Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent de handhaving in de Automotive branche (Handhavingsarrangement Automotive branche Rijswijk)

Geldend van 25-03-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent de handhaving in de Automotive branche (Handhavingsarrangement Automotive branche Rijswijk)

De burgemeester van de gemeente Rijswijk,

Overwegende dat de burgemeester op grond van artikel 174 Gemeentewet belast is met het toezicht en de uitoefening van het toezicht op de vergunningverlening voor publiek openstaande gebouwen in het kader van de openbare orde en veiligheid;

Gelet op het bepaalde in artikel 174 Gemeentewet en de artikelen 1.8 en 2.41 van de Algemene plaatselijke verordening voor Rijswijk 2019 (verder APV Rijswijk);

Gelezen het op 17 december 2019 vastgestelde Uitvoeringsvoorschrift nr. 2/19 van de APV Rijswijk, waarbij de burgemeester de automotive branche heeft aangewezen als vergunningsplichtige activiteit conform het bepaalde in het tweede lid van artikel 2.41 van de APV Rijswijk;

besluit vast te stellen:

‘Handhavingsarrangement vergunningplicht artikel 2:41 APV voor de automotive branche’.

1. Handhavingsarrangement

Inleiding

De automotive branche steekt, wat betreft ondermijning als faciliteerder van criminele netwerken, met kop en schouders boven de andere branches uit. Het maatschappelijke en economische effect van deze verwevenheid met de onderwereld heeft op verschillende terreinen een grote impact. Daarnaast wordt het imago van de automotive branche negatief beïnvloed. De werkzaamheden in het criminele of zwarte circuit hebben als effect dat de betrokken ondernemers baat hebben bij anonimiteit. Rijswijk wil malafide ondernemers, en voornamelijk malafide autoverhuur en –reparatiebedrijven, preventief en repressief weren en voorkomen dat de Rijswijkse bedrijventerreinen misbruikt worden voor ondermijnende activiteiten.

Op grond van artikel 2:41 van de APV kunnen activiteiten worden aangewezen, waar een vergunningplicht voor geldt. Om bovengenoemde ongewenste praktijken in de automotive branche aan te pakken is deze branche middels een uitvoeringsvoorschrift aangewezen als vergunningplichtige activiteit in de zin van dit artikel.

In deze nota, die de status heeft van een beleidsregel, worden de handhavingskaders en de wijze waarop handhavingsmiddelen worden toegepast (het handhavingsarrangement) beschreven.

1.1 Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid van de burgemeester tot intrekking van de exploitatievergunning of sluiting van de inrichting indien de exploitant zijn verplichtingen uit de vergunningsvoorschriften niet nakomt. De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 2.41 van de APV betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met de discretionaire bevoegdheid omgaat (artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht).

Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het volgen van het beleid onredelijke gevolgen heeft. In die gevallen heeft de burgemeester een inherente afwijkingsbevoegdheid en kan hij gemotiveerd afzien van het toepassen van bestuursdwang (art. 4:84 Awb).

Naast de burgemeester kan het zijn dat het OM strafrechtelijk optreedt in geval van opsporing strafbare feiten. Het optreden van het OM valt buiten het kader van deze beleidsregels.

1.2 Bevoegdheden en Juridisch kader

Bevoegdheden Gemeente

geregeld in

Beoordelen en verlenen exploitatievergunning  

APV 2:41

Verrichten van controle (gericht op toezicht naleving)

APV 6:2

Opmaken van bestuurlijke rapportage

art 125 Gemw, art 5:32 Awb

Besluiten tot bestuurlijke (herstel)sanctie

Bevoegdheden Politie

geregeld in

Opsporing strafbare feiten

Politiewet

Verrichten van controle (gericht op opsporing van strafbare feiten)

Wetboek van Strafrecht

Opmaken proces-verbaal

Eventueel verrichten van aanhoudingen of inbeslagname goederen

Openbaar Ministerie

geregeld in

Vervolgen in geval van proces-verbaal

Wetboek van Strafrecht

  • APV

  • De bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen het exploiteren van een bedrijf zonder vergunning of in strijd met de voorschriften is gelegen in de APV.

  • Op basis van artikel 1:8 APV wordt een weigeringsgrond geboden om een vergunning of ontheffing te weigeren in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het milieu als ook het verkrijgen van een aanvraag op basis van onvolledige of onjuiste gegevens.

  • Artikel 2:41 APV biedt handvatten tot het tegengaan van onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat. In lid 2 van dit artikel staat de grondslag voor de aanwijzing van een vergunningplicht van bedrijfsmatige activiteiten. Lid 3 bevat het verbod om zonder een vergunning van de burgmeester een bedrijf uit te oefenen. De burgemeester kan een vergunning intrekken of wijzigen ingevolge de in lid 7 aangegeven voorschriften. Indien een bedrijf wordt geëxploiteerd in strijd met of zonder een vergunning kan de burgemeester op grond van lid 8 bevelen het bedrijf te sluiten.

  • Uitvoeringsvoorschrift nr. 2/19 APV / Aanwijzingsbesluit automotive branche Rijswijk

  • In het uitvoeringsvoorschrift heeft de burgemeester besloten om de automotive branche aan te wijzen als vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteit als bedoeld in artikel 2:41 van de APV. Onder de automotive branche wordt verstaan: de activiteit die in ieder geval bestaat uit het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, tegen een vergoeding beschikbaar stellen van auto’s, alsmede de activiteit die in ieder geval bestaat uit het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, tegen een vergoeding onderhouden en repareren van auto’s.

  • Gemeentewet ( Gemw )

  • Artikel 125, lid 3 geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.

  • Algemene wet bestuursrecht ( Awb )

  • Het opleggen van een last onder bestuursdwang of het opleggen van een last dwangsom gebeurt altijd conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ( Bibob )

  • De burgemeester kan op grond van de Wet Bibob beschikkingen of andere bestuurlijke beslissingen weigeren of intrekken indien sprake is van een ernstige mate van gevaar van misbruik van deze overheidsbeslissingen voor criminele doeleinden.

  • De hierboven genoemde wetteksten zijn terug te vinden in bijlage I van dit arrangement.

2. Handhaving

Regelgeving is zinloos zonder handhaving. De gemeente Rijswijk zorgt er via toezicht en handhaving voor dat die regels worden nageleefd. Handhavingsafspraken zijn erop gericht dat:

  • betrokkene weet welke visie de gemeente heeft op handhaving, dat de gemeente ook daadwerkelijk handhaaft en daar verantwoording over aflegt;

  • betrokkene weet hoe de gemeente haar handhavingstaak op basis van uniformiteit en rechtszekerheid uitvoert;

  • de uitvoering van de handhaving uiteindelijk leidt tot een beter gedrag met als uiteindelijk resultaat een grotere leefbaarheid en veiligheid.

De burgemeester van de gemeente Rijswijk legt in dit handhavingsarrangement vast op welke wijze op overtredingen gereageerd wordt. Het handhavingsarrangement zorgt ervoor dat afspraken rond handhaving eenduidig en consistent worden uitgevoerd. Wanneer de openbare orde, veiligheid of het woon- en leefklimaat wordt aangetast door de exploitatie van een inrichting, kan de burgemeester een bestuurlijke maatregel treffen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (tijdelijke) sluiting van de inrichting of intrekking van de exploitatievergunning. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te korter is het handhavingstraject (des te sneller wordt besloten tot een zwaardere sanctie);

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te groter (zwaardere sanctie) zijn de handhavingsstappen;

  • De maatregel past bij de overtreding;

  • Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd besluiten van een maatregel af te zien of te volstaan met een waarschuwing. Dit geldt zelfs voor de gevallen waarin volgens het handhavingskader een sluiting of intrekking gerechtvaardigd zou zijn. De burgemeester kan echter ook besluiten een stap in het handhavingsarrangement over te slaan (en bijvoorbeeld wel een maatregel te treffen waar normaliter eerst een waarschuwing zou volgen).

2.1 Bestuursrechtelijk optreden

Overtredingen APV

Vergunningplicht

Indien de exploitant een inrichting voert zonder de daarvoor benodigde vergunning maakt de burgemeester in dergelijke gevallen gebruik van zijn bevoegdheid om het pand waar de bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden te sluiten. Bij de behandeling van de vergunningsaanvraag worden de reguliere termijnen van de Awb gevolgd. Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie als deze:

  • wordt geëxploiteerd terwijl geen vergunning is verleend;

  • wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning is ingetrokken of geweigerd.

Exploitatie zonder

vergunning

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Exploitant dient de exploitatie onmiddellijk te staken en waarschuwing

(zie toezichthouder)

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage en dossier naar burgemeester

Sluiting voor onbepaalde tijd

Exploitatieplan

Voor het verkrijgen van een vergunning moet de exploitant van een autoverhuurbedrijf een exploitatieplan inleveren. De ondernemer krijgt de kans om te laten zien hoe hij in de toekomst zonder incidenten of overtredingen zijn openbare inrichting wil exploiteren. Het exploitatieplan wordt gezien als een onderdeel van de vergunning, of beter gezegd: aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat wordt geëxploiteerd volgens het exploitatieplan. Als wordt geconstateerd dat de ondernemer dit plan niet naleeft, is dit een ernstige overtreding, die kan leiden tot intrekking van de exploitatievergunning.

Overgangsregeling

De exploitatievergunning vervalt als een exploitant de exploitatie van het bedrijf beëindigt. Wanneer dit naar aanleiding van een overname of een gewijzigde samenstelling is, werkt het vervallen van de vergunning van rechtswege beperkend voor de bedrijfsvoering. In die gevallen kan worden gewerkt met een overgangsrecht onder de navolgende voorwaarden:

  • 1.

    dat de bestaande exploitatievergunning voor een inrichting vervalt van rechtswege doordat de inrichting wordt beëindigd of dat de bedrijfsvoering wordt voortgezet door een nieuwe exploitant.

  • 2.

    dat binnen een uiterlijke termijn van 14 werkdagen na beëindiging van de huidige exploitatie inrichting een ontvankelijke aanvraag om exploitatievergunning is ingediend door de nieuwe exploitant.

  • 3.

    dat tijdens de overgangsperiode dezelfde voorschriften zijn verbonden als aan de beëindigde exploitatievergunning.

  • 4.

    dat het tijdelijke overgangsrecht slechts een geldigheid heeft totdat de burgemeester een besluit neemt op de aanvraag, maar ten hoogste voor een periode gelijk aan de behandeltermijn van acht weken (met de mogelijkheid tot 8 weken verlenging).

Nadelige (dreigende) beïnvloeding van de leefbaarheid in het gebied (overlast)

Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • er zijn duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving (de situering van de openbare inrichting en het karakter van de omgeving wordt daarbij meegewogen); en

  • de overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; en

  • het moet gaan om "objectiveerbare" overlast. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen. Deze overlast moet dan wel worden waargenomen (en als zodanig geregistreerd) door politie (algemeen), toezichthouders van de regionale omgevingsdienst of gemeentelijke toezichthouders. Voorbeelden zijn parkeerexcessen, vandalisme, afval, schreeuwen op straat, enz.).

Overlast leefomgeving

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Waarschuwing

Waarschuwing

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten max. 2 weken

  • 3e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten max. 1 maand

  • 4e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten max. 3 maanden

  • 5e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten voor onbepaalde tijd

Ernstige (Dreigende) aantasting van de openbare orde

Bij ernstige geweldsincidenten en bij aanwezigheid van vuurwapens zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom de inrichting per definitie aangetast.

Aanwezigheid van vuurwapens

De aanwezigheid van vuurwapens levert een direct risico op voor personeel en bezoekers van de openbare inrichting en passanten en omwonenden rondom de inrichting. Wanneer vuurwapens in een openbare inrichting worden aangetroffen, is dit een ernstige overtreding. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van vuurwapens en het gebruik ervan. Wordt met een vuurwapen geschoten, dan is er sprake van een ernstig geweldsincident. Dit geldt ook wanneer met een vuurwapen wordt gedreigd of als deze ter hand wordt genomen.

Ernstige geweldsincidenten

Als ernstige geweldsincidenten (in, vanuit of in de directe omgeving van de openbare inrichting) worden in ieder geval beschouwd:

  • Incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, of slagwapens is/zijn gebruikt of met gebruik ervan is gedreigd;

  • Incidenten waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;

  • Incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;

  • Vechtpartijen waarbij dan wel personeel als bezoekers van de openbare inrichting bij betrokken zijn;

  • (Onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen (lijst II Opiumwet).

Ernstige geweldsincidenten

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten 3 maanden

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten 6 maanden

  • 3e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Intrekken exploitatievergunning

Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de openbare inrichting voor een korte periode gesloten. De exploitant, of in voorkomende gevallen zijn beheerder, wordt in dat geval (telefonisch) gehoord. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de exploitant blijkt dat er kans is op herhaling en/of de openbare orde zo ernstig is aangetast dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om de openbare inrichting gesloten te houden. Bij een geweldsincident waarbij uit de door de politie aangeleverde rapportage blijkt dat de exploitant van de inrichting als slachtoffer of als niet-betrokkene, kan worden aangemerkt en er daardoor geen enkele sprake is van enige verwijtbaarheid of nalatigheid, zal niet worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel sluiting van de inrichting voor een langere periode. (N.B. Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt verder (risicoaansprakelijkheid)). De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de exploitant overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling in de toekomst voorkomen).

Overtreding plichten en voorschriften vergunning

Aan de exploitatievergunning worden altijd voorschriften verbonden. Dit kunnen algemene voorschriften zijn die in de reguliere vergunningverlening aan de desbetreffende openbare inrichting worden opgelegd (bijvoorbeeld dat wordt geëxploiteerd conform het bij de vergunningaanvraag ingediende exploitatieplan, bestemmingsplan, Wet Milieubeheer of een beheersverordening/gebiedsplan), maar ook specifieke voorschriften die bijvoorbeeld zijn bedoeld om de exploitant expliciet te dwingen om op de voorgeschreven manier te exploiteren. Ook kan de burgemeester voorschriften verbinden aan de vergunning op grond van de Wet BIBOB of naar aanleiding van een BIBOB-onderzoek. Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden. Indien de exploitant zich niet houdt aan de geldende plichten en voorschriften die verbonden zijn aan de vergunning kan de vergunning worden ingetrokken.

Exploitatie niet conform

vergunning

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Waarschuwing tenzij anders bepaald

(zie toezichthouder)

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Intrekken exploitatievergunning

Slecht levensgedrag van exploitant of beheerder

Van een exploitant wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Ook verwacht de gemeente dat de exploitant gekwalificeerd personeel aanstelt en de leiding over zijn openbare inrichting in handen geeft van personen aan wie deze leiding kan worden toevertrouwd. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is dit reden om de exploitatievergunning in te trekken dan wel te wijzigen door de beheerder hiervan te laten verwijderen.

Slecht levensgedrag

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Besluit indien exploitant:

Intrekken exploitatievergunning

Besluit indien beheerder:

Beheerder verwijderen van exploitatievergunning

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Indien volgende beheerder: Intrekken exploitatievergunning

Herhaling van constateringen dat beheerders van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de exploitant en dienovereenkomstig maatregelen treft.

Betrokkenheid of ernstige nalatigheid bij activiteiten of strafbare feiten vanuit het bedrijf

Het is onwenselijk dat bedrijven het toneel zijn van strafbare handelingen of een uitvalsbasis vormen voor criminelen. Van de exploitant wordt verwacht dat hij ervoor zorgt dat in het bedrijf geen zaken gebeuren die bijdragen aan het criminele circuit. Als de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed kan de burgmeester op grond van artikel 2.41, lid 7, sub e de vergunning intrekken of wijzigen. Hierbij kan onder andere (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan:

  • Heling;

  • Illegaal gokken;

  • Drugshandel;

  • Tewerkstellen van illegalen (in strijd of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000);

  • Het voortdurend betrokken zijn bij (al dan niet ernstige) overtredingen en activiteiten die de openbare orde nadelig beïnvloeden.

Strafbare feiten

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten max. 3 maanden

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Sluiten max. 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Wijziging of beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten zonder nieuwe vergunning

Vinden in de inrichting wijzigingen plaats die niet zijn gemeld of vergund dan wordt hiertegen streng opgetreden. Dit geldt ook voor het niet uitvoeren van activiteiten die wel zijn vergund. Indien een wijziging wordt geweigerd valt men terug op de matrix ‘exploitatie zonder vergunning’.

Wijziging zonder melding

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Bestuurlijke rapportage

Waarschuwing en verplichting legalisering

binnen 2 weken.

Waarschuwing

  • 2e constatering

Bestuurlijke rapportage

Last onder bestuursdwang

Intrekken exploitatievergunning

Feitelijke toestand niet in overeenstemming met de vergunning (Schijnbeheer)

Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leidinggeeft aan) de openbare inrichting, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn/haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen. Dergelijke schijnbeheerconstructies worden niet getolereerd.

Slecht levensgedrag

  • Toezichthouder

  • Burgemeester

  • 1e constatering

Bestuurlijke rapportage

Procedure last onder bestuursdwang

Intrekken exploitatievergunning

Onder schijnbeheer worden die situaties verstaan waarbij de feitelijke eigenaar bewust op de achtergrond blijft (bijvoorbeeld om een antecedentencheck te ontwijken). Op basis van het dossier zal de burgemeester beoordelen of voldoende aannemelijk is dat een schijnbeheerconstructie wordt gebruikt. Gaat het niet om schijnbeheer, dan volgt handhaving volgens de stappen bij 'Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning'.

2.2. Strafrechtelijk optreden

Integrale samenwerking op ondermijning

De vergunningplicht staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een brede aanpak gericht op het stimuleren van een gezond ondernemingsklimaat van het Rijswijkse Ophis-project en van de aanpak ondermijnende criminaliteit i.s.m. het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) Den Haag. Binnen het Haags Economisch Interventieteam (HEIT) werken we intensief samen met het aanpakken en voorkomen van ondermijning.

Haags Economisch Interventieteam (HEIT)

Het HEIT is een belangrijke partner in de eenheid Den Haag bij de aanpak van ondermijning. In het HEIT werken gemeente(n), Politie, Belastingdienst, Douane, de Inspectie SZW en het UWV al sinds 2007 samen. Het HEIT bestaat uit twee zelfstandig draaiende teams die zaken oppakken onder regie van de burgemeester van Den Haag. De gemeente Den Haag financiert tot dusverre het HEIT. De Kerntaak van HEIT is het voorkomen en terugdringen van malafide bedrijvigheid en de aanpak van misstanden binnen de prostitutie. De informatie-uitwisseling van de partners ten behoeve van de werkzaamheden vindt plaats volgens de afspraken in het RIEC-convenant. Er worden afspraken gemaakt met gemeenten en basisteams over voorbereiding, uitvoering en opvolging van controles.

Ondermijningstafel

Aan de - door het RIEC georganiseerde - ondermijningstafels wordt gesproken over signalen, integrale casuïstiek, fenomenen en actuele ontwikkelingen ten aanzien van ondermijning. Aan de ondermijningstafel zijn aanwezig OM/Politie, RIEC, HEIT en Gemeente (Veiligheid, Inspectie & Handhaving). Gezamenlijk worden prioriteiten gesteld en afwegingen gemaakt over de inzet van de capaciteit.

Uitgangspunten

Uitgangspunt is te allen tijde herstel van de overtreding. Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Uitwerking van de handhavingsschema’s:

Stappenplan toepassen last onder bestuursdwang

Stap 0. Constatering en Bestuurlijke rapportage toezichthouder.

Stap 1. Bestuurlijke waarschuwing (verzoek indienen gegevens/aanvraag t.b.v. legaliseringsvraagstuk).

Stap 2. Voornemen last onder bestuursdwang tot herstel van de overtreding.

Stap 3. Aanschrijving last onder bestuursdwang (sluiting (tijdelijk) totdat de overtreding is opgeheven).

De Politie ontvangt een afschrift van de waarschuwingsbrief en/of het bestuursdwangbesluit.

Opheffing sluiting

De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Voor alle bovenstaande stappen geldt toepassing conform Hoofdstuk 4 en 5 Awb:

  • a.

    Zienswijzen / spoedeisende bestuursdwang

  • Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (art 125 Gemw) wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

  • b.

    Begunstigingstermijn

  • In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt om zelf aan het bevel te voldoen. Daarmee wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen uit het pand te verwijderen. Afhankelijk van de situatie wordt de termijn, gelet op de ernst van de situatie, op maximaal 72 uur gesteld. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft (artikel 5:31 Awb).

  • c.

    Aanzegging tot kostenverhaal

  • In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit is het geval wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Awb verhaald op de overtreder(s).

  • d.

    Bekendmaking

  • De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.

  • e.

    Effectuering van de sluiting

  • Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder en de rechthebbende op de zaak (artikel 5:24 lid 3 Awb). De last houdt in dat het pand ontoegankelijk moet zijn en blijven gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van vervanging van de sloten op de toegangsdeuren plaatsvinden eventueel aangevuld met een verzegeling van het pand. Op grond van artikel 2:41, lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Rijswijk (verder: APV) is het verboden een gesloten pand, woning of erf te betreden (bijlage 2).

  • f.

    Na-traject

  • Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de exploitant/eigenaar een overdracht van de inrichting plaats. Bij ernstige vrees van voortzetting van de overtredingen komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord.

Exploiteren inrichting: vermoeden strafbare feiten

Indien blijkt dat er ernstig vermoeden is van strafbare feiten is de burgemeester op grond van artikel 2:41, lid 8 APV bevoegd de inrichting te sluiten. De bevoegdheid om middels oplegging van een last onder bestuursdwang een inrichting te sluiten is ingrijpend en wordt ingezet als ultimum remedium in ernstige situaties in het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Uitgangspunt bij strafbare feiten is sluiting.

3. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na publicatie daarvan in het gemeenteblad.

4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als:

Handhavingsarrangement Automotive branche Rijswijk

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 1 maart 2021,

De burgemeester (wnd.),

mr.drs. G.A.A. Verkerk

Bijlage I

Wetgeving/Juridisch kader

Artikel 1:8 Weigeringsgrond

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan voorts worden geweigerd indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat ter verkrijging daarvan in de aanvraag onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt, dan wel indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke situatie niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.

  • 3.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dat drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 2:41 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de natuurlijke persoon die feitelijk leidinggeeft of de leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • 5.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • 6.

    Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • j.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

  • 8.

    Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 9.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 10.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 11.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. Na het indienen van een aanvraag voor een wijziging in de exploitatie, verleent de burgemeester een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 12.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 13.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 14.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 15.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • Gemeentewet

  • Artikel 125

    • 1.

      Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

    • 2.

      De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

    • 3.

      De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

    • 4.

      Een bestuurscommissie bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.

  • Algemene wet bestuursrecht

    Het opleggen van een last onder bestuursdwang of het opleggen van een last dwangsom gebeurt altijd conform afdeling 5.3.1 of 5.3.2 van het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ( Bibob )

    Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan die bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft een aangevraagde beschikking weigeren af te geven danwel intrekken indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

    • a.

      Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • b.

      Strafbare feiten te plegen.