Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent het afvalwater, hemelwater en grondwater (Verordening Afvalwater, hemelwater en grondwater)

Geldend van 12-05-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent het afvalwater, hemelwater en grondwater (Verordening Afvalwater, hemelwater en grondwater)

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2021, met de volgende bijlage(n):

  • Toelichting bij de verordening Afvalwater, hemelwater en grondwater (20-0334505)

  • Grafische weergave aansluitpunt (20-0339118)

gelet op het bepaalde in artikel 147 van Gemeentewet en artikel 10.32a Wet milieubeheer;

gehoord het advies van de commissie Ruimte van 2 februari 2021 en gehoord de beraadslagingen van onderhavige vergadering;

besluit:

vast te stellen de

VERORDENING AFVALWATER, HEMELWATER EN GRONDWATER WESTLAND

Afdeling I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    (perceel)aansluitleiding: buisleidingenstelsel eventueel met pompen, appendages en andere bijzondere voorzieningen voor de afvoer van water, gelegen tussen de locatie waar afvalwater vrijkomt en het aansluitpunt;

  • b.

    aansluitpunt: locatie waarop het particulier riool wordt aangesloten op het openbaar riool of CAD-systeem. Dit punt geeft tevens het juridisch overdrachtspunt ter zake van het risico en beheer aan

    • Voor de gemeentelijke riolering geldt: (zie voor grafische weergave aansluitingen op de gemeentelijke vrijverval riolering bijlage 1 onder 1):

      • -

        Het punt gelegen in het openbaar gebied waar de (perceel)aansluitleiding op de openbare riolering wordt aangesloten (met behulp van een opzetstuk).

    • Voor een drukriool/vacuümriool geldt (zie voor grafische weergave aansluitingen op de gemeentelijke drukriolering bijlage 1 onder 2):

      • -

        Het punt waar het particulier riool wordt aangesloten op de pompput/vacuümput.

    • Voor het CAD-systeem geldt (zie voor grafische weergave aansluitingen op CAD-systeem bijlage 1 onder 3a (onder druk) en onder 3b (onder vrijverval):

      • -

        Indien een onderbemalingspompput aanwezig is, zit het aansluitpunt direct na de appendage (bijvoorbeeld een afsluiter of terugslagklep) van deze onderbemalingsput;

      • -

        Bij een (perceel)aansluitleiding is een septictank en een pompput aanwezig. Het aansluitpunt zit net voor de pompput. De septictank/IBA is in eigendom en beheer van de particulier; De pompput is in eigendom en beheer van de gemeente;

      • -

        Bij vrij verval aansluitingen wordt het geheel gezien als een particulier riool tenzij het particuliere deel meerdere aansluitingen heeft. In het laatstgenoemde geval is het particuliere deel onderdeel van het CAD-systeem. Het aansluitpunt voor de aangesloten septictanks is direct achter de septictank of, indien aanwezig en als één geheel met de septictank, direct achter de pompput van de septictank.

  • c.

    afvalwater: het water afkomstig van een perceel, uitgezonderd hemelwater en grondwater (waaronder drainagewater en bronneringswater);

  • d.

    bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, waaronder glastuinbouwwater, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;

  • e.

    brijnwater: water, afkomstig van bijvoorbeeld WKO installaties of het residu van omgekeerde osmose;

  • f.

    bronneringswater: water aan de grond onttrokken voor tijdelijke verlaging van de grondwaterstand;

  • g.

    CAD-systeem: (centrale afvoer drainagewater systeem); een deel van een particulier stelsel (in het buitengebied) dat door de SVOW, ter beschikking voor gebruik wordt gesteld aan de gemeente maar eigendom is van CAD verenigingen.

  • h.

    drainagewater: grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizenstelsel;

  • i.

    drukriool: druksysteem, pompsysteem: riolering bestaande uit persleidingen met een kleine diameter waardoor het afvalwater met pompen onder druk wordt afgevoerd;

  • j.

    first flush (bij een regenbui): De eerste millimeters hemelwater die afstromen van verhard oppervlak, welke meer verontreiniging bevat dan het later tijdens dezelfde bui instromende water;

  • k.

    gebruiker: degene die krachtens zakelijk of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel;

  • l.

    gemeentelijke riolering/gemeentelijk riool/gemeentelijk verzamelriool/gemeentelijk stelsel: een buizenstelsel, bij de gemeente in eigendom en beheer voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater en drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de (perceel)aansluitleidingen;

  • m.

    gemengd stelsel: gemeentelijke riolering voor de gezamenlijke afvoer van afvalwater en hemelwater;

  • n.

    gescheiden stelsel : gemeentelijk riolering waarbij het hemelwater, al dan niet door het openbaar riool, gescheiden van het buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater wordt afgevoerd;

  • o.

    glastuinbouwwater: afvalwater afkomstig van inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen;

  • p.

    hemelwater: van neerslag afkomstig water;

  • q.

    onderbemalingsput: een voorziening in een drainagestelsel, welke is voorzien van een pomp met niveauschakeling, waarmee de grondwaterstand kan worden aangepast;

  • r.

    openbaar riool/openbare riolering: zie l echter met inbegrip van het CAD-systeem;

  • s.

    openbaar zuiveringstechnisch werk: een werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, dan wel een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater;

  • t.

    particulier riool: Alle leidingen met toebehoren op een particulier- of bedrijfsperceel die zijn aangesloten op het gemeentelijk openbaar riool;

  • u.

    private zuiveringtechnische werken: een bij een private partij in eigendom en beheer zijnde installatie voor zuivering van afvalwater;

  • v.

    rechthebbende: de eigenaar of zakelijk gerechtigde van een perceel, dan wel diens rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel;

  • w.

    richtlijnen: de bij deze verordening behorende vastgestelde NEN en NPR-normen zoals omschreven in het bouwbesluit;

  • x.

    SVOW: Stichting Verbetering Oppervlaktewater Westland, zijnde de vertegenwoordiger van de CAD-verenigingen welke de eigenaar zijn van de CAD- systemen;

  • y.

    telemetrie: systeem waarmee de besturing, signalering en registratie van rioolgemalen en pompinstallaties e.d. op afstand automatisch kan worden geregeld en beheerd;

  • z.

    vacuüm riool: het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van onderdruk, veroorzaakt door vacuümstations;

Artikel 2. Classificatie van afvalwater

Cluster 1

  • huishoudelijk afvalwater;

Cluster 2

  • spoelwater van filters van een waterdoseringsinstallatie;

  • terugspoelwater van een ontijzeringsinstallatie;

  • spoelwater van ionenwisselaars;

  • afvalwater dat bloemvoorbehandelingsmiddelen uitsluitend op basis van actief chloor bevat;

  • uitlek- en percolatiewater van substraatafval.

Cluster 3

  • door bedrijfsactiviteiten verontreinigd drainagewater;

  • spuiwater;

  • drainwater;

  • ketelspuiwater;

  • afvalwater afkomstig van het spuiten of schrobben van vloeren, niet zijnde de vloeren van ruimten waar bestrijdingsmiddelen worden aangemaakt;

  • afvalwater afkomstig van het wassen van in de kas geteelde groenteproducten;

  • reinigingswater van leidingen, druppelaars en slangen die onderdeel uitmaken van het systeem waarmee voedingswater aan het gewas wordt toegediend;

  • spoelwater van fusten;

  • condenswater van stoomleidingen en condenswater van verwarmingsketels;

  • afvalwater afkomstig van het reinigen van de buitenkant van de kas, mits uitsluitend schermmiddelen en reinigingsmiddelen zijn toegepast die niet schadelijk zijn voor de goede werking van de openbare zuiveringtechnische werken;

  • condenswater van warmtekrachtinstallaties;

  • afvalwater afkomstig van het bij opkweekbedrijven doorspoelen van substraatblokken die bestemd zijn voor de opkweek van uitgangsmateriaal.

Restcategorie

  • ander afvalwater dan bedoeld bij bovengenoemde, mits degene die voornemens is te lozen, voordat met het lozen wordt aangevangen, ten genoegen van het Wm-bevoegd gezag aantoont dat het afvalwater geen restanten van gewasbeschermingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam en voor de doelmatige werking van de openbare zuiveringtechnische werken, bevat;

  • het effluent van private zuiveringtechnische werken.

Afdeling II. De vergunning

Artikel 3. Aansluitvergunning

  • 1. Het is verboden zonder een daartoe verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool te hebben, tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. Het college verleent alleen vergunning voor:

    • a.

      de afvoer van afvalwater, naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een gemengd of gescheiden (druk)stelsel aanwezig is;

    • b.

      de afvoer van hemelwater indien ter plaatse een hemelwaterriolering aanwezig is of indien ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is en de lozer zich op geen enkele andere doelmatige wijze, van hemelwater kan ontdoen;

    • c.

      de afvoer van afvalwater zonder hemelwater, indien ter plaatse drukriolering, vacuümriolering of een IBA aanwezig is;

    • d.

      de afvoer van afvalwater afkomstig uit de glastuinbouw, indien ter plaatse gemeentelijke riolering of een CAD-systeem aanwezig is;

    • e.

      de afvoer van water vallend onder de restcategorie, mits deze afvoer voldoet aan het Activiteitenbesluit.

  • 3. Indien meer dan één aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand dient te worden gebracht, alsmede wanneer meer dan één aansluiting dient te worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van toepassing.

  • 4. Het college kan ter uitvoering van deze verordening en aan de vergunning aanvullende voorwaarden verbinden t.b.v.:

    • a.

      de doelmatige werking van het gemeentelijk riool inclusief de daar onderdeel van uitmakende mechanische en elektrotechnische apparatuur;

    • b.

      de doelmatige werking van een openbaar zuiveringtechnisch werk;

    • c.

      de bescherming van de kwaliteit van de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater.

Artikel 4. Lozingsvoorwaarden

  • 1. Lozingsvoorwaarden worden gesteld voor het aansluiten van afvalwater door middel van een pompsysteem op het gemeentelijke stelsel:

    • a.

      Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient plaats te vinden middels een voorzieningen bestaande uit een pompput met leidingwerk en een telemetrie-unit naar richtlijnen van de gemeente.

    • b.

      Aansluiten van hemelwater is niet toegestaan;

    • c.

      Aansluiten van cluster 2 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer wanneer de hoeveelheid cluster 2 water op enig moment meer dan 0,50 m3/uur/ha bedraag, waarbij de grootte in verhouding staat met het vrijkomend cluster 2 afvalwater ter beoordeling van gemeente. De (rioolwater)buffer dient een voorziening (telemetrie-unit met pomp) te hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Indien overschrijding van 0,50 m3/uur/ha op enig moment nooit aan de hand is, mag afvalwater uit cluster 2 direct op de pompput worden geloosd.

    • d.

      Aansluiten cluster 3 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 en/of 2 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer. Afvalwater uit Cluster 3 mag niet direct op een pompput worden geloosd en moet in een (rioolwater)buffer worden opgevangen van maximaal 50 m3/ha en een voorziening (telemetrie-unit met pomp) hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Slechts drainagewater dat door bedrijfsactiviteiten is verontreinigd mag op het riool worden aangesloten waarbij op grond van het Activiteitenbesluit wordt bepaald of hergebruik technisch haalbaar en doelmatig is.

    • e.

      De pompinstallatie of de klep in de (rioolwater)buffer moet worden aangesloten op het telemetriesysteem van de gemeente, waarbij de gemeente de lozingen vanuit een (rioolwater)buffer kan besturen. Wanneer een (rioolwater)buffersilo voorzien is van een door de gemeente bestuurd telemetriesysteem, mag de buffer voorzien zijn van een (calamiteiten)overstort naar het oppervlaktewater.

    • f.

      De rechthebbende is verplicht om ervoor te zorgen dat de buffersturing werkt en indien nodig onderdelen direct vervangt of repareert.

    • g.

      Het cluster 2 en 3 afvalwater en afvalwater vallend in de restcategorie mag geen zwevende of vaste stoffen bevatten die de goede werking van het rioolsysteem en/of openbaar zuiveringtechnisch werk, nadelig kunnen beïnvloeden.

  • 2. Lozingsvoorwaarden worden gesteld voor het aansluiten van afvalwater door middel van een vacuüm-systeem op het gemeentelijke stelsel:

    • a.

      Aansluiten van cluster 2 en 3 afvalwater, afvalwater vallend in de restcategorie en hemelwater is niet toegestaan.

  • 3. Lozingsvoorwaarden worden gesteld voor het aansluiten van afvalwater op het CAD-systeem:

    • a.

      Het aansluiten van cluster 1 afvalwater en hemelwater dat vrijkomt van dakvlakken of ander verhard oppervlak is niet toegestaan;

    • b.

      Cluster 2 en 3 afvalwater wordt direct op de pompput of riool geloosd. De dimensionering van het CAD-systeem staat toe dat er zonder buffer- en telemetrievoorzieningen geloosd kan worden;

    • c.

      Bij uitzonderlijke situaties, waaronder in ieder geval grote kwantitatieve lozingen waardoor andere bestaande lozingen kunnen worden gehinderd of bij het gebruik van ontijzeringsinstallaties, treedt de aanvrager in overleg met de gemeente om te komen tot een maatwerkoplossing;

    • d.

      Het cluster 2 en 3 afvalwater en afvalwater vallend in de restcategorie mag geen zwevende of vaste stoffen bevatten die de goede werking van het rioolsysteem en/of openbare zuiveringtechnische werken, nadelig beïnvloeden.

Artikel 5. Het verkrijgen van de vergunning

  • 1. De vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt schriftelijk of digitaal aangevraagd, met een daartoe bestemd formulier door of namens de rechthebbende.

  • 2. Op het aanvraagformulier worden de volgende gegevens door de rechthebbende vermeld:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de datum van de aanvraag;

    • c.

      de ligging van het aan te sluiten perceel, dan wel bouwwerk aan de hand van straat en huisnummer of, indien nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel en een situatieschets van 1:1000 of grotere schaal;

    • d.

      de aard van het af te voeren afvalwater;

    • e.

      of afvalwater volledig gescheiden van hemelwater en/of grondwater wordt aangeleverd;

    • f.

      de periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd indien de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van (vervuild) bronneringswater of indien het een tijdelijke aansluiting betreft.

    • g.

      de exacte locatie van het aansluitpunt en het leidingverloop van het deel van het stelsel dat in de grond op privaat terrein gelegen is, met dimensionering en materiaalaanduiding en met coördinaten van ieder markant punt in het leidingwerk (x,y,z Rijksdriehoeksnet);

    • h.

      het verzoek tot aanleg;

    • i.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering;

    • j.

      de toestemming om (uitsluitend noodzakelijke) informatie te delen met de SVOW in geval het een aansluiting op het CAD-systeem betreft.

    • k.

      eventuele andere gegevens die de gemeente nodig acht voor de beoordeling van deze specifieke aanvraag voor een nieuwe aansluitvergunning of een wijziging van een bestaande aansluiting voor het afvoeren van afvalwater.

  • 3. Bij de aanvraag zijnde een aanvraag voor de afvoer van bedrijfsafvalwater worden, naast de hierboven onder 3a t/m k gevraagde gegevens, de volgende gegevens door de rechthebbende vermeld:

    • a.

      de hoeveelheid van de af te voeren bedrijfsafvalwater in m3 per uur, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;

    • b.

      en, indien van toepassing, een afschrift van de melding in het kader van het Activiteiten-besluit of (van de aanvraag om) milieuvergunning;

    • c.

      Indien de aanvrager lid is van een door de SVOW vertegenwoordigde CAD-vereniging en daarmee uit hoofde van de Overeenkomst tot gebruik van CAD-systemen tussen de gemeente Westland en SVOW getekend te Monster, op 18 oktober 2007, van het doorberekenen van kosten is vrijgesteld, meldt hij dit bij de aanvraag.

  • 4. Het college kan eventueel andere gegevens voor de beoordeling van de aanvraag voor een nieuwe aansluitvergunning voor het afvoeren van afvalwater, nodig achten. Deze dienen dan op aanvraag geleverd te worden.

Artikel 6. Het weigeren van de vergunning

  • 1. De aansluitvergunning kan geweigerd worden indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, de aansluiting of wijziging van een particulier riool op het openbaar riool vanwege juridische, hydraulische, milieutechnische of economische redenen bezwaarlijk is. Bij weigeren treedt het bevoegd gezag in overleg met de indiener.

  • 2. Aansluiting van het particulier riool op het openbaar riool is in ieder geval bezwaarlijk en daarmee een weigeringsgrond, indien:

    • a.

      rechthebbende niet voldoet aan de actuele versie van de technische eisen die opgenomen zijn in het Programma voor Standaardinrichting van de openbare ruimte;

    • b.

      de aansluiting van het particulier riool een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft, waarvoor krachtens de geldende omgevingswetgeving een vergunning benodigd is, maar waarvoor deze niet is verleend, of waarbij niet aan de geldende regels is voldaan;

    • c.

      de (perceel)aansluitleiding van het particulier riool met binnen-onderkant buis ter plaatse van de aansluiting op het openbaar riool niet hoog genoeg boven het openbaar riool uitkomt (de plaats van de aansluiting op het openbaar riool wordt door de gemeente bepaald);

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op niet verontreinigd drainagewater of niet verontreinigd hemelwater, dat zonder bezwaar rechtstreeks naar het oppervlaktewater of bodem kan worden afgevoerd. In ieder geval wordt hieronder verstaan:

      • hemelwater afstromend van kasoppervlak;

      • hemelwater afstromend van dakoppervlak van bedrijfsgebouwen, warenhuizen en (bedrijfs)woningen;

      • hemelwater afstromend van verhardingen niet op industrieterrein gelegen en niet rijks- of provinciale weg zijnde.

    • e.

      De aanvraag betrekking heeft op percolaatwater uit open perscontainers die in de open lucht staan, waarbij voldoende maatregelen ontbreken, om menging met hemelwater te voorkomen;

    • f.

      De aanvraag betrekking heeft op niet verontreinigd bronneringswater dat met een retour-bemaling in de bodem of zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden afgevoerd;

    • g.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van drainagewater, bronneringswater of hemelwater op een openbaar druk-, vacuümsysteem;

    • h.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van afvalwater naar het CAD-systeem niet zijnde glastuinbouwwater;

    • i.

      De maximale hoeveelheid bedrijfsafvalwater die in het openbaar riool gebracht mag worden, de hoeveelheid van 0,5 m3/uur/ha overschrijdt;

    • j.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van brijnwater of ander zout concentraat naar het openbaar riool;

    • k.

      Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor het aan te sluiten perceel is geweigerd.

Afdeling III. Realisatie van de aansluiting

Artikel 7. Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting

  • 1. De aanleg of wijziging van de aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool vindt plaats door of namens de gemeente. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijke aanvraag in te dienen bij het college met het in artikel 5 benoemde formulier.

  • 2. Behoudens bezwaren, zal het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na verlening van de vergunning, een termijn vaststellen voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering/ realisatie wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.

Artikel 8. (Beheer)kosten van de aansluiting

  • 1. Naast de legeskosten voor het aanvragen van de vergunning, komen ook de volledige kosten voor de aanleg van de (perceel)aansluitleiding/realisatie, voor rekening van de aanvrager.

  • 2. De legeskosten voor de behandeling van de vergunningaanvraag komen ook voor rekening van de aanvrager indien de aansluitvergunning wordt geweigerd.

  • 3. De gemeente zal niet starten met de feitelijke uitvoering van het aangevraagde voordat:

    • a.

      de, op grond van de legesverordening, verschuldigde leges volledig zijn voldaan;

    • b.

      de kosten voor het maken van de aansluiting/realisatie en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting door (of namens) de rechthebbende aan de gemeente zijn voldaan;

    • c.

      de aansluitvergunning (dan wel de weigering hiervan) onherroepelijk is.

Afdeling IV Beheer en onderhoud

Artikel 9. Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Reparatie, onderhoud en vervanging van de (perceel)aansluitleiding op het openbaar riool en het aanpassen van de (perceel)aansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het openbaar riool, geschiedt voor rekening van de eigenaar van het aangesloten perceel;

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing als evident is dat (de oorzaak van) de schade de gemeente is toe te rekenen. Om de schadeoorzaak vast te stellen zal de rechthebbende, aan de gemeente de gelegenheid geven daartoe een schouw laten uitvoeren.

  • 3. Van bedoelde werkzaamheden wordt binnen een redelijke termijn maar minimaal 1 kalender-week voordat de werkzaamheden plaats dienen te vinden, een melding gedaan bij de gemeente.

  • 4. Werkzaamheden aan de (perceel)aansluitleidingen, die in het openbaar gebied gelegen zijn, zijn uitsluitend toegestaan door of namens de gemeente en vinden niet anders dan, onder toezicht/auspiciën van de gemeente, plaats.

  • 5. Kosten, ontstaan door onjuist gebruik van de aansluiting en het riool zijn voor rekening van de gebruiker (bewoner en/of eigenaar).

  • 6. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het lozen van stoffen die vanwege hun aard en samenstelling verstoppingen in de pompen, (perceel)aansluitleiding of het openbaar riool kunnen veroorzaken;

    • b.

      het lozen van stoffen die door hun hoeveelheid, aard of concentratie de constructie van de (perceel)aansluitleiding of het openbaar riool kunnen aantasten;

    • c.

      het lozen van stoffen die door hun hoeveelheid, aard of concentratie gevaar kunnen veroorzaken;

    • d.

      het lozen van stoffen die, door hun hoeveelheid, aard en concentratie de doelmatige werking van de riolering en openbare zuiveringtechnische werken negatief beïnvloeden.

Artikel 10. Calamiteiten

  • 1. Bij een verstopping of een andere storing in het openbaar riool bij het aansluitpunt, meldt de rechthebbende de storing zo spoedig mogelijk bij de gemeente.

Afdeling V Beëindiging, intrekking en rechtsopvolging

Artikel 11. Beëindiging, intrekken en rechtsopvolging

  • 1. Indien het gebruik van een particulier riool definitief wordt beëindigd, is de rechthebbende verplicht de gemeente dit per brief of per email te melden.

  • 2. De vergunning vervalt na schriftelijke mededeling dat het gebruik van de aansluiting op het riool wordt beëindigd.

  • 3. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden aan een op het openbaar riool aangeslo-ten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool en de (perceel)aansluitleiding worden getroffen, dat verzanding van het openbare riool wordt voorkomen.

  • 4. Indien de rechthebbende bij onderhouds- en sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het derde lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid om de aansluiting op het openbaar riool (tijdelijk of definitief) af te sluiten en de hieraan verbonden kosten en de kosten voor reiniging te verhalen op de rechthebbende. Daartoe behoren ook de kosten voor het weer in gebruik stellen.

  • 5. De vergunning kan door de gemeente worden ingetrokken door middel van het nemen van een intrekkingsbesluit wanneer

    • a.

      gedurende twaalf maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning;

    • b.

      bij de aanvraag van de aansluitvergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • c.

      er via de aansluiting, ontoelaatbare stoffen in het kader van het Activiteitenbesluit Milieubeheer worden geloosd;

    • d.

      de bepalingen van deze verordening of de aan deze aansluitvergunning verbonden voorschriften niet worden nagekomen.

Artikel 12. Verwijderen aansluiting

  • 1. Indien het gebruik van een particulier riool, definitief wordt beëindigd, dan wel, wanneer de vergunning is ingetrokken, kan deze door de gemeente en op kosten van de voormalig rechthebbende verwijderd worden binnen 60 dagen na het vervallen of intrekken van de vergunning als bedoeld in 11.2 of 11.5.

  • 2. De gemeente meldt het verwijderen van een particulier riool bij de voormalig rechthebbende uiterlijk 2 werkdagen voordat de werkzaamheden worden aanvangen.

  • 3. Lid 1 is alleen van toepassing op het gedeelte van het particulier riool dat in openbaar gebied is gelegen.

  • 4. Indien de opstal op een perceel wordt gesloopt, wordt de bijbehorende (perceel)aansluitleiding tot op de openbare riolering verwijderd door de eigenaar van het (voormalige) aangesloten perceel en de aansluiting deugdelijk water- en gasdicht gemaakt;

  • 5. Lid 4 geldt niet wanneer op het perceel binnen een jaar opnieuw een opstal wordt opgericht. In dat geval is deugdelijk afdoppen van de (perceel)aansluitleiding op of binnen de perceelgrens voldoende;

  • 6. Verlaten delen van het CAD-systeem gelegen in openbaar gebied worden door de eigenaar van het (voormalige) aangesloten perceel, verwijderd binnen één jaar na buitengebruikstelling.

Afdeling VI. Toezicht op naleving

Artikel 13. Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van deze verordening, alsmede met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, ook belast:

    • a.

      de door of namens het college aan te wijzen ambtenaren.

    • b.

      de door of namens het college in overleg met de besturen van de andere desbetreffende openbare lichamen aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel 8.3 lid 1 van de Waterwet.

Artikel 14. Strafbepaling

Overtreding van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten worden bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Afdeling VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Hierbij wordt gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die nog niet zijn afgedaan bij het inwerking treden van deze verordening, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening reeds tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdelingen II en III van deze verordening slechts van toepassing op wijziging van de bestaande aansluiting. De overige afdelingen gelden op deze bestaande aansluitingen onverkort.

  • 3. Bij strijd van bepalingen in deze verordening en die in een overeenkomst tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in de overeenkomst.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking daarvan.

  • 2. De verordening Afvalwaterverwerking 2014 wordt tegelijkertijd ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Afvalwater, hemelwater en grondwater.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van16 februari 2021,

de griffier,

A.P.M.A.F. Bergmans

de voorzitter,

B.R. Arends

TOELICHTING VERORDENING AFVALWATER, HEMELWATER EN GRONDWATER GEMEENTE WESTLAND

ALGEMEEN

Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels. De aansluitverordening regelt de verhouding tussen particulieren en de gemeente betreffende de aansluiting op het gemeentelijk/openbaar rioolstelsel. In een aansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het openbaar riool wordt verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van het particulier riool. Dit strekt tot voordeel van alle betrokkenen, omdat er zo geen onduidelijkheid bestaat over de verwachtingen die de particulier en de gemeente van elkaar mogen hebben.

Het hoofddoel van deze aansluitverordening is het eenduidig vastleggen van de beheerverantwoordelijkheid van het openbaar riool ten opzichte van het particulier riool. Het openbaar riool is in eigendom en beheer bij de gemeente. Het particulier riool is in eigendom en beheer van de particulier (de rechthebbende). Door het eenduidig vastleggen van het onderscheid van een particulier en een openbaar/gemeentelijk deel wordt de verdeling van de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud duidelijk. Deze aansluitverordening brengt geen wijziging tot stand van het huidige beleid..

Ook heeft deze aansluitverordening tot doel het reguleren van aansluitingen op het openbaar riool en het voorkomen van verstoppingen en andere disfunctioneren. Het is belangrijk. dat de gehele riolering goed blijft functioneren om het afvalwater af te kunnen voeren. Ook is het belangrijk. dat de openbare zuivering goed blijft functioneren. Het openbaar riool bestaat uit verschillende buizen voor de afvoer van gemengd afvalwater, vuilwater en hemelwater. Welke leidingen ter plaatse aanwezig zijn, verschilt van straat tot straat.

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het openbaar riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een aansluitvergunning van de gemeente is vereist. De aansluitvergunning is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag wordt op technische, juridische, milieutechnische en economische aspecten beoordeeld. De aanvrager krijgt schriftelijk bericht over de beslissing op de aanvraag. Een weigering wordt met redenen omkleed, waarbij nadere eisen worden aangegeven waaraan moet worden voldaan om voor een aansluitvergunning in aanmerking te komen.

ARTIKELSGEWJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begripsbepalingen aangegeven. De begrippenlijst is uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening gelden de begrippen van artikel 1. De begrippen zijn alfabetisch gerangschikt.

  • a.

    Deze leiding betreft de zogenaamde particuliere riool(perceel)aansluitleiding. In de paragrafen 3.8.1 en 3.8.2 van het Bouwbesluit 2003 wordt onder andere bepaald dat zowel een te bouwen bouwwerk als een bestaand bouwwerk een zodanige voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën heeft dat een voor de gezondheid nadelige situatie wordt voorkomen. De (perceel)aansluitleiding is dus de leiding tussen een dergelijke voorziening en het aansluitpunt. Als in deze leiding speciale voorzieningen zijn aangebracht zoals bijvoorbeeld een toegang om de leiding te ontstoppen, afsluiters, tanks en andere voorzieningen, dan maken deze allemaal onderdeel uit de (perceel)aansluitleiding.

  • Meestal is er één (perceel)aansluitleiding per woning aanwezig. Vaak ligt een deel van de (perceel)aansluitleiding in openbaar gebied. Indien er sprake is van een blokaansluiting van meerdere woningen met één gezamenlijke (perceel)aansluitleiding op het openbaar riool, dan maakt de gezamenlijke (perceel)aansluitleiding onderdeel uit van het particulier riool. Dit betekent dat de gezamenlijke (perceel)aansluitleiding onder de beheerverantwoordelijkheid van de particulier(en) valt.

  • b.

    Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheerverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheerverantwoordelijkheid van de rechthebbende, is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In de gemeente liggen verschillende typen rioolstelsels. In b. worden daarom meerdere varianten van een aansluitpunt aangeduid, namelijk één voor de aansluitingen op de gemeentelijke vrijverval stelsels, één voor de aansluitingen op de gemeentelijke druk- en vacuümriolering en één voor de aansluitingen op het CAD-systeem, zowel onder vrijverval als onder druk. Bij elke variant is een tekening in de bijlage opgenomen met een grafische weergave van het aansluitpunt.

De begripsomschrijving van c. d. en o. is afgeleid van de Wet milieubeheer.

  • e.

    Brijnwater is afkomstig van WKO-installaties of het residu van omgekeerde osmose voor de gietwaterproductie in de glastuinbouw of soortgelijke processen. Het kenmerkt zich over het algemeen doordat het water dermate zout is dat de riolering op termijn aangetast kan worden.

  • i.

    Een gemeentelijke riolering wordt ook wel gemeentelijk riool, gemeentelijk verzamelriool of gemeentelijk stelsel genoemd. Het is het totaal van inzamelleidingen, pompen en andere toebehoren dat in eigendom van en beheer is bij de gemeente. Het is het gedeelte vanaf het aansluitpunt tot aan het eindgemaal, dat het water verpompt naar de zuiveringstechnjsche werken. Het CAD-systeem is geen onderdeel van de gemeentelijke riolering, maar maat wel onderdeel uit van de openbare riolering. Het eigendom van het CAD-systeem ligt bij de CAD-verenigingen.

  • q.

    Hiertoe behoort alle riolering die de gemeente in beheer heeft ongeacht of ze ook eigendom ervan heeft. De (perceel)aansluitleidingen maken daarom geen onderdeel uit van de openbare riolering want deze vallen onder de beheerverantwoordelijkheid van de particulier(en).

  • s.

    Een openbaar zuiveringstechnisch werk wordt ook de rioolafvalwaterzuivering genoemd, rioolzuivering of AWZI. Deze zuivering is in beheer bij een overheid, in de meeste gevallen het Waterschap. Het afvalwater uit Westland voert af naar drie openbare zuiveringen: Nieuwe-Waterweg in Hoek van Holland, De Groote Lucht in Maassluis en Harnaschpolder in Delft. Een privaat zuiveringstechnisch werk, ook wel private of coöperatieve zuivering genoemd is een zuivering voor afvalwater, die in beheer is van een private rechtspersoon zoals een particulier, een bedrijf, een coöperatie, een vennootschap of een vereniging. In Westland hebben deze private zuiveringen vaak als doel om gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Maar ze komen ook voor bij specifieke bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen. Privaat zuiveringstechnische werken moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit en maken geen onderdeel uit van de gemeentelijke of openbare riolering.

  • v.

    De rechthebbende is de (rechts)persoon die bevoegd is een (te wijzigen) aansluiting op het openbaar riool aan te vragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de gebouw- en grondeigenaar, maar ook bijvoorbeeld de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolger van deze eigenaar of zakelijk gerechtigde wordt aangemerkt als rechthebbende.

  • x.

    Alle besturen van de CAD-verenigingen hebben een overeenkomst tot overdracht van bevoegdheden aan de SVOW ondertekend. De CAD-verenigingen hebben het systeem in gebruik gegeven aan derden, in dit geval de gemeente. Hiertoe hebben zij de SVOW een mandaat gegeven om hen te vertegenwoordigen en verplichtingen op zich te nemen. De SVOW is dus bevoegd vertegenwoordiger van de CAD-verenigingen die eigenaar van het CAD-systeem zijn.

Overige onderdelen: Geen toelichting.

Artikel 2 Classificatie van afvalwater

Een beschrijving van cluster 1, 2 en 3 afvalwater en een restcategorie is nodig, omdat voor iedere categorie andere aansluitvoorwaarden gelden. Deze aansluitvoorwaarden zijn in artikel 3 van de verordening omschreven.

Voor stoom en condenswater geldt dat áls het opgevangen wordt, het afgevoerd wordt als cluster 3 water. Het is niet nodig om stoom en condenswater dat op de vloer druppelt alsnog op te vangen. Spuiwater van een stoomketel dient altijd als cluster 3 water te worden afgevoerd.

Water dat vrijkomt door het vullen van de ionenwisselaar van nieuwe verwarmingssystemen wordt afgevoerd als cluster 3 water.

Artikel 3 Aansluitvergunning

Artikel 3, lid 1 bepaalt, dat aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool of wijziging van een dergelijke aansluiting, niet is toegestaan zonder aansluitvergunning van de gemeente. In lid 2 wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente goedkeuring geeft. In lid 3 beschrijft dat deze goedkeuring nodig is voor alle aansluitingen op de riolering, ook als ze op één perceel gelegen zijn. Op grond van lid 4 kan de gemeente nadere voorwaarden stellen aan de goedkeuring. De extra eisen moeten de doelen dienen, die genoemd worden onder lid 4a tot en met 4c. Hierbij kan worden gedacht aan het verlenen van een tijdelijke aansluitvergunning voor het lozen van bronneringswater of drainagewater op het openbaar riool. Maar ook de eis dat een vet- of olie afscheider wordt aangebracht bij bepaalde horeca- of garagebedrijven.

Artikel 4 Lozingsvoorwaarden

In artikel 4 wordt bepaald aan welke voorwaarden de afvalwaterlozing en aansluiting moet voldoen indien afgevoerd wordt met een pompsysteem. In lid 1a wordt bepaald dat een pompput met telemetrie noodzakelijk is. Daarmee kan de gemeente de afvoer prioriteren binnen een combinatie van meerdere pompen. Zo kan optimaal van het bestaande systeem gebruikt worden gemaakt. Het pompsysteem moet voldoen aan de richtlijnen van de gemeente. De rechthebbende moet ervoor zorgen dat het leidingwerk, de kabels, de sensor en dergelijke worden aangelegd. Daarna sluit de gemeente de kabels van de buffer aan op het gemeentelijke systeem en de aansluiting in bedrijf stellen.

  • b.

    Omdat de afvoer van hemelwater vanwege de grote piekafvoeren het pompsysteem kan ontregelen, is het niet toegestaan om hemelwater aan te sluiten op een pompsysteem. Bovendien is hemelwater, zeker als dat afkomstig is van dakoppervlak, schoon en kan daarom beter hergebruikt worden als bijvoorbeeld gietwater of worden geloosd worden op het oppervlaktewater dan worden afgevoerd worden naar de zuivering.

In lid 1c, 1d en 1e zijn voorwaarden gesteld aan de afvoer van het afvalwater vallend onder de in artikel 2 genoemde clusters. Deze voorwaarden hebben het doel om het functioneren van het druksysteem te garanderen en te optimaliseren. Het aanbod van het afvalwater wordt door deze voorwaarden gelijkmatig gehouden en vuil water wordt niet vermengd met schoon water. Daardoor wordt de beschikbare capaciteit van het druksysteem optimaal benut, kan meer afvalwater naar de rioolwaterzuivering worden afgevoerd om gezuiverd te worden en zal minder vuil water via de calamiteiten overstorten ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht komen.

In lid f wordt bepaald dat de buffervoorzienig naar behoren dient te werken. Als de telemetrie namelijk niet werkt, dat komt er teveel water op het gemeentelijke rioolsysteem waardoor het systeem overbelast kan raken, met overlast voor andere perceeleigenaren tot gevolg.

In lid g wordt bepaald dat afvalwater in de genoemde categorieën geen zwevende stoffen mag bevatten. Deze bepaling voorkomt dat het druksysteem verstopt raakt. Zwevende deeltjes kunnen na verloop van tijd gaan bezinken en zo verstoppingen veroorzaken. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer er weinig afvoer is en het water stilstaat in het systeem.

In lid 2 worden eisen gesteld aan afvoer naar het vacuümsysteem. Dit soort systemen hebben een beperkte capaciteit en zijn daarom alleen geschikt voor afvoer van huishoudelijk afvalwater.

Lid 3 behandeld een specifiek systeem, namelijk het CAD-systeem dat in onze tuinbouwgebieden ligt. Dit is een systeem dat eigendom is van CAD-verenigingen (verenigingen van tuinders) en mag de gemeente op grond van een overeenkomst gebruiken voor de afvoer van water uit de glastuinbouw en, op beperkte schaal, huishoudelijk afvalwater.

Omdat de gemeente geen eigenaar is, maar slechts gebruiker, gelden voor dit systeem andere voorwaarden dan voor de gemeentelijke riolering. Het CAD-systeem voert uiteindelijk weer af naar de gemeentelijke riolering. De gestelde voorwaarden hebben tot doel om het goed functioneren van de gemeentelijke riolering én het CAD-systeem te garanderen. Overigens is het niet nodig dat de aanvrager van een vergunning zelf uitzoekt op welke systeem hij is aangesloten. Dat doet de gemeente. De gemeente neemt bij een aanvraag op het CAD-systeem contact op met de SVOW voor het uitwisselen van noodzakelijke informatie. De aanvrager dient hiertoe toestemming te geven.

Artikel 5 Het verkrijgen van de vergunning

Lid 1 bepaalt dat de aansluitvergunning moet worden aangevraagd door of namens de rechthebbende. Het is mogelijk dat een gemachtigde van de rechthebbende de aanvraag namens de rechthebbende indient. De aanvraag kan zowel schriftelijk als digitaal worden gedaan.

Lid 2 geeft een overzicht van de informatie, die de aanvrager moet aanleveren. De aanvraag wordt niet eerder in behandeling genomen dan dat deze volledig en correct is ingediend. Bij De aanvrager wordt geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld bij het onvolledig invullen van het formulier. Indien de aanvrager dit nalaat wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

In lid 2c wordt gevraagd naar het adres van het perceel dat aangesloten moet worden. Dat kan een ander perceel zijn dan het adres van de aanvrager dat bij 2a wordt ingevuld. Als het een nieuwbouwperceel is, en er nog geen adresgegevens beschikbaar zijn, zijn de kadastrale gegevens van het perceel te vinden in de koopacte van het perceel. Een tekening kan in die gevallen verduidelijking geven hoe de toekomstige bebouwing op het perceel wordt gesitueerd.

In lid 2j wordt bepaald dat de gemeente de aanvraag voor aansluiting alleen in behandeling kan nemen als de gemeente noodzakelijke informatie mag delen met de SVOW. De SVOW is gemachtigde van de eigenaren van het CAD-systeem. In die hoedanigheid hebben ze informatie nodig over de aansluitingen die op het CAD-systeem worden gemaakt. De gemeente deelt alleen de noodzakelijke informatie en alleen als het een aansluiting betreft op het CAD-systeem. De te delen informatie is gelimiteerd tot de onderdelen zoals deze zijn opgenomen in artikel 5 lid 2a tot en met 2g en artikel 5 lid 3a tot en met 3c.

In principe dient iedere locatie waar vervuild water vrijkomt, aangesloten te worden op de riolering conform het bouwbesluit. Een uitzondering is mogelijk wanneer de aan te sluiten locatie dermate ver van de gemeentelijke riolering gelegen is dat de investering en/of voor het aansluiten zeer hoge kosten gemaakt moeten worden dat de kosten voor het aansluiten niet in verhouding staat tot de vuillast. In dat geval adviseren wij de aanvrager met het hoogheemraadschap in overleg te treden en de mogelijkheid te onderzoeken om een IBA (individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie) te laten plaatsen op het perceel om het afvalwater te zuiveren. Hiervoor is vergunning nodig van het Hoogheemraadschap en stelt het Hoogheemraadschap voorwaarden.

Artikel 6 Het weigeren van de vergunning

In artikel 6 zijn de weigeringsgronden op een aanvraag beschreven. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische, milieutechnische of economische gronden. Bij een weigering wordt aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor goedkeuring in aanmerking te komen.

Technische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld, dat de aansluiting niet voldoet aan de eisen die in deze verordening gesteld zijn. Er is bijvoorbeeld geen buffertank aanwezig of een signaleringssysteem ontbreekt terwijl dat wel voorgeschreven is. Of de aansluiting voldoet niet aan de technische eisen zoals deze zijn vastgesteld in het Programma van Standaarden voor de inrichting van de openbare ruimte. Maar ook als het lozen van vetten of oliën, zouten, zuren, anaeroob water of andere stoffen betreft, die het biologische proces van de zuivering kunnen aantasten en/of de riolering kunnen verstoppen of aantasten.

Hydraulische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld wanneer er meer water wordt afgevoerd dan de limieten die zijn opgenomen in deze verordening. Ook als er schoon hemelwater wordt afgevoerd waarmee het rioolsysteem nodeloos belast wordt, of wanneer de aanvraag betrekking heeft op grote pieklozingen die het systeem niet aankan, is dat een hydraulische weigeringsgrond.

Milieutechnische gronden zijn bijvoorbeeld als de aanvraag betrekking heeft op gevaarlijke of andere stoffen die volgens het Activiteitenbesluit Milieubeheer niet op de riolering geloosd mogen worden. Dit betekent bijvoorbeeld conform het Activiteitenbesluit, dat de pH-waarde van het geloosde water minimaal 6,0 en maximaal 9,5 moet bedragen.

Economische gronden zijn bijvoorbeeld als het ondoelmatig is om aan te sluiten. Dit is het geval als de gemeente of de dermate hoge kosten moet maken dat dit niet in verhouding staat tot de vuillast. Bijvoorbeeld als de gemeente het druksysteem moet gaan aanpassen om de aanvullende hoeveelheid afvalwater af te kunnen voeren.

Voordat de vergunning geweigerd wordt, wordt met de aanvrager gekeken of op een andere wijze aangesloten kan worden. Bijvoorbeeld op een andere locatie of misschien zijn er maatregelen mogelijk om de hoeveelheid af te voeren afvalwater te verminderen, te verbeteren of andere bezwaren weg te nemen. Als er geen mogelijkheden zijn om tot een oplossing te komen, wordt de vergunning geweigerd. In dat geval moet de aanvrager zelf maatregelen treffen om het afvalwater te zuiveren conform geldende wetgeving.

Het CAD-systeem is bedoeld voor de afvoer van afvalwater uit de glastuinbouw. In lid h. is daarom bepaald dat aansluitingen niet zijnde glastuinbouwwater niet op het CAD-systeem aangesloten mogen worden. Het gaat hier om nieuwe aansluitingen. Op enkele locaties zijn aansluitingen van niet-glastuinbouwwater op het CAD-systeem in het verleden al gerealiseerd. Zo wordt bijvoorbeeld in het CAD-gebied Staelduin al het huishoudelijk afvalwater via een sepctictank op het CAD-systeem geloosd. Deze bestaande aansluitingen blijven toegestaan. Wijziging van deze bestaande aansluitingen of aanleg van nieuwe aansluitingen van niet-glastuinbouwwater, zijn niet meer toegestaan.

Artikel 7 Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting

Lid 1 bepaalt dat de aanleg of de wijziging van de aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering alleen door of namens de gemeente mag worden uitgevoerd. Dit kan ook een door de gemeente ingehuurde derde partij zijn.

Artikel 8 (Beheer)kosten van de aansluiting

Artikel 8 bepaalt dat de kosten voor de aanleg of wijziging, voor rekening komt van de rechthebbende. Uitgezonderd zijn de leden van de CAD-verenigingen. In de overeenkomst met de SVOW is vastgelegd dat de kosten voor de aanleg of wijziging van een aansluiting niet worden doorbelast.

De legesverordening van de gemeente bepaalt dat er leges verbonden zijn aan de vergunningaanvraag. Leges dekken de kosten voor het behandelden van de vergunningaanvraag. Deze leges moeten ook voldaan worden als de vergunning geweigerd wordt.

Pas nadat alle kosten betaald zijn en aan alle voorwaarden is voldaan, zal de gemeente starten met de aanleg van de aansluiting.

Artikel 9 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

Artikel 9 geeft nadere regels over het beheer en onderhoud, de renovatie en vervanging van de (perceel)aansluitleiding. Deze worden door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd tot het aansluitpunt, gerekend vanaf het openbaar riool, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.

Artikel 10 Calamiteiten

In artikel 10 is een calamiteitenregeling opgenomen, die alleen geldt voor storingen aan het openbaar riool. Een rechthebbende moet bij een storing of verstopping eerst vaststellen waar de storing zich in de aansluitleiding bevindt. Bij een constatering dat de storing in de perceelsaansluitleiding zit, kan hij de gemeente laten komen om de storing of verstopping op te heffen.

Artikel 11 Beëindiging, intrekken en rechtsopvolging

De rechthebbende is verplicht de gemeente in kennis te stellen van beëindiging van het gebruik van de aansluitleiding.

Bij sloopwerken moet de buiten gebruik geraakte aansluiting goed afgesloten worden, zodat er geen zand in kan geraken. Zand kan verstoppingen veroorzaken in de openbare riolering. Ook bij andere werkzaamheden zoals bijvoorbeeld bestratingswerken op het perceel kan veel zand in de riolering komen, bijvoorbeeld via de straatkolken. Dat moet de eigenaar van het betreffende perceel voorkomen of zelf opruimen. De riolering dient niet alleen zand/gronddicht afgesloten te worden maar ook gasdicht Zodat tijdens de bouwwerkzaamheden geen stank ontstaat.

Doet de eigenaar dat niet dan wordt in lid 4 aangegeven dat de gemeente dat mag doen (in openbaar gebied) en alle koste , ook het schoonmaken mag verhalen.

In lid 5 worden de voorwaarden omschreven waaronder de gemeente een afgegeven vergunning kan intrekken. Dit wordt gedaan door middel van een intrekkingsbesluit. Dit besluit wordt openbaar gemaakt en hiertegen staat bezwaar en beroep open. Alvorens een intrekkingsbesluit te nemen zal de eigenaar van het perceel op de hoogte worden gesteld door middel van een brief dat de procedure voor het intrekken van de vergunning ingezet gaat worden.

Een vergunning wordt niet meer gebruik als bijvoorbeeld de woning, waarvoor de vergunning is afgegeven onbewoonbaar is verklaard of is gesloopt. Pas vanaf 12 maanden daarna kan het intrekkingsbesluit worden genomen.

Artikel 12 Verwijderen aansluiting

Lid1 bepaalt dat de gemeente de aansluiting en (perceel)aansluitleiding die gelegen is in het openbaar gebied op kosten van de rechthebbende kan verwijderen, nadat de vergunning is ingetrokken of melding is gemaakt van definitieve beëindiging. In lid 2 wordt bepaald dat de gemeente dit wel moet melden bij de voormalig rechthebbende van de aansluiting.

In lid 3 wordt bepaald dat dit alleen geldt voor het openbaar gebied. De gemeente mag dus geen werkzaamheden verrichten op het privéterrein. Uitzondering hierop is wanneer een overeenkomst van erfdienstbaarheid met de eigenaar is overeengekomen of de gemeente anderszins recht heeft op toegang van en naar haar eigendommen. Bijvoorbeeld, er geen andere mogelijkheid is om bij haar eigendom te komen. De gemeente zal van dit recht gebruik maken als haar pompput met toebehoren nog op het erf staat van de perceeleigenaar.

In lid 4 is bepaald dat de (perceel)aansluitleiding volledig weggehaald moet worden tot aan het hoofdriool bij sloop van de opstal. De kosten zijn voor de eigenaar van het (voormalig) op de (perceel)aansluitleiding aangesloten perceel). Lid 5 bepaalt, dat wanneer binnen een jaar wordt gestart met de bouw van een vervangende opstal het tijdelijk goed afsluiten van de (perceel)aansluitleiding op of binnen de perceelsgrens voldoende is. Wel dient de afsluiting altijd water- en gasdicht plaats te vinden om te voorkomen dat rioolwater het erf op kan stromen, zand het riool in kan komen en stank wordt veroorzaakt.

In lid 6 wordt bepaald dat verlaten leidingdelen van het CAD-systeem, dus leidingen of leidingdelen die niet meer gebruikt worden, weggehaald moeten worden als ze liggen in het openbaar gebied.In overleg met de gemeente kan een ander moment worden gekozen, bijvoorbeeld gelijktijdig met wegreconstructie, wanneer deze reeds in de gemeentelijk planning is opgenomen. Ook kan het weghalen van de leiding uitgesteld worden als duidelijk wordt dat in de toekomst deze leiding mogelijk nog nuttig toegepast kan worden. Bijvoorbeeld als mantelbuis bij een kruising of als gietwatervoorziening in de glastuinbouw.

Artikel 13 Toezicht

Geen toelichting

Artikel 14 Strafbepaling

Geen toelichting

Artikel 15 Hardheidsclausule

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 16 Overgangsrecht

Omdat met het van kracht worden van de aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, is in artikel 16 een aantal overgangsbepalingen opgenomen. Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn

op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard. Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning aan te vragen. Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de verordening Afvalwater, hemelwater en grondwater, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Geen toelichting

Artikel 18 Citeertitel

Geen toelichting

Bijlage 1 Grafische weergave aansluitpunt bij Verordening afvalwater, hemelwater en grondwater

bij Verordening afvalwater, hemelwater en grondwater

corsanummer 20.0339118

1. Grafische weergave aansluitpunt gemeentelijke riolering (onder vrijverval)

afbeelding binnen de regeling

2. Grafische weergave aansluitpunt gemeentelijke riolering (onder druk)

afbeelding binnen de regeling

3a. Grafische weergave aansluitpunt CAD-systeem (onder vrijverval)

afbeelding binnen de regeling

3b. Grafische weergave aansluitpunt CAD-systeem (onder druk)

afbeelding binnen de regeling