Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Best 2020

Geldend van 11-06-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2020

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Best 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Best,

gelet op paragraaf 4.1 van de Participatiewet (PW),

besluit vast te stellen de navolgende Beleidsregels bijzondere bijstand:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB).

  • 2. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet (PW);

    • b.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • c.

      inkomen: het netto-inkomen inclusief vakantiegeld; met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet. De in artikel 31, tweede lid van de wet genoemde vrijgelaten middelen worden voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen vrijgelaten;

    • d.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet, tenzij daarvan in de tekst wordt afgeweken;

    • e.

      Vermogensgrens: de van toepassing zijnde vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;

    • f.

      uitkering: een periodieke uitkering in de algemene bestaanskosten op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

    • g.

      draagkracht: het totaal aan middelen dat belanghebbende naar het oordeel van het college kan aanwenden om bijzondere kosten zélf geheel of gedeeltelijk te betalen;

    • h.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Best.

Artikel 2 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag op grond van deze beleidsregels wordt ingediend bij het college, binnen 30 dagen na de factuurdatum.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing indien de bijzondere bijstand is beëindigd wegens schending van de inlichtingenplicht i.v.m. een heronderzoek. In dat geval geldt de nieuwe aanvraagdatum als ingangsdatum van de opnieuw toe te kennen bijzondere bijstand. Ingediende nota’s/facturen over de daaraan voorafgaande periode worden afgewezen.

  • 3. Lid 1 is ook niet van toepassing indien een aanvraag bijzondere bijstand buiten behandeling is gesteld wegens het niet aanleveren van gegevens. In dat geval geldt de nieuwe aanvraagdatum als ingangsdatum van de opnieuw toe te kennen bijzondere bijstand. Ingediende nota’s/facturen over de daaraan voorafgaande periode worden afgewezen.

  • 4. Met betrekking tot de Beleidsregel bijzondere bijstand compensatie eigen risico ziektekosten wordt in afwijking van lid 1 en 2 een uiterlijke eenmalige indieningstermijn gehanteerd tot 1 juli van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. De doelgroep die in aanmerking kan komen voor bijzondere bijstand wordt bepaald met toepassing van de artikelen genoemd in paragraaf 2.2 van de wet.

  • 2. Aan personen uit de doelgroep, van wie het inkomen en vermogen ontoereikend wordt geacht om te voorzien in bijzondere en/of buitengewone noodzakelijke kosten van het bestaan, kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Om te bepalen of het inkomen en vermogen toereikend is worden in deze beleidsregels draagkrachtcriteria geformuleerd.

Artikel 4 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

  • 1. De kosten waarvoor op grond van deze beleidsregels bijzondere bijstand kan worden verleend worden toegerekend aan de periode waarin de kosten in rekening zijn gebracht.

  • 2. Het college vraagt bewijsstukken waaruit de noodzaak, de hoogte van de kosten en/of het daadwerkelijk maken van de kosten van de aangevraagde voorziening blijkt.

  • 3. Toegekende periodieke bijzondere bijstand dient binnen 3 maanden, nadat de kosten in rekening zijn gebracht, te worden gedeclareerd. Kosten die na 3 maanden worden gedeclareerd komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 5 Draagkracht

  • 1. Voor de vaststelling van de draagkracht worden de inkomsten en vermogen van de belanghebbende, diens partner en/of gezinsleden, in aanmerking genomen.

  • 2. De berekening van beschikbare inkomsten en vermogen vindt plaats conform de bepalingen van de Participatiewet.

  • 3. De draagkracht wordt als volgt berekend:

    • 100% van het vermogen voor zover die meer bedraagt dan het krachtens de wet vrijgelaten vermogen;

    • 35% van de inkomsten voor zover die meer bedragen dan 110% van de voor belanghebbende conform de normen in de Participatiewet berekende algemene bestaanskosten.

  • 4. Bij woonkostentoeslag en aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt in afwijking van lid 3 met betrekking tot de genoemde inkomsten en vermogen een draagkrachtpercentage van 100% gehanteerd.

  • 5. In afwijking van lid 3 wordt overwaarde in de woning waar men zijn hoofdverblijf heeft niet als vermogen aangemerkt.

Artikel 6 Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt behoudens het gestelde onder lid 2 vastgesteld voor de periode van één jaar, vanaf de dag dat de kosten inrekening zijn gebracht.

  • 2. Bij wijziging van inkomen gedurende de vastgestelde draagkrachtperiode wordt de draagkracht op basis van de nieuwe gegevens opnieuw voor één jaar vastgesteld.

  • 3. In afwijking van lid 2 worden de indexeringen van inkomsten niet gezien als een wijziging in de draagkracht.

Artikel 7 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1. Het college verstrekt bijzondere bijstand in een deel van de premiekosten van een door het college aangeboden collectief aanvullende verzekering.

  • 2. De in het vorige lid genoemde bijzondere bijstand wordt door het college jaarlijks vastgesteld op basis van de premies voor deze verzekeringen.

  • 3. Geen bijstand in de premiekosten wordt verleend indien belanghebbende om reden van wanbetaling niet tot de collectieve verzekering wordt toegelaten.

  • 4. Personen van 18 jaar en ouder en tot hun laste komende kinderen worden in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de gemeentelijke collectieve aanvullende Zorgverzekeringen.

  • 5. In afwijking van de elders in deze regeling genoemde draagkrachtregels wordt de toegang tot de collectief aanvullende zorgverzekering op aanvraag toegekend aan inwoners met een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de voor hen conform de wet berekende normuitkering.

  • 6. In afwijking van artikel 5 lid 3 wordt er geen rekening gehouden met de kostendelersnorm bij deelname aan de collectieve zorgverzekering.

Artikel 8 Beleidsregel compensatie eigen risico ziektekosten

  • 1. De belanghebbende die in een jaar meer dan 50% van het verplichte eigen risico (zorgverzekering) heeft betaald, heeft recht op bijzondere bijstand ter hoogte van de helft van het over dat jaar verschuldigde eigen risico.

  • 2. In afwijking van de elders in deze regeling genoemde draagkrachtregels wordt de toegang tot deze maatwerkvoorziening op aanvraag toegekend aan inwoners met een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de voor hen conform de wet berekende normuitkering.

  • 3. Het inkomen als bedoeld in het 2e lid van dit artikel is het inkomen dat geldt in de maand voorafgaande aan de aanvraag.

  • 4. Een belanghebbende kan slechts één maal per betreffend kalenderjaar in aanmerking komen voor deze voorziening.

Artikel 9 Aanvraag inrichtingskosten nieuwkomers

  • 1. Bij een lening van inrichtingskosten van nieuwkomers, wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de meerkosten boven de 5% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm.

  • 2. De hoogte van de bijzondere wordt individueel bepaald op basis van de actuele bedragen opgenomen in de NIBUD prijzengids.

Artikel 10 Gehandicaptenparkeerkaart

  • 1. Legeskosten voor de eerste aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, wanneer blijkt dat belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor een GPK. Belanghebbende dient dit aan te tonen door middel van een schrijven van de medewerker GPK.

  • 2. Na deze eerste toekenning van bijzondere bijstand wordt bij vervolgaanvragen men geacht voor deze kosten te hebben kunnen reserveren en wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 11 Nadere regels

  • 1. Het college kan voor de uitvoering nadere regels vaststellen.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 maart 2020.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Best 2020.

Ondertekening

10-11-2020,

Burgemeester en wethouders van Best,

Toelichting

De bijstandsverlening op grond van de Participatiewet kent twee soorten van bijstandsverlening:

  • De bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan; de hoogte van deze bijstand is genormeerd. Op basis van de samenstelling van het huishouden en op basis van de leeftijd van de bijstandontvanger, wordt de uitkering bepaald op basis van in de wet opgenomen normuitkering.

  • De bijstand in bijzondere bestaanskosten. Deze bestaanskosten heeft niet iedereen en de bepaling van de noodzaak, het recht en de hoogte ervan geschiedt in beginsel helemaal op individuele basis.

Onder bijzondere bijstand wordt verstaan de bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet. Dit artikel bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover:

  • 1.

    de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, én;

  • 2.

    deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit:

    • de bijstandsnorm én

    • de individuele inkomenstoeslag én

    • de individuele studietoeslag én

    • het vermogen en

    • het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Voor verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand ontvangt. Ook degene die uit een andere bron beschikt over een inkomen dat niet toereikend is, kan een beroep op bijzondere bijstand doen. Voor het recht op bijzondere bijstand geldt wel dat belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden zijn opgenomen in artikel 11 tot en met artikel 16 van de Participatiewet. Deze artikelen gaan over de kring van rechthebbenden, de onderhoudsplicht van ouders, de uitsluiting van het recht, niet noodzakelijke kosten en voorliggende voorziening.

In beginsel wordt de noodzaak voor bijzondere bijstand individueel vastgesteld. Anderzijds is er wel behoefte aan kaders; uitvoerders zullen eenduidig moeten omgaan met de berekening van de middelen en de kosten van het individu. Daarom stelt het college een aantal beleidsregels waarop ook belanghebbenden zich kunnen beroepen.

De gemeentelijke beleidsregels volgen op de wet en zijn niet in strijd met de wet. Het totale beleidskader voor de bijzondere bijstand wordt gevormd door de wet, de jurisprudentie, deze beleidsregels en het uitvoeringsbeleid. Het uitvoeringsbeleid is vooral bedoeld om in vergelijkbare situaties dezelfde uitgangspunten te hanteren. Het uitvoeringsbeleid is opgenomen in zogenaamde “uitvoeringsrichtlijnen”.

In deze beleidsregels zijn alleen dié kaders opgenomen die het college noodzakelijk acht voor een eenduidig oordeel over de middelen van belanghebbende en de bepaling van enkele bijzondere kostensoorten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de belangrijkste begrippen toegelicht. In het bijzonder is hier ook het begrip inkomen gedefinieerd, waarbij voor het netto inkomen aansluiting wordt gemaakt bij de bepaling van het inkomen zoals dit wordt berekend voor de algemene bijstand.

Mócht onduidelijkheid bestaan over de inhoud van een begrip, dan kan het college de invulling of de uitleg van het begrip alsnog bepalen.

Artikel 2 Indiening aanvraag

In dit artikel is bepaald dat een aanvraag voor bijzondere bijstand nog kan worden ingediend binnen 30 dagen na de factuurdatum. Het kan voorkomen dat belanghebbende deze kosten maakt en niet vóórdat deze kosten worden gemaakt een aanvraag hiervoor kan indienen. Dit probleem willen wij hiermee oplossen.

Bij de beoordeling van de aanvraag wordt wel altijd afgewogen of de aanvraag vóór het maken van de kosten kon worden ingediend.

Indien bij belanghebbende eerder deze de bijzondere bijstand is beëindigd wegens schending van de inlichtingenplicht wordt deze 30 dagen termijn niet gegund. In die gevallen geldt de nieuwe aanvraagdatum als ingangsdatum van de nieuwe aanvraag. Ook als een aanvraag eerder buiten behandeling is gesteld, geldt dat de aanvraagdatum de nieuwe ingangsdatum wordt. Belanghebbenden is meerdere malen gevraagd gegevens aan te leveren. Als dat niet is gebeurd, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Dan wordt de bovenstaande termijn van 30 dagen ook niet toegepast.

In lid 4 van dit artikel is het oude artikel lid 2 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2019 ongewijzigd opgenomen. In dit lid is een andere uitzondering gemaakt. Het gaat dan om de bijzondere bijstand die wordt verstrekt in verband met buitengewone ziektekosten ter hoogte van de helft van het verschuldigde eigen risico voor de Zorgverzekering. Deze kosten kunnen per definitie pas worden aangevraagd nadat het eigen risico is aangesproken.

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep voor bijzondere bijstand wordt beperkt door de wettelijke regels. In paragraaf 2.2 van de Participatiewet is beschreven wie wél of geen recht heeft op bijstand. Deze beleidsregels sluiten daar op aan.

Of vervolgens iemand uit de doelgroep recht kan doen gelden op bijzondere bijstand wordt mede bepaald op grond van het inkomen. Indien het inkomen ontoereikend wordt geacht, dan kan bijstand worden verleend. Dat betekent dat ook iemand met een hoger inkomen dan de bijstandsnorm in beginsel in aanmerking kan worden gebracht voor bijstand. In dat geval wordt bepaald welk deel van het meer inkomen kan worden aangewend om bij te dragen in de bijzondere kosten. Het deel dat iemand zelf kan bijdragen wordt draagkracht genoemd. Elders in de beleidsregels (art. 5 en 6) wordt bepaald hoe deze draagkracht wordt berekend.

Artikel 4 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

Om eenduidigheid te bevorderen is in dit artikel onder andere bepaald dat de kosten worden toegerekend aan de periode waarin de kosten verschuldigd zijn. Dit maakt het mogelijk om de kosten in relatie te brengen met de draagkracht over een bepaalde periode.

Om de noodzaak van de kosten, het feitelijk maken ervan of de hoogte van de kosten te kunnen vaststellen kan om bewijsstukken worden gevraagd. Indien geen bewijsstukken worden ontvangen, dan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. Ook het niet tijdig inleveren van bewijsstukken kan tot gevolg hebben dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of een toegekend recht op bijstand wordt ingetrokken en dus niet wordt betaald. In het derde lid van dit artikel is de bepaling opgenomen dat toegekende periodieke bijzondere bijstand binnen 3 maanden, nadat de kosten in rekening zijn gebracht, dient te worden gedeclareerd. Kosten die na 3 maanden worden gedeclareerd komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 5 Draagkracht

Zoals eerder aangegeven kan ook een belanghebbende met een hoger inkomen of met meer vermogen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Het gaat er in die situatie om in hoeverre middelen aanwezig worden geacht om zelf in die kosten te voorzien. Anders dan bij de algemene bestaanskosten wordt niet het hele meer-inkomen in aanmerking genomen. Het netto inkomen dat belanghebbende meer heeft dan 110% van de voor hem of haar toepasselijke algemene bestaanskosten wordt voor 35% aangemerkt als beschikbaar voor bijzondere kosten aangemerkt.

Het vermogen, berekend volgens de normen in de Participatiewet, wordt voor 100% als beschikbaar aangemerkt. Dat wil zeggen dat het zogenaamde bescheiden vrij te laten vermogen ook voor bijzondere bijstand niet tot de middelen wordt gerekend.

Bij het toekennen van woonkostentoeslag en aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud dient een draagkrachtpercentage van 100% te worden gehanteerd. Het kan niet de bedoeling zijn, dat met bijstand woonkosten boven de norm worden gecompenseerd; alle middelen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm dienen daartoe worden aangewend.. Daarvan is eveneens sprake als er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor levensonderhoud. Van een vrijlating van inkomsten kan geen sprake van.

In lid 5 is opgenomen dat overwaarde in de woning niet als draagkracht wordt aangemerkt.

Artikel 6 Draagkrachtperiode

In dit artikel zijn enkele bepalingen opgenomen om de eenduidigheid in de rekenperiode te bevorderen. Uitgangspunt is dat de draagkracht wordt berekend over een jaar. Dit jaar vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de bijstand wordt aangevraagd of op de eerste dag van de maand waarin de bijstand ingaat. Indien tijdens de behandeling van de aanvraag blijkt dat al eerder bijzondere kosten werden gemaakt die, mits tijdig aangevraagd, in aanmerking zouden zijn gekomen voor bijstandsverlening, dan kan de begindatum van het draagkrachtjaar eerder worden vastgesteld. In dat geval gaat de draagkrachtperiode in en wordt de draagkracht berekend over een periode tot 12 maanden na indiening van de aanvraag. Bij een wijziging in het inkomen wordt de draagkracht op basis van de nieuwe gegevens opnieuw voor één jaar vastgesteld. Bij heronderzoeken bijzondere bijstand niet klanten wordt de draagkracht vastgesteld overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

Artikel 7 Collectieve ziektekostenverzekering

Door het college is een collectief aanvullend zorgverzekeringspakket afgesloten met een tweetal verzekeraars. Dit pakket omvat een korting op de basisverzekering en tot aanvullende verzekeringen die veel voorkomende zorgkosten dekken. In de kosten van de aanvullende verzekering verstrekt het college bijzondere bijstand. Deze bijstand wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de premies die voor de verzekeringen worden gerekend.

De toegang voor de collectieve verzekering staat uitsluitend open voor inwoners met een inkomen dat niet hoger is dan 120% het sociaal minimum. Hier worden dus niet de draagkrachtregels van artikel 5 toegepast. Inwoners met een inkomen boven 120% van het sociaal minimum worden niet toegelaten tot de aanvullende verzekering en kunnen dus ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de premiekosten.

Geen bijstand voor de premie aanvullende verzekering wordt verleend, indien iemand op grond van wanbetaling niet tot de collectieve verzekering wordt toegelaten. In dat geval wordt geen premie betaald en is er dus ook geen sprake van bijzondere kosten. Er word in principe geen bijzondere bijstand verleend voor medische kosten, omdat de collectieve aanvullende zorgverzekeringpakketten als voorliggende voorziening worden beschouwd.

Artikel 8 Beleidsregel compensatie eigen risico ziektekosten

In beginsel is geen bijstand mogelijk voor kosten waarvoor een beroep kan worden gedaan op voorliggende voorzieningen. Er is eveneens geen recht op bijstand voor kosten die door een voorliggende voorziening niet als noodzakelijk worden aangemerkt. In het verlengde daarvan wordt in beginsel geen bijstand verleend voor eigen bijdragen en eigen risico in voorliggende voorzieningen. Mensen die veel zorgkosten maakten, wat tot uitdrukking kwam in het eigen risico voor de Zorgverzekeringswet, konden tot 1 januari 2014 een tegemoetkoming krijgen op grond van de Compensatieregeling Eigen Risico. Deze regeling is echter vervallen. Aan de colleges van de gemeenten is gevraagd om een maatwerkvoorziening te creëren voor mensen die veel zorgkosten hebben.

Wij hebben daarbij aansluiting gezocht bij het Eigen Risico voor de Zorgverzekeringswet. Niet de kosten van het eigen risico worden bijzonder geacht, echter het eigen risico is wel een indicator voor het hebben van veel zorgkosten. Is iemand een hoog eigen risico verschuldigd, dan betekent dit dat die persoon hoge zorgkosten heeft.

Om die reden is in dit artikel bepaald dat deze indicator wordt gebruikt om daarop bijzondere bijstand af te stemmen. Is er sprake van een te betalen eigen risico, waaronder wij verstaan meer dan de helft van het verplichte eigen risico, dan bestaat recht op bijzondere bijstand. De hoogte van de bijstand wordt bepaald op 50% van het feitelijk betaalde eigen risico.

Zoals bij de collectieve zorgverzekering gelden niet de draagkrachtregels. Deze maatwerkvoorziening staat uitsluitend open voor inwoners van wie het inkomen niet meer is dan 120% van het sociale minimum.

Met het inkomen in het tweede lid wordt bedoeld, het inkomen dat geldt op de datum van aanvraag.

Om de uitvoeringskosten te beperken kan deze voorziening slechts eenmaal over het betreffende kalenderjaar worden aangevraagd. Logischerwijs zal een aanvraag worden ingediend nadat het maximaal verplichte eigen risico wordt bereikt of nadat zeker is dat het verschuldigd eigen risico niet meer hoger zal worden. Indien het maximum niet aan het einde van het jaar is bereikt, dan kan gewacht worden met een aanvraag tot het moment dat alle kosten met betrekking tot een kalenderjaar door de Zorgverzekeraar zijn berekend. De termijn van indiening eindigt in ieder geval op 1 juli van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar.

Artikel 9 Meer aflossing lening kredietbank

Als belanghebbenden, die vanuit de taakstelling in Best komen wonen, een aanvraag indienen voor een persoonlijke lening geldt dit artikel. De meerkosten, zijnde het bedrag van de maandelijkse aflossing boven de 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, komt voor periodieke bijzondere bijstand in aanmerking.

Deze bijzondere bijstand wordt toegekend voor een maximale periode van 36 maanden.

De hoogte van het te lenen bedrag wordt individueel vastgesteld. De normbedragen met actuele bedragen op basis van de Nibud prijzengids zijn hiervoor het uitgangspunt.

Artikel 10 Aanvraag kosten gehandicaptenparkeerkaart

In artikel is opgenomen dat de kosten van een eerste aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Dit geldt uiteraard, wanneer uit onderzoek blijkt dat belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor een GPK, gebaseerd op de landelijke regeling Gehandicaptenparkeerkaart. Belanghebbende dient dit bij de aanvraag voor bijzondere bijstand aan te tonen door middel van een schrijven van de behandelend ambtenaar GPK. Een intern mailbericht van de behandeld ambtenaar GPK hierover is ook een optie.

Bij een vervolgaanvraag na deze eerste toekenning van bijzondere bijstand worden belanghebbenden geacht de kosten te hebben gereserveerd, omdat deze voorzienbaar zijn. Wij verstrekken daarvoor dan geen bijzondere bijstand meer.

Artikel 11 Nadere regels

In deze beleidsregels zijn alleen de beleidsregels opgenomen die een noodzakelijk kader vormen voor de bijzondere bijstandsverlening. Andere kaders worden ontleend aan de wet, de jurisprudentie en maatschappelijk aanvaardbare normen. In dit artikel wordt de mogelijkheid opgenomen dat het college nadere regels stelt voor de uitvoering. Met nadere uitvoeringsregels wordt beoogd harmonie te bewerkstelligen in de procedures en beoordelingen, waar verschillende mensen aanvragen voor bijzondere bijstand behandelen. Uitvoeringsrichtlijnen worden opgenomen in het Handboek Participatiewet.

De overige artikelen behoeven geen toelichting.