Beleidsregel Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) 2021 voor de gemeente Heiloo

Geldend van 18-03-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) 2021 voor de gemeente Heiloo

Het college van burgemeester en wethouders van Heiloo en de burgemeester van Heiloo ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft.

Overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden:

Gelet op:

  • het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur;

  • artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de artikelen 3, 4, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo 2017;

  • de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht;

  • de Algemene Subsidieverordening gemeente Heiloo 2012;

  • de Winkeltijdenverordening Heiloo 2013.

Besluiten vast te stellen de navolgende ‘Beleidsregel Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) 2021 voor de gemeente Heiloo.

Inleiding

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) is op 1 juni 2003 in werking getreden. Per 1 juli 2013 en 1 augustus 2020 is de Wet Bibob verruimd.

Deze beleidslijn voor de gemeente Heiloo is overeenkomstig de beleidslijnen Bibob voor de gemeenten Bergen Uitgeest en Castricum (hierna: BUCH gemeenten).

Het uitbreidingsbereik én de aandacht voor veiligheid waaronder het Integraal Veiligheidsbeleid 2019-2022 gemeente Heiloo en het Uitvoeringsprogramma Veiligheid 2019-2022 van de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo vormen de aanleiding om het Bibob-beleid van de BUCH-gemeenten te actualiseren en te uniformeren.

Waarom een beleidsregel

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin zowel het college als de burgemeester als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door hen toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient (juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument) weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Uitgangspunten Wet Bibob algemeen

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob-instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt.

De reikwijdte van de Wet Bibob strekt zich uit tot de sectoren waarvan de dreiging van criminele activiteiten en inmenging het grootst is. Meer specifiek worden deze benoemd in de Wet Bibob zelf en de sectoren die bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zijn aangewezen (Besluit Bibob).

Doel

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet Bibob: de Wet ter bevordering integriteitsbeoordeling openbaar bestuur.

    • b.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders.

    • c.

      Bibob-toets: het door de gemeente Heiloo ingestelde onderzoek naar:

      • -

        de integriteit van de betrokkene (zie onder g) en/of van het zakelijk samenwerkingsverband waarmee de betrokkene een samenwerking aangaat;

      • -

        de transparantie van de bedrijfs-/organisatiestructuur en de wijze van financiering;

    • al dan niet geadviseerd door het LandelijkBureau Bibob. De Bibob-toets start met het uitreiken van een vragenformulier Bibob aan de betrokkene.

    • d.

      Landelijk Bureau Bibob (hierna LBB): het Bureau tot bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob.

    • e.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum. Dit centrum richt zich op de geïntegreerde aanpak bij bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

    • f.

      OM: Openbaar Ministerie.

    • g.

      Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de subsidie-ontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • h.

      Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen.

    • i.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.

    • j.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling (waaronder ook een anterieure overeenkomst) met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

      • 5.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2. Bereik Wet Bibob

De Wet Bibob heeft in beginsel betrekking op de volgende sectoren:

  • -

    gemeentelijke vergunning of ontheffing, mits dit bij verordening is geregeld en de vergunning betrekking heeft op de exploitatie en/of bedrijfsvoering van een bedrijf of inrichting;

  • -

    vastgoed/grondtransacties waarbij de overheid is betrokken als civiele partij (het gaat om diverse transacties zoals koop/verkoop, huur/verhuur, gronduitgifte, etc.);

  • -

    Omgevingsvergunningen activiteit Bouw en Milieu;

  • -

    bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet, onder andere voor splitsing of woningonttrekking, in het kader van de aanpak van huisjesmelkers;

  • -

    overheidsopdrachten;

  • -

    subsidies aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

Artikel 3. Risicogebieden en -branches

Het bestuursorgaan kan risicogebieden en/of -branches in de gemeente aanwijzen waarbinnen de wet wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden of branches die extra aandacht behoeven voor wat betreft leefbaarheid en veiligheid. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe beschikkingen en vastgoedtransacties, als houders van bestaande beschikkingen en contractpartijen in lopende vastgoedcontracten.

Artikel 4. Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming en met wie men een samenwerking is aangegaan of aangaat. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning door het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Noord-Holland (hierna: RIEC NH) én/óf adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna: LBB) krijgt de gemeente zicht op de integriteit van de persoon/onderneming.

Er zijn gronden om een vergunning, een gunning, een subsidie of een vastgoed/grondtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Artikelen 5, 5a en 6 van de Wet Bibob gaan verder in op respectievelijk aanbestedingen, vastgoed/grondtransacties en subsidies.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 5. Bibob-beleid gemeente Heiloo: standaard-bepaling of kan-bepaling

In deze beleidsregel wordt een onderscheid gemaakt tussen beschikkingen (vergunningen en subsidies) en privaatrechtelijke transacties (vastgoedtransacties). Per type beschikking en privaatrechtelijke transactie wordt aangegeven hoe het Bibob-instrumentarium wordt toegepast. De Bibob-toepassing is standaard of signaal gestuurd (kan-bepaling) van aard.

Onder standaard-bepaling wordt verstaan dat in alle gevallen een Bibob-toets wordt uitgevoerd omdat dat type vergunning branchegevoelig is (bv. horeca/coffeeshops/prostitutie). In deze gevallen wordt te allen tijde aan de aanvrager/betrokkene een Bibob-vragenlijst uitgereikt. Indien in de beleidsregel branches en optioneel gebieden moeten worden aangepast, bijvoorbeeld naar aanleiding van een gebiedsscan van de politie of een criminaliteitsbeeldanalyse van het RIEC NH, dan wordt hierover een besluit genomen door het bestuursorgaan.

Signaal gestuurd (kan-bepaling) houdt in dat bij signalen op basis van eigen onderzoek of signalen van ketenpartners die samenwerken in het RIEC-verband (zoals politie, Openbaar Ministerie en Belastingdienst) een Bibob-toets wordt uitgevoerd.

Deze signalen dienen betrekking te hebben op:

  • -

    de integriteit van de aanvrager/betrokkene c.q. met wie de aanvrager/betrokkene een samenwerking aangaat of is aangegaan (zakelijk samenwerkingsverband)

  • -

    het niet transparant zijn van de bedrijfsstructuur, organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

Een Bibob-toets wordt ook uitgevoerd als aan bepaalde criteria, die aan een kan-bepaling zijn gekoppeld, wordt voldaan (zoals een bepaalde bouwsom of type evenement).

Schematisch overzicht toepassingsbereik Wet Bibob gemeente Heiloo

In onderstaande tabel is het toepassingsbereik van de Wet Bibob voor de gemeente Heiloo weergegeven.

Bibob-toets: STANDAARD-BEPALING

Bibob-toets: KAN-BEPALING

Drank- en horecawetvergunning: commerciële (natte) horeca.

Ontheffing: nachtwinkels.

Drank- en horecawetvergunning: slijterijen.

Vergunning voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat.

Exploitatievergunning: openbare inrichtingen waaronder mede wordt bedoeld de exploitatie van coffeeshops.

Vergunning verkoop van vuurwerk

Exploitatievergunning: seksinrichting en escortbedrijf.

Exploitatievergunning: speelgelegenheden en speelautomatenhallen.

Subsidies:

- alle incidentele aanvragen vanaf € 10.000.

Evenementenvergunning:

- vechtsportevenementen

Evenementenvergunning:

- evenementen overig.

Omgevingsvergunningen activiteit bouw:

- aanvragen vanaf € 1.000.000.

Omgevingsvergunningen activiteit milieu:

- afvalbewerking- en verwerkingsbedrijven en bedrijven actief in grondverzet;

- sloop- en auto-demontagebedrijven;

- vuurwerkopslagplaatsen.

Omgevingsvergunningen activiteit milieu:

- overige omgevingsvergunningen activiteit milieu.

Vastgoedtransacties:

- huurtransacties vanaf € 25.000 uitgaande van een jaarhuur;

- overige vastgoedtransacties vanaf € 50.000

Artikel 6. Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet toe bij een aanvraag om een beschikking op basis van:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van een nieuwe onderneming, de overname van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • b.

      hoofdstuk 2. Openbare orde Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (exploitatievergunning openbare inrichtingen waaronder mede wordt bedoeld de exploitatie van coffeeshops) indien sprake is van een nieuwe onderneming, de overname van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, dan wel een verlenging van de vergunning.

    • c.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (exploitatievergunning seksinrichting en escortbedrijf) indien sprake is van een nieuwe onderneming, de overname van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, dan wel een verlenging van de vergunning.

    • d.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (speelgelegenheden) indien sprake is van een nieuwe onderneming, de overname van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • e.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (evenementenvergunning vechtsportevenementen).

    • f.

      de aanvraag als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Bergen, (geldt voor alle incidentele aanvragen vanaf € 10.000).

    • g.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit: geldt voor aanvragen vanaf € 1.000.000).

    • h.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer) en in gevallen dat de inrichtingen vallen onder de risicocategorieën:

      • I.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 28 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft afvalbewerking- en verwerkingsbedrijven en bedrijven die actief zijn in grondverzet;

      • II.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 28 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft sloop- en autodemontagebedrijven;

      • III.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 3.1 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft vuurwerkopslagplaatsen.

    • i.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de gevallen als bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid onder b en tweede lid onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

  • 2. In de situatie dat een aanvrager in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, een vergunning heeft aangevraagd bij de gemeente waarbij het Bibob-vragenformulier al is ingediend, hoeft niet het gehele vragenformulier opnieuw ingevuld te worden, maar kan volstaan worden met het afleggen van een verklaring dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan op financieel en organisatorisch/juridisch gebied.

  • 3. Het bestuursorgaan past de wet toe bij een aanvraag om een beschikking van een aangewezen risicobranche of in een aangewezen risicogebied zoals bedoeld in artikel 4.

  • 4. Een aanvraag gedaan door een paracommerciële rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, is uitgezonderd van de Bibob-toets.

  • 5. Indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC die een aanleiding vormen, onder andere door gebruik van de indicatorenlijst, om te vermoeden dat de beschikking zal worden misbruikt, dan zal het bestuursorgaan de wet toepassen bij:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat);

    • b.

      de Winkeltijdenverordening Heiloo 2013 (nachtwinkels) indien er sprake is van nieuwe ontheffing voor een nachtwinkel, overname van een bestaande nachtwinkel of wijziging van rechtsvorm van de onderneming;

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (evenementenvergunning overige evenementen);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heiloo (verkoop van vuurwerk);

Artikel 7. Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen om een beschikking

Naast de in artikel 6 aangeduide gevallen, kan het bestuursorgaan bij een aanvraag voor beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, indien:

  • -

    vanuit ambtshalve bekende informatie of eigen bevindingen en/of;

  • -

    vanuit één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

  • -

    vanuit:

    • het OM als tip ex artikel 26 Wet Bibob;

    • het LBB als tip ex artikel 11 en 11a Wet Bibob (wanneer op basis van artikel 11 a van de Wet Bibob het LBB betrekking hebbend op informatie dat de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB);

    • een ander bestuursorgaan (wanneer de Wet Bibob daartoe is uitgebreid);

  • informatie wordt ontvangen, waarbij sprake is van mindere mate dan wel ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

Artikel 8. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen zoals genoemd in artikel 6 indien:

  • -

    vanuit ambtshalve bekende informatie of eigen bevindingen en/of;

  • -

    vanuit één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

  • -

    vanuit:

    • het OM als tip ex artikel 26 Wet Bibob;

    • het LBB als tip ex artikel 11 en 11a Wet Bibob (wanneer op basis van artikel 11 a van de Wet Bibob het LBB betrekking hebbend op informatie dat de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB);

    • een ander bestuursorgaan (wanneer de Wet Bibob daartoe is uitgebreid);

  • informatie wordt ontvangen, waarbij sprake is van mindere mate dan wel ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • -

    sprake is van een nieuwe onderneming, wijziging vergunninghouder, de overname van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

Hoofdstuk 3. Privaatrechtelijke transacties

Artikel 9. Toepassingsbereik bij vastgoed/grondtransacties

  • 1. De gemeente kan de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o van de Wet Bibob waarbij de gemeente als partij betrokken is. Dit geldt voor alle huurtransacties vanaf € 25.000, uitgaande van een jaarhuur, en overige vastgoedtransacties vanaf € 50.000. Voorafgaand aan de onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij door middel van een integriteitsverklaring in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Vanaf gemelde drempelbedragen dient altijd een Bibob-vragenformulier te worden ingevuld, als bedoeld in Hoofdstuk 4, artikel 9.

  • 2. Een integriteitsverklaring maakt een onlosmakelijk deel uit van iedere vastgoedtransactie. Bij alle vastgoedtransacties, ook beneden de in lid 1 genoemde drempelbedragen vindt een screening plaats, mede aan de hand van een indicatorenlijst. Vervolgens kan worden besloten om een Bibob-toets op te starten. Afhankelijk van de uitkomst van de screening en/of de Bibob-toets, worden de onderhandelingen wel of niet opgestart.

  • 3. Het bestuursorgaan kan de wet toepassen bij vastgoed – en grondtransacties, indien:

    • vanuit ambtshalve bekende informatie of eigen bevindingen en/of;

    • vanuit één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • vanuit:

      • het OM als tip ex artikel 26 Wet Bibob;

      • het LBB als tip ex artikel 11 en 11a Wet Bibob (wanneer op basis van artikel 11 a van de Wet Bibob het LBB betrekking hebbend op informatie dat de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB);

      • een ander bestuursorgaan (wanneer de Wet Bibob daartoe is uitgebreid);

    • informatie wordt ontvangen, waarbij sprake is van mindere mate danwel ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

Hoofdstuk 4. Procedure

Artikel 10. Vragenformulier

In de gevallen, zoals omschreven in de hoofdstukken 2 en 3, moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren ook de Bibob-vragenformulieren met de bijbehorende bijlagen ingevuld inleveren.

Bij een standaard-toepassing van de Wet Bibob wordt te allen tijde een Bibob-vragenlijst uitgerekt, bij een signaal gestuurde toepassing (kan-bepaling) enkel wanneer daar aanleiding voor is.

De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7 a tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten en die er op gericht zijn nader onderzoek te kunnen doen naar:

  • -

    de integriteit van de aanvrager/betrokkene c.q. met wie de aanvrager/betrokkene een samenwerking aangaat of is aangegaan (zakelijk samenwerkingsverband);

  • -

    de transparantie van de bedrijfsstructuur, organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

De Bibob-vragenformulieren maken onderdeel uit van de aanvraag vergunning, subsidie dan wel van de procedure om te komen tot een vastgoedtransactie.

Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibob-vragenformulieren in te vullen c.q. het niet naar waarheid invullen van deze vragenformulieren kan, naast een mogelijke aangifte van verdenking van overtreden van artikel 225 WvSr (valsheid in geschriften) een grond opleveren om de aanvraag van de onder artikel 6 bedoelde vergunningen buiten behandeling te laten respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een vastgoedtransactie niet aan te gaan.

De gemeente Heiloo kan reguliere Bibob-vragenformulieren uitbreiden of aanvullen met Bibob-gerelateerde vragen.

Artikel 11. Onderzoek

  • 1. Voordat een eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden van de Wet Bibob wordt gestart, zal een aanvraag zo veel als mogelijk eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van desbetreffende vergunning. (subsidiariteitsbeginsel).

  • 2. Het onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een vastgoedtransactie en in dat kader overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden.

    • b.

      het verzamelen en analyseren van informatie die al dan niet door middel van de in het vorige artikel bedoelde aanvraag en vragenformulieren en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3. Het bestuursorgaan kan zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het RIEC Noord-Holland.

  • 4. Indien het hiervoor genoemde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob ingewonnen bij het LBB. Dit advies zal worden aangevraagd als:

    • a.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan omtrent de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 van de Wet Bibob;

    • b.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

    • c.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering;

    • d.

      de officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • f.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 12. Meldplicht aan het LBB*

Indien de gemeente na het eigen onderzoek, zonder advies van het Bureau, concludeert tot een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, meldt men dit onverwijld aan het Bureau, ook wanneer de gemeente redelijkerwijs vermoedt dat een betrokkene zich vanwege het toepassen van deze Wet Bibob terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart. De meldplicht start vanaf het moment dat een eigen onderzoek is gestart (art. 7a, lid 8, Wet Bibob).

* Deze meldplicht treedt in werking vanaf de invoering van de 2e tranche wijzigingen Wet Bibob welke voorzien is begin 2022.

Artikel 13. Landelijk Bureau BIBOB (LBB)

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het LBB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen er op gericht te zijn de mate van gevaar te verminderen c.q./ weg te nemen.

Artikel 14. Notificatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau. Betrokkene wordt daarbij ook gewezen op de opschorting van de beslistermijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob.

  • 2. In het geval dat het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het LBB, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 15. Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de wet (8 weken).

  • 2. Indien het LBB het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet de termijn te verlengen (4 weken).

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het LBB, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het LBB in de gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 16. Wet Bibob openbaarheid van bestuur (Wob)

Op grond van artikel 28 van de Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie. Dit heeft betrekking op het advies van het LBB maar ook op de door de gemeente Heiloo verzamelde informatie (inclusief de verkregen informatie van de aanvrager/betrokkene) binnen het doen van hun eigen onderzoek.

De Wet Bibob bevat een bijzonder openbaarmakingsregime en gaat voor op de Wob.

Hoewel het Bibob advies als document in beginsel onder het verstrekkingsregime van de Wob valt, zal in de praktijk het openbaar maken van het advies op grond van artikel 10 van de Wob niet mogelijk zijn. De inhoud van het advies zal namelijk veelal gegevens bevatten die de persoonlijke levenssfeer raken of gegevens die als bedrijfsgegevens zijn te beschouwen. Ook zal niet zelden een beroep gedaan kunnen worden op in de Wob genoemde grond voor het voorkomen van onevenredige benadeling van bij die aangelegenheid betrokken (rechts)personen dan wel derden.

Artikel 17. Administratieve lasten

- Risicogericht

Het Bibob-instrument wordt in beginsel vooral ingezet waar de kans dat de gemeente criminelen c.q. criminele organisatie onbewust faciliteert middels vergunningverlening, subsidieverstrekking, of bij het aangaan van een vastgoed- en/of grondtransactie of een gunning van een overheidsopdracht (indien van toepassing), het grootst is. Door dit instrument risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien. Ondernemers en marktpartijen die te maken kunnen krijgen met een Bibob-onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd (artikel 32 Wet Bibob).

- Samenloop toetsing

Het kan voorkomen dat een aanvrager/betrokkene meerdere keren met dezelfde onderneming of hetzelfde project met de Wet Bibob in aanraking komt. Bijvoorbeeld in het geval dat na een gronduitgifte (vastgoedtransactie) een omgevingsvergunning voor een bouwproject wordt gevraagd. Vaak zijn hierbij verschillende gemeentelijke onderdelen betrokken.

De Bibob-coördinator van de De BUCH gemeenten zorgt in dat geval voor adequate afstemming en regie. Uitgangspunten hierbij zijn dat de Bibob-toets zo vroeg mogelijk in het traject plaatsvindt, bij ongewijzigde omstandigheden slechts eenmaal wordt getoetst en reeds aangeleverde gegevens worden hergebruikt.

Het is echter niet uit te sluiten dat er meerdere toets-momenten zijn omdat iedere beschikking of transactie een eigen toetsingskader heeft en bij elke fase ook andere (rechts)personen betrokken zijn.

Artikel 18. Bewaartermijn

De Bibob-informatie1 wordt, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, maximaal vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd, tenzij er in het dossier informatie2 aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstige of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob3 of een buiten behandeling stelling op grond van de Awb4 ingeval – in de daaropvolgende jaren – in het dossier voorkomende personen opnieuw betrokken zijn bij een (nieuwe) vergunningaanvraag of betrokken raken bij een lopende vergunning waardoor de vergunning niet zonder meer5 verleend kan worden of in stand kan blijven.

In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard (in totaal tien jaar).

Hoofdstuk 5. Besluitvorming

Artikel 19. Resultaat

  • 1. Indien uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van LBB blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar gaat het bestuursorgaan over tot:

    • a.

      het nemen van een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking, of;

    • b.

      het nemen van een beslissing af te zien van het aangaan van een vastgoedtransactie met de betreffende betrokkene, of;

    • c.

      in het geval van een verleende beschikking, het intrekken van die beschikking.

    • d.

      In het geval van een tot stand gekomen overeenkomst na een vastgoedtransactie, het ontbinden van die overeenkomst.

  • 2. Voordat een (negatief) besluit wordt genomen als bedoeld in het eerste lid moet het bestuursorgaan zich, op grond van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht, ervan vergewissen dat het onderzoek van het LBB op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

  • 3. Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 4. Indien het bestuursorgaan overgaat tot het toepassen van het gestelde in het eerste of derde lid van dit artikel, neemt het artikel 33 van de Wet Bibob in acht.

  • 5. Het bestuursorgaan dat een advies van het LBB als bedoeld in de Wet Bibob ontvangt, kan dit advies gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 20. Overgangsrecht

  • 1. Bij reeds lopende aanvragen wordt niet om het invullen van Bibob-vragenformulieren gevraagd én de aanvragen worden niet als incompleet gezien als de Bibob-vragenformulieren ontbreken.

  • 2. De onderhavige beleidsregel wordt wel toegepast bij lopende aanvragen in de situatie dat verkregen informatie van het LBB en/of informatie verkregen van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC en/of de door het Openbaar Ministerie gedane verwijzing naar de mogelijkheid tot het vragen van een advies bij het Landelijk Bureau ingevolge artikel 26 van de wet (OM-tip), aanleiding geeft alsnog een Bibob-toets uit te voeren.

Artikel 21. Inwerkingtreding nieuwe- en intrekking oude beleid

  • 1. De Beleidslijn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB gemeente Heiloo 2007 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 22. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Bibob-beleid gemeente Heiloo 2021”.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo in zijn vergadering van 9 maart 2021.

de secretaris,

de burgemeester,

Aldus besloten door de burgemeester van de gemeente Heiloo op 9 maart 2021.

de burgemeester,


Noot
1

Informatie die door de gemeente is verkregen/verzameld tijdens - en ten behoeve van - het uitvoeren van de Bibob-toets.

Noot
2

Zoals belastende informatie op het Justitiële uittreksel, een gevaar advies van het Bureau, belastende gemeentelijke informatie (zoals handhavingsinformatie of uit besluiten tbv sluitingen van gebouwen o.g.v. de openbare orde) en belastende informatie uit open bronnen.

Noot
3

Zoals bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.

Noot
4

Op grond van artikel 4:5 Algemene Wet Bestuursrecht. Zoals wanneer de eerdere aanvraag buiten behandeling is gesteld, omdat onvoldoende Bibob-informatie is overgelegd, waardoor bijvoorbeeld de financiering niet voldoende inzichtelijk is gemaakt.

Noot
5

Zoals het in de Bibob-toets opnieuw nader verifiëren van de informatie via informatieverzoeken bij RIEC-partners, het Bureau of via het stellen van aanvullende vragen aan de aanvrager/betrokkene.