Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent de herziening, intrekking en terugvordering (Beleidsregels Herziening, Intrekking en Terugvordering Gemeente Achtkarspelen)

Geldend van 20-05-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent de herziening, intrekking en terugvordering (Beleidsregels Herziening, Intrekking en Terugvordering Gemeente Achtkarspelen)

INLEIDING

Met ingang van 2013 zijn de regels aangaande terugvordering binnen de WWB, de IOAW/IOAZ wederom gewijzigd. Er is een scheiding aangebracht tussen teveel verstrekte uitkering als gevolg van het niet, of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en de teveel verstrekte uitkering op basis van andere redenen. In het eerste geval is de terugvordering verplicht en voor de overige gevallen is terugvordering een bevoegdheid van het college. Wel blijft het uitgangspunt overeind staan dat het teveel verstrekte bedrag aan bijstand/uitkering wordt teruggevorderd. Het is daarbij aan het college om te bepalen hoe met deze bevoegdheid wordt omgegaan. Hiertoe dienen deze beleidsregels.

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING

ALGEMEEN

Artikel 1: begripsbepalingen

In deze beleidsregels terugvordering wordt verstaan onder:

  • a.

    kosten van bijstand: verstrekte bijstandsuitkeringen (inclusief loonbelasting en premies volksverzekeringen en (bij bijstand verstrekt tot 1 januari 2013) de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet), bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslagen verleend in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) of uitkeringen en verstrekkingen bedrijfskapitaal in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

  • b.

    kosten van uitkering: verstrekte uitkeringen in het kader van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

  • c.

    toekenning: een besluit tot toekenning van de (bijstands)uitkering, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag of een verstrekking in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • d.

    herziening of intrekking: een besluit tot herziening of intrekking van de (bijstands)uitkering, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag of een verstrekking in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • e.

    terugvordering: een besluit tot terugvordering van de kosten van bijstand of de uitkering op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.

  • f.

    schending van de inlichtingenplicht: het niet, niet tijdig of onvolledig doorgeven van alle feiten en omstandigheden die redelijkerwijs van invloed (kunnen) zijn op de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand/uitkering.

  • g.

    overige (terugvorderings)redenen: de terugvorderingsredenen, genoemd in artikel 58, lid 2 WWB en artikel 25, lid 2 IOAW/IOAZ.

Artikel 2: gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

  • a. In alle gevallen waarin het college op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 de bevoegdheid heeft om toekenningsbesluiten te herzien of in te trekken, maakt het van deze bevoegdheid gebruik op de hierna beschreven wijze;

  • b. In alle gevallen waarin het college op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 de bevoegdheid heeft om de kosten van bijstand/uitkering terug te vorderen, maakt het van deze bevoegdheid gebruik op de hierna beschreven wijze;

  • c. In alle gevallen waarin het college op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 de bevoegdheid heeft een vordering te bruteren door het netto benadelingsbedrag te verhogen met de loonbelasting en premies volksverzekeringen en bij (bijstand verstrekt tot 1 januari 2013) de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, maakt het van deze bevoegdheid gebruik, tenzij er binnen het lopende kalenderjaar nog verrekening met het benadelingsbedrag kan plaatsvinden.

Artikel 3: zienswijze belanghebbende

Voordat een besluit tot herziening of intrekking van het recht op bijstand of uitkering en terugvordering wordt genomen, biedt het college de belanghebbende de mogelijkheid om zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. Deze gelegenheid wordt geboden door de consulent Inkomen en Handhaving.

HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 4: herziening en intrekking

Het college gaat over tot herziening, danwel intrekking als er sprake is geweest van schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, lid 1 WWB (artikel 13, lid 1 IOAW/IOAZ) dat als gevolg heeft gehad dat ten onrechte bijstand danwel uitkering is verstrekt en in het geval dat belanghebbende zijn GBA-inschrijving niet in overeenstemming brengt met zijn feitelijke woonsituatie. Dit laat onverlet de bevoegdheid van het college om in deze gevallen geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8. Ten aanzien van de bevoegdheid om af te zien van herziening, danwel intrekking in alle andere gevallen wordt aangesloten bij de mogelijkheden die in de artikelen 6, 7 en 8 voor terugvordering zijn gegeven.

TERUGVORDERING

Artikel 5: terugvordering

Kosten van bijstand en uitkering worden teruggevorderd in de gevallen zoals in de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 is vermeld en op de wijze zoals in deze beleidsregels is bepaald.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    terugvordering die is ontstaan als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 58, lid 1 WWB (artikel 25, lid 1 IOAW/IOAZ);

  • b.

    terugvordering die voortkomt uit overige redenen als bedoeld in artikel 58, lid 2 WWB (artikel 25, lid 2 IOAW/IOAZ).

Artikel 6: afzien van terugvordering bij dringende redenen

  • a. Het college ziet tijdelijk of definitief geheel of gedeeltelijk af van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a en sub b van deze beleidsregels als hiervoor een dringende reden van financiële en/of sociale aard aanwezig is.

  • Hierbij worden niet gerekend tot dringende redenen:

    • -

      Doelmatigheidsoverwegingen (de kosten-baten-analyse) en

    • -

      Gevallen van slechte financiële omstandigheden, waarbij de beslagvrije voet in acht wordt genomen.

  • b. Deze afweging kan zowel bij aanvang van de terugvordering als gedurende het terugvorderingstraject plaatsvinden.

  • c. Bij de afweging worden de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur uitdrukkelijk in ogenschouw genomen.

  • d. Er kan niet tijdelijk of definitief geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien als de vordering door de gemeente is gedekt door pand of hypotheek.

Artikel 7: afzien van terugvordering wegens een schuldenregeling

  • a. Het college ziet op verzoek van de Schulddienstverlening van de gemeenten Achtkarspelen en Kollumerland c.a., of een instantie voor Schuldhulpverlening aan Ondernemers geheel of gedeeltelijk af van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub b van deze beleidsregels als dit in het kader van een tot stand te brengen schuldregeling noodzakelijk is en de vordering van de gemeente tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • b. Dit besluit geldt in eerste instantie voor de duur van 12 maanden tot het moment dat er een definitieve regeling tot stand is gekomen.

  • c. Als er binnen 12 maanden geen definitieve regeling is wordt het besluit ingetrokken en blijft de vordering onverkort in stand. Tevens worden dan de invorderingsactiviteiten wederom ter hand genomen.

  • d. Er kan niet tijdelijk of definitief geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien als de vordering door de gemeente is gedekt door pand of hypotheek.

  • e. Het college ziet op grond van het bepaalde in artikel 60c WWB ten behoeve van een schuldenregeling niet af van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a van deze beleidsregels.

Artikel 8: afzien van terugvordering wegens kruimelbedragen

  • a. Het college ziet af van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub b van deze beleidsregels als het terug te vorderen bedrag bij het ontstaan van de vordering minder bedraagt dan € 50,00 en de belanghebbende steeds te goeder trouw is geweest.

  • b. Afzien van terugvordering vanwege kruimelbedragen is niet aan de orde als het gaat om terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a van deze beleidsregels.

TERUGVORDERING BIJ WSNP-TRAJECT EN KWIJTSCHELDING

Artikel 9: Medewerking aan WSNP-traject

Het college verleent ten aanzien van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a en sub b van deze beleidsregels medewerking aan een WSNP-traject, als dat wordt ingegaan nadat belanghebbende minstens vijf jaar na het ontstaan van zijn fraudeschulden ten aanzien van deze schuld te goeder trouw is geweest.

Artikel 10: kwijtschelding

Het college kan op basis van een individuele beoordeling besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a en sub b van deze beleidsregels als:

  • a.

    de belanghebbende gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    de belanghebbende gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    de belanghebbende gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • d.

    de belanghebbende op enig moment een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

INVORDERING

Artikel 11: invordering teruggevorderde bijstand

Invordering van teruggevorderde kosten van bijstand of uitkering vindt plaats volgens de procedure, omschreven in paragraaf 11.3 van het handboek Grip op WWB. Hierbij vindt de terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a van deze beleidsregels conform het gestelde in artikel 58, lid 1 van de WWB plaats door middel van verrekening.

Artikel 12: samenloop terugvordering en boete

Indien naast de terugvordering als bedoeld in artikel 5, sub a van deze beleidsregels een boete is opgelegd wordt door middel van de verplichte verrekening eerst op de boete afgelost, tenzij de schuldenaar bij aanvang van de verrekening onomwonden aangeeft eerst op de terugvordering te willen aflossen.

UITSTEL VAN BETALING

Artikel 13: uitstel van betaling

De persoon van wie kosten van bijstand of uitkering worden teruggevorderd kunnen een gemotiveerd verzoek tot uitstel van betaling indienen. Beoordeling vindt plaats op grond van de individuele situatie.

INLICHTINGENPLICHT

Artikel 14: inlichtingenplicht

De persoon van wie kosten van bijstand of uitkering worden teruggevorderd is verplicht uit eigen beweging en desgevraagd aan het college de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 15: schorsende werking

  • a. Een bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende tegen een herzienings- of terugvorderingsbesluit heeft geen schorsende werking;

  • b. Als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de belanghebbende gedurende de afhandeling van een bezwaar- of beroepschrift, schort het college de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift op tot het moment dat de vordering onherroepelijk is geworden.

Artikel 16: kosten van invordering

Het college verwijst voor de kosten van invordering naar paragraaf 11.3 van het handboek Grip op WWB. Het college brengt geen wettelijke rente in rekening.

Artikel 17: hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 18: onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college.

Artikel 19: citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Herziening, Intrekking en Terugvordering Gemeente Achtkarspelen”.

Artikel 20: inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2014. Per gelijke datum is het Terugvorderingsbeleid, van kracht vanaf 1 januari 2004, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen op 8 januari 2014,

de secretaris,

(Mr. Drs. E.H.C. van der Laan)

de burgemeester,

(G. Gerbrandy)

TOELICHTING BELEIDSREGELS HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

INLEIDING

Herziening, Intrekking en Terugvordering is voor een deel een verplichting en voor een deel een bevoegdheid. Ten aanzien van dat laatste deel moet het college vastleggen hoe men daar mee om wenst te gaan. In het kader van haar financiële verantwoordelijkheid hecht het college aan rechtmatigheid en het feit dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hier recht op hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen de Gebundelde uitkering van de WWB, de IOAW, de IOAZ en de startersregeling binnen het Bbz 2004. Ook ten aanzien van het Bbz 2004, voor zover dat betrekking heeft op gevestigde zelfstandigen, en dat voor het grootste deel bekostigd wordt door middel van een declaratie-systematiek, is een consequente en correcte terugvordering in voorkomende gevallen van groot belang. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verstrekte bijstand en uitkering niet terug te vorderen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ALGEMEEN

Artikel 1

Dit artikel geeft aan wat onder de verschillende begrippen moet worden verstaan,

Artikel 2

In dit artikel geeft het college aan ten volle gebruik te maken van de bevoegdheden op het gebied van herziening, intrekking en terugvordering.

Artikel 3

Ondanks de formele verplichting op grond van de Algemene wet bestuursrecht om de belanghebbende te horen in het geval van een "voorgenomen besluit inzake herziening/intrekking en/of terugvordering anders dan door schending inlichtingenplicht, waartegen belanghebbende naar verwachting bedenkingen zal hebben als het op hem gerichte besluit is gebaseerd op gegevens en feiten die hij niet zelf heeft verstrekt", wordt aan de belanghebbende in alle gevallen van een voorgenomen "negatieve beslissing" de mogelijkheid geboden om zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. Het vooraf informeren van de belanghebbende kan er voor zorgen dat er draagvlak ontstaat voor het besluit tot terugvordering, waardoor het indienen van een bezwaarschrift voorkomen kan worden. Daarnaast kan er op basis van de informatie van de belanghebbende een juiste belangenafweging gemaakt worden. Er kunnen altijd redenen zijn op basis waarvan van gehele of gedeeltelijke terugvordering, conform deze beleidsregels, kan worden afgezien.

Door de belanghebbende te horen, kan een tijdsbesparing worden gerealiseerd. Er kan namelijk direct met de belanghebbende een betalingsregeling worden overeengekomen, die in de beschikking meteen kan worden opgenomen.

Als de belanghebbende niet op de kennisgeving reageert (of indien het telefonisch contact niet tot stand komt), wordt het besluit tot terugvordering genomen zonder de zienswijze van de belanghebbende te melden. Dit laat onverlet dat er een belangenafweging moet worden gemaakt. Deze vindt dan plaats op basis van alle bij de gemeente bekende informatie (zoals de informatie uit het klantdossier).

HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 4

In dit artikel wordt aangesloten bij de wettelijke bepalingen omtrent het verplicht moeten omgaan met herziening, danwel intrekking. Tevens wordt aangegeven dat ondanks dat in het vervolgtraject geheel of gedeeltelijk kan worden afgezien van terugvordering. De beleidsvrijheid die ten aanzien van de terugvordering geldt wordt ook gehanteerd ten aanzien van de herziening en intrekking.

TERUGVORDERING

Artikel 5

Dit artikel vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat in beginsel altijd en in volle omvang van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik wordt gemaakt. Het onderscheid tussen de verplichte terugvordering en de bevoegdheid tot terugvorderen is in dit artikel nog eens extra benadrukt.

Artikel 6

Dit artikel beschrijft de mogelijkheid om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien bij dringende reden van financiële en/of sociale aard. Meteen worden daar twee situaties aan toegevoegd, die zeker niet als dringende reden kunnen worden aangemerkt. Wat dringende redenen dan wel zijn is niet in zijn algemeenheid te zeggen. De individuele situatie, waarbij alle aspecten zijn afgewogen, bepaalt of er sprake is van dringende redenen. Het is raadzaam om hier aan te sluiten bij het WWB-uitgangspunt dat er sprake moet zijn een acute en onafwendbare levensbedreigende situatie, danwel een acuut gevaar voor blijvende invaliditeit. Verder kan aansluiting worden gezocht bij het boete- en afstemmingsbeleid, waarin is bepaald dat een directe dreiging tot uithuiszetting (zeker als daar minderjarige kinderen bij in het spel zijn) reden is om van een boete, danwel afstemming af te zien. Dit zou in voorkomende gevallen ook in terugvorderingssituaties kunnen worden toegepast. Overigens kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van (verdere) invordering in een later stadium. Daarnaast is er nog de mogelijkheid van kwijtschelding, zoals in artikel 9 beschreven.

In ieder geval moet bij de afweging rekening worden gehouden met de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Dit betekent ook dat de zogenaamde "6-maanden-jurisprudentie" van toepassing is.

Van afzien van terugvordering is eveneens geen sprake als de vordering is gedekt door de gemeente gestelde zekerheden als hypotheek of pand.

Artikel 7

In gevallen van terugvordering anders dan veroorzaakt door inlichtingenschending kan het voor het welslagen van een schuldenregeling noodzakelijk zijn dat hieraan medewerking wordt verleend. Dit artikel beschrijft onder welke condities dit kan gebeuren. Indien de vordering van de gemeente is gedekt door een zekerheid als hypotheek of pand, dan moet dit eerst worden uitgewonnen. Op grond van het bepaalde in artikel 60c van de WWB is het verlenen van medewerking aan een schuldenregeling niet toegestaan als de terugvordering door fraude is ontstaan.

Artikel 8

Terugvordering, anders dan veroorzaakt door inlichtingenschending, kan achterwege blijven als het bedrag bij aanvang lager is dan € 50,00 en de belanghebbende steeds te goeder trouw is geweest. Dit zal dus het meest voorkomen bij een terugvordering als gevolg van een administratieve vergissing van de gemeente. Dit betekent niet dat alle restantbedragen onder € 50,00 niet meer zullen worden ingevorderd. Om deze reden is uitdrukkelijk bepaald dat de vordering bij aanvang al lager dan € 50,00 moet zijn. Bij de vaststelling van het grensbedrag is aansluiting gezocht bij het grensbedrag op maandbasis voor het opleggen van een onderhoudsbijdrage inzake verhaal van kosten bijstand op onderhoudsplichtigen.

TERUGVORDERING BIJ WSNP-TRAJECT EN KWIJTSCHELDING

Artikel 9

Wanneer een belanghebbende op basis van een rechterlijke uitspraak wordt opgenomen in een WSNP-traject, dan is het college, óók ten aanzien van fraude-vorderingen (i.c. vorderingen die zijn voortgevloeid uit schending van de inlichtingenplicht), gehouden om hieraan medewerking te verlenen. Dit impliceert dat voor een deel van de oorspronkelijke vordering kwijtschelding moet worden verleend.

Vanzelfsprekend wordt in de periode voorafgaand aan de totstandkoming van de schuldenregeling de invordering maximaal ingezet. Van het voorrecht van preferentie wordt in deze situaties gebruik gemaakt door maximaal te (pseudo)verrekenen met de uitkering. Daarmee wordt voorkomen dat andere, minder preferente schuldeisers de financiële ruimte in het inkomen van de belanghebbende benutten.

Artikel 10

Voor de mogelijkheid tot kwijtschelding van de vorderingen die zijn veroorzaakt door een schending van de inlichtingenplicht kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid, genoemd in artikel 58, lid 7 van de WWB. Ten aanzien van de vorderingen die door andere redenen zijn ontstaan wordt hier vanuit doelmatigheidsoverwegingen eveneens bij aangesloten. Het is overigens de vraag of laatstgenoemde vorderingen ooit een dermate hoog bedrag zullen belopen dat er vervolgens meer dan 10 jaar op moet worden afgelost.

Uitdrukkelijk wordt hier de "kan-bepaling" opengehouden. Toepassing van dit artikel, en dan met name het gestelde onder d. moet niet te lichtvaardig worden toegepast. Bij de overwegingen moet telkens een zorgvuldige afweging worden gemaakt en mag het algemene beleidsuitgangspunt dat fraude op geen enkele wijze mag lonen niet uit het oog worden verloren. Het gaat hier om de specifieke situatie dat de gemeente een reële verwachting heeft, dat afkoop van de bijstandschuld meer oplevert dan wanneer de gebruikelijke incassoprocedure wordt gevolgd. Voorwaarde voor afkoop is dat de belanghebbende een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost. Het percentage van 50% vormt uitdrukkelijk een minimumgrens, waarbij de gemeente, afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval, een besluit dient te nemen welk percentage voor de desbetreffende afkoop zal worden gehanteerd. Door het stellen van dit minimumpercentage wordt bereikt dat voldoende rechtsgelijkheid ontstaat, terwijl de gemeente bovendien de mogelijkheid heeft de hoogte van het te betalen bedrag hoger vast te stellen dan het minimum.

INVORDERING

Artikel 11

Vanaf 1 juli 2009 heeft een terugvorderingsbesluit niet langer een executoriale titel. De reden hiervan is het feit, dat per deze datum de Wet vierde tranche Algemene wet bestuursrecht in werking is getreden. Ten aanzien van de te volgen invorderingsprocedure wordt aangesloten bij de vierde tranche Algemene wet bestuursrecht. In het handboek Grip op WWB staat voldoende uitgewerkt hoe hier mee om moet worden gegaan en hoe de procedures luiden.

Het uitgangspunt van het invorderingsbeleid blijft volledige en daadwerkelijke inning van teruggevorderde uitkering en bovendien zo snel mogelijk. De gemeente zet daartoe de middelen in die de wet biedt, met name de verplichte verrekening.

Artikel 12

Bij een samenloop van terugvordering en een boete als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht behoort het tot de bevoegdheid van de gemeente te bepalen op welke schuld het eerst wordt afgelost. Er is vanwege het "lik op stuk" karakter ervoor gekozen om eerst de boete te laten aflossen. Vrees in dat geval voor preferentie van andere schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, is ongegrond, omdat de boete op grond van artikel 60, lid 4 van de WWB verrekend moet worden met de uitkering en verrekening "bevoorrecht" is ten opzichte van beslaglegging.

Slechts wanneer de schuldenaar uitdrukkelijk wenst dat eerst op de fraude-schuld wordt afgelost, bijvoorbeeld om te voorkomen dat een (hoger) bedrag moet worden gebruteerd, kan hierin worden meegegaan.

UITSTEL VAN BETALING

Artikel 13

Uitstel van betaling wordt in de individuele situatie beoordeeld aan de hand van een hiertoe door belanghebbende schriftelijk en met redenen omkleed ingediend verzoek.

INLICHTINGENPLICHT

Artikel 14

Volledigheidshalve is de inlichtingenplicht in deze beleidsregels opgenomen.

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 15

Een eventueel bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende tegen een terugvorderingsbesluit heeft ten aanzien van de invordering geen schorsende werking. Invordering wordt wel opgeschort als deze voor de belanghebbende onevenredig bezwaarlijk is.

Artikel 16

Kosten van een invordering worden bij de debiteur in rekening gebracht. Het gaat dan om de kosten van de aanmaning en de kosten van het dwangbevel. Wettelijke rente wordt niet in rekening gebracht, aangezien de berekening een tijdrovende zaak is en het opleggen van het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente in de praktijk nauwelijks iets oplevert.

Artikel 17 en 18

Deze artikelen geven aan dat het college te allen tijde bevoegd is om afwijkend van, of aanvullend op deze beleidsregels kan handelen.

Artikel 19 en 20

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.