Gedragscode voor de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders 2012

Geldend van 03-10-2024 t/m heden

Intitulé

Gedragscode voor de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders 2012

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

Gelezen het voorstel van het presidium van ; 20 maart 2012

Gelet op;

de artikelen 15 lid 3, 41c lid 2 en 69 lid 2 van de Gemeentewet

gezien;

het advies van het presidium van 20 maart 2012

BESLUIT:

De gedragscode van de leden van de raad 2012 en de gedragscode van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders 2012 vast te stellen.

De gedragscode van de leden van de raad 2004 en de gedragscode van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders 2004 in te trekken.

Gedragscode voor de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders 2012

Deel I. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

De burgemeester en de leden van het college van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Deel II. Gedragscode bestuurlijke integriteit

1. Algemene bepalingen

1.1 Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

Onder bestuur wordt verstaan: lid van het college van burgemeester en wethouders.

1.2 Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college.

1.3 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

1.4 De code is openbaar en door derden te raadplegen.

1.5 De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2. Belangenverstrengeling en aanbesteding

Uitgangspunt is, dat een bestuurder te allen tijde vrij moet zijn in zijn toekomstige beslissingen en keuzes, en zich niet verbindt aan particuliere belangen (eigen belangen of die van derden).

2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

2.2 De bestuurder maakt in eerste aanleg een eigen afweging rond mogelijke belangenverstrengeling. Bij twijfel wordt de politiek ambtsdrager in staat gesteld zijn afwegingen zelf publiek te maken.

2.3 De bestuurder zal bij aangelegenheden die hem direct of indirect persoonlijk aangaan, of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, niet aan de beraadslagingen voorafgaande aan de besluitvorming deelnemen.

2.4 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

2.5. Een bestuurder laat zich bij gesprekken die deel uitmaken van een onderhandelingstraject met externe partijen te allen tijden bijstaan door een lid van het college, dan wel een betrokken ambtenaar. Van dit gesprek wordt in de regel een verslag gemaakt. Van deze spelregels wordt slechts bij hoge uitzondering afgeweken, na voorafgaande bespreking in de collegevergadering.

2.6 Bij privaat-publieke samenwerkingsverbanden voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.7 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente Geertruidenberg

2.8 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

3. Nevenfuncties

Algemeen uitgangspunt is, dat een bestuurder geen nevenfuncties vervult, waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

3.1 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

3.2 Een bestuurder geeft ten behoeve van de verplichting tot openbaarmaking ingevolge artikel 41b en artikel 67, derde lid, van de Gemeentewet van zijn nevenfuncties en q.q-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn.

3.3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend, met uitzondering van de gebruikelijke reis- en verblijfkosten.

3.4 Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

3.5 een bestuurder behoudt geen inkomsten uit een q.q-nevenfunctie, tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van gemeente. Voor een voltijdsbestuurder vindt verrekening plaats met inkomsten uit niet aan het ambt gebonden nevenfuncties.

4. Informatie

Uitgangspunt is, dat in principe alle bestuurlijke informatie openbaar is. Er moeten zwaarwegende belangen in het spel zijn wil geheimhouding worden opgelegd. Is geheimhouding opgelegd, dan zal de politiek ambtsdrager hier ook naar handelen.

4.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestand beveiligd zijn.

4.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.

4.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

4.4 Een bestuurder gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van de gemeente.

5. Meningsuitingen

Uitgangspunt is, dat een publiek debat wordt gevoerd op de inhoud. Respect voor de persoon is echter de norm. Dat betekent dat van een bestuurder mag worden verwacht dat hij te allen tijde tracht te voorkomen, dat hij anderen kwetst met zijn wijze van debatteren of taalgebruik in woord en geschrift.

5.1 De bestuurder onthoudt zich van beledigingen, laster en leugens.

5.2. De bestuurder stelt de persoonlijke integriteit van leden van de raad, het college en ambtelijke organisatie pas dan ter discussie, indien daaraan een gedegen onderbouwing ten grondslag ligt.

5.3 De burgemeester draagt er zorg voor, dat de toonzetting van de beweringen niet geschiedt in persoonlijke grievende bewoordingen.

5.4 Naderhand onjuist gebleken publieke beweringen worden door de bestuurder publiekelijk gerectificeerd.

6. Aannemen van geschenken

6.1 Geschenken, giften en uitnodigingen voor feestelijke activiteiten die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn in desbetreffend geval eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

6.2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze wel te worden gemeld en niet geregistreerd.

6.3 Geschenken worden in de regel niet thuisbezorgd. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

6.4 Een bestuurder accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

6.5 Aanbiedingen voor privé-werkzaamheden of kortingen op privé-goederen worden niet geaccepteerd.

6.6 Een bestuurder bespreekt in het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.

7. Bestuurlijke uitgaven en declaraties

7.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

- met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

- de uitgave vloeit voort uit de functie.

7.2 Er kunnen geen kosten worden gedeclareerd die reeds op grond van andere regelingen worden vergoed.

7.3 Declaraties van bestuurders worden ondertekend door de secretaris.

8. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

8.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

8.2 Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen en kunnen deze in redelijkheid ook gebruiken voor privé doeleinden.

9. Dienstreizen binnen– en buitenland

9.1 Een bestuurder die het voornemen heeft een reis te maken, heeft toestemming nodig van het college van B&W. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

9.2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

9.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

9.4 Van de reis wordt een verslag opgesteld. Reizen worden vermeld in een jaarverslag.

9.5 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente of de provincie daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

9.6 Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente of de provincie is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

9.7 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

9.8 De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Ondertekening