Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent de financiën (Financiële verordening Loon op Zand 2021)

Geldend van 23-04-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent de financiën (Financiële verordening Loon op Zand 2021)

De raad van de gemeente Loon op Zand;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3-11-2020 met nummer 2020.31947;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening Loon op Zand 2021:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: worden geboekt op het moment dat zij daadwerkelijk de onderneming inkomen

  • -

    baten: zijn de opbrengsten, voor toevoeging en onttrekking aan reserves, welke gedurende een bepaalde periode zijn ontvangen.

  • -

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen het tarief wat minimaal nodig is voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en het gehanteerde tarief.

  • -

    taakveld:, heeft betrekking op de taken en daaraan gerelateerde activiteiten waar baten en lasten mee gemoeid zijn. Zij clusteren niet alleen producten (goederen en diensten), maar ook taken en activiteiten die niet direct te vertalen zijn in kosten per hoeveelheid

  • -

    verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft

  • -

    doelmatigheid: in hoeverre zijn de (beleids)doelen, binnen het vastgestelde budget, gerealiseerd;

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de geleverde activiteiten en prestaties bijdragen aan het realiseren van de gestelde (beleids)doelen.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De begroting en jaarstukken worden ingericht overeenkomstig de aanwijzingen zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale lasten en baten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt in het voorjaar aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 25.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het taakveld of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van de beleidsvoornemens zoals die in de begroting zijn opgenomen..

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 5. In de kredietaanvraag wordt zowel het bruto investeringsbedrag als de bijdragen van derden opgenomen. Tevens wordt de dekking van de kapitaal- en exploitatielasten in het voorstel opgenomen.

  • 6. Investeringskredieten worden twee jaar na kredietvotering afgesloten. Dit betekent bijvoorbeeld dat kredieten die in de begroting 2021 worden gevoteerd, uiterlijk ultimo 2022 worden afgesloten. Indien van toepassing kan voor deze investeringen opnieuw een voorstel worden gedaan. Voor investeringen die een langere doorlooptijd hebben wordt in het initiële voorstel expliciet gevraagd om af te wijken van deze bepaling.

  • 7. Investeringskredieten worden aan het einde van het jaar van ingebruikname van het actief afgesloten.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten van thema’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig nut en waarvan de aanschafwaarde minus bijdragen van derden meer dan € 25.000 is, worden onder aftrek van die bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Materiële vaste activa worden vanaf het jaar na ingebruikname van het actief afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Afwijken van de afschrijvingsmethodiek en –termijnen is alleen toegestaan als dit expliciet is besloten door de gemeenteraad. Hiertoe dient een apart beslispunt in het raadsvoorstel te worden opgenomen.

  • 4. Kosten voor het af- en oversluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende-zaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      afvalstoffenheffing;

    wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college geeft jaarlijks bij de programmabegroting een overzicht van de reserves en voorzieningen en de bijbehorende bestedingsplannen.

  • 2. Het college neemt daarbij de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      Een reserve wordt ingesteld of opgeheven door een raadsbesluit;

    • b.

      Een voorziening wordt alleen ingesteld of opgeheven door een raadsbesluit, indien sprake is van een keuzemogelijkheid voor de raad. De meeste voorzieningen worden namelijk van rechtswege gevormd (op basis van verslaggevingsregels).

    • c.

      In het raadsbesluit worden spelregels opgenomen over:

      • i.

        het specifieke doel van de reserve of voorziening;

      • ii.

        voeding en onttrekking van/aan de reserve of voorziening;

      • iii.

        maximale hoogte;

      • iv.

        maximale looptijd.

  • 3. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4. Er wordt geen rente toegevoegd aan reserves en voorzieningen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde baten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de onroerendezaakbelastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, vermakelijkhedenretributie, marktgelden, legesverordening, toeristenbelasting, hondenbelasting, reclamebelasting en de tarievenverordening.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal is een bevoegdheid van het college en is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Dit betekent dat er bijvoorbeeld recht van hypotheek wordt gevestigd op een onroerend goed of een pandrecht op een roerend goed. In het raadsbesluit wordt toegelicht op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven.

  • 4. Het verhogen en/of verlengen van leningen, verstrekte garanties of risicodragend kapitaal is alleen mogelijk voor zover dit past binnen de publieke taak en binnen de gestelde zekerheden. Indien dit niet het geval is, is een expliciet raadsbesluit nodig voor de verhoging en/of verlenging.

  • 5. Garanties aan instellingen worden alleen verstrekt als deze garantie noodzakelijk is om een geldlening te kunnen afsluiten.

  • 6. Leningen worden alleen verstrekt aan instellingen als die ook met een gemeentegarantie geen geldlening kunnen afsluiten op de kapitaalmarkt. Bij het bepalen van de leningsvoorwaarden moeten de regels rondom staatssteun in acht worden genomen.

Artikel 15: Verbonden partijen

Voor het deelnemen in een verbonden partij dienen de volgende kaderstellende regels in acht te worden genomen:

  • 1.

    De gemeente gaat niet over tot de oprichting van of de deelneming in een privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij op deze wijze een publiek belang wordt behartigd dat niet op een andere wijze tot stand kan worden gebracht.

  • 2.

    De beslissing tot oprichting van of deelname aan een verbonden partij, en ook de aansturing, ligt primair bij het college. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat de oprichting van of deelname in een verbonden partij een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.

  • 3.

    Binnen de gemeente worden de rol van bestuurder/eigenaar en de rol van klant/opdrachtgever indien mogelijk bij verschillende collegeleden belegd. Dit wordt per individuele verbonden partij beoordeeld waarbij de gemaakte keuze deugdelijk wordt onderbouwd.

  • 4.

    Vooraf worden concreet afspraken gemaakt over de doelen, prestaties, kosten en risico´s en beheersinstrumenten.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 11, vierde lid;

  • b.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves als percentage van de baten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de baten.

  • 2. In de programmabegroting en de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de weerstandscapaciteit in relatie tot de risico's. De weerstandscapaciteit is het totaal van de algemene reserves.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. In de paragraaf wordt van de kapitaalgoederen aangegeven wat de financiële consequenties zijn die voortvloeien uit de plannen als bedoeld in artikel 19 lid 2 t/m 4.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 10 jaar een integraal beleidsplan openbare ruimte (IBOR) aan. Dit plan geeft het beleidskader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt dit beleidsplan vast.

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 4. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de indirecte personeelskosten, zoals budget voor ziek/piek en opleidingskosten;

  • c.

    de kosten van inhuur derden;

  • d.

    de huisvestingskosten;

  • e.

    de automatiseringskosten;

  • f.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

  • 3. Via een afzonderlijke meerjarenprognose grondbeleid (MPG) doet het college verslag van:

    • a.

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • d.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • e.

      de beleidsuitgangspunten betreffende de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken;

    • f.

      huidige vastgoedpositie;

    • g.

      de aan- en verkoop van vastgoed;

    • h.

      de deelname in PPS-constructies;

    • i.

      de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

  • j.

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening 2017 gemeente Loon op Zand wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. De volgende regelingen worden tevens ingetrokken:

    • a.

      Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent financiën Treasurystatuut.

    • b.

      Nota reserves en voorzieningen 2017.

  • 3. Op de reserves en voorzieningen blijven de spelregels van kracht zoals opgenomen in de Nota reserves en voorzieningen 2017, totdat daarover een nieuw besluit is genomen door de gemeenteraad.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Loon op Zand 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 december 2020.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1: afschrijvingsbeleid

Uitgangspunten:

  • 1.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig economisch en maatschappelijk nut worden geactiveerd onder aftrek van bijdragen van derden.

  • 3.

    Kosten voor het af- en oversluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 5.

    De afschrijving start het jaar na ingebruikname van het actief.

  • 6.

    De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven.

Afschrijvingstermijnen:

De volgende materiële vaste activa met economisch en maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

Gebouwen en inrichting

Termijn

Nieuwbouw en ingrijpende renovatie 1

40 jaar

Restauratie, verbouwingen en aankoop gebouwen

25 jaar

Kantoormeubilair

15 jaar

Technische installaties

15 jaar

Onderwijsmeubilair

10 jaar

Veiligheidsvoorzieningen

10 jaar

Riolering

Termijn

Leidingen, gemalen en bouwwerken

60 jaar

Duikers

50 jaar

Elektrisch/mechanische installaties

15 jaar

Wegen

Termijn

Gesloten verharding

45 jaar

Open verharding

45 jaar

Fiets- en voetpaden

20 jaar

Openbare verlichting

Termijn

Armaturen

15 jaar

Verlichtingspalen

40 jaar

Groen

Termijn

Aanleg groenvoorzieningen (incl. sportvelden)

20 jaar

Straatmeubilair (banken, afvalbakken, speelvoorzieningen)

25 jaar

Transportmiddelen

Termijn

Zware transportmiddelen en aanhangwagens

10 jaar

Personenauto’s

5 jaar

ICT

Termijn

Telefooninstallaties

10 jaar

Audiovisuele apparatuur raadszaal

10 jaar

Automatiseringsapparatuur

5 jaar

Afval

Termijn

Containers (afval)

15 jaar


Noot
1

Met ingrijpende renovatie wordt bedoeld dat het gebouw dusdanig wordt vernieuwd, dat het voldoet aan de eisen die op dat moment aan nieuwbouw worden gesteld en daarmee feitelijk gelijk gesteld kan worden aan nieuwbouw.