Treasurybesluit Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw

Geldend van 11-05-2021 t/m heden

Intitulé

Treasurybesluit Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw

Ter uitvoering van de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw (ex art. 212 Gemeentewet), artikel 13, lid 1, 2 en 4.

1 INLEIDING

Treasuryfunctie is een verbijzondering van de financiële functie die om een professionele invulling vraagt. Het bestuur moet zorgdragen voor een verantwoordelijke en professionele inrichting van de treasuryfunctie alsmede voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren. De wet Financiering De centrale Overheden (wet FIDO) geeft daarvoor een belangrijk bindend kader.

De belangrijkste uitgangspunten van de wet FIDO zijn: eigen verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam voor de treasuryfunctie, openheid van zaken met betrekking tot financieel beheer, bevorderen transparantie financieel beleid en uitvoering, solide financiering en beperking van renterisico’s

De belangrijkste instrumenten van de wet FIDO zijn het treasurystatuut en de financieringsparagraaf. Het openbaar lichaam is zelf verantwoordelijk voor de invulling van deze instrumenten.

Meetpunten van de wet Fido zijn de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

De kasgeldlimiet geeft de maat voor de adequate omvang van de korte termijn financiering. De rente-risiconorm geeft de maat voor de adequate opbouw van de langlopende leningen.

Op 8 maart 2021 is het Treasurybesluit van de Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

1.1 Verantwoording

Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat de Gemeenschappelijk Regeling Vidar Wsw een financiële beheersverordening moet opstellen. Hierin dienen bepalingen met betrekking tot de treasuryfunctie te zijn opgenomen. Volledigheidshalve zijn in box 1 t/m 4 de relevante artikelen uit de verordening opgenomen.

Conform artikel 13, lid 4 van deze verordening heeft het bestuur het Treasurybesluit opgesteld. Hoofdstuk 2 behandelt de gehanteerde treasury begrippen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de doelstellingen van de treasuryfunctie besproken. Hoofdstuk 4 handelt over de interne organisatie van de treasuryfunctie. In hoofdstuk 5 worden de richtlijnen voor de financieringsparagraaf weergegeven.

2 BEGRIPPENKADER

2.1 Inleiding

Hieronder worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die in het treasury besluit zijn opgenomen. Deze begrippen worden in vier categorieën onderscheiden:

  • -

    Algemene begrippen van de treasuryfunctie

  • -

    Begrippen per treasury deelfunctie

  • -

    Begrippen van de wet FIDO

  • -

    Overige begrippen

Deze paragraaf behandelt de algemene begrippen. Bijlage 1 geeft de begrippen voor de drie andere categorieën.

2.2 Algemene begrippen treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

De Financiële Verordening stelt de uitgangspunten voor het financieel beleid voor de treasuryfunctie vast. In dit Treasurybesluit worden de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie vastgelegd.

Het treasurybeheer is de uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van de Financiële Verordening en het Treasurybesluit. De uitvoering vindt zijn weerslag in de financieringsparagraaf van de begroting. De realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de financieringsparagraaf van achtereenvolgens de bestuursrapportages en de jaarrekening.

De treasuryfunctie bestaat uit de onderstaande treasurydeelfuncties met de daaruit voortvloeiende treasury-activiteiten:

  • -

    Risicobeheer

  • -

    Renterisicobeheer

  • -

    Kredietrisicobeheer

  • -

    Koersrisicobeheer

  • -

    (Intern) liquiditeitsrisicobeheer

  • -

    Gemeentefinanciering

  • -

    Financiering (1 jaar of langer)

  • -

    Uitzettingen (1 jaar of langer)

  • -

    Relatiebeheer

  • -

    Kasbeheer

  • -

    Geldstromenbeheer (inclusief betalingsverkeer)

  • -

    Saldobeheer op dag basis

  • -

    Liquiditeitenbeheer (tot 1 jaar)

  • -

    Werkkapitaalbeheer

3 DOELSTELLING EN UITGANGSPUNTEN TREASURYFUNCTIE

Achtereenvolgens komen in deze paragraaf aan de orde de doelstelling en uitgangspunten voor De regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie, het risicobeheer, de gemeentefinanciering en het kasbeheer.

3.1 Doelstelling

De treasuryfunctie heeft bij de GR als primair doel het financiële risicobeheer (Artikel 13, lid 1at/m c) en secundair het reduceren van financieringskosten (Artikel 13, lid 1d en e).

De algehele doelstelling voor de treasuryfunctie voor de gemeente is dat deze de financiële continuïteit van de organisatie waarborgt. Dit wordt per treasurydeelfunctie in de volgende doelstellingen en voorwaarden gesplitst:

  • -

    Risicobeheer: het beschermen van het vermogen en het resultaat van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s. (Artikel 13, lid 1a).

  • -

    Gemeentefinanciering: het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten (geld- en kapitaalmarkt) tegen acceptabele condities. (Artikel 13, lid 1b).

  • -

    Kasbeheer: het optimaliseren van de financiële logistiek, dat wil zeggen het kunnen beschikken over de gewenste hoeveelheid liquiditeiten op de gewenste plaats en tijdstip tegen de beste condities. (Artikel 13, lid 1c).

3.2 Uitgangspunten

De uitgangspunten voor de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie van de Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw voor dit besluit zijn:

  • -

    Treasury is een kostenreductiecentrum (renteoptimalisatie).

  • -

    Treasury is een centrale functie.

  • -

    Centrale financiering en belegging.

  • -

    Centraal betalingsverkeer.

  • -

    Treasury is een interne bank.

  • -

    Integrale verrekening van rente en kosten geldbeheer.

  • -

    Rentevisie is uitgangspunt van het financieringsbeleid.

  • -

    Treasury wordt niet beoordeeld op de juistheid van haar rentevisie.

  • -

    Planning, beheer, control en verantwoording van de treasuryfunctie vindt expliciet plaats.

  • -

    De toegestane rente-instrumenten staan beschreven in bijlage 3.

3.3 Risicobeheer

Van de deelfunctie risicobeheer komen de richtlijnen die zich richten op het beheersen van financiële risico’s per treasury-activiteit aan de orde.

Bij het gebruik van rente-instrumenten (derivaten) (Artikel 13, lid 2c) zijn de navolgende richtlijnen van kracht:

  • -

    Het ongedekt handelen in rente-instrumenten is niet toegestaan.

  • -

    De onderliggende waarde van het rente-instrument dient gelijke modaliteiten in termen van omvang, looptijd, valuta enz. te hebben als de toekomstige financieringsbehoefte of toekomstige kasoverschotten.

  • -

    De aan de rente-instrumenten gekoppelde risico’s mogen niet groter te zijn dan de risico’s die met het instrument worden afgedekt.

3.3.1 Renterisicobeheer

Renterisicobeheer is het beheersen van risico’s van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de organisatie door rentewijzigingen. Om de renterisico’s te beperken zijn de navolgende richtlijnen van kracht:

  • -

    De jaarlijkse renterisico’s door (her)financiering en renteconversie beperken tot maximaal het percentage van de renterisiconorm van de totale leningenportefeuille ten einde een evenwichtige rentelast te creëren. (Artikel 13, lid 2e)

  • -

    De netto vlottende schuld wordt beperkt tot maximaal de kasgeldlimiet. (Artikel 13, lid 2e)

  • -

    Nieuwe leningen / uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitsplanning.

  • -

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening / uitzetting wordt afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

3.3.2 Kredietrisicobeheer

Kredietrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie (uitgezette gelden) ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij. Daarvoor is de volgende richtlijn van kracht:

  • -

    Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend gelden uit te zetten bij kredietwaardig geachte partijen.

3.3.3 Koersrisicobeheer

Koersrisico is het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen. Het doel van koersrisicobeheer is het beheersen van deze risico’s. Daarvoor zijn de volgende richtlijnen van kracht:

  • -

    Gelden worden uitsluitend uitgezet in euro. (Artikel 13, lid 2e)

  • -

    Toegestane beleggingsproducten zijn: rekening-courant / spaarrekening, daggled en deposito’s.

3.3.4 (Intern) liquiditeitsrisicobeheer

(Intern) liquiditeitsrisico is het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meer jaren investeringsplanning waardoor de financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen. Voor het plannen van de omvang en het tijdstip waarop middelen benodigd zijn, is een goede informatievoorziening vanuit de organisatie noodzakelijk. Het gaat dan met name om inzicht in de kasstromen die de bedrijfsprocessen met zich meebrengen. Het doel van liquiditeitsrisicobeheer is het beheersen van deze risico’s. Daarvoor zijn de volgende richtlijnen van kracht:

- De afdelingen leveren een tijdige, betrouwbare en volledige liquiditeitsplanning aan de treasuryfunctie.

- Significante afwijkingen van de samengestelde liquiditeitsplanning worden meteen gemeld bij de treasuryfunctie.

- Over de periodiciteit en de gegevens die in de liquiditeitsplanning moeten worden opgenomen zullen in een aparte procedure (beleidsnotitie liquiditeitsplanning) nadere spelregels worden afgesproken.

3.4 Financiering

Jaarlijks worden de limieten voor het aantrekken van korte financieringsmiddelen opgenomen in de financieringsparagraaf in de beleidsbegroting. Daardoor is het mogelijk de limieten aan te passen aan de omstandigheden in het betreffende begrotingsjaar.De rentevisie en rentescenario’s van de Gemeenschappelijk Regeling worden gebaseerd op 3 gezaghebbende instanties waaronder de bestaande bankrelaties.

3.4.1 Financiering

Voor de korte financieringsmiddelen zijn de navolgende richtlijnen van kracht:

  • -

    Er wordt een zodanige omvang aan liquide middelen c.q. kredietruimte aanhouden dat de Gemeenschappelijk Regeling te allen tijde aan haar korte termijn verplichtingen kan voldoen.

  • -

    Ter financiering van kortstondige liquiditeitsbehoefte (korter dan 1 jaar) zal er een totale krediet- faciliteit van tenminste 110% van de kasgeldlimiet aangehouden worden teneinde aan de kortlo- pende verplichtingen te kunnen blijven voldoen.

  • -

    De 10% boven de kasgeldlimiet zijn bedoeld voor zeer korte overschrijdingen van de kasgeldlimiet in bijzondere situaties.

  • -

    Als benchmark wordt de driemaands Euribor gevolgd.

3.4.2 Uitzettingen

In het geval van (tijdelijk) overtollige middelen kan dit aanleiding zijn om een deel van de beschikbare middelen liquide aan te houden dan wel zodanig te beleggen dat deze zonder al te veel kosten snel liquide te maken zijn. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de te verwachten inkomsten en uitgavenop basis van de financieringsparagraaf. Om te voorkomen dat er een extra nadeel ontstaat doordat de Gemeenschappelijke Regeling te veel financieringsmiddelen aantrekt, die vervolgens slechts tegen een lager rentepercentage kunnen worden uitgezet, dient de treasuryfunctie in principe structureel een negatief saldo na te streven.

3.4.3 Relatiebeheer

De treasuryfunctie onderhoudt namens de Gemeenschappelijke Regeling de contacten met de banken, bemiddelaars en andere financiële instellingen over tarieven, producten en diensten. De doelstellingen van het relatiebeheer zijn:

  • -

    Het realiseren van marktconforme condities op producten en diensten.

  • -

    Het zorgdragen voor een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten tegen vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs.

De afdelingen onderhouden met de bankrelaties alleen contacten over de uitvoering van hun betalingsverkeer en daarmee direct verband houdende zaken.

3.5 Kasbeheer

Het kasbeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat het beheer van de inkomende en uitgaande geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

3.5.1 Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer regelt het verplaatsen van geldstromen binnen de organisatie en tussen de organisatie en derden. Om te voldoen aan de richtlijn artikel 13 lid 1e van de verordening artikel 212 gemeentewet zijn de navolgende richtlijnen van kracht:

  • -

    Het beperken van het liquiditeitsgebruik.

  • -

    Het minimaliseren van de interne handelingskosten.

  • -

    Het minimaliseren van de externe bankkosten (valutadagen, provisies, rentekosten, datacommu- nicatiekosten e.d.).

3.5.2 Saldobeheer

Doelstelling van saldobeheer is het optimaal toewijzen van de dagelijkse kasoverschotten / tekorten, zowel ten aanzien van het boeksaldo (gebruik van kredietlimieten) als ten aanzien van het valutaire saldo (renteresultaat) alsmede het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten van de saldi op rekening-courant. Hierbij zijn de navolgende richtlijnen van kracht:

  • -

    Het optimaliseren van het aantal banken waarbij rekeningen worden aangehouden.

  • -

    Het minimaliseren van het aantal bankrekeningen.

  • -

    Het gebruik maken van saldo- en rentecompensatie circuits.

3.5.3 Liquiditeitenbeheer

Doelstellingen bij het aantrekken van gelden voor een periode tot één jaar zijn:

  • -

    Het voorzien in de huidige en toekomstige financieringsbehoefte tegen zo laag mogelijke kosten, - gegeven de kredietwaardigheid van de organisatie.

  • -

    Het aantrekken van vreemd vermogen tegen aanvaardbare condities.

  • -

    Het zorgdragen voor voldoende ruimte onder de kasgeldlimiet om te garanderen dat de organisatie haar korte termijn verplichtingen structureel kan nakomen.

Om te voldoen aan deze doelstellingen gelden de volgende taken en richtlijnen:

  • -

    Het monitoren van de ruimte onder de kasgeldlimiet.

  • -

    Het zich op de hoogte houden van de ontwikkelingen op de geldmarkt.

  • -

    Het opstellen van een voorspelling van de inkomende geldstroom.

  • -

    Het opstellen van een voorspelling van de uitgaande geldstroom.

  • -

    Een optimale combinatie vinden qua looptijd en hoogte van het bedrag voor de te nemen geld- marktbeslissing.

In een aparte procedure (de beleidsnotitie liquiditeitsplanning) worden nadere spelregels over de taken en verantwoordelijkheden, de periodiciteit en de gegevens die in de liquiditeitsplanning moeten worden opgenomen, afgesproken:

  • -

    Werkkapitaalbeheer

  • -

    Debiteurenbeheer

  • -

    Doelstelling van het debiteurenbeheer is het minimaliseren van de gemiddelde debiteurentermijnen het beperken van de verliezen op openstaande vorderingen.

  • -

    Crediteurenbeheer

  • -

    Doelstelling van het crediteurenbeheer is het optimaliseren van de gemiddelde crediteurentermijn.

  • -

    Balansbeheer. Onder balansbeheer wordt verstaan het zorgdragen voor een evenwichtige financiering.

4 ORGANISATIE TREASURYFUNCTIE

4.1 Verantwoordelijkheden

Onverminderd de eindverantwoordelijkheid van het bestuur worden de in artikel 13 van de Verordening artikel 212 Gemeentewet benoemde treasurywerk-zaamheden uitgevoerd door een binnen de organisatie ondergebrachte treasuryfunctie, zorgt de directeur er voor dat de treasuryfunctie en centrale administratie worden voorzien van zodanig tijdige en betrouwbare informatie over verwachte inkomende als uitgaande geldstromen, dat op basis daarvan op bestuursniveau deugdelijke financiering- en uitzettingsbeslissingen kunnen worden genomen en bij de centrale administratie het betalingsverkeer en saldoregulatie kan plaatsvinden en de geldmiddelen bewaard kunnen worden.

4.2 Plaats binnen de organisatie

De treasuryfunctie is een Gemeenschappelijke Regeling-taak en valt binnen de organisatie onder de verantwoordelijkheid van de directie Vidar BV.

4.3 Besluitvormingsstructuur-beleid

Voorstellen tot wijzigingen in het treasurybesluit zullen worden gedaan door de treasuryfunctie en moeten vooraf worden goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur en worden ter kennisname van het Algemeen Bestuur gebracht.

Financieringsparagraaf

De financieringsparagraaf maakt deel uit van de jaarlijkse begrotingsstukken en is daarbij onderdeel van beoordeling en goedkeuring door het Dagelijks Bestuur. Middels de goedkeuring van de financieringsparagraaf draagt het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid over om te handelen volgens de afspraken in de paragraaf. Zaken die minimaal moeten worden opgenomen in de financieringsparagraaf zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Het Dagelijks Bestuur controleert achteraf of er volgens de financieringsparagraaf gehandeld is.

Uitzonderingen

Indien er wijzigingen in de rentestructuur ontstaan, zodanig dat als gevolg hiervan andere beslissingen genomen moeten worden dan in de financieringsparagraaf zijn opgenomen of de treasuryfunctie andere middelen in wil zetten die niet zijn aangegeven in dit Treasurybesluit, dan wordt een uitzonderingsrapportage voor het Dagelijks Bestuur gemaakt. Slechts na verkregen toestemming van het Dagelijks Bestuur mag actie worden ondernomen.

4.4 Uitvoering beleid

De uitvoering van het treasurybeleid wordt door het Algemeen Bestuur gemandateerd aan directie Vidar BV, die vervolgens ondermandaat geeft aan de treasuryfunctie.

4.5 Controle accountant

De externe accountant zal in de reguliere controle van de administratie op jaarultimo een rapportage op nemen over de financiële positie van de Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw inclusief de aangegane off-balance instrumenten en mogelijk open posities. Impliciet betekent dit dat de accountant bekijkt in hoeverre het treasurybesluit wordt nageleefd.

5 FINANCIERINGSPARAGRAAF

In de rapportages van de beleidscyclus worden de volgende zaken opgenomen:

  • -

    Kasgeldlimiet (Artikel 18, lid a.)

    In het kader van de wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) worden de omvang en een overzichtvan de benutting van de kasgeldlimiet opgenomen.

  • -

    Renterisiconorm (Artikel 18, lid b.)

    Het renterisico op de vaste schuld wordt getoetst aan de in het kader van de wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) vastgestelde renterisiconorm.

  • -

    Renterisico

    De leenmomenten, de renteaanpassingen en de samenstelling van de huidige leningenportefeuille worden weergegeven, doorgerekend met enkele rentescenario’s. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de renterisiconorm in meerjarig perspectief.

  • -

    Liquiditeitsplanning (korte en langere termijn) (Artikel 18, lid c.)

    De liquiditeitsplanning voor de eerstvolgende 12 maanden (korte termijn) is grotendeels gebaseerd op historische patronen, aangevuld met exacte gegevens voor zover voorhanden. Op basis van de liquiditeitsplanning wordt de financieringsbehoefte voor het komende jaar bepaald. Samen met de financieringsbehoefte voor de komende drie jaren vindt een vertaling plaats van de financieringsbehoefte naar rentebudget.

  • -

    Rentevisie (Artikel 18, lid d.)

    De rentevisie van de gemeente is gebaseerd op de rentevisie van 3 gezaghebbende instanties waaronderde bestaande bankrelaties en dient als basis voor rentescenario’s.

  • -

    Rentekosten en –opbrengsten (Artikel 18, lid e.)

    De rentekosten en –opbrengsten worden apart verantwoord op het productblad.

  • -

    Limieten voor het aantrekken van financieringsmiddelen (Artikel 18, lid f.)

    Op basis van de financieringsbehoefte wordt in de financieringsparagraaf opgenomen welke limietengelden voor het aantrekken van korte en lange financieringsmiddelen.

  • -

    Prestatie indicatoren voor financieringen en rentemanagement

    Hier wordt aangegeven hoe de kapitaalmarktrente zich verhoudt tot de aantrekkingen door de Gemeenschappelijke Regeling Vidar WSW en hoe de geldmarktrente zich verhoudt tot de rente op kasgelden en daggeld. Jaarlijks zullen in de financieringsparagraaf voorstellen met betrekking tot de parameters ten behoeve van de meerjarenplanning gedaan worden.

Bijlage 1 Begrippen treasuryfunctie

In hoofdstuk 2 van het treasurybesluit zijn de volgende vier categorieën begrippen onderscheiden:

  • -

    Algemene begrippen van de treasuryfunctie

  • -

    Begrippen per treasurydeelfunctie

  • -

    Begrippen van de wet FIDO

  • -

    Overige begrippen

De algemene begrippen zijn behandeld in paragraaf 2.2 de andere drie komen achtereenvolgens aan de orde.

1 Begrippen per treasurydeelfunctie

1.1 Risicobeheer

Het risicobeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s te weten renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en intern liqui-diteitsrisico.

Renterisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjaren-raming en begroting geraamde niveau.

Kredietrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie (uitgezette gelden) ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.

Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

(Intern) liquiditeitsrisicobeheer is het beheersen van de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor als gevolg daarvan de financie-ringskosten hoger kunnen uitvallen.

1.2 Financiering

Financiering is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en het voorzien in de benodigde liquiditeiten (minimaal 1 jaar) voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van relaties met financiële instellingen.

Financiering omvat het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. Het aantrekken van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeiten-beheer.

Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden. Externe uitzettingen kunnen bestaan uit het uitzetten van financieringsmiddelen bij financiële instellingen en andere externe partijen. Het uitzetten van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

Relatiebeheer omvat het onderhouden van de relaties met financiële instellingen.

1.3 Kasbeheer

Het kasbeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat het beheer van de geldstromen ende daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

Geldstromenbeheer omvat al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Saldobeheer omvat het beheer van de dagelijkse saldi.

Liquiditeitenbeheer is het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Begrippen van de wet FIDO die voor de treasuryfunctie van belang zijn

Openbare lichamen: provincies, gemeenten, waterschappen regio’s bedoeld in artikel 21 (eerste lid) van de Politiewet 1993, lichamen ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen, door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen.

Geldmarkt: dat deel van de vermogensmarkt waar vraag en aanbod naar kapitaal met een looptijd korter dan twee jaar samenkomen.

Kapitaalmarkt: dat deel van de vermogensmarkt waar vraag en aanbod naar kapitaal met een looptijd langer dan twee jaar samenkomen.

Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (wet FIDO artikel 1, lid c).

Financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaardenzijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices (wet FIDO, artikel 1, lid d)

Vaste schuld; het gezamenlijk bedrag van: de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Netto-vlottende schuld: het gezamenlijk bedrag van:

  • -

    de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

  • -

    de schuld in rekening-courant;

  • -

    de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld; verminderd met het gezamenlijk bedrag van:

    • -

      de contante gelden in kas;

    • -

      de tegoeden in rekening-courant, en

    • -

      de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal.

De kasgeldlimiet: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbaar lichaam bij aanvang van het jaar, die de grens stelt waaraan de gemiddelde korte financiering getoetst wordt

Het renterisico op de vaste schuld: mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Rentescenario is een instrument waarmee de gevolgen van stijgingen en dalingen van de rentemarkt voor het resultaat van de gemeente inzichtelijk worden gemaakt

De renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbaar lichaam bij aanvang van het jaar, die de norm stelt voor het renterisico op de vaste schuld.

3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid: de referentiewaarde voor het vorderingen saldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Toezichthouder: het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam.

1.4 Overige begrippen

Vermogenswaarde: het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen (activa en passiva).

Richtlijn: een richtlijn is een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

Limiet: een limiet is een type richtlijn die de uiterste grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

Risicoprofiel: geeft aan in welke mate een organisatie risico’s loopt.