Verordening beslistermijn schuldhulpverlening gemeente Asten 2021

Geldend van 18-03-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Verordening beslistermijn schuldhulpverlening gemeente Asten 2021

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 januari 2021;

gehoord het advies van de Commissie Burgers van 22 februari 2021;

gelet op artikel 4a, derde lid van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

besluit:

vast te stellen de Verordening beslistermijn schuldhulpverlening gemeente Asten 2021.

Artikel 1. Beslistermijn schuldhulpverlening

De beschikking tot schuldhulpverlening of de afwijzing ervan, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, wordt genomen binnen een termijn van acht weken na de dag waarop het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van die wet, heeft plaatsgevonden.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 9 maart 2021.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk

Toelichting

Algemeen

De Verordening beslistermijn schuldhulpverlening geeft uitvoering aan artikel 4a, derde lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: wet), zoals deze met ingang van 1 januari 2021 zal gelden. Artikel 4a van de wet is ingevoerd bij Wet van 24 juni 2020 tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens (Stb. 239).

Bij het opstellen van deze medebewindsverordening Schuldhulpverlening hebben wij de essentialia-jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) betrokken en vastgesteld dat er op basis daarvan geen extra onderwerpen in voornoemde verordening opgenomen hoeven te worden.

De essentialia-jurisprudentie van de CRvB is gevormd binnen de Wmo 2015. Kort komt die erop neer, dat de CRvB heeft geoordeeld, dat uit de Wmo 2015 voortvloeit, dat de essentialia van het voorzieningenpakket die een gemeente aan haar inwoners in het kader van de maatschappelijke ondersteuning wil bieden, geregeld moeten worden in een door de raad vast te stellen verordening en dat de raad die niet mag overlaten en aan het college in door hem vast te stellen Nadere regels. De bevoegdheid om die essentialia zelf vast te stellen mag de gemeenteraad ook niet aan het college delegeren.

Bij de totstandkoming van de gemeentelijke regelgeving Schuldhulpverlening is beoordeeld in hoeverre voornoemde jurisprudentie van invloed is op de gemeentelijke regelgeving betreffende de schuldhulpverlening. Wij hebben vastgesteld dat deze jurisprudentie niet van overeenkomstige toepassing is op het gebied van schuldhulpverlening. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft de wetgever namelijk buiten de verplichte opname van een beslistermijn door de gemeenteraad in een verordening geen andere opdracht aan de gemeenteraad verstrekt, maar heeft de wetgever de uitvoering van de wet helemaal overgelaten aan het college. Er bestaat daarom op dit moment geen reden om aan te nemen dat de wetgever ook andere onderwerpen in de door de gemeenteraad vast te stellen verordening had willen regelen. Om die reden bestaat de verordening enkel uit een bepaling over de beslistermijn. Na een jaar wordt de verordening geëvalueerd. Effectief betekent dat dat we in 2022 evalueren, zodat de evaluatie gelijktijdig plaatsvindt met de evaluatie van het regionale beleidsplan schuldhulpverlening 2019-2022.

De bevoegdheden die het college op basis van de wet heeft gekregen, zijn voor het college nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Beslistermijn schuldhulpverlening

De wet regelt dat inwoners met problematische schulden bij gemeenten terecht kunnen voor onder meer advies, schuldbemiddeling of een saneringskrediet. Het uitgangspunt is dat schuldhulpverlening breed toegankelijk is. Daarbij is van belang dat het voor de inwoner duidelijk is binnen welke termijn na het eerste gesprek over de hulpvraag wordt besloten of diegene voor een schuldenregeling in aanmerking komt.

Om deze reden is bij de genoemde wetswijziging in navolging van het advies van de Nationale Ombudsman besloten een wettelijke termijn op te nemen waarbinnen de gemeente na het eerste gesprek over de hulpvraag moet besluiten of iemand voor een schuldenregeling in aanmerking komt. Niet alleen burgers dienen zich aan wettelijke termijnen te houden. Ook van een dienende overheid mag verwacht worden dat zij op een verzoek van een burger binnen een redelijke, door de raad in een gemeentelijke verordening vastgestelde, termijn reageert.

Deze termijn mag volgens artikel 4a, derde lid, van de wet niet langer zijn dan acht weken. Dit is gelijk aan de maximale redelijke termijn die in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt gesteld. Een kortere beslistermijn vaststellen is wel toegestaan.

De beslistermijn is bepaald op acht weken, en sluit aan op de bestaande praktijk en uitvoerbaarheid. Gemeenten spannen zich in om binnen de maximale beslistermijn van 8 weken zo snel als mogelijk beslissen.

Artikel 2. Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding valt samen met de inwerkingtreding van artikel 4a van de wet.