Algemene subsidieverordening Baarle-Nassau 2021

Geldend van 15-04-2021 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Baarle-Nassau 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BAARLE-NASSAU;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 februari 2021;

B E S L U I T:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Baarle-Nassau 2021

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 2. Bevoegdheden college

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie, inclusief aanvragen op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald wie subsidie kunnen aanvragen, welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 4.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 3. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    Het college kan bij subsidieregeling voorschrijven dat voor bepaalde categorieën subsidie het gebruik van een schriftelijk of digitaal aanvraagformulier verplicht is.

  • 2.

    Bij de aanvraag overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, hoe de activiteiten beogen daaraan bij te dragen en de wijze waarop bij verantwoording inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre daarin is geslaagd;

    • c.

      een begroting van de kosten voor de activiteit(en) en een toelichting op de aard en hoogte van deze kosten;

    • d.

      een begroting van de opbrengsten van de activiteit(en);

    • e.

      een actueel overzicht van de aanwezige (bestemmings)reserves en voorzieningen inclusief (indien van toepassing) het onderliggende bestedingsplan.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en een opgaaf van de zittende bestuursleden toe aan de aanvraag, alsmede een afschrift van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar zoals die door de penningmeester zijn opgemaakt, indien van toepassing door de accountant op juistheid zijn gecontroleerd en ter goedkeuring en vaststelling zijn aangeboden aan bestuur of leden.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere gegevens te verlangen dan genoemd in het tweede en derde lid indien die andere gegevens voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn. Indien voor het nemen van een beslissing niet alle in het tweede en derde lid genoemde gegevens noodzakelijk zijn kan het college de te overleggen gegevens beperken.

Artikel 5. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die voor een of meer kalenderjaren wordt verstrekt, moet zijn ontvangen op uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie moeten tenminste 2 maanden voordat de aanvrager start met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn ontvangen.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    De termijn genoemd in het eerste en tweede lid kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval voor zover de verlening een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van derden die mede is bestemd voor andere gemeenten;

    • b.

      voor zover activiteiten niet in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      voor zover de activiteiten al door (andere) overheidsinstellingen worden bekostigd;

    • e.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de aanvrager niet alle benodigde vergunningen of ontheffingen heeft;

    • i.

      als de aanvrager niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet;

    • j.

      als een eenmalige/incidentele subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die tot de reguliere gesubsidieerde activiteiten van de aanvrager behoren;

    • k.

      voor zover al subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteit;

    • l.

      het college al subsidie heeft verleend voor dezelfde activiteiten aan dezelfde aanvrager;

    • m.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

    • n.

      voor zover bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van het college niet een nuttig doel wordt gediend;

    • o.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het maken van winst;

    • p.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3.

    Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4.

    Het college kan de subsidie wijzigen, beëindigen dan wel terugvorderen op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht en indien:

    • a.

      de instelling kennelijk een financieel wanbeleid voert;

    • b.

      gebleken is dat de subsidie in hoofdzaak voor andere doeleinden is c.q. wordt besteed dan waarvoor het is toegekend;

    • c.

      er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de instelling.

  • 5.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Verlening subsidie

  • 1.

    In de beschikking tot het verlenen van de subsidie geeft het college in ieder geval aan:

    • a.

      Voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend;

    • b.

      Het bedrag van de subsidie en de wijze waarop het bedrag is bepaald;

    • c.

      De periode waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 3.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 9. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien besloten wordt tot het verlenen van subsidie, dan wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 2.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot:

    • a.

      het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht;

    • b.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de activiteiten voor alle inwoners;

    • c.

      de inzet bij de activiteiten van personen die onder de zorgplicht van de gemeente vallen in het kader van de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo.

  • 2.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 12. Financiële reserves

Het college kan bij subsidieregeling of in de subsidieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht bepalingen opnemen over het vormen van financiële reserves.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het derde lid – binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht, dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en/of dat de activiteiten hebben bijgedragen aan de gemeentelijke doelen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 5.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en hebben bijgedragen aan de gemeentelijke doelen;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening, die door de penningmeester of accountant is opgemaakt en ter goedkeuring en vaststelling is aangeboden aan bestuur of leden);

    • c.

      een balans met toelichting waaruit blijkt in hoeverre vermogen is gevormd;

    • d.

      indien de subsidie meer bedraagt dan € 100.000 een subsidieverklaring van een onafhankelijke accountant (overeenkomstig het door het college vastgestelde protocol) of indien een gesubsidieerde organisatie valt onder de wettelijk verplichte accountantscontrole: een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en een controleverklaring door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt vast voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 2.

    Andere subsidies dan bedoeld in het eerste lid stelt het college binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 3.

    De termijn genoemd in het eerste en tweede lid kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 5.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a en b, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 6.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld.

Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van (uur)tarieven, kan het college bepalen dat deze door de subsidieaanvrager berekend worden met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1 en 2, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 18. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De Subsidieverordening Welzijn 2014 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Algemene subsidieverordening Baarle-Nassau 2007 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Subsidies die volledig betrekking hebben op een periode voor 1 januari 2022 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Subsidieverordening Welzijn 2014.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Baarle-Nassau 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Baarle-Nassau op 31 maart 2021.

DE GEMEENTERAAD VAN BAARLE-NASSAU

H.C. Veraart M.H.M.R. de Hoon- Veelenturf

Griffier Voorzitter