als een reëele optie wordt gezien. Voorgesteld wordt om aan de eigenaren en/of bewoners van deze recreatiewoningen een legaliseringsvoorstel te doen. Aanbod is een woonbestemming in ruil voor sloopmeters en een landschappelijke inpassing op het perceel. Maakt men geen gebruik van dit aanbod, wordt de geldende bestemming alsnog gehandhaafd. Deze kleine recreatiewoningen worden bestemd in lijn met de getransformeerde recreatiewoningen. De vereiste sloopmeters worden vastgesteld op drie keer de oppervlakte van de recreatiewoning. Deze sloopmeters moeten eerst gezocht worden op het eigen perceel, daarna in het eendengebied gevolgd door een mogelijkheid op een voormalig agrarisch erf elders. Eventueel kunnen ook meters vanuit de sloopbank ingezet worden. Vergunningsvrij bouwen bij deze kleine woningen wordt uitgesloten. Mochten zich vergelijkbare gevallen voordoen, die niet als zodanig staan aangeduid in de bestemmingsplannen, kunnen deze onder gelijke voorwaarden in aanmerking komen voor de woonbestemming.

Werkwijze en proces

De samenvoeging van de voorwaarden uit de geldende regels en de voorgestelde aanvullingen daarop zoals hiervoor beschreven, leiden tot het concrete beleid- en toetsingskader zoals in de volgende paragraaf is weergegeven.

Het concept van deze notitie is teruggekoppeld met de interne vakdisciplines en omgevingscoaches en de gekregen feedback is verwerkt. Verder wordt voorgesteld de lokale vertegenwoordiger van LTO en het ODNV te betrekken. Aangezien het hier met name gaat om het samenvoegen van bestaande beleids- en toetsingskaders, waarbij er een paar geringe wijzigingen zijn verwerkt die positief zijn voor belanghebbenden, is het houden van inspraak niet nodig. Gelet op de gewenste voortvarendheid in de afhandeling van initiatieven en duidelijkheid over het kader, is het van belang om op korte termijn tot een besluit te komen.

Voorgesteld wordt om deze notitie via het college en commissie Ruimte voor te leggen aan de gemeenteraad voor besluitvorming. Na besluitvorming worden alle initiatieven die zien op rood-voor-rood aan de hand van dit kader getoetst. Dit wordt gedaan door een speciaal hiervoor samengestelde werkgroep. Dit in het belang van eenduidige interpretatie, efficiënt en doelgericht werken. Van de gegeven bevoegdheden uit de geldende bestemmingsplannen wordt geen gebruik meer gemaakt. In het op te stellen van het Omgevingsplan voor Harderwijk wordt dit toetsingskader verwerkt.

Om de toestroom van initiatieven voor nieuwe woningen, maar ook de registraties voor de sloopbank te kunnen reguleren wordt voorgesteld om vier keer per jaar nieuwe initiatieven in behandeling te nemen. Deze initiatieven worden bestemd in één bestemmingsplan, waarbij eveneens de sloopmeters worden weg bestemd. Op elke eerste van een kwartaal worden de nieuwe initiatieven in behandeling genomen. Hiermee is het voor iedereen duidelijk wanneer de behandeling plaatsvindt. Hierbij wordt voorgesteld om het werkproces voor de behandeling (bijlage 7) uit te werken in informatieblad voor op de website, met daarbij een verwachting van de tijd en kosten die daarmee samenhangt.

Na het sluiten van de overeenkomsten wordt strikt toegezien op de uitvoering en instandhouding van de gemaakte afspraken. Bij het niet naleven van deze afspraken wordt een handhavingsprocedure gestart om alsnog de beoogde kwaliteit te kunnen realiseren.

Beleids- en toetsingskader rood voor rood initiatieven Buitengebied en Hierden

De aangewezen gronden1 komen in aanmerking voor het bouwen van extra woning(en) in ruil voor het slopen van voormalige agrarische opstallen in het eendengebied, buitengebied en Hierden, mits aangetoond wordt dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Alle agrarische bedrijfsactiviteiten, inclusief nevenactiviteiten die niet binnen de bestemming ‘Wonen’ passen, op zowel de slooplocatie als het nieuwe erf zijn of worden definitief gestopt;

  • 2.

    geldende milieuvergunningen/meldingen worden ingetrokken;

  • 3.

    alle gebouwen, andere bouwwerken en verhardingen (anders dan die volgens de bestemming ‘Wonen’ zijn toegelaten en met uitzondering van monumenten) worden verwijderd van zowel de sloop- als bouwlocatie;

  • 4.

    De gronden waarop de gebouwen, andere bouwwerken en verhardingen aanwezig waren, worden gesaneerd inclusief een zone van ten minste 5 meter rondom (schone grond verklaring is vereist);

  • 5.

    Gesloopte / legaal aanwezige / voormalige agrarische gebouwen komen in aanmerking voor een registratie in de sloopbank, mits het de oppervlakte van het eerste gesloopte gebouw van elke afzonderlijke slooplocatie minimaal 150m² bedraagt;

  • 6.

    Voor gebouwen waarvan geen vergunningen beschikbaar zijn, maar die zichtbaar zijn op de gemeentelijke luchtfoto´s van 1997 of ouder, mag – bij volledige sloop van deze gebouwen – 50% van de oppervlakte worden geregistreerd in de sloopbank, mits de oppervlakte van het eerste gesloopte gebouw van elke afzonderlijke slooplocatie minimaal 150m² bedraagt;

  • 7.

    Gesloopte gebouwen kunnen ingezet worden voor de bouw van een nieuwe woning, met dien verstande dat:

    • a.

      Een sloop van minimaal 250m² vereist is voor een sociale huurwoning woning van maximaal 75m², met een bijgebouw van maximaal 20m². De sociale huurwoning mag na 10 jaar worden verkocht of verhuurd in de vrije sector;

    • b.

      Een sloop van minimaal 450m² vereist is voor een woning van maximaal 90m², met een bijgebouw van maximaal 60m²;

    • c.

      Een sloop van minimaal 750m² vereist is voor een woning van maximaal 150m², met een bijgebouw van maximaal 100m²;

    • d.

      Een sloop van minimaal drie keer de oppervlakte van een aangeduide recreatiewoning (of een hiermee vergelijkbare recreatiewoning) vereist is voor het verkrijgen van de woonbestemming voor het aanwezige oppervlak, met een bijgebouw van maximaal 20m². Vergunningsvrije bouwwerken worden uitgesloten;

  • 8.

    Bij een tekort aan meters kunnen sloopmeters gebruikt worden van de sloopbank, waarbij een minimale afname van 100m² geldt;

  • 9.

    Er wordt gebouwd in overeenstemming met de geldende Woonvisie en het daaruit voortvloeiende woningbouwprogramma;

  • 10.

    Er mogen meerdere woningen (afzonderlijk geschikt voor één huishouden) in één bouwvolume worden gerealiseerd;

  • 11.

    In alle gevallen wordt een landschappelijke (erf)inrichtingsplan geëist dat voldoet aan de geformuleerde eisen en is goedgekeurd door de gemeente;

  • 12.

    Uitvoering en beheer van het landschappelijke (erf)inrichtingsplan wordt vastgelegd in een overeenkomst en voorwaardelijke verplichting;

  • 13.

    Bij de herinrichting van de slooplocatie en het nieuwe erf krijgt kwaliteit prioriteit boven kwantiteit en wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de eisen die van toepassing zijn uit de bijlagen 3, 4 en 5.

  • 14.

    Kosten van uitvoering en beheer van het landschappelijke (erf) inrichtingsplan komen voor rekening van initiatiefnemer, evenals de kosten van de sloop en sanering.

  • 15.

    Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit de milieuaspecten;

  • 16.

    De milieucontour(en) van de bestaande bedrijven moet in acht genomen worden;

  • 17.

    Er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor de waarden ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie;

  • 18.

    Er mag geen significante aantasting zijn van de wezenlijke kenmerken of waarden van de Groene ontwikkelingszone en/of het Natuurnetwerk;

  • 19.

    Er kan gebruik gemaakt worden van de bestaande infrastructuur en er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  • 20.

    Parkeren wordt op eigen erf opgelost;

  • 21.

    Buitenopslag is niet toegestaan;

Ondertekening


Noot
1

Gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ wat nog een nadere uitwerking krijgt op een digitale kaart.