Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie

Geldend van 21-08-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 3, tweede lid van de van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 en artikel 149 van de Gemeentewet en gezien de doelstellingen die op het gebied van de opwek en opslag van duurzame energie zijn gesteld in de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, zoals deze op 23 mei 2020 door de gemeenteraad van Amsterdam is vastgesteld,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.2 Doel van deze subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is uitstoot van gassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde te verminderen door het stimuleren van de opwek en opslag van duurzame energie in Amsterdam.

Artikel 1.3 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover een woningcorporatie activiteiten uitvoert die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemene Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningenwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 1.4 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2023: de ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023’

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • c.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380), dan wel later daarvoor in de plaats treden Europese regelgeving;

  • d.

    kilowatt: duizend maal de SI-eenheid van vermogen (Watt), waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de hoeveelheid energie (Joules) die per tijdseenheid (seconde) wordt overgedragen;

  • e.

    netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13, 14 of 15a van de Elektriciteitswet 1998 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten; en

  • f.

    piekvermogen: het maximale vermogen dat de zonnepanelen en de verdere installatie onder standaard testomstandigheden bestendig kunnen leveren;

  • g.

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;

  • h.

    zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen die invallend (zon)licht omzetten in elektrisch energie;

  • i.

    zonnepaneleninstallatie: een opstelling van fotovoltaïsche cellen die invallend (zon)licht omzetten in bruikbare elektrisch energie inclusief de montagematerialen, transformatoren, bekabeling en andere benodigdheden die nodig zijn om deze elektrische energie direct te kunnen gebruiken of terug te leveren aan het door de netbeheerder beheerde stroomnet.

Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken 

Bepalingen in de hoofdstukken van deze regeling, anders dan in hoofdstuk 1, die geen expliciete verwijzing naar een artikelnummer in een ander hoofdstuk of wetgeving in materiele zin bevatten zijn in hun werking beperkt tot het hoofdstuk waar zijn deel van uitmaken.

Artikel 1.6 Aanvraagmoment  

Het tijdvak voor het aanvragen van een subsidie eindigt gelijk met de looptijd van het subsidieplafond dat voor de subsidiabele activiteit is bepaald, tenzij in een ander hoofdstuk nadrukkelijk een ander aanvraagtijdvak is bepaald.

Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen  

  • 1. Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan.  

  • 2. Als tijdstip van ontvangst geldt het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

  • 1. Subsidies worden niet direct vastgesteld, tenzij hiervan in een ander hoofdstuk nadrukkelijk van wordt afgeweken.

  • 2. De voorwaarden voor subsidies groter dan €20.000,- uit artikel 16, eerste lid en artikel 17, leden 2 en 3 van de ASA2023 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies kleiner of gelijk aan €20.000,-.

Hoofdstuk 2 Zonnepanelen op Amsterdamse corporatiedaken

Artikel 2.1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    bestaand gebouw: een gebouw dat niet als nieuwbouw wordt aangemerkt;

  • b.

    nieuwbouw: een bouwwerk waarvoor nog geen melding of kennisgeving van de gereedkoming van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan.

Artikel 2.2 Doel van dit hoofdstuk

Het doel van dit hoofdstuk is om woningcorporaties te stimuleren om versneld zonnepaneleninstallaties aan te leggen op de daken van hun bestaande in Amsterdam gelegen gebouwen.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een woningcorporatie een eenmalige subsidie verlenen voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties op of aan in Amsterdam gelegen bestaande gebouwen die geheel of ten dele in eigendom zijn van de betreffende woningcorporatie.

Artikel 2.4 Hoogte subsidie

Voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties op of aan in Amsterdam gelegen gebouwen, zoals omschreven in artikel 2.3, bedraagt de subsidie maximaal € 375,- per kilowatt piekvermogen van de met deze subsidie te plaatsen zonnepaneleninstallaties.

Artikel 2.5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de activiteiten die volgens dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen voor de periode tussen 1 mei 2021 en 31 augustus 2023 een subsidieplafond vast van €4.000.000.

Artikel 2.6 De aanvrager

De subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door woningcorporaties.

Artikel 2.7 Aanvraagtermijn

Deze subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd gedurende de volgende perioden:

  • 1.

    1 juni 2021 tot en met 31 augustus 2021; en

  • 2.

    17 januari 2022 tot en met 30 april 2022.

Artikel 2.8 bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk een overzicht van eventuele andere, aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

  • 2. De beschrijving van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel i van de ASA2023, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk in ieder geval een overzichtstabel met de volgende kenmerken:

    • a.

      de eerste rij, de zogenaamde titelrij, bevat een ingekorte omschrijving van de in onderdeel c van dit lid opgesomde kenmerken;

    • b.

      iedere rij, behalve de eerste, beschrijft van maximaal één gebouw de in onderdeel c van dit lid opgesomde de kenmerken van dat gebouw;

    • c.

      iedere kolom beschrijft bij de corresponderende rij de volgende kenmerken van het gebouw of van de op dat gebouw te plaatsen zonnepaneleninstallatie:

      • i.

        een zelf te kiezen volgnummer;

      • ii.

        gebouwnaam, indien bestaand;

      • iii.

        straatnaam of straatnamen;

      • iv.

        huisnummers en huisnummertoevoegingen;

      • v.

        postcodes;

      • vi..

        het totale piekvermogen van de te plaatsen zonnepaneleninstallatie; en

      • vii.

        beoogd aantal van de woningcorporatie hurende huishoudens dat voordeel zal genieten van de zonnepanelen

      • viii.

        een omschrijving van de voordelen uit het voorgaande subonderdeel.

  • 3. De beschrijving van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel i van de ASA2023, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk ook een onderbouwing van de noodzaak van de aangevraagde subsidie;

  • 4. De begroting, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel b van de ASA2023, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk in ieder geval een indicatie van het percentage van de aangevraagde subsidie dat de aanvrager als voorschot wenst te ontvangen. Dit percentage kan niet hoger zijn dan 95% van de aangevraagde subsidie.

Artikel 2.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie op basis van dit hoofdstuk te verlenen als:

  • a.

    de verlening van subsidie er samen met eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies toe zou leiden dat de aanvrager voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie meer subsidie ontvangt dan 50% van de kosten voor de aanleg van die installatie.

  • b.

    gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voordelen van de te plaatsen zonnepaneleninstallatie niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op huishoudens die huren van de corporatie of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede zullen komen aan huishoudens die huren van de corporatie;

  • c.

    de som van de op basis van dit hoofdstuk aangevraagde subsidies is met het verlenen van de aangevraagde subsidie hoger is dan € 1.000.000,-; en

  • d.

    de aanvrager gedurende de lopende aanvraagperiode al een andere subsidieaanvraag heeft gedaan op basis van dit hoofdstuk.

  • e.

    bij een gebouw waar op de aanvraag betrekking heeft al met de aanleg van de zonnepaneleninstallatie gestart is voordat de subsidie is aangevraagd;

  • f.

    voor een gebouw waar op de aanvraag betrekking heeft op basis van deze regeling of andere gemeentelijke subsidieregelingen al eerder subsidie is verleend voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie.

Artikel 2.10 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA2023, zijn aan subsidie op basis van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de aanvrager administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 5, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afscheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie;

  • b.

    de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties dienen binnen 1 jaar na de subsidieverlening te zijn gerealiseerd; tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de gestelde termijn ontvangt;

  • c.

    voor zover vereist, dient de aanvrager vergunning te verkrijgen voor de subsidiabele activiteiten; en

  • d.

    De ontvanger dient aan de door het college met controle belaste personen op verzoek:

    • i.

      inzage te verlenen in de op de subsidieaanvraag betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • ii.

      de gelegenheid te geven tot het controleren en kopiëren van alle documenten die betrekking hebben op de uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden;

    • iii.

      alle inlichtingen te verstrekken, die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het beoordelen of de regeling juist is toegepast en de voorschriften bij subsidieverlening zijn nageleefd; en

    • iv.

      toegang te verlenen tot de onroerende zaak waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • e.

    De aanvrager bevordert met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten de totstandkoming van werkgelegenheid en opleidingsplekken op het gebied van installatie en onderhoud van zonnepaneleninstallaties.

Artikel 2.11 Verantwoording

  • 1. In aanvulling op artikel artikel 16, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling voor subsidie op basis van dit hoofdstuk:

    • a.

      kopieën van de facturen van het gebouw voor de realisatie van de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties waarvoor geldt dat per gebouw blijkt wat het totale piekvermogen is van de op dat gebouw gerealiseerde zonnepaneleninstallatie. Op deze kopieën van facturen is het volgnummer, zoals bedoeld in het tweede lid, onder a, sub iii, sub sub 1, van het gebouw waarbij de factuur hoort vermeld.

    • b.

      kopieën van de betaalbewijzen die betrekking hebben op de bij onderdeel a genoemde facturen of een getekende verklaring van de facturerende partij dat alle facturen voor de realisatie van de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties zijn voldaan;

    • c.

      een overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

  • 2. Het verslag, zoals vereist in artikel 14, tweede lid, onder a, van de ASA 2013 bevat voor subsidies op basis van dit hoofdstuk in ieder geval ook:

    • a.

      een overzichtstabel met de volgende kenmerken:

      • i.

        de eerste rij, de zogenaamde titelrij, bevat een ingekorte omschrijving van de in onderdeel iii van dit lid opgesomde kenmerken;

      • ii.

        iedere rij, behalve de eerste, beschrijft maximaal één gebouw en de gevraagde kenmerken;

      • iii.

        iedere kolom beschrijft bij de corresponderende rij de volgende kenmerken van het gebouw of de op dat gebouw te plaatsen zonnepaneleninstallatie:

        • 1.

          een volgnummer, dat voor zover dezelfde gebouwen van zonnepaneleninstallatie zijn voorzien als aangevraagd, correspondeert met het bij de aanvraag geleverde volgnummers, zoals genoemd in artikel 10, tweede lid, onder c, sub i;

        • 2.

          gebouwnaam, indien bestaand;

        • 3.

          straatnaam of straatnamen;

        • 4.

          huisnummers en huisnummertoevoegingen;

        • 5.

          postcodes;

        • 6.

          het totale piekvermogen van de geplaatste zonnepaneleninstallatie; en

        • 7.

          het aantal van de woningcorporatie hurende huishoudens dat voordeel genieten van de zonnepanelen

        • 8.

          een omschrijving van de voordelen uit het voorgaande onderdeel.

    • b.

      van ieder gebouw waar met subsidie een zonnepaneleninstallatie gerealiseerd is, tenminste één, rechtenvrij door de gemeente te gebruiken, kleurenfoto van de in gebruik genomen zonnepaneleninstallatie, waaruit de hoeveelheid gesubsidieerde op het gebouw aangelegde panelen voldoende duidelijk blijkt.

    • c.

      een omschrijving van de wijze waarop de totstandkoming van de werkgelegenheid en opleidingsplekken bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten zijn bevorderd.

Hoofdstuk 3 Bijzondere Zonnepaneleninstallaties

Artikel 3.1 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • -

    duurzaam geproduceerde zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen waarvan de productie relatief weinig koolstofdioxide en schadelijke stoffen in het milieu heeft gebracht, waarvan het risico laag is dat ze geproduceerd zijn met behulp van gedwongen arbeid, die een hoge omzettingsefficiëntie van licht naar elektriciteit kennen en die zijn opgenomen in bijlage A of op grond van hun productieproces en omzettingsefficiëntie als gelijkwaardig aan de in bijlage A genoemde cellen kunnen worden aangemerkt;

  • -

    eigenaar: de persoon of organisatie die het volledig eigendom, zowel juridische als economisch, heeft over een goed of zaak, waaronder ook verstaan de Vereniging van Eigenaren en een coöperatieve flatvereniging;

  • -

    erfpachter: de houder van een zakelijk recht om een onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken, zoals beschreven in 5:85, eerste lid BW;

  • -

    huurder: de houder van een, op artikel 7:201, eerste lid BW gebaseerd, zakelijk recht om een gebouwonderdeel of ruimte waar zonnepanelen geplaatst kunnen worden te gebruiken;

  • -

    noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen die een gewicht hebben van ten hoogste 6 kilogram per vierkante meter paneeloppervlak, die noodzakelijk zijn omdat de draagconstructie van het gebouw waarop of waaraan ze gemonteerd worden niet geschikt is om het gewicht van reguliere panelen te dragen en er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan dat gebouw te realiseren;

  • -

    ondernemer: huurder, erfpachter, eigenaar of opstalhouder, geen woningcorporatie zijnde, die een onderneming, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening drijft;

  • -

    opstalhouder: de houder van een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen, zoals bedoeld in artikel 5:101, eerste lid BW;

  • -

    registerconstructeur: een specialist in de berekening statische bepaaldheid van bouwwerken die geregistreerd is in het register voor constructeurs, zoals deze beschikbaar is op www.constructeursregister.nl;

  • -

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.

Artikel 3.2 Doel van dit hoofdstuk

Het doel van dit hoofdstuk is het stimuleren dat gebouwen in Amsterdam van zoveel mogelijk duurzaam geproduceerde zonnepanelen worden voorzien.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het vanaf 1 juli 2024 op of aan gebouwen in Amsterdam aanleggen van zonnepaneleninstallaties die gebruik maken van zonnepanelen met één of meerdere van volgende kenmerken:

  • a.

    duurzaam geproduceerd; of

  • b.

    noodzakelijk lichtgewicht.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties met duurzaam geproduceerde zonnepanelen bedraagt de subsidie per kilowatt piekvermogen van alle duurzaam geproduceerde zonnepanelen die deel uitmaken van de installatie, afhankelijk van de categorie waarin dat type zonnepanelen is ingedeeld in bijlage A of voor zover de panelen als gelijkwaardig aan zonnepanelen in een categorie in bijlage A zijn:

    • a.

      categorie A: maximaal €100 per kilowatt piekvermogen;

    • b.

      categorie B: maximaal €50 per kilowatt piekvermogen;

    • c.

      categorie C: maximaal €10 per kilowatt piekvermogen.

  • 2. Voor de aanleg van zonnepaneleninstallatie met noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen bedraagt de subsidie maximaal €100 per kilowatt piekvermogen van alle noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen die deel uitmaken van die installatie.

  • 3. De subsidie voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie bedraagt niet meer dan:

    • a.

      €100.000 per installatie; en

    • b.

      100% van de daadwerkelijke gemaakte kosten voor de aanleg van die installatie, nadat deze zijn verminderd met andere verleende of vastgestelde subsidies voor de aanleg van die installatie of delen daarvan.

  • 4. Als zonnepanelen in een installatie zowel duurzaam geproduceerd en noodzakelijk lichtgewicht zijn, dan bedraagt de subsidie maximaal €100 per kilowatt piekvermogen van die panelen.

  • 5. Als subsidie wordt aangevraagd voor uitbreiding van een bestaande installatie blijven voor 1 juli 2024 gerealiseerde panelen buiten beschouwing bij het bepalen van de hoogte van de subsidie.

Artikel 3.5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor zonnepaneleninstallaties bedraagt tussen de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie bijzondere zonnepanelen 2024 en 31 december 2025 €700.000.

Artikel 3.6 De aanvrager

Deze subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door:

  • a.

    de eigenaren en erfpachters van het vastgoed waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie wordt aangelegd; en

  • b.

    huurders en opstalhouders van het vastgoed waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie wordt aangelegd die toestemming hebben van de eigenaar of erfpachter.

Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Bij de subsidieaanvraag worden, in aanvulling op indiensvereisten uit de ASA2023, de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      het adres of de adressen van respectievelijk het verblijfsobject of verblijfsobjecten waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie zal worden aangelegd;

    • b.

      kopieën van offertes voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties, waarvoor geldt dat:

      • i.

        blijkt wat het totale piekvermogen is van de aangelegde zonnepanelen;

      • ii.

        het subsidiabele deel van de op offerte genoemde kosten voldoende duidelijk is uitgesplitst en aangemerkt;

      • iii.

        voldoende duidelijk is welke merken en welke typen zonnepanelen zijn toegepast en in welke aantallen deze zijn toegepast;

    • c.

      een overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde, verleende of vastgestelde subsidies voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie;

    • d.

      als subsidie wordt gevraagd voor duurzame zonnepanelen die niet opgenomen zijn in bijlage A: verifieerbare productinformatie over de gebruikte of te gebruiken zonnepanelen, waaruit in ieder geval de gelijkwaardigheid op grond van het productieproces en omzettingsefficiëntie blijkt;

    • e.

      als subsidie wordt gevraagd voor noodzakelijk lichtgewichte zonnepanelen:

      • i.

        een rapport of verklaring van een registerconstructeur waaruit volgt dat het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen noodzakelijk is om het beoogde aantal zonnepanelen op of aan het gebouw te kunnen realiseren; of

      • ii.

        een schriftelijke toelichting van de aanvrager waaruit blijkt dat de draagconstructie van het gebouw waarop of waaraan ze gemonteerd worden niet geschikt is om het gewicht van reguliere panelen te dragen en er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan dat gebouw te realiseren;

    • f.

      als de aanvrager niet de eigenaar of erfpachter is: een bewijs dat de eigenaar of erfpachter instemt met de aanleg van de zonnepaneleninstallatie en met het aanvragen van deze subsidie;

    • g.

      voor de ondernemers en ondernemingen: een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun;

  • 2. Indien subsidie aangevraagd wordt nadat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd stelt het college de subsidie in afwijking op artikel 1.8 direct vast. Bij een dergelijke subsidieaanvraag worden in de plaats van de in het eerste lid, onderdeel c genoemde offertes, de in artikel 3.10, genoemde documenten en gegevens ingediend.

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid, van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten indien:

    • a.

      de factuurdatum voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties van voor 1 juli 2024 is;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van de regeling;

    • c.

      het gebouw waarop of waarin de zonnepanelen gemonteerd worden niet in Amsterdam gelegen is;

    • d.

      de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

    • e.

      de aanvrager gedurende het tijdvak dat op de aanvraag van toepassing is al tweemaal eerder op grond van deze regeling subsidie verleend heeft gekregen voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie;

    • f.

      de aanvrager een woningcorporatie is en de zonnepaneleninstallaties al gerealiseerd is voordat de aanvraag is ingediend.

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de kosten voor de uitvoering van de voorzieningen waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan niet in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat;

    • b.

      de offertedatum voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie ouder dan 3 maanden is;

    • c.

      het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen niet noodzakelijk is of als deze noodzaak niet voldoende onderbouwd is;

    • d.

      indien op grond van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie al eerder subsidie is verleend of vastgesteld voor deze activiteit;

    • e.

      verlening ertoe zou leiden dat de aanvrager gedurende het huidige tijdvak van het subsidieplafond op grond van dit hoofdstuk meer dan €100.000 subsidie verleend zou krijgen.

Artikel 3.9 Aanvullende verplichting

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van ASA 2023, zijn aan subsidie op basis van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de zonnepaneleninstallatie dient binnen 1 jaar na verlening van de subsidie te worden aangelegd;

  • b.

    de zonnepaneleninstallatie dient tenminste vijftien jaar op, aan of in het vastgoed te functioneren;

  • c.

    voor zover vereist dient de aanvrager vergunning te hebben verkregen voor de subsidiabele activiteiten voordat deze met de uitvoering is begonnen;

  • d.

    de ontvanger dient aan de door het college met controle belaste personen op verzoek:

    • i.

      inzage te verlenen in de op de subsidieaanvraag betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • ii.

      de gelegenheid te geven tot het controleren en kopiëren van alle documenten die betrekking hebben op de uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden;

    • iii.

      alle inlichtingen te verstrekken, die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het beoordelen of de regeling juist is toegepast en de voorschriften bij subsidieverlening zijn nageleefd; en

    • iv.

      toegang te verlenen tot de onroerende zaak waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • e.

    de aanvrager administreert de netto kosten die zijn verbonden met de activiteiten op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

Artikel 3.10 Aanvraag tot vaststelling

In aanvulling op de in artikel 16, eerste lid, onderdelen a en b genoemde gegevens en documenten bevat de aanvraag tot vaststelling van een subsidie kopieën van de facturen, inclusief betaalbewijzen, voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties, waarvoor geldt dat:

  • i.

    blijkt wat het piekvermogen is van de aangelegde zonnepanelen is;

  • ii.

    voldoende duidelijk is welke merken en welke typen zonnepanelen zijn toegepast en in welke aantallen deze zijn toegepast;

  • iii.

    het subsidiabele deel van de in de facturen genoemde kosten voldoende duidelijk is uitgesplitst en aangemerkt;

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juni 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Na de ondertekening van het Parijse klimaatverdrag door wereldleiders, het ondertekenen van de Klimaatwet door de Koning, de ondertekening van het Klimaatakkoord door Nederlandse overheden en het bedrijfsleven en het vaststellen van de Routekaart naar een klimaatneutrale stad door de gemeenteraad van Amsterdam in 23 mei 2020 kan er geen twijfel meer over bestaan dat Klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen een halt toegeroepen moet worden.

De afhankelijk van onze samenleving en van de stad Amsterdam van de energie die met de uitstoot broeikasgassen gepaard gaat is voorlopig echter aanzienlijk. Deze afhankelijkheid onder ogen ziende heeft het college van de gemeente Amsterdam besloten om een subsidieregeling in te richten waarmee de opwek en opslag van duurzame energie gestimuleerd kan worden.

Met duurzaam energie wordt bedoeld dat het beschikbaar en bruikbaar maken van die energie geen of nauwelijks uitstoot van broeikasgassen te weeg brengt. Sommige vormen van energie, zoals elektrische energie, kunnen maar in zeer beperkte mate in hun elektrische vorm opgeslagen worden. Dit levert uitdagingen op als het moment van opwek niet afgestemd kan worden met het moment dat de energie nodig is. Vooral voor vormen van elektriciteitsopwekking, zoals zonnepanelen en wind is dat een behoorlijk uitdaging. Een uitdaging die alleen maar groter zal worden op het moment dat een groter deel van de elektriciteitsopwekking met die bronnen gebeurt. Om deze vormen van energie toch beschikbaar en bruikbaar te houden is speciale opslagapparatuur, zoals een accu, nodig. Het is met het oog op dergelijke maatregelen dat opslag ook onderdeel van deze subsidieregeling is gemaakt.

Met het oog op de grote diversiteit aan methoden die bestaan om energie op te wekken en op te slaan, de sterk verschillende kosten en snel veranderende markt die er is voor verschillende vormen van duurzame opwek en opslag, is besloten om een subsidieregeling op te stellen die een algemeen kader vormt voor subsidiering van activiteiten die daarmee te maken hebben. Binnen dit kader kunnen in verschillende hoofdstukken specifieke maatregelen en doelgroepen gesteund worden om meer bruikbare duurzame energie op te wekken.

Zon op corporatiedaken

Bij de vaststelling van deze subsidieregeling is als eerste een subsidie ingericht voor zonnepanelen op de daken van woningcorporaties. Deze subsidie is een onderdeel van het Duurzaam Herstelpakket, dat volgt uit het op 20 september 2020 door de coalitiepartijen opgestelde begrotingsakkoord ‘Samen Sterker uit de crisis’. Het college van de gemeente Amsterdam streeft er naar om woningcorporaties te overtuigen om huurders te laten profiteren van zonne-energie. Deze subsidieregeling is er op gericht om corporaties uit te nodigen om zoveel mogelijk zonnepanelen te realiseren en zo met bestedingen op het gebied van duurzaamheid de werkgelegenheid te vergroten en zo de economische impact van de coronamaatregelen te beperken. Om dat te bewerkstelligen is gekozen voor een opzet waar de corporaties in de verleningsfase van de subsidie met relatief weinig aan te leveren informatie toch snel duidelijkheid en zekerheid kunnen krijgen over de hoeveelheid subsidie die ze kunnen krijgen als ze zonnepanelen aanleggen. De subsidieregeling is bedoeld om een versnelling aan te brengen in de aanleg van zonnepanelen. De hoogte van de subsidie is niet afhankelijk van de gemaakte kosten, maar betreft een vast bedrag per kilowatt piekvermogen van de gehele installatie. De gemeente biedt daarbij ook gunstige mogelijkheden tot een voorschot aan, zodat de financiering van de panelen geen probleem hoeft te zijn.

Om corporaties te stimuleren om een gestructureerde aanpak te ontwikkelen voor de plaatsing van zonnepanelen en om te administratieve lasten van de regeling te beperken is gekozen om een relatief korte aanvraagperiode te bepalen en om iedere corporatie maar één aanvraag per aanvraagperiode toe te staan.

Het eerste en het laatste hoofdstuk van de regeling bevat algemene bepaling die voor alle tussenliggende hoofdstukken gelden. Het is de bedoeling dat de tussenliggende hoofdstukken alleen maar bepalingen bevatten die effect hebben op de subsidies die binnen dat hoofdstuk beschikbaar worden gesteld. Alle artikelen in de tussenliggende hoofdstukken worden daarom gekenmerkt door zinsneden als ‘in dit hoofdstuk’ of verwijzingen naar expliciete artikelen binnen het hoofdstuk.

Bijzondere zonnepanelen

Op 16 juli 2024 heeft het college van B&W de subsidieregeling uitgebreid met een nieuw hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk bevat een de voorwaarden van een subsidie die tot doel heeft om het gebruik van duurzaam geproduceerde zonnepanelen en waar nodig het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen te stimuleren.

Veel mensen denken dat zonnepanelen per definitie duurzaam zijn, maar bij de productie van zonnepanelen worden vaak schadelijke stoffen gebruikt en komen vaak grote hoeveelheden broeikasgassen vrij. Ook zijn worden de zonnepanelen soms onder onacceptabele arbeidsomstandigheden geproduceerd. Deze omstandigheden maakt dat goedkoop geproduceerde zonnepanelen zich misschien in financiele zin snel terugverdienen, maar dat de sociale- en milieueffecten van de productie van die zonnepanelen misschien wel nooit gecompenseerd worden door de CO2 besparing die het gevolg is van de door de zonnepanelen geproduceerde stroom. Verantwoord geproduceerde zonnepanelen zijn momenteel echter een stuk duurder in de aanschaf. Met de subsidie wordt beoogt dit kostenverschil te verkleinen.

Centraal in de systematiek van dit regelingsonderdeel staat de lijst van duurzame geproduceerde zonnepanelen en de mogelijkheid voor aanvragers om panelen met gelijkwaardige duurzaamheid voor te stellen.

Sommige daken en gevels zijn niet geschikt om zonnepanelen op te leggen, omdat de draagconstructie van het dak niet sterk genoeg is. In die gevallen kan het zijn dat lichtgewicht zonnepanelen de enige manier zijn om toch goede hoeveelheid zonnepanelen op een dak of gevel te installeren. Lichtgewicht zonnepanelen zijn echter aanzienlijk duurder. Kosten zijn vaak een drempel voor partijen om de stap naar lichtgewicht zonnepanelen te zetten. Vanuit het motto ’geen dak onbenut’ wordt beoogt om dit kostenverschil te verkleinen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Toepasselijkheid Algemene subsidieverordening Amsterdam 2023

De regelgevende bevoegdheid die aan de basis ligt van iedere subsidieregeling ligt op grond van artikel 147 van ge Gemeentewet bij de gemeenteraad. De gemeenteraad van Amsterdam heeft met de vaststelling van de Algemene subsidieverordening Amsterdam 2023 (ASA 2023) besloten om deze regelgevende bevoegdheid wat subsidies betreft te mandateren aan het college. De ASA 2023 bepaalt het kader waarbinnen het college de regels over subsidie kan stellen. Dit artikel strekt ertoe expliciet te maken dat naast de regels in de subsidieregeling zelf, dus ook de regels van de ASA 2023 van toepassing zijn. Als vanzelfsprekend zijn ook de relevante regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

Artikel 1.2 Doel van deze regeling

Het doel in dit artikel is zeer algemeen verwoord en omschrijft het doel van de gehele regeling. De vervolghoofdstukken kunnen ieder een eigen doel bevatten, dat past binnen dit algemene doel.

Artikel 1.3 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Het subsidiëren van ondernemingen of partijen die deelnemen aan een markt brengt is het waarschijnlijk dat Europese verdragsrechtelijke staatsteun regels mee gaan spelen. Voor woningcorporaties geldt echter een uitzondering, omdat er sprake is van een Dienst van Algemeen Economisch Belang. Deze bepaling strekt ertoe expliciet te maken op welke manier een subsidie aan woningcorporatie geduid dient te worden.

Artikel 1.4 Definities

In dit artikel worden de algemeen geldende definities binnen de regeling bepaald. In de vervolghoofdstukken kunnen ook voor dat hoofdstuk specifieke definities gehanteerd worden. De begrippen die hier gedefinieerd zijn zijn onafhankelijk van context. Een kilowatt is een bepaalde hoeveelheid energie, die hoeveelheid zal niet wijzigen als het onderwerp veranderd.

Geen van deze algemene definities vereisen aanvullende toelichting.

Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken

De subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie is een verzamelregeling. In ieder hoofdstuk, behalve het eerst een het laatste, wordt een andere (groep) subsidies beschreven met specifieke voorwaarden. Hoofdstuk 1 is een algemeen hoofdstuk en dat is van toepassing op alle hoofdstukken binnen de regeling. Wisselwerking is wel mogelijk als er sprake is van expliciete verwijzing. Verwijzing naar wetgeving in materiele zin is bewust zo breed mogelijk gekozen om expliciete verwijzing naar iedere algemene, burgers bindende rechtsregel mogelijk te maken.

Artikel 1.6 Aanvraagmoment

Deze bepaling is expliciet bedoelt om weigering op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023 mogelijk te maken. De weigeringsgrond in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht biedt uitsluitend ruimte als het verlenen van de subsidie tot overschrijding van het plafond zou leden. In het geval dat het tijdvak van het plafond verstreken is, is het plafond niet overschreden. Weigering zou dan moeten gebeuren op basis van het feit dat er geen plafond is vastgesteld. Het voorgaande opent een vervelende discussie. Deze bepaling leidt er toe dat het einde van het tijdvak automatisch ook de laatste aanvraagdatum is, tenzij er nadrukkelijk een ander tijdvak is bepaald.

Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld op van het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerste maalt’.

Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

Eerste lid

Dit artikellid is gebaseerd op artikel 15, eerste lid van de ASA2023. Het college stelt hierbij in een nadere regel dat afweken wordt van de bepaling dat subsidies tot en met €20.000 direct vastgesteld worden. Dat betekent dat alle aanvragers van subsidie op grond van deze regeling een aanvraag tot vaststelling moeten indienen, in specifieke hoofdstukken kan hiervan worden afgeweken. De reden voor de uitsluiting van direct vaststelling is dat de hoogte van de subsidies in deze regeling wordt vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. Het is daarom nodig om te bepalen dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en tegen welke kosten.

Tweede lid

Dit artikellid bepaalt wat en wanneer de aanvrager moet indienen in het kader van een aanvraag tot vaststelling voor een subsidie onder de €20.000,- die volgt uit het eerste lid. Gekozen is om de bij vaststelling in te dienen stukken te gelijk te trekken met de vereisten voor subsidies boven de €20.000,-. Ook de indientermijnen wordt gelijkgesteld met die voor een aanvraag tot vaststelling voor subsidies boven de €20.000.

Hoofdstuk 2 Zonnepanelen op Amsterdamse corporatiedaken

Artikel 2.1 Definities

Dit artikel bepaalt definities die specifiek gelden voor hoofdstuk 2.

Het begrip piekvermogen omvat nadrukkelijk naast de zonnepanelen zelf ook de verdere installatie. Als de zonnepanelen op een dak een verschillende richting (noord, zuid, oost, west) hebben, dan heeft dat gevolgen voor de hoeveelheid energie die ieder van de panelen op verschillende momenten van de dag kunnen leveren. Sommige panelen zullen in de ochtend meer leveren, terwijl andere juist in de avond meer energie geven. Als gevolg daarvan kan het in sommige gevallen een verdedigbare kostenbesparing opleveren om een kleinere transformator te gebruiken. Ook kan bij grotere installaties waarbij niet aan individuele woningen aangesloten wordt (bijvoorbeeld een postcoderoos) de aansluitwaarde aan het elektriciteitsnet een beperking zijn. Piekvermogen wordt dus niet uitsluitend bepaald op basis van de aangelegde zonnepanelen, maar ook alle verdere schakels in de installatie worden meegenomen.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Dit artikel bepaalt waarvoor er subsidie is. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat het om een subsidie voor woningcorporaties gaat.

Het begrip ‘eenmalige subsidie’ is een verwijzing naar artikel 1, onderdeel e van de ASA2023. Het staat tegenover een ‘boekjaarsubsidie’, zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel c van de ASA2023. Er wordt mee aangegeven dat een subsidie betreft ten behoeve van activiteiten van de aanvrager die een van bepaalde duur zijn.

Nadrukkelijk niet bedoeld is om hiermee aan te geven dat er maar één maal subsidie aangevraagd zou mogen worden. De subsidieregeling gaat in op meermalig aanvragen. Het is echter op grond van artikel 2.9, onderdeel f niet mogelijk om voor dezelfde activiteit twee keer subsidie aan te vragen. Het is op grond van artikel 2.9, onderdeel d, in principe ook niet mogelijk om per organisatie per aanvraagperiode meer dan één keer subsidie aan te vragen.

De subsidie is gericht op bestaande gebouwen en dus niet op nieuwbouw.

Bij het bepalen of vastgoed binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam gelegen is. De gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen van de gemeente Amsterdam worden gebruikt om dat te bepalen.

Met het begrip ‘geheel of ten dele’ wordt erkenning gegeven voor het feit dat de woningcorporaties in Amsterdam veelal woningen bezitten die onderdeel zijn van een Vereniging van Eigenaren. Subsidie kan dus ook verleend worden voor zonnepaneleninstallaties die aangelegd worden op een gebouw waar de corporatie maar gedeeltelijk eigenaar is. Met het begrip eigendom wordt gedoeld op juridisch eigendom, niet economisch eigendom. Eigendom wordt gecontroleerd met behulp van de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen van de gemeente Amsterdam.

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

In dit artikel wordt de hoogte van de subsidie bepaald. Deze hoogte geldt uitsluitend voor de subsidiabele activiteiten, zoals deze zijn gedefinieerd in artikel 2.3. Het subsidiebedrag is afhankelijk van het opgestelde piekvermogen van de zonnepaneleninstallatie. Het begrip piekvermogen is gedefinieerd in artikel 2.1 en het is nadrukkelijk de bedoeling dat ook het vermogen van de verdere installatieonderdelen, zoals de transformator, meegewogen worden bij het bepalen van het vermogen. Het subsidiebedrag is bepaald op een manier die naar verwachting ongeveer 30% van de installatiekosten van zonnepaneleninstallatie dekt.

Artikel 2.5 Subsidieplafond

In dit artikel wordt het subsidieplafond voor de subsidieregeling bepaald. Als het plafond bereikt is worden alle verdere subsidieaanvragen geweigerd. Dit gebeurt op grond van artikel 4:25, tweede lid, AWB. Op grond van artikel 1.7 van deze regeling wordt de volgorde van in behandeling name bepaald. Als tijdstip van indiening geldt het moment waarop de aanvraag compleet is. Een aanvraag wordt geacht ontvangen te zijn om het moment dat die compleet is. De volgorde van ontvangst is leidend voor de volgorde van in behandeling name en daarmee ook voor de volgorde van verlening. Met andere woorden, wie het eerst komt, wie het eerst maalt.

Artikel 2.6 De aanvrager

In dit artikel wordt in aanvulling op artikel 2.3 expliciet bepaald dat de subsidie in dit hoofdstuk uitsluitend door woningcorporaties kan worden aangevraagd. Als een andere partij dan een corporatie de subsidie aanvraagt, dan wordt deze geweigerd op grond van artikel 8, tweede lid van de ASA2023.

Artikel 2.7 Aanvraagtermijn

In dit artikel wordt de aanvraagtermijnen voor de subsidie in dit hoofdstuk bepaald. Aanvragen die buiten deze termijnen worden ingediend worden geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023.

Artikel 2.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In dit artikel wordt bepaald welke stukken ingediend moeten worden om bij een aanvraag voor subsidie op basis van dit hoofdstuk.

Het eerste lid vraagt één stuk in aanvulling op de stukken die op grond van artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 aangeleverd moeten worden. Het overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidie voor de dezelfde activiteiten wordt geacht uitputtend te zijn. Het gaat om zowel historische als toekomstige aanvragen. Het is daarbij ook van belang om aan te geven hoeveel subsidie er verwacht wordt. Deze gegeven worden gebruikt bij de beoordeling of de weigeringsgronden uit artikel 2.9, onderdelen a en f van toepassing zijn.

Het tweede lid vormt vraagt erom dat de door de ASA2023 vereiste omschrijving van activiteiten een specifieke tabel bevat. Deze informatie vormt de kern van een subsidieaanvraag. Gevraagd wordt om een tabel van de volgende vorm:

afbeelding binnen de regeling

Als er sprake is van meerdere straatnamen, postcodes, huisnummers en huisnummertoevoegingen in één gebouw, dan kunt u met behulp van romeinse cijfers de relatie tussen de straatnamen postcodes, huisnummertoevoegingen geven. Als er sprake is van een bereik, dan kan dan met een koppelteken (-) en een even of oneven toevoeging worden aangegeven. De gegevens in deze tabel worden gebruikt om in te schatten of het beoogde te installeren vermogen realistisch is en aansluit bij het aantal woningen dat het voordeel van de panelen zal genieten. Als het te installeren vermogen en het aantal voordeel genietende woningen niet voldoende correspondeert kan het college op grond van artikel 2.9, onderdeel b kiezen om te subsidie te weigeren of lager vast te stellen.

Het derde lid vraagt om een omschrijving van de noodzaak. De aanvrager wordt gevraagd om duidelijk te maken waarom de subsidie nodig is. Daarover kan in algemene zin een toelichting worden gegeven, maar met behulp van het volgnummer uit vorige lid kan ook een specifieke situatie in een gebouw toegelicht worden waarmee de noodzaak benadrukt wordt. De aanvraag wordt uitgenodigd in te gaan op de financiële, technische en sociale aspecten van de beoogde aanleg. Als deze motivatie onvoldoende is, dan kan op basis van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de ASA2023 kiezen om de subsidie lager vast te stellen of te weigeren. Een motivatie waarin het belang van de huurders niet voldoende naar voren komt kan ook een aanleiding zijn om op grond van artikel 2.9, onderdeel b de subsidie te weigeren.

Het vierde lid vraagt de aanvrager om in de door de ASA2023 vereiste begroting expliciet te maken of zij een voorschot wensen te ontvangen.

Artikel 2.9 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat aanvullende weigeringsgronden. Naast deze weigeringsgronden dient het college ook te toetsen aan de weigeringsgronden die zijn voorgeschreven in de AWB en de ASA2023. Het college kan op basis van deze weigeringsgronden besluiten om subsidie te weigeren of lager vast te stellen.

Onderdeel a ziet er op dat er door stapeling van subsidies niet teveel subsidie naar dezelfde zonnepaneleninstallatie gaat. Overwegende dat met de subsidiehoogte gemikt is om 30% van de kosten te subsidiëren is er dus nog ruimte om nog 20% aanvullende subsidie te zoeken. Als er nog meer subsidie van andere bronnen aanvraagt wordt verleend de college een lagere subsidie, zodat niet meer dan 50% subsidie wordt gegeven. Soms is het moment van de aanvraag niet duidelijk hoeveel subsidie beschikbaar zal zijn voor het project. Bij de vaststelling vraagt het college op grond van artikel 2.11, eerste lid, onder c, opnieuw om een overzicht van de subsidies. In dat geval wordt de aanvrager geacht onvolledige gegevens te hebben verstrekt en stelt het college op grond van artikel 4:46, tweede lid onder c, de subsidie op zo een manier lager vast dat er niet meer dan 50% subsidie wordt gegeven.

Onderdeel b ziet er op dat de subsidie geweigerd wordt als de te plaatsen zonnepaneleninstallatie niet voldoende ten goede komen aan de huurders van de woningcorporatie. Dit wordt beoordeeld op basis van de gegevens die in artikelen 2.9, tweede lid en bij de vaststelling in artikel 2.11, tweede lid worden verschaft.

Onderdeel c ziet er op dat één corporaties niet alle subsidie verleend krijgt en er voor andere corporaties in de stad ook nog geld over blijft. Het bedrag in deze bepaling staat in verhouding tot het gehele subsidieplafond.

Onderdeel d ziet er op dat er maar één aanvraag per woningcorporatie per aanvraagperiode is. Lees hier meer over bij de algemene toelichting.

Onderdeel e leidt er toe dat de subsidie geweigerd kan worden als al met de aanleg begonnen is. Uitdaging daarbij is dat het college geen gegevens vraagt op basis waarvan zij kan beoordelen of al met de uitvoering begonnen is. De aanname is daarom dat de aanvragers geen aanvragen in zullen dienen voor zonnepaneleninstallaties waar men reeds begonnen is met de uitvoering. Op basis van de facturen die bij de vaststelling op grond van artikel 2.11, eerste lid, onder a, worden geleverd kan het college achteraf controleren of de uitvoering allicht eerder dan de aanvraag heeft plaatsgevonden. Als facturen verzonden zijn voor de datum waarop de subsidie is aangevraagd moet het college aannemen dat reeds met de werkzaamheden aangevangen was op het moment van de aanvraag. In dat geval kan het college bij de vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder c, AWB de subsidie alsnog lager vaststellen.

2.10 Aanvullende verplichtingen

Dit artikel bevat de aanvullende verplichtingen voor de organisaties die op basis van dit hoofdstuk subsidie verleend hebben gekregen. De subsidieontvanger dient ten aan alle tijden aan deze verplichtingen te voldoen. Als de subsidieontvanger niet aan de aanvullende voorwaarden voldoet kan het college voor dat de subsidie is vastgesteld de subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder b, AWB. Nadat de subsidie is vastgesteld kan het college op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder b, AWB de subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, waardoor er een opeisbare vordering op de subsidieontvanger ontstaat.

Er is sprake van aanvullende verplichting, omdat de in dit artikel bovenop de verplichtingen die uit artikel 9 en 10 van de ASA2023 volgen komen.

Onderdeel a ziet op de verplichting van de corporaties om een duidelijke administratie bij de houden, waaruit goed opgemaakt kan worden welke kosten het gevolg zijn van de gesubsidieerde activiteiten. Deze administratie is nodig om effectief te kunnen controleren of aan de weigeringsgrond van artikel 2.9, onderdeel e voldaan is, daar moet immers gecontroleerd worden dat niet meer dan 50% van de kosten gesubsidieerd worden.

Onderdeel b ziet op het stellen van een standaard uitvoeringstermijn van 1 jaar. Het college kan bij de subsidieverlening kiezen om een langere uitvoeringstermijn te geven. De totale termijn is in geen geval langer is dan 4 jaar. De aanvrager kan ook verzoeken om een langere uitvoeringstermijn. Een dergelijk verzoek moet met redenen omkleed zijn. Het college neemt bij het beoordelen van een dergelijk verzoek in ieder geval de volgende gegevens mee: in hoeverre is het de aanvrager aan te rekenen dat de oorspronkelijke termijn niet gehaald is? In hoeverre is het de gemeente of een andere overheid aan te rekenen dat de oorspronkelijk termijn niet gehaald is? Hoe waarschijnlijk is het dat de zonnepaneleninstallaties wel gerealiseerd worden als de een verlenging gegeven wordt? Hoe voortvarend is de aanvrager geweest bij het realiseren van andere zonnepaneleninstallaties die meegewogen zijn bij de subsidieverlening?

Onderdeel c ziet er op te borgen dat geen subsidie wordt betaald wordt als de noodzakelijke vergunningen niet verleend zijn. Het bestaan van een vergunningsplicht staat los van deze subsidieregeling.

Onderdeel d ziet er op om de gemeente in de mogelijkheid te stellen of subsidie terecht verleend is. Er ontstaat een verplichting om mee te werken met de met controle belaste persoon, ongeacht of het nu om toegang tot documenten of toegang tot onroerende zaken gaat.

Onderdeel e verplicht de ontvanger van de subsidie om groene banen en opleidingen voor groene banen te bevorderen. Een zekere mate van bevordering staat vast, de zonnepaneleninstallaties die het onderwerp zijn van deze subsidie moeten immers gerealiseerd worden. Die realisatie leidt op zichzelf al tot arbeidsgelegenheid. Het is de bedoeling om de aanvrager te stimuleren om verder te gaan dan het verlenen van een opdracht aan een uitvoerende partij. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de aanvrager zich als verantwoordelijk opdrachtgever opstelt en opdrachtnemers uitzoekt die investeren in medewerkers en het oplossen van de hardnekkige arbeidstekorten in deze duurzame sector. Denk aan opdrachtnemers die ervoor kiezen om mensen in vaste dienst te nemen, het personeel met opleidingstrajecten te helpen ontwikkelen en stageplaatsen te bieden om te zorgen dat nieuwe mensen het werkveld kunnen betreden. Opdrachtnemers die door middel van vluchtige onderhuurconstructies zelfstandige ondernemers zonder personeel aantrekken passen daar niet bij. De verantwoordingsverplichting in artikel 2.11, tweede lid, onderdeel c vraagt de opdrachtnemer om de resultaten van die aanvullende inspanning te omschrijven.

2.11 Verantwoording

Dit artikel ziet op het bepalen welke aanvullende gegevens er bij een verzoek tot vaststelling ingediend moeten worden. Het betreft een aanvulling, omdat deze gegevens bovenop de in artikel 16 van de ASA2023 genoemde gegevens komen. In de vaststellingsfase moet bewezen worden dat de zonnepaneleninstallaties gerealiseerd zijn.

In het eerste lid worden de facturen en bewijzen van betaling van deze facturen gevraagd. Het is van belang dat op de facturen duidelijk aangegeven is bij welk gebouw en welke zonnepaneleninstallatie ze horen. Het volgnummer van het gebouw helpt daarbij. Ook wordt de aanvrager in deze fase gevraagd inzichtelijk te maken welke verdere subsidies er omtrent deze installaties gegeven zijn. Lees hier mee over bij de toelichting van het eerste lid van artikel 2.8.

Het tweede lid is de evenknie van het tweede lid van artikel 2.8, maar dan in de vaststellingsfase. Wederom wordt gevraagd om een dergelijke overzichtstabel.

afbeelding binnen de regeling

Uit het tweede lid, onderdeel a, sub iii, sub sub 1 volgt dat het bij vaststelling niet essentieel is dat dezelfde gebouwen als bij de verlening in de tabel staan. De subsidie wordt verleend voor het realiseren van totaal piekvermogen aan zonnepaneleninstallaties, als blijkt dat de installaties op andere corporatiegebouwen terecht zijn gekomen, dan is dat doel nog steeds bereikt.

De in het tweede lid, onder b gevraagde foto dient door één ieder vrij gebruik te kunnen worden. Dat betekent dat als er eventueel mensen herkenbaar in de foto staan, dat deze er mee in moeten stemmen dat die foto in het publieke domein terecht komt. Op deze foto’s zien wij graag zo veel mogelijk van de op ieder gebouw aangelegde zonnepanelen.

Het tweede lid, onder c vraagt de subsidieontvanger om in het activiteitenverslag ook de wijze waarop de werkgelegenheid en opleidingsplekken zijn bevorderd te omschrijven. In hetzelfde onderdeel wordt de ontvanger gevraagd om de als gevolg van die bevordering gerealiseerde resultaten te omschrijven. Als het niet mogelijk is om de resultaten te kwantificeren, dan kan hier volstaan worden met een kwalitatieve omschrijving en een toelichting waarom een kwantitatieve omschrijving niet mogelijk is gebleken.

Hoofdstuk 3 Bijzondere zonnepanelen

Artikel 3.1 Begripsbepaling

In dit artikel worden een aantal hoofdstuk specifieke definities geïntroduceerd. Deze definities zijn in aanvulling op de definities in artikel 1.4. De begrippen ‘duurzaam geproduceerde zonnepanelen’ en ‘noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen’ spelen een sleutelrol in dit hoofdstuk.

Duurzaam geproduceerde zonnepanelen hebben specifieke kenmerken. Op basis van deze kenmerken zijn ze ingedeeld zijn in categorieën A, B of C. In bijlage A bij deze regeling tref je per categorie de kenmerken van de zonnepanelen in deze categorie en een lijst van zonnepanelen die in deze categorie zijn ingedeeld. Het college onderkent dat deze lijst van zonnepanelen in de zeer snel ontwikkelende zonnepanelenmarkt vrijwel niet uitputtend kan zijn en heeft daarom een mogelijkheid gecreëerd voor aanvragers om te laten zien dat de panelen die zij beogen te gebruiken gelijkwaardig zijn. Bij het bepalen van de gelijkwaardigheid zijn de kenmerken, zoals die in bijlage A voor iedere categorie bepaald zijn leidend.

Bij de noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen is er één kenmerk aan de zonnepanelen leidend, dat is namelijk het gewicht per vierkante meter. De uitdaging van deze bepaling zit echter in het begrip ‘noodzakelijk’. Er is een algemene invulling gegeven aan het begrip noodzakelijk. Het gaat er om dat de draagconstructie van het gebouw de panelen niet kan dragen. Daarbij moet wel duidelijk zijn dat er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan het gebouw te realiseren. Het is niet mogelijk om een uitputtende lijst van die andere kosteneffectieve maatregelen te geven. Hieronder volgen daarom een aantal voorbeelden:

  • verbetering van de (nood)waterafvoer om wateraccumulatie op het dak te voorkomen;

  • vermindering van de hoeveel grind of steen op het dak;

  • versterking van de draagconstructie;

  • ballastvrije montage van de zonnepanelen, doormiddel van fixatie aan de constructie;

  • gebruik van overspannende montagesystemen;

  • vervangen van dakbedekking en het verwijderen van oude lagen dakbedekking.

De aanleg van minder panelen is bewust niet opgenomen bij deze voorbeelden, want het doel is wel zoveel mogelijk stroom op te wekken met de beschikbare gebouwruimte. Het is bij de beoordeling of er sprake is van noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen van belang dat de aanvrager aannemelijk maakt dat andere mogelijk goedkopere maatregelen grondig overwogen zijn.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten er op grond van dit hoofdstuk subsidie beschikbaar is.

In de aanhef wordt het begrip ‘eenmalige subsidie’ gebruikt. Dat is een verwijzing naar de definitie in artikel 1, eerste lid onderdeel e van de ASA2023 en maakt vooral duidelijk dat er geen sprake is van een boekjaarsubsidie of een periodieke subsidie die zich met zekere regelmaat herhaalt.

De datum vanaf 1 juli 2024 geeft aan dat zonnepanelen installaties die voor die datum zijn aangelegd niet in aanmerking komen voor subsidie. De factuurdatum van de in te dienen facturen is leidend bij het bepalen van de datum van uitvoering. De keuze voor 1 juli 2024 hangt losjes samen met het moment waarop de subsidie voor het eerste beschikbaar gesteld is. De keuze voor een datum is inherent enigszins triviaal en het zal voor sommige mensen of organisaties die net te vroeg hun installatie hebben aangelegd erg jammer zijn. Tegelijkertijd staat voor deze groep vast dat ze de keuze om dergelijke panelen aan te schaffen hebben gemaakt, zonder dat ze rekenden op de subsidie. Het verdient noot dat voor woningcorporaties in feite een andere datum geldt. Woningcorporaties moeten de subsidie aanvragen voordat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Lees hier meer over bij de weigeringsgrond in artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onderdeel f.

Voor de begrippen duurzaam geproduceerd en noodzakelijk lichtgewicht zijn definities opgenomen in artikel 3.1.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

Het eerste lid bepaalt de hoogte van de subsidie voor duurzaam geproduceerde zonnepanelen. Dat gebeurt op basis van het piekvermogen van de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie. Als er sprake is van delen van een kilowattpiek, dan worden ook dat deel van het bedrag uitgekeerd. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie tellen alleen de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie mee. Als panelen als gelijkwaardig aan een bepaalde categorie worden beoordeeld, dan kan ook aanspraak gemaakt worden op een subsidiehoogte die hoort bij die categorie.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt de hoogte van de subsidie voor installaties met lichtgewicht zonnepanelen. Ook daarvoor geldt dat dit gebeurt op basis van het piekvermogen van de noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen in de installatie. Als er sprake is van delen van een kilowattpiek, dan worden ook dat deel van het bedrag uitgekeerd. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie tellen alleen de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie mee.

Het derde lid beschrijft twee aanvullende maximeringen van de hoogte van subsidie. Het laagste van de van toepassing zijnde maxima is leidend bij het bepalen van de hoogte van de subsidie. Het onderdeel a stelt een maximum per installatie. Het onderdeel b bepaalt dat de daadwerkelijk gemaakte kosten leidend zijn, maar eventuele andere subsidies voor de installatie of delen van de installatie moeten wel in minder gebracht worden op de gemaakte kosten. Met dit onderdeel wordt getracht uit te sluiten dat een aanvrager door veel verschillende subsidies aan te vragen meer dan 100% van de daadwerkelijk kosten gesubsidieerd krijgt. Het voorgaande is onwenselijk, maar bovendien voor subsidies aan woningcorporaties op grond van het Altmark-arrest ontoelaatbaar.

Het vierde lid bepaalt hoe omgegaan wordt met zonnepanelen die zowel noodzakelijk lichtgewicht als duurzaam geproduceerd zijn. In dat geval wordt er niet gestapeld, maar wordt de hoogste van toepassing zijnde subsidie per kilowatt piekvermogen toegepast.

Het vijfde lid betreft een verheldering over de omgang met bestaande onderdelen van zonnepanelen installaties. Het is niet de bedoeling dat de bestaande zonnepanelen in een installatie meetellen als de hoogte van de subsidie bepaald wordt.

Artikel 3.6 De aanvrager

De subsidie kan door een zo breed mogelijke groep aangevraagd worden, maar de aanvrager moet wel zeggenschap hebben over de plek waar de zonnepaneleninstallatie aangelegd wordt. In onderdeel a worden de partijen geïdentificeerd die geacht worden het volledige zeggenschap te hebben over de plek waar de zonnepaneleninstallatie wordt gerealiseerd. Het onderdeel b identificeert de partijen die middels een overeenkomst weliswaar zeggenschap hebben over het vastgoed of de locatie waar de panelen worden gerealiseerd, maar die in een hogere mate afhankelijk zijn van de daadwerkelijke eigenaar of erfpachter van het vastgoed of de locatie. Voor aanvragers in onderdeel b, is daarom vereist dat ze toestemming van de eigenaar of erfpachter hebben. In artikel 3.8, eerste lid, onderdeel f worden indieners in deze categorie gevraagd om bewijs van de benodigde instemming te leveren.

Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Dit lijvige artikel bestaat uit twee leden en bepaalt wat een aanvrager allemaal in moet dienen bij de aanvraag voor subsidie.

Het eerste lid bevat de kern van de bepaling. De indieningvereisten komen nadrukkelijk bovenop de indieningsvereisten die volgen uit de ASA2023. De in te dienen gegevens zijn zo geordend dat de zaken die voor alle indieners van toepassing zijn als eerste aan bod komen. Naarmate uitsluitend een specifiekere en daarom kleinere groep in moet dienen is deze later opgenomen in de lijst.

Onderdelen a, b en c gelden voor iedereen.

Onderdeel d is uitsluitend gericht op aanvragers die in aanmerking willen komen voor subsidie voor duurzaam geproduceerde zonnepanelen die niet opgenomen zijn in de lijst in bijlage A. Het is aan de aanvrager om de gelijkwaardigheid van de panelen te onderbouwen. In bijlage A is nader invulling gegeven aan de normen die gelden voor verschillende categorieën panelen. Er wordt gekeken naar:

  • a.

    hoeveel CO2-equivalent broeikasgas er tijdens de productie is uitgestoten;

  • b.

    het gebruik van PFAS in de productie van de panelen;

  • c.

    het gebruik van lood in de productie van de panelen;

  • d.

    het risico dat er dwangarbeid is gebruikt om de panelen te produceren; en

  • e.

    de energie omzettingsefficiëntie van de panelen.

De volgende informatie kan onder andere gebruikt worden om de gelijkwaardigheid van een zonnepaneel te onderbouwen:

  • a.

    Datasheets;

  • b.

    Geldig Carbon Footprint certificaat volgens de methode Evaluation Carbon simplifié (voor CRE/PPE projecten)

  • c.

    Informatie over de backsheet (bevat deze PFAS) en de soldeertin (is deze loodvrij)

  • d.

    Informatie over de productie- en toeleveringsketen; gedetailleerde uitsplitsing naar betrokken vestigingslanden van alle relevante leveranciers van materialen en componenten. Indien daar landen tussen zitten met substantieel risico op dwangarbeid dan dient ook het verslag van een onafhankelijke audit van de betreffende leverancier te worden aangeleverd.

Het kan natuurlijk zijn dat voor een specifieke soort panelen al eerder een aanvraag is ingediend waarmee is vastgesteld dat deze gelijkwaardig zijn. Het college kan niet bij iedere gelijkwaardig beoordeling bijlage A gelijk aanpassen en de regelgevende bevoegdheid verzet tegen mandatering van aanpassing van bijlage A aan een ambtelijke functionaris. Om te proberen te voorkomen dat aanvragers nodeloos iets moeten proberen te bewijzen dat in het verleden door een ander al afdoende bewezen is, zal op de website met informatie over de regeling mogelijk een uitgebreidere lijst van panelen staan dan in bijlage A. Aanvrager die zich laten leiden door lijst van panelen op de website zal hen bij de behandeling van hun aanvraag in principe niet tegengeworpen worden dat de zonnepanelen niet opgenomen zijn in bijlage A van de regeling en dat hun aanvraag niet compleet is. In deze gevallen zal namens het college in de verleningsbeschikking, onder verwijzing naar het nummer van het subsidiebesluit waar de gelijkwaardigheid in eerste instantie is vastgesteld, aangegeven worden dat bij de beoordeling van de aanvraag afgeweken is van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel d van de regeling.

Onderdeel e ziet op gevallen waar de aanvrager lichtgewicht zonnepanelen wil. Deze bevoegdheid hangt nauw samen met de discretionaire weigeringsgrond in artikel 3.8, onderdeel c en de definitie van noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen in artikel 3.1. De aanvrager moet de noodzakelijkheid goed onderbouwen. Dat kan middels een rapport van een registerconstructeur, zoals in subonderdeel i wordt voorgesteld. Dat mag ook middels een toelichting van de aanvrager, zoals in het subonderdeel ii wordt voorgesteld. Van een rapport van een registerconstructeur, in principe, grote overtuigingskracht uit. Tegelijkertijd is het begrijpelijk dat voor kleinere zonnepaneleninstallaties een dergelijke professionele berekening niet gedaan wordt, omdat dat te duur is. Daarom kan op grond van subonderdeel ii ook gesteund worden op een schriftelijke toelichting. De overtuigingskracht van een dergelijke toelichting hangt erg af van de kwaliteit ervan. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1 worden voorbeelden gegeven van zaken die in overweging genomen kunnen worden bij het schrijven van een dergelijke toelichting.

Onderdeel f zijn van toepassing op de groep mensen die niet de eigenaar of erfpachter van het vastgoed is. Dit hangt samen met het feit dat zeker moet zijn dat de panelen enige tijd kunnen blijven functioneren op locatie.

Onderdeel g is van toepassing op ondernemers en hangt samen met de verplichting

Het tweede lid gaat nadrukkelijk in op situaties waar de subsidie pas wordt aangevraagd nadat de installatie al is aangelegd. In dat geval wordt de subsidie direct vastgesteld. Om dat te kunnen doen zijn er net iets andere aanvraagvereisten. De gegeven die in het kader van de vaststelling van de subsidie moeten worden overlegd worden aanvullend gevraagd. De offertes mogen achterwege blijven, want de facturen geven in principe de benodigde informatie.

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

De twee leden van dit artikel bevatten de weigeringsgronden die gelden voor subsidies die op grond van dit hoofdstuk worden aangevraagd. Het betreft nadrukkelijk aanvullende weigeringsgronden bovenop die weigeringsgronden die uit de ASA2023 volgen.

Het eerste lid betreft de gebonden weigeringsgronden. Er is geen sprake van een discretionaire bevoegdheid. Er is slechts een beoordeling te plegen of voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Er is geen sprake van een belangenafweging. Als voldaan is aan de voorwaarden in de onderdelen, dan moet het college de subsidie weigeren.

Het tweede lid betreft de discretionaire weigeringsgronden. Er is veel beleidsruimte. Het college kan (en dus niet moet) de subsidie in deze gevallen weigeren of lager vaststellen. Als voldaan is aan één of meerdere van de voorwaarden moet het college beoordelen of ze de subsidie op die grond willen weigeren en in het besluit de belangenafweging om een weigeringsgrond toe te passen dragend motiveren.

Eerste lid, onderdeel e is er op gericht te verzekeren dat een diverse groep aanvragers gebruik kan maken van deze regeling.

Het eerste lid onderdeel f is er op gericht te voorkomen dat woningcorporaties achteraf subsidies aanvragen. Dit in verband het toepassen van het DAEB-besluit en de vereiste die volgt uit het Altmark-arrest, dat beroep op deze gronden voor toelaatbare staatsteun vereist dat de steun vooraf aangevraagd wordt.

Het tweede lid, onderdeel c is erop gericht om de noodzakelijkheid van de lichtgewicht zonnepanelen te borgen. Niet alleen moet het noodzakelijk zijn, maar ook moet de onderbouwing van die noodzakelijkheid toereikend zijn. Er is gekozen om ook de kwaliteit van die onderbouwing een weigeringsgrond te laten zien, omdat er in artikel 3.7, eerste lid, onderdeel e veel ruimte wordt gelaten aan de aanvragers om kwalitatief diverse onderbouwing te geven. Het college en diens vertegenwoordigers hebben hierin een grote beleidsruimte en moeten zorg dragen voor onderbouwde en consistente beoordeling van aanvragen op dit punt.

Het tweede lid onderdeel e zorgt ervoor dat een aanvrager zijn aanvragen niet strategisch opknipt om de voorwaarde uit artikel 3.4, derde lid, onderdeel a te omzeilen. Ook wordt, net als in het eerste lid onderdeel e verzekert dat een brede groep aanspraak kan maken op deze subsidie. Het laat de ruimte laten voor het college subsidies lager te verlenen, om zo onder het genoemde grensbedrag te blijven. Het voorgaande heeft natuurlijk uitsluitend zin als uit overleg met de aanvrager blijkt dat deze ook met het lagere subsidiebedrag tot uitvoering verwacht over te gaan.

Bijlage A – Duurzaam geproduceerde zonnepanelen

Inleiding

In artikel 3.1, onderdeel a, artikel 3.4, eerste lid en artikel 3.8, onderdeel d van deze Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt naar deze bijlage verwezen.

In deze bijlage worden de kenmerken genoemd aan de hand waarvan in deze regeling de duurzaamheid van zonnepanelen wordt beoordeeld. Deze criteria zijn leidend bij het bepalen in welke duurzaamheidscategorie een zonnepaneel valt. De duurzaamheidscategorie bepaalt op zijn beurt weer hoe hoog de subsidie is de aangevraagd kan worden. Het college spant zich in om ervoor te zorgen dat alle, haar bekende, duurzaam geproduceerde zonnepanelen in deze bijlage opgesomd zijn. Op die manier kan een aanvrager door een zonnepaneel van de juiste producent en met het juiste typenummer aan te schaffen snel berekenen hoeveel subsidie ze kunnen krijgen.

Gelijkwaardigheid

Gelet op de snel veranderende markt voor zonnepanelen is het nu eenmaal niet te voorkomen dat deze opsomming incompleet is. Daarom voorziet de regeling in een mogelijk voor aanvragers om met betrouwbare productinformatie te onderbouwen dat de zonnepanelen die zij willen gaan gebruiken of al hebben gebruikt gelijkwaardig zijn. Dat kunnen ze doen aan de hand van dezelfde categorieën en de bijbehorende criteria. Lees daarover meer bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.8, onderdeel d.

Categorieën

De zonnepanelen zijn verdeeld over de categorieën A, B en C. Zonnepanelen in categorie A zijn het duurzaamst, terwijl categorie C als net iets duurzamer dan standaardpanelen kunnen worden beschouwd. Standaardpanelen zouden in categorieën D en verder vallen. Om verwarring te voorkomen, gezien het grote aantal verschillende panelen in het minder duurzame marktsegment en het feit dat voor dergelijke panelen geen beschikbaar subsidie is gesteld, is gekozen om de categorieën D en verder niet op te nemen in deze bijlage.

Categorie A

Kenmerken:

  • 1.

    Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 500 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

  • 2.

    Voorkomen wordt dat schadelijk stoffen in het milieu komen, doordat de panelen PFAS-vrij en loodvrij zijn.

  • 3.

    De inschatting of dwangarbeid toegepast is bij de productie van deze panelen is laag, omdat de relevante toeleveringsketen zich geheel bevindt in landen met een laag risico op slechte arbeidsomstandigheden, ofwel de keten bevat relevante leveranciers in landen met een hoger risico maar deze toeleveranciers zijn onafhankelijk onderzocht en deze onafhankelijke rapportage is beoordeeld als betrouwbaar.

  • 4.

    Omzettingsefficiëntie van de panelen is groter of gelijk aan 20%.

Panelenlijst:

#

Producent

Serieaanduiding

A1

MeyerBurger

Alle

A2

Maxeon

SPRI3 / Sunpower (niet ‘Performance’)

A3

Solarge

Solo Ultra-Low Carbon 525-550 Wp

Categorie B

Kenmerken:

  • 1.

    Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 500 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

  • 2.

    Voorkomen wordt dat schadelijk stoffen in het milieu komen, doordat de panelen PFAS-vrij en loodvrij zijn.

  • 3.

    De inschatting of dwangarbeid toegepast is bij de productie van deze panelen is laag, omdat de relevante toeleveringsketen zich geheel bevindt in landen met een laag risico op slechte arbeidsomstandigheden, ofwel de keten bevat relevante leveranciers in landen met een hoger risico maar deze toeleveranciers zijn onafhankelijk onderzocht en deze onafhankelijke rapportage is beoordeeld als betrouwbaar.

Panelenlijst:

#

Producent

Serieaanduiding

B1

Avancis

alle

B2

First Solar

alle

B3

Heliatek

alle

B4

Solarge

Solo Ultra-Low Carbon alle, behalve 525-550 Wp

Categorie C

Kenmerken:

Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 550 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

Panelenlijst:

#

Producent

Serieaanduiding

C1

GCL

NT10/72GDF

C2

JaSolar

JAM5450/MR

C3

Longi

LR5-54HTH-430M CRE

C4

Risen

RSM40-8-***M

 
 
 

In de plaats van * mag ieder getal of cijfer ingevuld worden.