Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

Geldend van 12-06-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelet op het bepaalde in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas;

Gelet op het besluit Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas;

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de verordening.

BESLUITEN:

Vast te stellen:

Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas;

    • c.

      Wet: Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo, de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas en het Besluit nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas.

HOOFDSTUK 2 MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 2 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de ‘normale’ dagelijkse ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden op het gebied van algemene dagelijkse levensverrichtingen. Hiermee wordt in de toegangsbeoordeling rekening gehouden. Dit betekent dat er geen aanspraak bestaat op een maatwerkvoorziening als de burger huisgenoten heeft die in staat zijn hulp te bieden.

Artikel 3 Kwaliteit niet beroepsmatige ondersteuning

Het college stelt vast of de kwaliteit van de niet beroepsmatige ondersteuning passend en toereikend is, gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de burger.

Artikel 4 Ondersteuning bij maaltijden

Afhankelijk van de situatie wordt dit ondergebracht bij de maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden, Persoonlijke verzorging of Begeleiding individueel.

2.1 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Ondersteuning bij Hulp bij het huishouden

Het beoogde resultaat van ondersteuning bij hulp bij het huishouden is dat de burger in staat is om:

  • a.

    in een schoon en leefbaar huis te wonen;

  • b.

    zelfstandig thuis te blijven wonen;

  • c.

    schone kleding te dragen.

Artikel 6 Richtlijnen voor omvang hulp bij het huishouden

  • 1.

    De richtlijnen zijn gebaseerd op geraamde minuten die nodig zijn om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren. Deze richtlijnen geven een handvat om tot een beoordeling van de benodigde ondersteuning te komen.

  • 2.

    Op basis van persoonskernmerken en individuele omstandigheden maakt het college een afwegingen en kan van de richtlijnen worden afgeweken. Een gemotiveerde onderbouwing wordt omschreven in het ondersteuningsplan.

  • 3.

    De richtlijnen zijn als bijlage toegevoegd (zie bijlage 1). Deze maken deel uit van deze beleidsregel.

  • 4.

    In het ondersteuningsplan en de beschikking wordt de omvang van de ondersteuning vastgelegd.

Artikel 7 Gebruikelijke hulp bij hulp bij het huishouden

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat de huisgenoten samen verantwoordelijk zijn voor het eigen huishouden, de eigen gezondheid, levensstijl en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Huisgenoten nemen daarom de huishoudelijke taken over, die de burger zelf niet (meer) uit kan voeren (de gebruikelijke hulp). Gebruikelijke hulp gaat vóór op een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Tot de leefeenheid behorende huisgenoten zijn bijvoorbeeld echtgeno(o)t(e), partner, inwonendekinderen ouder dan 18 jaar en/of andere inwonende personen. Van kinderen van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn om een eenpersoonshuishouden te voeren. Deze kinderen kunnen een deel van de huishoudelijke taken op zich nemen. Van alle huisgenoten vanaf 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn een meerpersoonshuishouden te voeren.

  • 3.

    Of er sprake is van inwoning wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Hier kan bijvoorbeeld om een huurcontract worden gevraagd, indien dit aan de orde is.

  • 4.

    Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan of studie een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende 5 etmalen aaneengesloten zullen de niet uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

  • 5.

    De leeftijd van de huisgenoot is mede bepalend bij het vaststellen van mogelijkheden voor het leveren van gebruikelijke hulp. Van huisgenoten wordt het volgende verwacht:

    • a.

      23 jaar en ouder wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke taken overnemen, die de burger niet kan verrichten;

    • b.

      18 jaar tot en met 22 jaar wordt verwacht dat zij een deel van de huishoudelijke taken overnemen ter grootte van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, eventueel begeleiden van jongere gezinsleden. Let op: verschillende onderdelen hebben een hogere vervuilingsgraad wanneer meerdere personen hiervan gebruik maken. Dit valt buiten de taken van de 18 tot en met 22 jarige.

    • c.

      13 jaar tot en met 17 jaar wordt verwacht dat zij naar eigen mogelijkheid ingezet worden bij huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

    • d.

      5 jaar tot en met 12 jaar wordt verwacht dat zij naar eigen mogelijkheid ingezet worden bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen.

    • e.

      0 tot en met 4 jaar wordt geen bijdrage verwacht.

  • 6.

    Bij dreigende overbelasting van de huisgenoot kan een beroep worden gedaan op de compensatieplicht uit de Wmo. Concreet betekent dit dat, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden.

2.2 Woningaanpassingen en woonvoorzieningen

Artikel 8 Woningaanpassingen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van een woningaanpassing is dat de burger zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving, zelfstandig thuis kan blijven wonen.

  • 2.

    Woningaanpassingen worden in eigendom verstrekt.

Artikel 9 Woonvoorzieningen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van een woonvoorziening is dat de burger langer zelfstandig kan blijven wonen in de eigen leefomgeving

  • 2.

    Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

    • a.

      Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoor-beeld een verrijdbare kanteldouchestoel, een verrijdbare tillift);

    • b.

      Bouwkundige woonvoorzieningen: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift);

  • 3.

    Woonvoorzieningen in natura worden in bruikleen verstrekt en via een pgb in eigendom verstrekt.

2.3 Hulpmiddelen.

Artikel 10 Rolvoorzieningen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van een rolvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het zich verplaatsen in en om het huis.

  • 2.

    Wij onderscheiden de volgende rolvoorzieningen:

    • a.

      Handmatig voortbewogen rolstoel;

    • b.

      Elektrisch voortbewogen rolstoel;

    • c.

      Aanpassingen aan de rolstoel.

    • d.

      andere rolvoorzieningen (zoals aangepaste wandelwagen)

  • 3.

    Rolvoorzieningen in natura worden in bruikleen verstrekt en via een pgb in eigendom verstrekt.

Artikel 11 Sportvoorzieningen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van een sportvoorziening is een adequate oplossing voor het beoefenenvan een sport waarmee participatie van de burger aan de maatschappij behouden dan wel vergroot wordt.

  • 2.

    Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen.

  • 3.

    Sportvoorzieningen in natura worden in bruikleen verstrekt en via een pgb in eigendom verstrekt.

Artikel 12 Vervoershulpmiddelen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van de verstrekking van vervoershulpmiddelen is om het mogelijk te maken zich te verplaatsen buitenshuis.

  • 2.

    Wij onderscheiden de volgende vormen van vervoershulpmiddelen:

    • a.

      Aangepaste fietsen;

    • b.

      Scootmobiels.

    • c.

      Vervoershulpmiddelen in natura worden in bruikleen verstrekt en via een pgb in eigendom verstrekt.

2.4 Vervoer taxi/bus

Artikel 13 Ondersteuning bij vervoer

  • 1.

    Het beoogde resultaat van ondersteuning bij vervoer is om het mogelijk te maken zich te verplaatsen in de regio;

  • 2.

    Ondersteuning bij vervoer kan ook in combinatie met de maatwerkvoorziening dagbesteding of logeren ingezet worden;

  • 3.

    Als richtlijn geldt een maximum van 590 zones per jaar.

2.5 Begeleiding individueel

Artikel 14 Omschrijving Begeleiding individueel

  • 1.

    Het beoogde resultaat bij begeleiding individueel is behoud of verbetering van de zelfredzaamheid en/of participatie.

  • 2.

    De begeleiding kan bestaan uit ondersteuning op een of meer levensdomeinen.

  • 3.

    De begeleiding kan bestaan uit de volgende activiteiten:

    • a.

      Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

    • a.

      Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/ handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

    • b.

      Toezicht houden op de situatie en inspelen op eventuele veranderingen

    • c.

      Aanleren van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen diezelfredzaamheid tot doel hebben.

Artikel 15 Richtlijnen omvang begeleiding individueel

  • 1.

    De omvang van de individuele begeleiding wordt bepaald op basis van de mate van beperkingvan de burger, de complexiteit van de hulpvraag, het type hulpvraag en de benodigde intensiteitvan de ondersteuning.

  • 2.

    In het ondersteuningsplan en de beschikking wordt de omvang van begeleiding individueel vastgelegd.

Artikel 16 Gebruikelijke hulp bij begeleiding individueel

Bij volwassenen onderling kan van partners en andere volwassen huisgenoten ten opzichte van elkaar worden verondersteld dat een groot deel van het sociaal verkeer gezamenlijk plaatsvindt, en begeleiding onderling dus gebruikelijk is. Inwonende volwassenen waaronder partner, huisgenoot of volwassen kinderen (> 18 jaar) worden verondersteld de praktische, ondersteunende begeleiding in het normale maatschappelijke verkeer te verzorgen.

Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn:

  • Het bieden van hulp binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek, huisarts et cetera;

  • Het bieden van hulp bij/overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie.

  • Ouderlijk toezicht aan kinderen. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt.

2.6 Dagbesteding

Artikel 17 Omschrijving dagbesteding

  • 1.

    Beoogd resultaat van dagbesteding is behoud of verbetering van de zelfredzaamheid en of participatie zodat de burger zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.

  • 2.

    De dagbesteding vindt plaats in een groep van personen.

  • 3.

    De dagbesteding kan belevingsgericht of arbeidsmatig zijn.

Artikel 18 Richtlijnen omvang dagbesteding

  • 1.

    De omvang van de dagbesteding wordt bepaald op basis van:

    • a.

      de noodzaak;

    • b.

      de mogelijkheden van de burger;

    • c.

      het doel dat de groepsbegeleiding voor deze specifieke burger heeft.

  • 2.

    In het ondersteuningsplan wordt de omvang van dagbesteding vastgelegd.

2.7 Persoonlijke Verzorging

Artikel 19 Omschrijving persoonlijke verzorging

  • 1.

    Beoogd resultaat van persoonlijke verzorging is behoud of verbetering van de zelfredzaamheid.

  • 2.

    Persoonlijke verzorging kan bestaan uit de volgende activiteiten:

    • a.

      Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-taken)

    • b.

      Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/ handelingen ten behoeve van zelfverzorging

    • c.

      Advies, instructie en voorlichting aan de burger over persoonlijke verzorging

Artikel 20 Richtlijnen omvang persoonlijke verzorging

  • 1.

    De omvang van de persoonlijke verzorging wordt bepaald op basis van de mate van beperkingvan de burger, de complexiteit van de hulpvraag, het type hulpvraag en de benodigde intensiteitvan de ondersteuning.

  • 2.

    De aard van de hulpvraag ligt niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop. In dat geval wordt de persoonlijke verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet geboden.

  • 3.

    In het ondersteuningsplan wordt de omvang van persoonlijke verzorging vastgelegd.

2.8 Logeren

Artikel 21 Omschrijving logeren

  • 1.

    Beoogd resultaat van logeren is het ontlasten van de persoon die de gebruikelijke zorg of mantelzorg biedt.

  • 2.

    Logeren is het overnachten in een andere omgeving dan het eigen woonadres. Hieronder valtbed, bad, brood en toezicht. Dagbesteding, begeleiding individueel, persoonlijke verzorging,verpleging of behandeling valt niet onder Logeren.

  • 3.

    Toezicht is gericht op:

    • a.

      Het (snel) kunnen bieden van ondersteuning indien nodig

    • b.

      Het snel kunnen ingrijpen bij acute situaties

    • c.

      Het ondersteunen bij dagelijkse verrichtingen indien nodig

    • d.

      het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).

  • 4.

    Op de plek waar de burger logeert, wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging

    of behandeling nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet

    (Zvw) worden afgegeven.

Artikel 22 Richtlijnen omvang logeren

  • 1.

    De omvang van logeren is afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van deburger.

  • 2.

    In gevallen waar de burger aanspraak kan maken op tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet of de Wet Langdurige Zorg is dit voorliggend ten opzicht van logeren in het kader van de Wmo.

  • 3.

    In het ondersteuningsplan wordt de omvang van logeren vastgelegd.

2.9 Beschermd wonen

Artikel 23 Beschermd wonen

  • 1.

    Het beoogd resultaat van beschermd wonen is dat de burger, indien dat kan en zo snel als mogelijk, weer in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuningvanuit een beschermende woonomgeving centraal staat.

  • 3.

    De gemeente Venlo voert als zijnde Centrum gemeente de taken rondom beschermd wonen,maatschappelijke opvang (vrouwen) en verslavingszorg uit.

HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb)

Artikel 24 Verplichtingen PGB-beheerder

Onderstaande kennis en vaardigheden moet een PGB-beheerder beheersen om te kunnen werken met een persoonsgebonden budget:

  • a.

    overzien van de eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager, en een duidelijk beeld hebben van de zorgvraag;

  • b.

    op de hoogte zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;

  • c.

    in staat zijn om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor inzicht is in de bestedingen van het pgb;

  • d.

    voldoende vaardig zijn om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners;

  • e.

    in staat zijn om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;

  • f.

    in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;

  • g.

    kunnen beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

  • h.

    de inzet van zorgverleners kunnen coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

  • i.

    in staat om als werk-of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

  • j.

    voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap hebben, of deze kennis weten te vinden.

Artikel 25 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeentePeel en Maas;

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking de eerste dag na de dag van bekendmaking;

  • 3.

    De Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas d.d. 24 juli 2017 wordt ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Bijlage 1. Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk (maatwerkvoorziening)

Ondertekening

Panningen, 31 mei 2021

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester

L.P.H. Breukers /W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting

Algemeen

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft gemeenten de taak haar burgers te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas bevat voor de uitvoering van die taak de door de raad vast te stellen regels. De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas zijn een nadere uitwerking van de verordening en bevat de regels die tot de bevoegdheid van het college behoren, samen met de door de raad aan het college gedelegeerde bevoegdheden.

Uitgangspunt voor maatwerkvoorziening

Maatwerkvoorzieningen worden naar objectieve maatstaven gemeten. Deze voorziening moet passend en de meest goedkope zijn. Zijn er twee of meer maatwerkvoorzieningen passend? Dan zal gekozen worden voor de goedkoopste maatwerkvoorziening. Als de burger een duurdere voorziening wil die passend is, komen de meerkosten van die duurdere voorziening voor rekening van de burger.

Deze beleidsregel maatschappelijke ondersteuning vormt de meer praktisch uitvoerende toelichting op de artikelen van de verordening en regeling en verwoordt de visie van het college op de uitvoering van de Wmo.

Toelichting per artikel

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

HOOFDSTUK 2 MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 2 Gebruikelijke hulp

Het uitgangspunt is dat de huisgenoten samen verantwoordelijk zijn voor het eigen huishouden, de eigen gezondheid, levensstijl en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Er is sprake van gebruikelijke hulp als begeleiding naar algemeen aanvaardbare maatstaven door een huisgenoot moet worden geboden. Huisgenoten nemen daarom de taken over, die de burger zelf niet (meer) uit kan voeren (de gebruikelijke hulp). De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 april 2021 een uitspraak gedaan over gebruikelijke hulp/zorg (ECLI:NL:CRVB:2021:823, zaaknummer 18/6553 WMO2015). Deze uitspraak verduidelijkt het begrip ‘gebruikelijke hulp’ aan de hand van de vraag of de door de partner van burger geboden begeleiding de gebruikelijke hulp overstijgt.

Gebruikelijke hulp gaat vóór op een maatwerkvoorziening.

Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een burger:

  • Het geven van begeleiding aan een burger op het terrein van het maatschappelijk verkeer, zoals in redelijke mate mensen ontmoeten, contacten onderhouden en aan maatschappelijke activiteiten deelnemen;

  • Het begeleiden van de burger bij activiteiten binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts en het aanbieden van een dag-structuur of dag-invulling;

  • Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

  • Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de burger.

Zie bijlage 1 voor een uitwerking van de gebruikelijke hulp bij huishoudelijke ondersteuning.

Artikel 3 Kwaliteit niet beroepsmatige ondersteuning

Een van de voorwaarden voor toekenning van een pgb, is dat de hulp die de persoon biedt veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

Of de kwaliteit van de hulp toereikend is, is niet alleen afhankelijk van de situatie en achtergrond van de burger. De deskundigheid van de hulpverlener en zijn wijze van hulpverlening zijn daarbij van belang. De hulpverlener moet volgens een methode werken en objectief en onafhankelijk kunnen handelen.

Als een familielid (of andere persoon uit het netwerk van de burger) door zijn persoonlijke relatie met de burger niet volledig objectief en onafhankelijk kan handelen, is de kwaliteit van de ondersteuning die hij/zij de burger kan bieden in dat geval onvoldoende.

Artikel 4 Ondersteuning bij maaltijden

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

2.1 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Ondersteuning bij Hulp bij het huishouden

Bij huishoudelijke ondersteuning gaat het om het overnemen van huishoudelijke taken. Dit kan ook in combinatie met het overnemen van de organisatie van deze taken. Deze ondersteuning tot de huishoudelijke ondersteuning als de burger deze huishoudelijke taken wel zelf kan uitvoeren, maar iemand anders moet toezien/stimuleren en de hulpverlener moet tijdens het uitvoeren van deze huishoudelijke taken aanwezig zijn. Dit is ook het geval wanneer de burger deze huishoudelijke taken soms wel of soms niet zelf kan uitvoeren. Als de hulp bij de regie/structuur van het huishouden zich richt op het plannen, stimuleren en voorbespreken van deze huishoudelijke taken, waarna de cliënt die taken zelf uitvoert, dan kan deze hulp een aanspraak zijn op begeleiding.

Artikel 6 Richtlijnen voor omvang hulp bij het huishouden

In dit artikel staan de richtlijnen voor omvang van hulp bij het huishouden. De richtlijnen zijn verder uitgewerkt in bijlage 1 van deze beleidsregel.

Artikel 7 Gebruikelijke hulp bij hulp bij het huishouden

In aansluiting op artikel 2 van deze beleidsregel staat hierin wie tot het huishouden behoort en welke huishoudelijk taken van huisgenoten verwacht wordt. Bij de beoordeling over de (omvang van) de deelname aan huishoudelijke taken worden verschillende zaken meegewogen zoals werk, studie en leeftijd van de huisgenoot of huisgenoten.

Dreigende overbelasting

Als er sprake is van gebruikelijke hulp dan gaat dit vóór op huishoudelijke ondersteuning. Is er sprake van dreigende (vastgestelde) overbelasting dan kan maximaal 6 tot 8 weken ondersteuning ingezet worden zodat de huisgenoten in de gelegenheid worden gesteld om zelf naar een structurele oplossing te zoeken. De indicatie stopt na afloop van deze 6 tot 8 weken. Burgers worden niet benaderd voor een heronderzoek. Dit wordt opgenomen in de beschikking. Als er, na afloop van deze 6 tot 8 weken ondersteuning, een aanvraag wordt ingediend voor voortzetting van de indicatie dan is een medisch onderzoek naar de belastbaarheid noodzakelijk.

2.2 Woningaanpassingen en woonvoorzieningen

Artikel 8 Woningaanpassingen

Dit zijn bouwkundige of woon technische woonvoorzieningen, vaak zijn het nagelvaste voorzieningen, bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of een ophoging van de tegels bij de voordeur.

Bij de noodzaak voor een woonvoorziening beoordeelt het eerst of het resultaat wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is door een andere oplossingen, zoals verhuizen. Is er geen andere oplossing, dan beoordeeld het college of het veranderen van de indeling van de woning soelaas biedt. Als een inpandige aanpassing mogelijk is, zal het college eerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.

Vervolgens bepaald het college op basis van concrete mogelijkheden en financieel-economische argumenten of een herbruikbare losse woonunit kan worden geplaatst. Hierbij is aandacht voor de omgevingsvergunning.

Ten slotte beoordeelt het college of het resultaat wonen in een geschikt huis te bereiken is doordat er een aanbouw wordt geplaatst. In de beoordeling neemt het college mee of de aanbouw kan worden hergebruikt en of met herstel in de oorspronkelijke staat rekening moet worden gehouden.

Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee meerdere offertes kunnen worden opgevraagd.

Artikel 9 Woonvoorzieningen

De burger kan alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was en de voorziening niet voorzienbaar was. Achtergrond is dat van iedereen mag worden verwacht tijdig te anticiperen op ondersteuningsvragen die te verwachten zijn en/of rekening te houden met zijn of haar beperkingen in keuzes die worden gemaakt. Zo moet degene die weet dat traplopen, wat nu al lastig is, binnen 5 jaar onmogelijk gaat worden, op tijd maatregelen nemen en gaan zoeken naar een alternatieve woning. Wachten tot het niet langer kan, gaat voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid en kan leiden tot een afwijzing. Het verhuizen naar een woning waarvan bij verhuizing duidelijk is dat deze niet geschikt is voor de burger en/of zijn huisgenoten betekent ook dat er geen aanspraak bestaat op woonvoorzieningen. Ook een verhuizing die samenhangt met een levensfase is voorzienbaar, zoals kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen omdat men ouder wordt.

Als een voorziening in de woning is aangebracht, zoals een douchescherm of een bad, en het was op dat moment te voorzien dat deze voorziening in de toekomst niet meer adequaat zou zijn, bestaat geen aanspraak op compensatie in het kader van de wet. Voorzienbaarheid moet goed onderzocht worden en in kaart gebracht.

Voorzienbaarheid is moeilijk vast te stellen. Van belang is wanneer -en wat- de burger had kunnen weten. Als een burger een aantal jaar geleden een bad heeft laten plaatsen en in de jaren daarna gezondheidsklachten heeft ontwikkeld, kan gesteld worden dat de problemen niet te voorzien waren. Echter is het wel mogelijk dat op het moment dat de gezondheidsklachten ontstonden, burger al had kunnen voorzien dat er problemen met de woning zouden ontstaan. Dan kan dus verwacht worden dat hij nagedacht zou hebben over bijvoorbeeld verhuizen, rekening houdend met deze verwachting.

2.3 Hulpmiddelen

Artikel 10 Rolvoorzieningen

Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende manieren: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel, of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt alleen de rolstoel onder de Wmo. Een rolstoel is een voorziening om het bestaande verplaatsingsprobleem in en om de woning te compenseren. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden, van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters. Wie op grond van beperkingen geen andere mogelijkheid heeft dan zich verplaatsen met een rolstoel, kan een rolstoel toegekend krijgen. De resultaatverplichting daarbij bestaat uit het zich kunnen verplaatsen, al dan niet met hulp van anderen.

Het gaat om verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan. Ook moet het gaan om burgers die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel. Burgers die een rolstoel niet dagelijks maar incidenteel nodig hebben, komen niet in aanmerking voor een rolstoel. Daarbij valt te denken aan burgers die de rolstoel alleen nodig hebben tijdens een dagje uit of een middagje winkelen.

Artikel 11 Sportvoorzieningen

Een van de maatwerkvoorzieningen die kan bijdragen aan het actief kunnen deelnemen aan de maatschappij is een sportvoorziening, zoals de sportrolstoel. Het college verstrekt een sportvoorziening als de burger:

  • kan aantonen dat hij de sport beoefent door bijvoorbeeld het lidmaatschap van een sportvereniging én;

  • zonder de sportvoorziening niet in staat tot uitoefening van die sport én;

  • er geen voorliggende voorzieningen zijn, zoals vergoeding vanuit het Volwassenenfonds Sport en Cultuur.

Artikel 12 Vervoershulpmiddelen

Bij iedere vraag om een vervoersvoorzieningen moet een aantal aspecten worden onderzocht:

  • Wat is de precieze vervoersbehoefte?

  • Welke vervoersmiddelen zijn al aanwezig?

  • Overige aspecten:

    • Zijn er andere passende vervoersmogelijkheden, zoals openbaar vervoer, collectief vervoer of vervoer op grond van andere wetten (Zvw en Wlz)

    • De afpelfactoren uit artikel 2.3.2, lid 5 Wmo 2015, waaronder algemeen gebruikelijk of sociaal netwerk

Het gaat altijd om een aanvaardbare mate van participeren, dus we hoeven niet de volledige vervoersbehoefte te compenseren. De vraag is of de burger met de aanwezige vervoersmiddelen in voldoende mate kan participeren en de hiervoor noodzakelijke bestemmingen kan bereiken. Als iemand middels de geboden vervoersvoorzieningen in afdoende mate in staat is deel te nemen aan het dagelijks leven, dan is belanghebbende voldoende gecompenseerd.

2.4 Vervoer taxi/bus

Artikel 13 Ondersteuning bij vervoer

Met het in de regio – oftewel lokaal- verplaatsen per vervoermiddel bedoelt het college de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal tot 25 kilometer rond het hoofdverblijf. Dit is het vervoersgebied. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer.

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als personen zonder beperkingen, moet men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Ook is het aantal kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt, gemaximeerd op 590 zones per kalenderjaar.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied,

is er geen noodzaak te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen.

Denk hierbij aan de situatie dat men al 40 jaar een auto heeft en is gewend daar alles mee te doen.

Dat kan anders zijn als door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. In dat geval wordt op basis van maatwerk een besluit genomen, waarbij aangesloten wordt op de beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Peel en Maas.

2.5 Begeleiding individueel

Artikel 14 Omschrijving Begeleiding individueel

De maatwerkvoorziening voor het hebben - en houden- van zelfregie over het dagelijkse leven kan bestaan uit individuele begeleiding. Of de burger is aangewezen op begeleiding individueel of begeleiding in een groep, wordt bepaald door wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is.

Begeleiding in een groep is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde resultaat wordt beoogd. Als de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur, is begeleiding groep de aangewezen vorm van begeleiding. Maar als de hulpvraag bijvoorbeeld is het een of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en de zorgbehoefte is niet gelegen in het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is begeleiding individueel de aangewezen vorm.

Ook als er medische contra-indicaties zijn voor begeleiding groep, kan begeleiding individueel worden geïndiceerd. Het gaat dan om burgers voor wie op medische gronden een contra-indicatie geldt voor deelname aan een groep geboden door een instelling, zoals infectiegevaar of dusdanige gedragsproblemen dat het niet wenselijk is om deze burger in een groep te plaatsen. Een combinatie van begeleiding groep en begeleiding individueel is mogelijk.

Artikel 15 Richtlijnen omvang begeleiding individueel

De omvang van individuele begeleiding wordt afgestemd op de situatie van de burger. Dit is maatwerk. Als het mogelijk is, wordt de ondersteuning op termijn afgebouwd.

Bij de verstrekking in natura wordt de individuele begeleiding geïndiceerd in een of meerdere resultaten, conform afspraken in het contract met aanbieders. Hoe het resultaat wordt bereikt en wat hiervoor aan de kan van de aanbieder wordt ingezet, komen de burger en aanbieder samen overeen. De afspraken hierover worden vastgesteld in een ondersteuningsplan.

Bij het bepalen van de omvang van het persoonsgebonden budget wordt een normering gehanteerd, die gerelateerd is aan de noodzakelijke individuele begeleiding en de daarmee te behalen resultaten.

Artikel 16 Gebruikelijke hulp bij begeleiding individueel

Ook voor begeleiding individueel geldt het uitgangspunt zoals genoemd in artikel 2. Van de partner en andere volwassen huisgenoten (>18 jaar) wordt aangenomen dat begeleiding onderling gebruikelijk is. Hiermee wordt in de beoordeling rekening gehouden en ook hiervoor geldt dat gebruikelijke hulp vóórgaat op een maatwerkvoorziening.

2.6Dagbesteding

Artikel 17 Omschrijving dagbesteding

Het bieden van dagstructuur wordt verleend in de vorm van begeleiding groep, ook wel dagbesteding genoemd. Dagbesteding betreft een professioneel begeleide structurele dagactiviteit met een duidelijk beschreven doel dat hem zingeving en – waar mogelijk – perspectief op verbetering van zijn huidige situatie verleent. Hierbij wordt de burger actief betrokken.

 

Dagbesteding wordt bij voorkeur niet in de woon/verblijfssituatie geboden. Daarmee wordt de mogelijkheid nadrukkelijk niet uitgesloten.

Artikel 18 Richtlijnen omvang dagbesteding

Hoeveel dagbesteding iemand nodig heeft wordt bepaald op basis van:

  • de noodzaak: hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.

  • de mogelijkheden: hoeveel kan de burger fysiek en mentaal aan? én

  • het doel: als een doel een zinvolle dagbesteding -ter vervanging van arbeid- is, dan worden er meer uren vastgesteld.

2.7Persoonlijke Verzorging

Artikel 19 Omschrijving persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging is onder andere:

  • in en uit bed komen;

  • naar het toilet gaan;

  • wassen en aankleden;

  • steunkousen aantrekken en uittrekken;

  • eten en drinken, sondevoeding;

  • medicijnen innemen;

  • verzorging van je huid om bijvoorbeeld doorliggen te voorkomen

Als het (nog) niet mogelijk is deze activiteit zelfstandig te doen, dan kan de burger hiervoor ondersteuning krijgen.

Artikel 20 Richtlijnen omvang persoonlijke verzorging

Hoeveel ondersteuning de burger bij persoonlijke verzorging krijgt, is afhankelijk van verschillende factoren. Deze factoren zijn beschreven in dit artikel. De beoordeling hiervan is maatwerk.

Bij de beoordeling wordt ook gekeken of de hulpvraag niet onder geneeskundige zorg valt, zoals het geven van injecties en wondzorg. In dat geval valt de verzorging onder de Zorgverzekeringswet.

2.8 Logeren

Artikel 21 Omschrijving logeren

De wet geeft de gemeenten de verantwoordelijkheid voor het (aan)bieden van kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger (maar ook van huisgenoten die gebruikelijke hulp leveren). Die ontlasting kan in bepaalde gevallen ook worden gerealiseerd door het inzetten van begeleiding individueel of begeleiding groep.

Het zwaartepunt ligt bij kortdurend verblijf vooral op het logeren elders met als doel het overnemen van het permanent toezicht op de burger ter ontlasting van de gebruikelijke hulp of mantelzorg. Het kortdurend verblijf is dus te karakteriseren als logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben.

Artikel 22Richtlijnen omvang logeren

De duur van het logeren wordt vastgesteld op basis van hetgeen nodig is voor de burger en gebruikelijke hulp of mantelzorg. Dit is maatwerk.

Bij de beoordeling wordt altijd gekeken of er sprake is van een voorliggende voorziening, zoals de Zorgverzekeringswet of de Wet Langdurige Zorg. Dit gaat dan voor op de voorziening vanuit de wet.

2.9 Bescherm wonen

Artikel 23 Beschermd wonen

Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding van burgers die niet in staat zijn zich op eigen kracht staande te houden in de samenleving. Als wordt vastgesteld dat iemand (blijvend of tijdelijk) niet in staat is zich op eigen kracht staande te houden in de samenleving, is er aanleiding voor de gemeente om die persoon te ondersteunen.

Hierbij zal ook enige vorm van begeleiding nodig zijn. Bij beschermd wonen gaat het om mensen bij wie onderdak, toezicht en begeleiding niet afhankelijk is van zorg die gericht is op genezing.

Zorg die gericht is op genezing valt onder de Zorgverzekeringswet.

HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb)

Artikel 24 Verplichtingen PGB-beheerder

De inzet van pgb is niet vrijblijvend. Het pgb gaat gepaard met taken en verplichtingen, zoals het maken van zorginhoudelijke beslissingen en werkgeverstaken. Het college moet dus beoordelen of de burger dan wel zijn vertegenwoordiger pgb-bekwaam is. In dit artikel staan de kennis en vaardigheden die de pgb-beheerder hiervoor moet beheersen.

Twijfel pgb-bekwaamheid

Het kan voorkomen dat het college twijfels heeft over de pgb-bekwaamheid. Dat wil zeggen dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger problemen zal (kunnen) krijgen met het uitvoeren van de taken die horen bij een pgb en om die reden geen pgb krijgt toegekend. Het college hoeft de weigering niet alleen op de algemene beoordelingskaders te baseren. Er kunnen zich ook andere omstandigheden voordoen die kunnen leiden tot de weigering van het pgb. Denk bijvoorbeeld aan schuldenproblematiek, een gok- of drugsverslaving of in een hoge mate beïnvloedbaar zijn.

Is de budgethouder niet pgb-bekwaam, dan kan een vertegenwoordiger dat overnemen. Het kan gaan om een persoon die door de budgethouder gemachtigd is of een wettelijke vertegenwoordiger die is aangesteld door de rechtbank (bewindvoerder, curator of mentor). Deze persoon is dan de budgetbeheerder en mag alleen handelen in het belang van de burger en dus niet ook zijn eigen belang dienen. De pgb-beheerder zorgt er feitelijk voor dat (namens) de budgethouder de verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden ook daadwerkelijk worden nagekomen. Hij biedt de budgethouder gewaarborgde hulp. Dat is belangrijk omdat de gevolgen van het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen in principe voor rekening en risico van de budgethouder komen. Denk aan de weigering van een pgb, het intrekken van het recht op pgb of de terugvordering van een ten onrechte of tot een te hoog bedrag betaald pgb.

Artikel 25 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Bijlage 1

Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk (maatwerkvoorziening)

Ondersteuning bij huishoudelijk werk als maatwerkvoorziening

Ondersteuning bij huishoudelijk werk zorgt voor een bijdrage in het zelfstandig leven en het voeren

van een gestructureerd huishouden. Het resultaat moet zijn een schoon en leefbaar huis, dragen van

schone kleding en zelfstandig thuis blijven wonen. Ondersteuning bij huishoudelijk werk bestaat dan

ook uit: het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden en het overnemen van de was verzorging.

Leidraad tijdnormering schoonmaakwerkzaamheden

De normtijden die hieronder genoemd worden zijn bedoeld als leidraad en zeker geen vaststaand feit.

Het is altijd maatwerk. Deze normering is tot stand gekomen in overleg met het Regionaal Zorgvragers Overleg (RZO) en een aantal Zorgaanbieders.

Uitgangspunten:

  • Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren.

  • Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdatzij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond gezamenlijkeverantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden

  • Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomenswerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

  • Indien de huisgenoot van de zorgvrager vanwege werk langdurig fysiek niet aanwezig is, wordthiermee eventueel rekening gehouden.

  • Elementaire ruimten in de woning zijn leidend. Hiermee bedoelen we: woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamer. Het aantal volwassenen is niet leidend; er wordt gekeken naar de grootte van de woning.

  • Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp ingezet worden.

  • Het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hier wordt geen meerhulp voor ingezet.

  • Bij bepaalde problematiek (bijv. incontinentie/copd) wordt niet automatisch meerhulp ingezet.Het betreft maatwerk.

  • Spoedhulp komt maar zelden voor en geldt alleen bij afwezigheid van mantelzorg/sociaal netwerken situaties waarbij geen gebruikelijke hulp aanwezig is en waarbij acuut hulp noodzakelijk is

  • In terminale situaties kan ter ontlasting van de leefeenheid hulp bij het huishouden ingezet worden ondanks de aanwezigheid van gebruikelijke hulp.

  • Inzet van kinderen; van kinderen vanaf 18 jaar kan inzet verwacht worden in het huishouden en

Boodschappen

De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar. In situaties waarbij de burger dusdanig beperkt is dat hij niet in staat is om gebruik te maken van een boodschappenservice, er geen mantelzorger, familie en of sociaal netwerk aanwezig is, dan is de tijdnormering voor het samenstellen van een boodschappenlijst, bestellen en opruimen van de boodschappen:

15 minuten per week

Licht huishoudelijk werk in huis

Stof afnemen, opruimen, bed opmaken

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik 40 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik 60 minuten per week

Zwaar huishoudelijk werk in huis

Stofzuigen, schrobben, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken, bedden verschonen

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik 70 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik 100 minuten per week

Mogelijke extra’s

Voor slaapkamers die niet in dagelijks gebruik zijn (maximaal 2) 5 minuten per week

Meerwerk i.v.m. trappenhuis in woning 30 minuten per week

Was verzorging

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine, was drogen in droogmachine, vouwen,

strijken, opbergen

Eenpersoonshuishouden max. 45 minuten per week

Meerpersoonshuishouden max. 60 minuten per week

Meerhulp: aantal kinderen < 16 jaar 15 min. per kind per week

Het strijken van bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en beddengoed wordt gevouwen.