Regeling vervallen per 01-11-2021

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Openstelling en vaststelling subsidieplafond Samenwerking voor Innovatie; Zeeland 2021

Geldend van 22-10-2021 t/m 31-10-2021

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Openstelling en vaststelling subsidieplafond Samenwerking voor Innovatie; Zeeland 2021

Besluit van gedeputeerde staten van 15 juni 2021, kenmerk 65816, houdende POP3 Openstelling Samenwerking voor Innovatie; Zeeland 2021.

Gedeputeerde staten van Zeeland;

  • Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van Hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 (POP-3) Zeeland

Besluiten:

  • I.

    Open te stellen de regeling Samenwerking voor Innovatie; Zeeland 2021 voor de periode van 28 juni 2021, 9 uur, tot en met 1 oktober 2021, 17.00 uur.

  • II.

    Vast te stellen dat het subsidieplafond € 2.000.000 is en dat het bedrag volledig bestaat uit middelen van het ELFPO.

  • III.

    Vast te stellen dat de ELFPO middelen met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld moeten worden.

  • IV.

    Vast te stellen dat aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend vanaf 28 juni 2021 om 09.00 uur tot en met 1 november 2021 om 17.00 uur.

  • V.

    De volgende nadere regels vast te stellen::

Nadere regels Samenwerking voor Innovatie; Zeeland 2021

Artikel 1 Begripsomschrijving

In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:

  • a.

    EIP: het Europees Partnerschap voor Innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw bedoeld in artikel 53 Vo (EU) 1305/2013;

  • b.

    Niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • c.

    Operationele groepen: samenwerkingsverbanden die deel uitmaken van een EIP, de groep bestaat uit minimaal twee actoren, van wie minimaal één landbouwer deel uitmaakt of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt en de groep is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties;

  • d.

    Samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 van de Verordening dat ten minste uit twee partijen bestaat die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectvraag. Minstens één van deze partijen is landbouwer of een organisatie die één of meerdere landbouwers vertegenwoordigt.

  • e.

    Verordening: Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 (POP-3) Zeeland

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.1, eerste lid, van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid van de Verordening, en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie, en/of;

    • b.

      de uitvoering van een innovatieproject.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.1, tweede lid van de Verordening moeten de activiteiten gericht zijn op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie en leveren deze een bijdrage aan het realiseren van een transitie naar een meer volhoudbare landbouw en/of het bevorderen van de biodiversiteit in het agrarisch gebied alsmede één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      Verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      Beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      Klimaatmitigatie;

    • e.

      Klimaatadaptatie;

    • f.

      Verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en een verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      Behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

    • h.

      Maatregelen die leiden tot een verbetering van de bodemkwaliteit en/of de beschikbaarheid en efficiënt gebruik van zoetwater.

  • 3.

    Uit hoofde van artikel 2.7.1, derde lid van de Verordening stellen Gedeputeerde Staten vast dat de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het uitvoeringsdocument landelijk gebied, de in voorbereiding zijnde omgevingsvisie en klimaatadaptatiestrategie, en het deltaprogramma zoetwater.

Artikel 3 Subsidiehoogte

Op grond van artikel 1.3, vierde lid, aanhef en onder g van de Verordening bedraagt de Europese subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2 van dit openstellingsbesluit minimaal € 75.000,- en maximaal € 400.000,- per aanvraag.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Op grond van artikel 1.12, eerste lid, van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 of artikel 1.9a van de Verordening;

    • b.

      Op grond van artikel 1.12b van de Verordening kunnen vereenvoudigde kostenopties voor de berekening van overige totale kosten (totale kosten minus personeelskosten) toegepast worden op:

      • i.

        kosten derden: kosten waarvoor een factuur kan worden overgelegd;

      • ii.

        bijdragen in natura voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11 van de Verordening;

      • iii.

        onbetaalde eigen arbeid voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11a van de Verordening;

      • iv.

        afschrijvingskosten.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.6, eerste lid, van de Verordening kan voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor het werven van deelnemers;

    • b.

      kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

    • c.

      kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereekomst;

    • d.

      kosten voor het projectmanagement en projectadministratie.

  • 3.

    Op grond van artikel 2.7.6, tweede lid, kan voor de uitvoering van een innovatieproject subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

    • b.

      kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

    • d.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 4.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      kosten voor aankoop van grond;

    • d.

      kosten van de koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa.

  • 5.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid en artikel 1.12a van de Verordening kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies.

  • 6.

    Op grond van artikel 2.7.6, vierde lid, van de Verordening kan voor de uitvoering van een fysieke investering in het kader van het project subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • c.

      kosten van de koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12, lid 3 en 4 van de Verordening.

Artikel 5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 en 2.7.2 van de Verordening of aan de initiatiefnemer van het samenwerkingsverband in wording.

Artikel 6 Aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag:

  • a.

    Indien de samenwerking is gericht op de uitvoering van een integraal innovatieproject een beschrijving van dat uit te voeren project, inclusief een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen of aan te passen product, project, procedé of andere ontwikkeling;

  • b.

    Een beschrijving van de verwachte resultaten en van de bijdrage aan de doelstelling om de productiviteit en het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren;

  • c.

    Een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding van de resultaten met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken;

  • d.

    Een beschrijving van de interne procedures van het samenwerkingsverband waarmee transparante werking en besluitvorming gegarandeerd en waarmee belangenconflicten worden voorkomen;

  • e.

    Een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen op een door het college van gedeputeerde staten beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 7 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 en 1.15a van de Verordening de selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes;

    • c.

      innovativiteit;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Per selectiecriterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

  • 3.

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      effectiviteit heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      innovativiteit heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      efficiëntie heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 36 punten behaald zijn.

  • 5.

    Op grond van artikel 1.15, vierde lid, van de Verordening bepalen Gedeputeerde Staten dat, indien het beschikbare subsidieplafond ontoereikend is voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, de projecten gerangschikt worden naar score. Ingeval van gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op het hoogste onderscheidende criterium, dus in de volgorde effectiviteit – haalbaarheid/kans op succes – innovativiteit - efficiëntie. Als ook dit geen onderscheid oplevert, vindt de keuze plaats door middel van loting.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien er voor dezelfde activiteit en/of subsidiabele kosten reeds op grond van andere regelingen subsidie is aangevraagd of verstrekt:

  • b.

    Voor kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten;

  • c.

    Indien steun niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw- de voedingsmiddelen- of de bosbouwsector;

  • d.

    Indien de aanvraag niet wordt gedaan door een pas opgericht samenwerkingsverband of netwerk of het niet gaat om een activiteit die nieuw is voor een reeds bestaand samenwerkingsverband of netwerk.;

  • e.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 75.000,-;

  • f.

    het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 7 en de toelichting, lager is dan 36, wat overeenkomt met 60% van het maximaal aantal punten.

Artikel 9 Adviescommissie

Als uitwerking van artikel 1.14, tweede lid van de Verordening worden aanvragen, die voor subsidie in aanmerking komen, voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit wordt aangehaald als Openstelling Samenwerking voor innovatie Zeeland 2021 en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 15 juni 2021.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Bijlage 1 Toelichting

IALGEMEEN DEEL

1.1Kader

Op 31 december 2020 liep de oorspronkelijke programmaperiode van POP3 2014-2020 af. Vanwege vertraging in de Brusselse besluitvorming kon het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) nog niet van start gaan op 1 januari 2021. Om de continuïteit in de financiering en uitvoering van POP3 te waarborgen heeft de Europese Commissie de mogelijkheid geboden om het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma te verlengen. Lidstaat Nederland heeft besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken ter overbrugging tussen het huidige POP3 en het nieuwe GLB. De overbruggingsperiode beslaat de jaren 2021 en 2022. De financiering van de overbruggingsjaren komt uit het nieuwe GLB. Inhoudelijk wordt het principe van ‘oude regels, nieuw geld’ gehanteerd. Dit houdt in dat dit openstellingsbesluit evenals voorgaande jaren past binnen de Verordening POP3 subsidies Zeeland.

Nederland heeft ervoor gekozen om in de overbruggingsperiode een accentverschuiving aan te brengen, waarbij de inhoudelijke focus meer dan voorheen komt te liggen op de actuele maatschappelijke thema’s klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw (incl. stikstof).

1.2De Verordening

Dit openstellingbesluit betreft een nadere uitwerking van de Verordening. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in dit openstellingsbesluit is de Verordening van toepassing. Het gaat daarbij met name om hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van hoofdstuk 2.

Bijvoorbeeld artikel 1.7 (wijze van indienen van een aanvraag), artikel 1.17 (verplichtingen), artikel 2.7.4 (aanvraag) en artikel 2.7.5 weigeringsgronden van de Verordening zijn onverkort van toepassing al worden ze in dit openstellingsbesluit niet herhaald.

1.3Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke externe, door Gedeputeerde Staten benoemde adviescommissie (benoemd op 14 juni 2016, kenmerk: 16008619) beoordeelt vervolgens de aanvragen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 6 van Hoofdstuk 1 nadere regels en de toelichting bij dat artikel.

1.4Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn gemaakt na de aanvraag om subsidie. Kosten die voor de aanvraag om subsidie zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag – zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het aanvragen of ontvangen van subsidie – uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.

De ervaring leert dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten kunnen subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. De beschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen.

1.5Aanbestedingen

Als een gemeente of waterschap betrokken is bij het samenwerkingsverband kunnen de aanbestedingsregels van deze organisatie van toepassing zijn. Bij betaalverzoeken wordt gecontroleerd of de aanbestedingsregels zijn nageleefd. Het niet naleven van aanbestedingsregels leidt tot een korting op de subsidie. De hoogte van de korting is afhankelijk van de overtreding.

1.6Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website https://www.zeeland.nl/subsidie-aanvragen/pop3. Ook is het raadzaam om het Handboek voor aanvragers POP3 en POP3+ subsidie te raadplegen. Het handboek is te vinden op de website van het Netwerk Platteland.

IIARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting bij artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw zijn bruggen nodig tussen kennis en technologie met betrekking tot onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector rond de in dit artikel genoemde thema’s.

Om dit te realiseren heeft de provincie Zeeland de sector geraadpleegd en een uitvoeringsagenda opgesteld. Centraal uitgangspunt van deze (uitvoerings)agenda is de transitie naar een meer volhoudbare landbouw. De thema’s bodem, beheer (zoet)water, biodiversiteit en ketens zijn daarbij centraal gesteld als onderdelen van een volhoudbare bedrijfsvoering, die voor een zo groot mogelijke doelgroep bereikbaar gemaakt wordt.

Binnen de provincie Zeeland is eveneens een Strategische aanpak stikstof opgesteld. Deze strategische aanpak sluit aan bij de landelijke aanpak en kent diverse speerpunten, waarbij één van deze speerpunten het onderdeel data en monitoring is. Uitgangspunt hierbij is dat eerst in beeld gebracht moet worden waar het over gaat, voordat een concrete aanpak kan worden geformuleerd. Binnen Zeeland zijn de landbouw en veehouderij sectoren die een groot aandeel hebben in de stikstofemissie, met name de emissie van ammoniak. De aanvraag voor het uitvoeren van een pilot voor het uitvoeren van bronmetingen ten behoeven van het inzichtelijk krijgen van (stikstof)emissie in diverse stalsystemen van de (intensieve) veehouderij, sluit dan ook direct aan bij zowel de doelen van de Zeeuwse strategische aanpak stikstof, als bij het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied waar deze doelen in zijn opgenomen.

Met de POP3 maatregel “Samenwerking voor innovatie” worden middelen beschikbaar gesteld om de oprichting van projectgerichte samenwerkingsverbanden te bevorderen. De samenwerkingsverbanden werken op projectbasis aan een integrale innovatieopgave die een antwoord moet geven op een concrete vraag of kans uit de praktijk. De integrale projecten moeten bijdragen aan het realiseren van een transitie naar een meer volhoudbare landbouw en/of het bevorderen van de biodiversiteit in het agrarisch gebied. Daarbij gaat het dus om de uitvoering van het gezamenlijke innovatieproject door het samenwerkingsverband. Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze maatregel. Wanneer het gaat om het doelgericht communiceren over en demonstreren van reeds praktijkrijpe (geheel beproefde) innovaties vallen ze onder Hoofstuk 2 paragraaf 1 van de Verordening.

Toelichting bij artikel 3 en 4 Subsidiehoogte en Subsidiabele kosten

Kosten derden, personeelskosten, bijdragen in natura, eigen onbetaalde arbeid, afschrijvingskosten en niet-productieve fysieke investeringen zijn subsidiabel. Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiepercentage is artikel 2.7.8 van de Verordening van toepassing. Daarbij geldt echter dat de totale subsidie minimaal € 75.000 en maximaal € 400.000 per aanvraag bedraagt.

Als de activiteit betrekking heeft op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten, geldt het volgende:

  • De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 2 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

  • De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 3 bedraagt 70% van de subsidiabele kosten;

  • De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 4 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

  • De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 5 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

  • De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 6 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Vereenvoudigde kostenopties

De vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten houdt in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe subsidiabele kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag, een opslag voor personeelskosten berekend wordt zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

Bijvoorbeeld:

Subsidiepercentage is 60%

Totale subsidiabele overige directe kosten: € 100.000,00

Opslag personeelskosten: € 100.000,00 * 20% * 1.15 = € 23.000,00

Subsidiebedrag: (€ 100.000,00 + € 23.000,00) * 60% = € 73.800

De algemene kosten en voorbereidingskosten ten behoeve van investeringen zijn alleen subsidiabel als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan.

De aanvrager maakt deel uit van het samenwerkingsverband. Indien hij/zij in loondienst is, dan vallen zijn/haar personeelskosten onder de subsidiabele activiteit ‘personeelskosten’. De werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 of artikel 1.9a van de Verordening. Deze berekening alsmede een inschatting van het aantal uren maken deel uit van de begroting. Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na afloop van het project op basis van het aantoonbaar werkelijk gemaakte aantal uren. Het bijhouden van een tijdschrijfsysteem wordt aangeraden.

Ingehuurde adviseurs, architecten en ingenieurs kunnen geen deelnemers zijn van het samenwerkingsverband. Zij kunnen worden ingehuurd door het samenwerkingsverband. Hun kosten zijn 100% subsidiabel op basis van offerte. Als zij worden ingehuurd ten behoeve een fysieke investering voor een innovatieproject, is 100% van de kosten subsidiabel.

Toelichting bij artikel 5 Aanvrager

Conform artikel 2.7.2 van de Verordening wordt subsidie toegekend aan een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste twee partijen waarvan er ten minste één landbouwer is, of in dienst is bij een organisatie die de landbouwsector vertegenwoordigt. Bij een subsidieaanvraag zal uit de statuten van de desbetreffende organisatie moeten blijken of deze organisatie landbouwers vertegenwoordigt. Eén van de personen uit het samenwerkingsverband is de penvoerder (aanvrager).

Het samenwerkingsverband dient een samenwerkingsovereenkomst over te leggen die voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Verordening.

Artikel 1.7 en artikel 2.7.4 van de Verordening geven weer hoe de aanvrager een aanvraag moet indienen en welke bijlagen hij mee moet sturen.

Toelichting bij artikel 6 Aanvraag

In artikel 1.7, lid 2, van de Verordening is bepaald dat de aanvraag ten minste de kostenbegroting en een toelichting daarop bevat, alsmede een financieringsplan, een opgave van subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteit, een overzicht van inkomsten en een projectplan. Met het volledige projectplan wordt dus o.a. inzicht gegeven in de inkomende financiële middelen, waaronder de aangevraagde subsidies.

Ter ondersteuning van de aanvragers worden op https://www.zeeland.nl/subsidie-aanvragen/pop3 de formulieren aangeboden die in ieder geval gebruikt moeten worden: het format projectplan en het format co-financieringsverklaring.

Toelichting bij artikel 7 Selectiecriteria, weging en selectie

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie.

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van vier selectiecriteria. Voor elk selectiecriterium kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald. De provincie vindt het belangrijk om via deze regeling een bijdrage te leveren aan systeeminnovatie in de landbouw. Daarom weegt effectiviteit zwaarder dan de andere selectiecriteria. Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Selectiecriterium effectiviteit

Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd (‘wat voegt dit project toe’).

Bij het thema Samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Meerwaarde beoogde innovatie voor doel innovatiethema / urgentie. Draagt het voorstel bij aan de doelstellingen van het uitvoeringsdocument landelijk gebied, strategische aanpak stikstof, de in voorbereiding zijnde omgevingsvisie en klimaatadaptatiestrategie, en het deltaprogramma zoetwater.

  • 2.

    Bijdrage project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het project een voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen?

  • 3.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol. Is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk?

  • 4.

    Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatietraject en ten behoeve van verspreiding van de resultaten – is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis, bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling?

  • 5.

    Ook wordt de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.

De provincie Zeeland kent via de onderstaande methodiek de punten toe:

  • 0 punten indien aan geen enkel aspect wordt voldaan.

  • 1 punt indien overtuigend aan een van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • 2 punten indien overtuigend aan twee van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • 3 punten indien overtuigend aan drie van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • 4 punten indien overtuigend aan vier van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • 5 punten indien overtuigend aan alle aspecten wordt voldaan.

Selectiecriterium haalbaarheid / kans op succes

De wijze waarop de kans op succes/haalbaarheid wordt gemeten is afhankelijk van het soort aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden.

A.Oprichting samenwerkingsverband en de ontwikkeling van een projectplan:

De “kans op succes” wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit:

  • 1.

    de kwaliteit van de projectaanvraag;

  • 2.

    de kwaliteit van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende partijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

B.Ontwikkelen innovatie:

In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase “ontwikkelen innovatie” mag men resultaten van voorwerk verwachten, bij een gecombineerde aanvraag is aan te raden in de openstelling te eisen dat de aanvraag een go – no go moment bevat voor de ontwikkelfase.

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • 2.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel?

  • 3.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • 4.

    Kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

  • 5.

    Kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen met het EIP en andere relevante netwerken en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid om presentaties te verzorgen of groepen belangstellenden te ontvangen?

Op het gebied van innovatie-ontwikkeling is in Europees verband een proces gestart dat EIP-Agri heet. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat zij/hij zich op gelijksoortige projecten als het projectidee oriënteert, die in Nederland https://netwerkplatteland.nl/innovatie/projecten/kaart en in de EU https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/find-connect/projects zijn gestart. Ook wordt verwacht dat aangetoond wordt dat in het projectplan de kennis is gebruikt, die is ontwikkeld in de EIP Focus Groups https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/focus-groups en de gerelateerde Horizon 2020 projecten, waaronder vooral de Thematic Networks https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/about/thematic-networks-%E2%80%93-closing-research-and

De provincie Zeeland stimuleert dwarsverbindingen (cross-overs) tussen agrobusiness en andere sectoren, immers, door kennisuitwisseling ontstaan nieuwe ideeën, nieuwe concepten, innovaties. De slagingskans van een innovatieproject wordt groter naarmate er meer verschillende partijen (onderzoek, onderwijs, bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisatie) en meer verschillende disciplines/sectoren (bv landbouw, natuur, energie, mkb, watermanagement, creatieve sector) samen werken. Enerzijds gaat het om een zo divers mogelijk gezelschap. Anderszijds gaat het om nieuwe verbanden, nieuwe combinaties. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Het projectteam dient zoveel als mogelijk te bestaan uit personen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van het project. Gedacht wordt aan een deskundige op het gebied van verdienmodellen, een deskundige op het gebied van kringlooplandbouw en/of klimaat en milieu, een architect of ontwerper, een vertegenwoordiger van de bank en/of een deskundige op het terrein van andere financieringsvormen, een procesbegeleider, en desgewenst een partij die de administratie van het project uitvoert.

De provincie Zeeland kent via de onderstaande methodiek de punten toe:

  • 0 punten indien beide aspecten niet in beeld zijn gebracht;

  • 1 punt indien alleen het eerste aspect in beeld is gebracht;

  • 2 of 3 punten indien het aantal deelnemers redelijk respectievelijk goed in verhouding is tot de doelstelling van het project;

  • 4 of 5 punten indien het aantal deelnemers, én hun kwaliteit redelijk respectievelijk goed in verhouding is tot de doelstelling van het project.

Selectiecriterium innovativiteit

Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf teweeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz.), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan zullen vier of vijf punten toegekend worden.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie-idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2.

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, dat wil zeggen inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sector overstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3.

    Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • 4.

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

De provincie Zeeland kent via de onderstaande methodiek de punten toe

0 punten indien er geen sprake is van een innovatie zoals bijvoorbeeld een bestaand idee toepassen op een andere manier.

  • 1 punt indien er geen sprake is van een bijzonder idee waardoor het grensverleggende karakter van de innovatie beperkt is.

  • 2 punten indien de innovatie op ten minste twee aspecten enigszins scoort en op een aspect niet.

  • 3 punten indien de innovatie op drie aspecten ruim voldoende scoort.

  • 4 punten indien de innovatie op alle aspecten voldoende scoort.

  • 5 punten indien de innovatie op alle aspecten overtuigend scoort.

Selectiecriterium efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Redelijkheid van kosten - staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie, hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • 2.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 3.

    Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid - in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

De provincie Zeeland kent via de onderstaande methodiek de punten toe:

  • 0 punten zullen worden toegekend indien de verhouding tussen kosten en doelstelling naar het oordeel van de commissie onredelijk is.

  • 1 punt zal worden toegekend indien op een aspect voldoende wordt gescoord.

  • 2 punten zullen worden toegekend indien op twee aspecten voldoende wordt gescoord.

  • 3 punten zullen worden toegekend indien op alle drie de aspecten voldoende wordt gescoord.

  • 4 punten zullen worden toegekend indien op twee van de drie voldoende en op een goed wordt gescoord.

  • 5 punten zullen worden toegekend indien op alle aspecten goed wordt gescoord.

Toelichting bij artikel 8 Weigeringsgronden

In artikel 1.8 van de Verordening zijn algemeen geldende weigeringsgronden opgenomen. De bepalingen in de Verordening zijn onverkort van kracht tenzij in het onderhavige openstellingsbesluit nadrukkelijk anders is bepaald. Ook de in art. 4:35 Algemene wet bestuursrecht bepaalde weigeringsgronden gelden onverkort.

De provincie wenst alleen omvangrijke, integrale samenwerkingsprojecten voor subsidie in aanmerking te laten komen. Geen subsidie wordt verleend indien de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan €75.000,- ELFPO-middelen.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de aanvraag minstens 36 punten behalen (60% van het maximaal te behalen aantal van 60 punten).

Om stapeling van subsidie te voorkomen is in art. 1.8 van de Verordening bepaald dat een aangevraagde subsidie wordt geweigerd indien voor dezelfde activiteit binnen dezelfde openstelling een subsidie is aangevraagd, voor dezelfde activiteit reeds een andere Europese subsidie is verstrekt of dezelfde activiteiten reeds anderszins met financiële middelen van de Europese Unie (geheel of gedeeltelijk) gefinancierd zijn.

De Wet Bibob heeft als doel om de integriteit te bevorderen bij o.a. aanvragers van subsidies. Als gevolg van deze wet bestaat de mogelijkheid om de integriteit van een aanvrager te (laten) toetsen en om het resultaat van een dergelijke toets als grond te gebruiken voor afwijzing van de gevraagde subsidie.

Toelichting bij artikel 9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten Zeeland hebben op 14 juni 2016 de adviescommissie benoemd, genaamd Adviescommissie POP3. Deze commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de in de regeling opgenomen selectiecriteria. Op basis hiervan geeft zij advies aan Gedeputeerde Staten over de rangschikking van de projecten.