Nadere regel subsidie expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: Samen dragen netwerken

Geldend van 30-03-2021 t/m heden

Intitulé

Nadere regel subsidie expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: Samen dragen netwerken

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

- gelet op artikel 156 lid 3 gemeentewet;

- gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

- gelet op de Regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra jeugdhulp op basis waarvan gemeente Utrecht de coördinatie voor de inrichting en opzet van de expertisenetwerken Flevoland – Utrecht namens de gemeenten in de zes betreffende jeugdhulpregio’s heeft. Omdat het uitgangspunt is van gemeenten in Flevoland en Utrecht de zorg zo dicht mogelijk bij kinderen en gezinnen te organiseren, wordt vanuit netwerken gewerkt en niet vanuit een centrum;

- en gelet op het door het bovenregionale bestuurlijke platform Zorg voor de Jeugd vastgestelde document ‘Inzet 2021 expertisenetwerken Flevoland – Utrecht’;

Besluiten vast te stellen de nadere regel subsidie expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: Samen dragen netwerken.

Artikel 1 Begripsbepalingen (reikwijdte en definities)

In deze nadere regel wordt verstaan onder:

  • a.

    Expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: de wijze en vorm waarop de jeugdregio’s in de provincies Flevoland en Utrecht invulling geven aan de landelijke opdracht expertisecentra jeugdhulp.

  • b.

    Samen dragen netwerk: een samenwerking van professionals met verschillende achtergronden (specialisme, organisatie en/of plek in het zorglandschap) die vanuit gelijkwaardigheid werkt aan het verbeteren van de ondersteuning en zorg rondom binnen de expertisenetwerken gesignaleerde vraagstukken.

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

Deze nadere regel heeft als doel om de vorming van netwerken te faciliteren die bijdragen aan meer tijdige, passende en integrale inzet en concrete verbeteringen in de hulp en ondersteuning voor kinderen en gezinnen waar vaker voorkomende specifieke combinaties van complexe problemen spelen. Hierbij gaat het zowel om het voorkomen van het vastlopen van deze specifieke complexe situaties als het bereiken van merkbare kwalitatieve verbetering in de zorg en ondersteuning en het voorkomen van (verergering van) problematiek.

Gezien de aard van deze specifieke combinaties van problemen vraagt dit betrokkenheid van professionals vanuit verschillende specialismes en achtergronden die vanuit gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid werken aan verbeteropgaven gebaseerd op geconstateerde knelpunten. Om tot meer preventief werken vanuit de leefwereld en duurzame resultaten te komen, is het netwerk gericht op ketenbreed werken en leren. Naast opbrengsten voor kinderen en gezinnen zijn de doelen gericht op het leren en ontwikkelen van alle betrokken, kennisontwikkeling (zowel in het netwerk, als binnen heel Flevoland – Utrecht) en het verbeteren van het systeem.

Artikel 3 Eisen aan de aanvrager subsidie

De subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

In het kader van de Nadere regel subsidie expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: Samen dragen netwerken subsidieert de gemeente activiteiten van netwerken passend binnen de beleidsdoelstelling die zich richten op:

  • a.

    Het organiseren en faciliteren van een duurzaam netwerk dat aansluit bij de onder artikel 2 geformuleerde doelen.

  • b.

    Het maken van analyses die bijdragen aan het realiseren van de doelen van het netwerk. Hierbij gaat het om analyses van bestaande kennis die al beschikbaar is en de knelpunten die kinderen, gezinnen en professionals ervaren in de zorg en ondersteuning.

  • c.

    Het versterken van de netwerkregie die van belang is voor de meervoudige problematiek waarop het netwerk zich richt.

  • d.

    Het gezamenlijk leren hoe tijdig tot de integrale passende zorg te komen en deze te organiseren vanuit een netwerksamenwerking.

  • e.

    Het delen van kennis en inzichten vanuit het netwerk en het zorgen dat gestructureerd actie-onderzoek kan plaatsvinden onder andere door het vastleggen van informatie.

  • f.

    Het toegankelijk maken van het netwerk zodat professionals in Flevoland en Utrecht weten wie zij kunnen betrekken als het gaat om het vraagstuk waarop het netwerk zich richt.

Deze activiteiten zijn in enige mate onderdeel van het werk van professionals in de specialistische jeugdhulp. Met de subsidie wordt beoogd hen hier meer ruimte voor te bieden en vanuit gezamenlijke creatiekracht te werken aan gedeelde doelstellingen voor het verbeteren van zorg en ondersteuning.

Kosten voor zorgverlening buiten consultatie en advies vallen niet onder deze subsidieregeling. De middelen dienen voor eind 2022 besteed te zijn.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Aan de subsidieaanvraag worden de volgende eisen gesteld.

  • 1.

    Aanvragen kan uitsluitend digitaal middels een aanvraagformulier op www.utrecht.nl/subsidie.

  • 2.

    De subsidieaanvraag bestaat uit:

    • a.

      Een digitaal verstuurd ingevuld aanvraagformulier.

    • b.

      Een onderbouwd voorstel van maximaal zes A4’tjes waarin staat:

      • i.

        hoe het netwerk aansluit bij de doelstelling van deze nadere regel;

      • ii.

        hoe invulling wordt gegeven aan de onder artikel twee beschreven voorwaarden voor subsidieverstrekking;

      • iii.

        welke resultaten u bereikt met en voor de kinderen, jongeren en gezinnen waarop uw netwerk zich richt en met welke partners u gegeven deze doelen het netwerk start;

      • iv.

        welke partner welke bijdrage levert aan het netwerk, hoe deze samenwerking georganiseerd wordt en hoe u deze samenwerking vormgeeft op het moment dat het netwerk groter wordt;

      • v.

        hoe u ervaringskennis benut binnen uw netwerk en hoe u onder andere lokale teams, huisartsen en andere relevante betrokkenen, ook van buiten de jeugdhulp betrekt;

      • vi.

        de aanpak voor de ontwikkeling van het netwerk en het realiseren van de doelen van het netwerk;

      • vii.

        op welke manier u de leidende principes toepast;

      • viii.

        de activiteiten waarvoor en de omvang van de subsidie die aan burgemeester en wethouders worden gevraagd.

    • c.

      Een sluitende begroting, met de kosten en inkomsten per activiteit. In uw begroting maakt u inzichtelijk hoe iedere activiteit is opgebouwd. U geeft in elk geval inzicht in:

      • i.

        Personeelskosten per samenwerkingspartner inclusief gehanteerde uurtarieven;

      • ii.

        algemene kosten/organisatiekosten;

      • iii.

        activiteitenkosten.

    • d.

      Uit de subsidieaanvraag moet blijken op welke wijze, de activiteiten die u voorstelt, aanvullend zijn op de activiteiten waarvoor u reeds financiering ontvangt. Deze eenmalige subsidie mag niet dubbelen met lopende opdrachten, subsidies of andere financiële regelingen.

Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidie verlening wordt het aanvragende netwerk getoetst aan onder andere de onderstaande criteria:

  • a.

    Het netwerk speelt in op de in het zorglandschap van Flevoland – Utrecht geconstateerde specifieke combinaties van problemen van kinderen en gezinnen waarbij in de praktijk zich knelpunten voordoen omdat de zorg en ondersteuning niet binnen één organisatie en/of specialisme georganiseerd is. Met als effect dat niet altijd tijdig de passende zorg wordt ingezet, er patronen zijn van doorverwijzen/doorplaatsen en situaties vastlopen en/of escaleren. De rode draden analyse van knelpunten inzet bij meervoudige complexe problematiek opgenomen in bijlage 1 geeft een beeld van vraagstukken die spelen. Dit is geen limitatief overzicht;

  • b.

    Het netwerk heeft een visie geformuleerd over wat zij wil bereiken, hoe dit de zorg en ondersteuning aan kinderen en gezinnen merkbaar verbetert en in welke doelen dit wordt vertaald. Hierbij zijn de doelen gericht op betere hulp en zorg voor kinderen en gezinnen, kennisontwikkeling, leren in het bieden van netwerkzorg en het verbeteren van het systeem;

  • c.

    Het netwerk draagt bij aan het werken over de schotten van domeinen, specialismes en organisaties heen en heeft uitgangspunten geformuleerd over hoe partijen binnen het netwerk vanuit gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid werken aan betere zorg en ondersteuning. Het is uitnodigend en prikkelt/betrekt bestaande structuren om mee te doen en bij te dragen aan vernieuwing en verbetering. Hierbij is uitgewerkt hoe ervaringskennis wordt benut en hoe verbindingen worden gelegd met de basiszorg/lokale teams en andere betrokkenen zoals onderwijs;

  • d.

    Het netwerk zorgt voor verbinding van praktijk (inclusief gezinsperspectief), onderzoek, onderwijs en beleid en zorgt dat hier vanaf de start van het netwerk uitwerking aan wordt gegeven;

  • e.

    Het netwerk zorgt dat ontwikkelde kennis en inzichten volgens een gestructureerde leercyclus in beeld worden gebracht en gedeeld met relevante betrokkenen. Hierbij vindt het terugkoppelen en leren breder plaats dan alleen binnen het eigen netwerk zodat de lessen benut kunnen worden in het hele ‘stelsel’. Onderdeel van het voorstel is hoe nadere uitwerking plaats gaat vinden van de benodigde (actie)onderzoek om de realisatie van doelen te volgen, inclusief welke informatie hiervoor in beeld gebracht moet worden. Het is mogelijk actie-onderzoek in te zetten vanuit de kenniswerkplaatsen verbonden aan de expertisenetwerken Flevoland – Utrecht. Als het netwerk hier gebruik van wil maken, wordt dit in het voorstel aangegeven en zorgt het netwerk voor (zo eenvoudig mogelijke) vastlegging van informatie nodig voor dit onderzoek;

  • f.

    Het netwerk kan benaderd worden voor consultatie en advies door professionals uit de jeugdregio’s in Flevoland en Utrecht;

  • g.

    De leidende principes voor de expertisenetwerken Flevoland – Utrecht worden gehanteerd bij het ontwikkelen en uitvoeren van het netwerk:

- We zien kinderen, jongeren en ouders als expert in hun vraagstukken.

- We sluiten aan bij de leefwereld.

- We voorkomen dat complexe situaties vastlopen.

- We nemen verantwoordelijkheid en dragen complexe situaties samen.

- We kiezen voor duurzame oplossingen, ook als de druk hoog is.

- We organiseren zo eenvoudig mogelijk.

Omdat het opbouwen en ontwikkelen van een netwerk tijd kost, is denkbaar dat op het moment van het indienen van het voorstel nog niet alle relevante praktijkpartners betrokken zijn. In het voorstel dient dan uitgewerkt te zijn hoe de vorming en ontwikkeling van het netwerk plaats gaat vinden.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Er kan voor 1 juni 2021 subsidie worden aangevraagd voor de in artikel 5 genoemde activiteiten.

Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag

Gezien het aantal betrokkenen bij de betreffende combinatieproblematieken, de knelpunten die nu in de praktijk worden ervaren en de ambitie om op een aantal hiervan merkbare verbeteringen in de praktijk te bereiken, gaan wij ervan uit dat de voorstellen een zekere omvang hebben en er een beperkt aantal aanvragen gehonoreerd kan worden. Dit betekent dat per aanvraag maximaal €250.000 subsidie wordt verleend.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvragen die tijdig en volledig zijn ontvangen worden op basis van de volgende criteria beoordeeld en met elkaar vergeleken:

  • 1. Toegevoegde waarde zorglandschap (totaal 35 punten):

    • a.

      de mate waarin het netwerk bijdraagt aan de beleidsdoelstelling;

    • b.

      de mate waarin het netwerk waarde toevoegt aan bestaande samenwerkingen en de perspectieven kinderen en gezin, praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid verbindt.

    • c.

      de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het netwerk bijdraagt aan het meer preventief en netwerkgericht werken wanneer zich de combinatie van complexe vraagstukken (waar het netwerk zich specifiek op richt) voordoet en hiermee ervaren knelpunten in het zorglandschap in de provincies Flevoland – Utrecht wegneemt.

  • 2. Kwaliteit (totaal 35 punten):

    • a.

      de mate waarin het netwerk door de gevormde coalitie voor de aanvraag en de verbinding met andere domeinen in staat is om tot meer effectieve samenwerking en zorg te komen die belangrijk is voor kinderen, jongeren en gezinnen;

    • b.

      de mate waarin het netwerk bijdraagt aan meer gezinsgericht werken en het voorkomen van door- en uithuisplaatsingen;

    • c.

      de mate waarin het netwerk bijdraagt aan de vernieuwing van de zorg en ondersteuning van kinderen, jongeren en gezinnen die te maken hebben met de specifieke meerdere, complexe problemen waar het netwerk zich op richt.

  • 3. Haalbaarheid en duurzaamheid (totaal 30 punten):

    • a.

      de mate waarin onderbouwd is hoe met de beschikbare expertise, menskracht, faciliteiten en middelen de doelen binnen de gestelde tijd behaald gaan worden, hoe kansen hierin worden benut en omgegaan wordt met bedreigingen;

    • b.

      de duurzaamheid van het netwerk;

    • c.

      de prijs/kwaliteit-verhouding: we hanteren hierbij geen vaste normen, maar bekijken hoe de omvang, aard en het bereik van de activiteiten zich verhouden tot de opgevoerde kosten en de van toepassing zijnde CAO.

Artikel 10 Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

  • De tijdig en volledig ontvangen aanvragen worden op basis van de in artikel 9 benoemde criteria cijfermatig beoordeeld en moeten minimaal 60 punten behalen. De aanvragen die minimaal 60 punten hebben behaald worden vervolgens met elkaar vergeleken op basis van de gegeven punten. Subsidieverlening gebeurt op basis van de waardering van de aanvraag op basis van de beoordelingscriteria. De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk op basis van consensus met ondersteuning van ervaringsdeskundigen en externen.

  • Op basis van deze beoordeling besluiten burgemeester en wethouders zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn over de aanvraag.

Artikel 11 Evaluatie

De vier kenniswerkplaatsen jeugd actief in de zes jeugdregio’s monitoren de opbrengsten 2021 van de expertisenetwerken Flevoland – Utrecht inclusief deze Samen dragen netwerken. Dit betreft de Academische Werkplaats Risicojeugd, Kenniswerkplaats Jeugd Utrecht Stad, Regionale Kenniswerkplaats Jeugd van Flevoland en Regionale Kenniswerkplaats Jeugd & Gezin Centraal (Utrechtse jeugdregio’s Eemland, Lekstroom, Utrecht-West en Zuidoost Utrecht). De werkplaatsen rapporteren hun opbrengsten van de monitor aan de projectgroep van de expertisenetwerken Flevoland - Utrecht. Deze informatie vormt de basis voor de evaluatie door de expertisenetwerken. Mede op basis van de evaluatie vindt besluitvorming door de expertisenetwerken plaats over het continueren van de subsidieregeling. De evaluatie kan ook leiden tot aanpassing van de subsidieregeling voor 2022 en deze nadere regel.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als ‘Nadere regel subsidie expertisenetwerken Flevoland – Utrecht: Samen dragen netwerken’.

Ondertekening

Aldus is vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 23 maart 2021.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabriëlle G.H.M. Haanen

BIJLAGE 1:

RODE DRADEN IN KNELPUNTEN INZET BIJ MEERVOUDIGE COMPLEXE PROBLEMATIEK FLEVOLAND – UTRECHT

31 januari 2021

Doel en woord vooraf

Landelijk is afgesproken dat de expertisenetwerken eind januari 2021 de rode draden in de knelpunten bij meervoudige complexe casuïstiek inzichtelijk worden gemaakt. Dit is een invulling van de opdracht aan de netwerken om vraag en aanbod in kaart te brengen. Een dergelijk overzicht is ook helpend als kader voor de impulsregeling ‘Stimuleren maatwerkoplossingen’. In dit rode draden overzicht geven we met de kennis die we nu beschikbaar hebben een beeld.

Tegelijkertijd willen we ook benadrukken dat er nog veel kansen liggen om het vastlopen van situaties met meervoudige, complexe problematiek te voorkomen. Én om voor deze kinderen, jongeren en gezinnen meer gezinsgerichte oplossingen te bereiken. Zoals het team oppakken en leren van complexe casuïstiek van het OZJ (tOLCC) ook in haar halfjaarrapportage 2020 stelt: Complexiteit ontstaat doordat wij samen niet altijd in staat zijn eerder in het proces van een kind goed om te gaan met vragen om hulp. Dit betekent dat ‘meer aanbod’ in ieder geval niet alleen het antwoord is op situaties waarin het ons nu nog niet lukt om tijdig tot een passende oplossing te komen. In de uitwerking van de inzet 2021 van de expertisenetwerken Flevoland – Utrecht is meer hierover beschreven.

Hiernaast geldt dat het niet mogelijk is op basis van cijfers een compleet beeld te krijgen van het aantal situaties waarin dit niet lukt en wat hiervoor bovenregionaal georganiseerd/gestimuleerd zou moeten worden. Vanuit een lerend netwerk van de expertteams werken we wel toe naar het ontwikkelen van een periodiek ‘rode draden beeld’ van wat we leren van complexe casuïstiek en wat dit betekent voor ons beleid en inkoop. Hierbij is de regio het uitgangspunt en kijken we waar het stimuleren van nieuwe mogelijkheden vanuit de bovenregionale samenwerking van de expertisenetwerken helpend is. Onderstaand ‘rode draden overzicht’ is dus op basis een kwalitatief beeld dat ook beperkingen kent. Verder is het een document dat wij blijven actualiseren op basis van de inzichten van de expertteams en in de regio lopende onderzoeken en afstemming. De bronnen voor dit overzicht zijn onderaan opgenomen.

Rode draden in knelpunten

In het algemeen geldt dat vanuit het blikveld van de expertteams en het expertiseteam van Yeph een relatief beperkt aantal situaties vastloopt. Dit maakt het vraagstuk niet minder urgent maar geeft wel aan dat het belangrijk is om voorzichtig te zijn met het verbinden van conclusies aan knelpunten. Tegelijkertijd is de vraag of dit een compleet beeld geeft.

Situaties waarin we nog onvoldoende de passende antwoorden hebben

  • Net als bij het tOLCC speelt bij de expertteams dat knelpunten in complexe situaties zich met name voordoen wanneer er meerdere problemen spelen. We willen zoveel mogelijk wegblijven bij diagnoses en vooral samen met jongeren en ouders kijken wat er nodig en passend is.

  • Als het gaat om problematiek van kinderen en jongeren zelf is het beeld vanuit de jaarrapportage 2019 van het tOLCC herkenbaar. In deze rapportage is opgenomen:

    • Meiden vanaf de middelbare schoolleeftijd met een combinatie van suïcidaliteit, depressie, zelfbeschadiging, trauma, eetproblemen, autisme en/of een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.

    • Jongetjes van 8 tot 14 jaar met autisme, trauma, agressiviteit en vaker een lagere intelligentie.

    • Jongens en meiden vanaf 17 jaar, vaak in JZ+, met autisme, agressiviteit, verslaving en een disharmonisch intelligentieprofiel.

In aanvulling hierop is genoemd in de regio’s dat het niet altijd lukt om goede antwoorden te vinden bij hechtingsproblematiek en wanneer er sprake is van combinaties van lichamelijke en psychische klachten. En in het algemeen speelt dat bij situaties waarin zowel psychische als andere problemen spelen er soms discussies ontstaan over welke vraag voorliggend is om zo te bepalen wie aan zet is. Het samen tot een integrale oplossing komen waarin partijen aan elkaar toevoegen en het ‘samen dragen’ is niet vanzelfsprekend.

  • Wanneer (tijdelijk) verblijf de best passende oplossing is, vraagt het komen tot maatwerk feitelijk om het organiseren van een team rondom het kind dat vanuit verschillende invalshoeken is toegerust op het omgaan met het gedrag. Hierbij gaat het deels om kennis en deels om talent om goed te finetunen op het gedrag. Je wilt in deze situaties als het ware een huis om/voor een kind bouwen waarbij je de juiste mensen voor het kind organiseert. Dit lukt in de praktijk nog niet altijd in deze situaties.

  • De expertteams zien dat in complexe situaties nog te veel wordt vanuit de Jeugdwet ingezet op het kind terwijl echte stappen vragen dat ouders aan hun eigen problematiek werken en dat je dit betrekt bij de inzet voor het kind. Wat hierin belemmert zijn wachttijden binnen de GGZ, ontbrekende regievoering op alle facetten van de problematiek in het gezin en het ontbreken van goede mogelijkheden voor gezinsbehandeling/-opnames. In het algemeen blijft samenwerking over de domeinen heen een uitdaging, passende oplossingen in complexe situaties vragen vaak een integraal antwoord met onder andere huisvesting, onderwijs en Wmo betrokken.

  • Voor wat oudere jongeren is het niet altijd meer passend of mogelijk om vanuit een behandelplek terug naar huis te gaan. Hun motivatie ligt bij het groeien naar zelfstandigheid. Dit is niet zozeer een complexe vraag als wel een situatie die soms andere oplossingen vraagt dan er nu beschikbaar zijn. Effect hiervan is dat behandelplekken langer dan nodig benut worden voor jongeren die een volgende stap kunnen zetten en deze niet beschikbaar zijn voor jongeren voor wie deze belangrijk zijn.

  • Ook voor meer langdurige woonvormen lukt het niet altijd om de plek te organiseren die van belang is. Hierin lijken ook hoe processen georganiseerd zijn en/of lopen een rol te spelen. Allereerst helpt het om meer vanuit scenario’s te denken en werken. Door eerder een dergelijke optie te verkennen om op terug te vallen als het thuis niet lukt, voorkomt dat in een geëscaleerde situatie een zoek- en matchproces nog moet starten. Hiernaast speelt dat aanmelden voor een woonvoorziening vaak nog niet mogelijk is totdat 100 procent zeker is dat de woonvoorziening de volgende stap is voor een jongere en op welk moment. Dit belemmert in het kunnen zetten van deze stap op het moment dat dit past voor de jongere.

Beelden bij wat van belang is om te stimuleren aan nieuwe mogelijkheden en expertise

  • Ook wanneer er sprake is van (tijdelijk) meer complexe vragen, is er veel mogelijk in de context van het eigen gezin/netwerk, een pleeggezin en gezinshuis. Uit alle gesprekken komt naar voren dat hier voor het gebied Flevoland – Utrecht de sleutels liggen. Hierin zien we nu dat:

    • In Flevoland meer mogelijkheden om intensief ambulant in te zetten van belang zijn. Dit is vooral een lokale en regionale vraag waar inzet op plaatsvindt.

    • Alle gemeenten inzetten op meer pleegzorg. Dit leidt tot extra belangstelling van inwoners om pleegouder te worden. Tegelijkertijd leidt dit niet overal tot een toename van het aantal pleegouders.

    • In beide provincies zijn, ook in vergelijking met elders in het land, relatief weinig gezinshuizen. Ook als het gaat om hoe hierbinnen te zorgen dat jongeren met meer intensieve vragen hier kunnen wonen. Terwijl met bijvoorbeeld een kleiner gezinshuis, gezinshuisouders die extra gesteund/ontlast/getraind worden, meer begeleiding en/of het toevoegen van deskundigheid hier wel mogelijkheden voor zijn. Schaarste aan betaalbare woningen geschikt voor grotere gezinnen en schaarste aan professionals die hier samen voor willen gaan is een belangrijke reden voor het beperkte aantal. Tegelijkertijd is het beeld op basis van ervaringen elders dat door het wegnemen van drempels voor professionals om een gezinshuis te kunnen starten wel kan helpen.

  • De mogelijkheid om op de combinatie van problematiek expertise toe te voegen zou in de praktijk ook helpen. Dit zou dan verder moeten gaan dan alleen consulteren of meedenken, het meer langdurig begeleiden/coachen van de professionals die met het kind of gezin werken zou van toegevoegde waarde zijn. Een goede verbinding met relevante LTA-aanbieders hierbij zou de beweging versterken om LTA-inzet onderdeel te laten worden van een regionaal traject.

  • Meer kleinschalige woonvormen waarin flexibel om het kind heen georganiseerd kan worden waardoor er minder belemmering is voor contra-indicaties.

  • Vernieuwende vormen voor het meer beschut ontwikkelen naar zelfstandigheid. Hierbij kan gedacht worden aan een huisje in de tuin bij een gezinshuis. Maar ook tal van andere vormen zijn mogelijk. De kern is dat een jongere kan groeien vanuit de vertrouwde plek in zijn/haar eigen tempo en met de mogelijkheid om terug te kunnen vallen. Dus dat wanneer het even niet lukt, dit niet betekent dat hij/zij weer naar een andere plek moet.

Bronnen

  • Gespreksronde expertteams/expertiseteam Yeph juni 2020.

  • Brede gesprekken ontwikkeling expertisenetwerken Flevoland – Utrecht augustus 2020 en december 2020.

  • Gesprekken werkgroepen ontwikkeling expertisenetwerken Flevoland – Utrecht oktober 2020 – januari 2021.

  • Analyse OZJ casuïstiek Flevoland – Utrecht januari 2020.

  • Analyse Yeph.

  • Informatie doorbraakaanpak casuïstiek SAVE met meer dan drie maanden wachttijd.

  • Uitstroomanalyse Eemland.

  • Analyse Flevoland.