Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent onderwijshuisvesting 2021 (Onderwijshuisvesting Rijssen-Holten 2021

Geldend van 16-04-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent onderwijshuisvesting 2021 (Onderwijshuisvesting Rijssen-Holten 2021

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

overwegingen:

• dat het hoog tijd is voor een update van de bestaande

onderwijshuisvestingsverordening;

• gezien het voorstel van het college van 25 januari 2021;

• gelet op de bepalingen in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het

voortgezet onderwijs;

• gezien de behandeling in de commissie Maatschappelijke Dienstverlening op

8 maart 2021.

besluit:

vast te stellen een nieuwe onderwijshuisvestingsverordening conform de bij dit

besluit gevoegde "Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten

2021"

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aanvraag: het verzoek om het bekostigen van een voorziening;

  • aanvrager: het bestuur dat een aanvraag heeft ingediend;

  • bekostigingsplafond: het bekostigingsplafond als bedoeld in de artikelen 93 WPO en 76d WVO;

  • bestuur: het bevoegd gezag van een volgens de WPO of WVO bekostigde openbare of bijzondere school die geheel of gedeeltelijk is gehuisvest in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • bvo: bruto vloeroppervlakte;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • inventaris: de inrichting bestaande uit meubilair en onderwijsleerpakket / leer- en hulpmiddelen;

  • lokaal bewegingsonderwijs: de ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;

  • medegebruik: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden ten behoeve van onderwijs of culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • nevenvestiging: het deel van een school dat door de minister op grond van de artikelen 85 WPO of 73b WVO voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • overzicht: het overzicht van niet-gehonoreerde aanvragen als bedoeld in de artikelen 96 WPO en 76g WVO;

  • permanent gebouw: de ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • prognose: een leerlingenprognose die voldoet aan de criteria van bijlage II;

  • programma: het programma met gehonoreerde aanvragen als bedoeld in de artikelen 95 WPO en 76f WVO;

  • programmajaar: het kalenderjaar waarop het programma betrekking heeft;

  • school: een school voor primair onderwijs of voortgezet onderwijs;

  • school voor primair onderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 WPO;

  • school voor voortgezet onderwijs: een school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 WVO;

  • tijdelijk gebouw: een al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • tijdelijke nevenvestiging: een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d WVO;

  • verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • voor blijvend gebruik bestemde voorziening: een voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 15 jaar noodzakelijk is;

  • voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: een voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 4 en maximaal 15 jaar noodzakelijk is;

  • voorziening: een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 2;

  • WPO: de Wet op het primair onderwijs;

  • WVO: de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Voorzieningen in de huisvesting

Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a.

    voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:

  • 1. nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;

  • 2. uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

  • 3. het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;

  • 4. verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen ten behoeve van de huisvesting van een school;

  • 5. terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als hiervoor bedoeld onder a. 1 tot en met 4;

  • 6. inventaris voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

  • 7. medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of medegebruik van een lokaal bewegingsonderwijs;

  • b.

    renovatie van een gebouw waarin een school is gehuisvest als alternatief voor vervangende nieuwbouw;

  • c.

    aanpassing en onderhoud van een gebouw voor bewegingsonderwijs in eigendom van een bestuur in het primair onderwijs;

  • d.

    herstel van een constructiefout, bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • e.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw of inventaris in geval van bijzondere omstandigheden;

  • f.

    huur van een sportveld, dat niet in eigendom is van een bestuur, voor een school voor voortgezet onderwijs ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke oefening.

Artikel 3. Vergoeding voorzieningen

De vergoeding voor de voorzieningen wordt vastgesteld op basis van de feitelijke kosten of een percentage daarvan. Voor de voorzieningen genoemd in artikel 2 onder a. 1, 2 en 6 en onder f gelden de in bijlage IV opgenomen normbedragen als taakstellend maximum. Voor de voorziening renovatie geldt een taakstellend maximum dat is afgeleid van het normbedrag voor nieuwbouw of uitbreiding.

Artikel 4. Informatieverstrekking

Het bestuur verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 2. Programma en overzicht

Paragraaf 2.1. Aanvragen programma

Artikel 5. Indienen aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor opname van een voorziening op het programma wordt door het bestuur bij het college ingediend en moet uiterlijk 31 januari van het jaar voorafgaand aan het programmajaar zijn ontvangen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen, neemt het college niet in behandeling.

Artikel 6. Inhoud aanvraag

  • 1. Een aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school en, als dit van toepassing is, het gebouw waarvoor de voorziening is bestemd;

    • d.

      de voorziening die wordt aangevraagd;

    • e.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.

  • 2. In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag zo nodig vergezeld van:

    • a.

      een leerlingenprognose van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten;

    • b.

      een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt;

    • c.

      de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd;

    • d.

      een begroting van de kosten.

  • 3. Het college stelt de aanvrager schriftelijk op de hoogte als noodzakelijke gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid ontbreken. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen binnen een door het college te stellen redelijke termijn. Bij overschrijding van de termijn neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

  • 4. Als de beoordeling van een aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op de teldatum van het jaar voorafgaand aan het programmajaar, is de aanvrager verplicht zo spoedig mogelijk een uitdraai van het op die teldatum bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geregistreerde leerlingenaantal te zenden aan het college. Bij nalatigheid krijgt de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen een door het college te bepalen termijn. Bij overschrijding van de termijn neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

Artikel 7. Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt aan alle besturen een opgave van de aanvragen die overeenkomstig artikel 5 zijn ingediend en geeft daarbij aan welke aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2. Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht

Artikel 8. Toelichting aanvraag

Het college of de aanvrager kan verzoeken een aanvraag nader toe te lichten.

Artikel 9. Overleg programma en overzicht

  • 1. Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de besturen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2. De besturen die niet deelnemen aan het overleg kunnen vóór het overleg hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 3. Het college maakt een verslag van de in het overleg door de besturen naar voren gebrachte zienswijzen, de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop. Het verslag wordt toegezonden aan alle besturen.

  • 4. Het college kan, al dan niet op verzoek van een bestuur, de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma in relatie tot de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht.

  • 5. Het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de besturen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, worden de besturen door het college uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader overleg noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het advies.

  • 6. Nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen 2 weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de besturen is gezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag.

Paragraaf 2.3. Vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 10. Tijdstip vaststellen

  • 1. Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar onderwijssoort of voorziening.

  • 2. Het programma en het overzicht worden vastgesteld vóór 1 januari van het programmajaar.

Artikel 11. Inhoud programma

  • 1. De aangevraagde voorzieningen waarmee in het programmajaar een aanvang kan worden gemaakt, komen in aanmerking voor plaatsing op het programma als er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. Daarbij past het college de criteria toe, zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen. Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt het college uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bekostigingsplafond toereikend is.

  • 2. Ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen geeft het college per voorziening aan het beschikbare bedrag en eventuele voorwaarden.

Artikel 12. Inhoud overzicht

Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die niet in het programma zijn opgenomen. Het college geeft per voorziening aan wat de motivering is van de afwijzing.

Artikel 13. Bekendmaken besluiten

De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college zo spoedig mogelijk bekend gemaakt door het toezenden van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige besturen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.

Paragraaf 2.4. Uitvoeren programma

Artikel 14. Overleg wijze van uitvoering

  • 1. Indien dit gelet op de aard van de voorziening nodig is, treedt het college binnen 4 weken nadat het programma is vastgesteld in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de op het programma geplaatste voorziening wordt uitgevoerd. In dit overleg wordt alle nodige informatie uitgewisseld en worden afspraken gemaakt over de uitvoering van de voorziening, waaronder de wijze van aanbesteding. Bij de aanbesteding worden de gemeentelijke, landelijke en Europese richtlijnen in acht genomen.

  • 2. Het college legt de afspraken schriftelijk vast en brengt ze ter kennis van de aanvrager.

  • 3. Als in het overleg geen overeenstemming is bereikt, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager en vermeldt gelijktijdig dat het bekostigen van de voorziening wordt opgeschort.

Artikel 15. Instemmen bouwplannen en begroting

  • 1. Nadat overeenstemming over de uitvoering is bereikt, dient het bestuur het bouwplan en de begroting in bij het college. Het bestuur houdt daarbij rekening met de gemaakte afspraken. Gelijktijdig vermeldt het bestuur het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.

  • 2. Binnen 8 weken nadat de stukken zijn ontvangen, beslist het college over de bouwplannen, de begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan deze termijn verlengen met 4 weken. Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 3. Voor de definitieve vergoeding op basis van de feitelijke kosten is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.

  • 4. Indien bij de beoordeling van de plannen het college constateert dat er bij de betrokken school sprake is van ingrijpende wijziging van de omstandigheden, komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 16. Aanvang bekostiging

Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start, bepalen dat de gelden in termijnen worden betaald. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 17. Vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1. Het college kan bepalen dat de aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien de aanvrager niet voor 31 december van het programmajaar een bouwopdracht heeft verleend of een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst heeft afgesloten.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt in elk geval niet als het overschrijden van de in het eerste lid genoemde termijn veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 3. Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1. Spoedaanvraag

Artikel 18. Indienen spoedaanvraag

Een aanvraag tot het bekostigen van een voorziening, die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt zo snel mogelijk na het ontstaan van de calamiteit ingediend bij het college. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 19. Inhoud spoedaanvraag

  • 1. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens genoemd in artikel 6 lid 1 en 2 de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.

  • 2. Het college stelt de aanvrager schriftelijk op de hoogte als noodzakelijke gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen binnen een door het college te stellen redelijke termijn. Bij overschrijding van de termijn neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

Paragraaf 3.2. Beoordelen spoedaanvraag en uitvoeren besluit

Artikel 20. Tijdstip beslissing

  • 1. Het college beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen of binnen 8 weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Het college stelt de aanvrager zo spoedig mogelijk schriftelijk van de beslissing in kennis.

  • 2. Als een beschikking niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mee en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 21. Inhoud beslissing

  • 1. De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, als het college heeft vastgesteld dat gelet op de voortgang van het onderwijs het treffen van de voorziening geen uitstel kan lijden en geen weigeringsgronden van toepassing zijn. Daarbij past het college de criteria toe, zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen.

  • 2. De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening omvatten.

  • 3. Het college vermeldt het beschikbare bedrag en eventuele voorwaarden.

Artikel 22. Uitvoeren beslissing

  • 1. Na het bekendmaken van een beslissing waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd. De artikelen 14, 15 en 16 zijn van toepassing, alleen geldt voor de termijn genoemd in artikel 15 lid 2 eerste volzin een termijn van 4 weken.

  • 2. Binnen 4 maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Het college kan bepalen dat de aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichting wordt voldaan. De aanspraak op bekostiging vervalt in elk geval niet als het overschrijden van de termijn veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 4. Medegebruik en verhuur

Paragraaf 4.1. Medegebruik

Artikel 23. Aanduiden omstandigheden

Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:

  • a.

    er sprake is van leegstand in een lesgebouw of een lokaal bewegingsonderwijs of indien een sportveld van een school voor voortgezet onderwijs niet volledig wordt benut en;

  • b.

    door medegebruik in de huisvestingsbehoefte van een andere school kan worden voorzien en het bevoegd gezag van die school heeft een huisvestingsaanvraag ingediend of;

  • c.

    sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze of;

  • d.

    de ruimte of het terrein nodig is voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

Artikel 24. Omschrijving leegstand

  • 1. Er is sprake van leegstand in een schoolgebouw als overeenkomstig bijlage III is vastgesteld dat de capaciteit van het gebouw groter is dan de ruimtebehoefte.

  • 2. Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als het gebruik door de scholen minder is dan 40 klokuren per week.

Artikel 25. Nalaten vorderen

Het college vordert niet ten behoeve van medegebruik als het bestuur de leegstand van het gebouw, waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school voor het onderwijs aan die school, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die school al beschikbare huisvestingscapaciteit.

Artikel 26. Overleg en mededeling bij medegebruik voor onderwijs of educatie

  • 1. Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 5 overlegt het daarover met de betrokken besturen tijdens het overleg als bedoeld in artikel 9.

  • 2. Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 18 overlegt het daarover zo spoedig mogelijk met de betrokken besturen.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het vaststellen van het programma of na het overleg bedoeld in het vorige lid deelt het college het bestuur waarvan gevorderd wordt schriftelijk mee dat gevorderd wordt.

  • 4. De schriftelijke mededeling van het college vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de school en het bestuur waarvoor wordt gevorderd;

    • b.

      het aantal leerlingen waarvoor wordt gevorderd of, als het betreft het bewegingsonderwijs, het aantal klokuren dat gevorderd wordt;

    • c.

      het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

    • d.

      het aantal en type ruimten of het aantal vierkante meters bvo dat wordt gevorderd;

    • e.

      de periode waarvoor wordt gevorderd en;

    • f.

      de ingangsdatum van het medegebruik.

Artikel 27. Vergoeding bij medegebruik door onderwijs of educatie

  • 1. De betrokken besturen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de vergoeding gebaseerd op de bekostigingsbedragen voor groepsafhankelijke programma’s van eisen voor het basisonderwijs, zoals die jaarlijks door de minister worden vastgesteld.

  • 2. Voor de vergoeding bij medegebruik van een lokaal bewegingsonderwijs stelt het college nadere regels vast.

Artikel 28. Overleg en mededeling bij medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

  • 1. Voordat het college overgaat tot vorderen, overlegt het met het bestuur. Hierbij komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      voor welke activiteiten gevorderd wordt;

    • b.

      of die activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;

    • c.

      of maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;

    • d.

      wat naar oordeel van het college en het bestuur een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;

    • e.

      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 2. Binnen 4 weken na het overleg deelt het college het bestuur schriftelijk mee dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college op de punten waarover geen overeenstemming is bereikt.

Paragraaf 4.2. Verhuur

Artikel 29. Toestemming college

  • 1. Het bestuur verzoekt het college schriftelijk om toestemming voordat een huurovereenkomst wordt gesloten. Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder en van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 2. Het college kan aan de toestemming de voorwaarde verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd.

Hoofdstuk 5. Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 30. Staat van onderhoud

  • 1. Als een bestuur een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor het huisvesten van een school en er naar het oordeel van het college mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud, wordt voordat de eigendomsoverdracht plaatsvindt een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 2. De staat van onderhoud wordt na overleg met het bestuur opgemaakt in opdracht van het college.

  • 3. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bestuur. Als er sprake is van achterstallig onderhoud, wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan alsnog door het bestuur wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college wordt betaald. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze verder wordt gevolgd.

  • 4. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeel van het college niet nodig is.

Hoofdstuk 6. Bewegingsonderwijs

Artikel 31. Procedure inroosteren gebruik lokalen bewegingsonderwijs

  • 1. Het college bepaalt voor elk schooljaar het aantal uren bewegingsonderwijs waarop een school voor primair onderwijs aanspraak maakt. Grondslag hiervoor is het aantal leerlingen op de teldatum van het voorafgaande schooljaar.

  • 2. Het bestuur verstrekt tijdig voor aanvang van een schooljaar een opgave van het voor dat schooljaar gewenste gebruik van een gemeentelijk lokaal bewegingsonderwijs.

  • 3. Op basis van de ingediende opgaven stelt het college een rooster op voor het gebruik van de gemeentelijke lokalen bewegingsonderwijs, waarbij rekening wordt gehouden met het volgende:

    • a.

      de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik;

    • b.

      een school waarvan het bestuur eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs wordt als eerste ingeroosterd voor dat lokaal bewegingsonderwijs;

    • c.

      het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs;

    • d.

      voor zover het gewenste aantal uren hoger is dan dat waarop de school aanspraak maakt, neemt het college dit aantal uren slechts op in het rooster voor zover daarvoor capaciteit beschikbaar is.

  • 4. Tijdig voor aanvang van het schooljaar stelt het college het bestuur in kennis van het vastgestelde rooster voor dat schooljaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Bij de uitvoering van deze verordening past het college de regels en criteria toe, zoals opgenomen in de bij deze verordening horende bijlagen. In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 33. Nadere regels

Ter uitvoering van deze verordening kan het college nadere regels vaststellen. Deze nadere regels zijn mogelijk ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a.

    bekostiging bewegingsonderwijs;

  • b.

    aanpassing en onderhoud van een gebouw bewegingsonderwijs in eigendom van een bestuur in het primair onderwijs;

  • c.

    bekostiging renovatie als alternatief voor vervangende nieuwbouw;

  • d.

    bekostiging brandmeld- en inbraakalarminstallaties;

  • e.

    afwikkeling schades;

  • f.

    bevoorschotting en uitbetaling voorzieningen;

  • g.

    criteria waaraan prognoses moeten voldoen.

Artikel 34. Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien toepassing, gelet op het belang van een goede onderwijshuisvesting, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 35. Indexering

Het college stelt de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen jaarlijks bij op de manier zoals aangegeven in bijlage IV.

Artikel 36. Overgangsrecht

Voor de basisscholen die nog niet zijn aangepast aan onderwijskundige vernieuwingen blijven wat betreft de voorziening aanpassing aan onderwijskundige vernieuwingen de bepalingen van de “Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2005” gelden, alsmede de daarover met de besturen gemaakte afspraken. Voor het recht op uitbreiding van de betreffende scholen geldt als uitgangspunt niet de werkelijke bvo, maar de bvo zoals die zou zijn na realisatie van de aanpassing aan onderwijskundige vernieuwingen.

Artikel 37. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De verordening wordt aangehaald als: “Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2021”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3. De “Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2010” wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 25 maart 2021.

G.H. Veerman A.C. Hofland

Griffier voorzitter