Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

Geldend van 07-03-2025 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

Gedeputeerde Staten van Zeeland,

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gedeputeerde Staten van Limburg,

Gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Gelet op artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v.;

Overwegende dat de 12 Nederlandse provincies, in landsdelig verband, op 11 november 2019 een Kennis- en Innovatieconvenant 2020-2023 hebben ondertekend tezamen met het Rijk, publiekrechtelijke wetenschappelijke organisaties en kennisinstellingen en Topsectoren waarin afspraken zijn gemaakt om de focus te leggen op de vier maatschappelijke thema’s van het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid, de verdere ontwikkelingen van sleuteltechnologieën en het maatschappelijk verdienvermogen;

Overwegende dat het Rijk middelen beschikbaar heeft gesteld voor een aantal gestandaardiseerde MKB-instrumenten die in alle regio’s van Nederland worden uitgevoerd;

Overwegende dat beoogd wordt om op kwaliteit te sturen en hiertoe subsidieverstrekking op landsdelig niveau voor de drie Zuidelijke Provincies samen noodzakelijk is en dit een voorzetting is van de werkwijze in de afgelopen jaren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Haalbaarheidsproject

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg;

haalbaarheidsproject: project dat geheel of grotendeels bestaat uit haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 2, onder 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onder 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;

innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;

innovatieve dienst: technologisch nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;

KIA’s: kennis- en innovatieagenda’s als bedoeld in bijlage 1;

MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

project: activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in tijd en gericht op een specifiek eindresultaat;

projectsubsidie: subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieaanvrager, ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke dekking van de begroting van dat project;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg;

Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door MKB-ondernemingen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een haalbaarheidsproject.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 2.500;

  • b.

    gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • c.

    reeds voor de indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • d.

    ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • f.

    de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar reeds subsidie op grond van deze paragraaf heeft ontvangen.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager is gevestigd in Zuid-Nederland en de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • b.

      het project moet passen binnen of uitvoering geven aan een KIA zoals uitgewerkt in bijlage 1;

    • c.

      de aanvraag betreft niet de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager;

    • d.

      het project bestaat voor:

      • 1°.

        tenminste 60% van de subsidiabele kosten uit haalbaarheidsstudie;

      • 2°.

        ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • e.

      het project wordt uitgevoerd ter voorbereiding van de ontwikkeling van een innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst;

    • f.

      de voorgenomen activiteiten zijn in technische en financiële zin voldoende risicovol om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

    • g.

      het haalbaarheidsproject geeft voldoende inzicht in het economisch perspectief van de voorgenomen activiteiten;

    • h.

      er bestaat voldoende vertrouwen in de technische en economische haalbaarheid van de voorgenomen activiteiten;

    • i.

      er bestaat voldoende vertrouwen dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de voorgenomen activiteiten naar behoren uit te voeren.

  • 2. Aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit deze regeling;

    • b.

      een begroting en sluitend financieringsplan;

    • c.

      een samenvatting van het project ten behoeve van een voor eenieder toegankelijke publicatie.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor het haalbaarheidsproject voor subsidie in aanmerking.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.2 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 wordt als standaardberekeningswijze voor de berekening van loonkosten een forfaitair vastgesteld uurtarief gehanteerd van € 60 per gewerkt uur.

  • 3. Het forfaitair vastgesteld uurtarief, bedoeld in het vorige lid, wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten.

  • 4. Artikel 1.3.3 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 blijft buiten toepassing.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. en artikel 1.3.1, tweede lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de startdatum van het project;

  • b.

    kosten van gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. In afwijking van artikel 1.4.1 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 worden subsidieaanvragen ingediend van 8 april 2025, vanaf 09.00 uur tot en met 16 september 2025, tot 17.00 uur.

  • 3. Een aanvrager kan per dag één aanvraag indienen.

  • 4. Indien een aanvrager op dezelfde dag meerdere aanvragen indient, of indien meerdere aanvragers die verbonden partijen zijn op dezelfde dag een aanvraag indienen, nemen Gedeputeerde Staten uitsluitend de eerst ingediende aanvraag in behandeling.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a.

    € 640.000 voor aanvragers die in de provincie Limburg zijn gevestigd;

  • b.

    € 2.300.000 voor aanvragers die in de provincie Noord-Brabant zijn gevestigd;

  • c.

    € 420.000 voor aanvragers die in de provincie Zeeland zijn gevestigd.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 20.000.

  • 2. Voor het verrichten van een haalbaarheidsstudie bedraagt de subsidie 35 % van de subsidiabele kosten.

  • 3. Voor het verrichten van activiteiten gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling bedraagt de subsidie 35 % van de subsidiabele kosten.

  • 4. Indien reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Unie subsidie is verstrekt voor dezelfde subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt het bedrag dat door deze bestuursorganen is verstrekt in mindering gebracht op de subsidie waarvoor de aanvrager op grond van deze regeling in aanmerking komt.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Beslistermijnen subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 beslissen Gedeputeerde Staten op een aanvraag voor subsidie binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, kan met 16 weken worden verdaagd.

Artikel 1.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger start het project uiterlijk vier maanden na verlening van de subsidie;

  • 2. De subsidieontvanger realiseert het project uiterlijk 12 maanden na de start van het project.

  • 3. Artikel 1.6.6, derde lid en artikel 1.10.1, eerste lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 blijven buiten toepassing.

  • 4. Artikel 18 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant is van overeenkomstige toepassing op subsidies verleend voor de provincie Zeeland.

Artikel 1.15 Verantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een rapport van het haalbaarheidsproject.

Artikel 1.16 Betaling

De betaling van het subsidiebedrag vindt in een keer plaats.

Artikel 1.17 Vaststelling

In afwijking van paragraaf 1.7 en paragraaf 1.8 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 en op basis van artikel 20, eerste lid onder a van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en artikel 31 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. worden subsidies in deze paragraaf tot en met € 20.000 direct vastgesteld.

Artikel 1.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens elke twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid van de effecten van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 R&D samenwerkingsproject

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg;

industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onder 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;

innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;

innovatieve dienst: technologisch nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;

KIA’s: kennis- en innovatieagenda’s als bedoeld in bijlage 1;

MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

project: activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in tijd en gericht op een specifiek eindresultaat;

projectsubsidie: subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieaanvrager, ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke dekking van de begroting van dat project;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg;

verbonden partijen: marktpartijen die economisch, organisatorisch, financieel of juridisch verbonden zijn en waarbij sprake kan zijn van beïnvloeding van de ene partij door de andere partij;

Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden aangevraagd door MKB-ondernemingen in een samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een R&D-samenwerkingsproject.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt geweigerd indien:

  • a.

    gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • b.

    reeds voor de indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    de aanvrager door toekenning in hetzelfde kalenderjaar meer subsidie op grond van deze paragraaf zou ontvangen dan het maximum bedoeld in artikel 2.11, tweede lid.

Artikel 2.6 Vereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager is gevestigd in Zuid-Nederland dan wel de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • b.

      het project moet passen binnen of uitvoering geven aan een KIA zoals uitgewerkt in bijlage 1.

    • c.

      het samenwerkingsverband dient te bestaan uit ten minste twee MKB-ondernemingen;

    • d.

      het samenwerkingsverband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • e.

      het samenwerkingsverband heeft geen rechtspersoonlijkheid;

    • f.

      het project draagt de instemming van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • g.

      deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn geen verbonden partijen overeenkomstig de criteria, opgenomen in bijlage 2, behorende bij deze regeling;

    • h.

      geen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband, neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor zijn rekening;

    • i.

      ten minste 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door MKB-ondernemingen die zijn gevestigd in Zuid-Nederland;

    • j.

      het project is gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • k.

      het project draagt bij aan het creëren van economische waarde voor:

      • 1°.

        de deelnemers in het samenwerkingsverband; of,

      • 2°.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • l.

      het samenwerkingsverband is voldoende toegerust voor het uitvoeren van het project blijkend uit:

      • 1°.

        complementariteit van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 2°.

        capaciteiten van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 3°.

        de kwaliteit van de projectorganisatie;

    • m.

      het project draagt bij aan:

      • 1°.

        vernieuwing van producten, processen of diensten; of,

      • 2°.

        wezenlijk nieuwe toepassing van bestaande producten, processen of diensten;

    • n.

      het project heeft een positieve maatschappelijke impact op de onderwerpen genoemd in een of meerdere KIA’s uit bijlage 1;

    • o.

      het project scoort ten minste 10 punten op de afzonderlijke verdeelcriteria, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a tot en met d;

    • p.

      de totale score van het project op de verdeelcriteria, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, bedraagt ten minste 50 punten.

  • 2. Aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit deze regeling;

    • b.

      een begroting en sluitend financieringsplan;

    • c.

      een samenvatting van het project ten behoeve van een voor eenieder toegankelijke publicatie.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      loonkosten;

    • b.

      kosten derden;

    • c.

      afschrijvingskosten.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.2 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 zijn ten aanzien van de berekening van de subsidiabele kosten de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor de toepassing van de berekeningswijze van loonkosten op basis van kosten per kostendrager voor indirecte kosten bedraagt het opslagpercentage voor de indirecte kosten, 50%.

  • 4. Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief bedraagt het uurtarief van loonkosten per gewerkt uur, € 60.

  • 5. Het forfaitair vastgesteld uurtarief, bedoeld in het vorige lid, wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten.

  • 6. Artikel 1.3.3 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 blijft buiten toepassing.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. en artikel 1.3.1, tweede lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de startdatum van het project;

  • b.

    kosten van gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. In afwijking van artikel 1.4.1 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 worden subsidieaanvragen ingediend van 10 juni 2025, vanaf 09.00 uur tot en met 16 september 2025, tot 17.00 uur.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de tenderperiode genoemd in artikel 2.9 vast op € 7.839.999 met dien verstande dat maximaal 50% van het subsidieplafond beschikbaar is voor aanvragen met een subsidiehoogte van meer dan € 200.000.

  • 2. Indien na het toekennen van subsidie aan alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen met een subsidiehoogte van minder dan € 200.000 een bedrag in het subsidieplafond resteert, vervalt de beperking bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per subsidiabele activiteit.

  • 2. De totale subsidie wordt niet verstrekt, indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat het deel van de subsidie dat aan een deelnemer aan het samenwerkingsverband toekomt:

    • a.

      minder bedraagt dan € 25.000; of,

    • b.

      meer bedraagt dan:

      • 1°.

        € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is; of

      • 2°.

        € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger is dan € 200.000.

  • 3. Indien reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Unie subsidie is verstrekt voor dezelfde subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt het bedrag dat door deze bestuursorganen is verstrekt in mindering gebracht op de subsidie waarvoor de aanvrager op grond van deze regeling in aanmerking komt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria zoals uitgewerkt in bijlage 3:

    • a.

      de mate waarin technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, productieproces of dienst wordt verwacht, te waarderen met maximaal 25 punten;

    • b.

      de mate waarin economische waarde wordt gecreëerd, te waarderen met maximaal 25 punten, voor:

      • 1°.

        de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6,

      • 2°.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • c.

      de mate van kwaliteit van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6, te waarderen met maximaal 25 punten, gezien de:

      • 1°.

        complementariteit van de deelnemers;

      • 2°.

        capaciteiten van de deelnemers;

      • 3°.

        kwaliteit van de projectorganisatie;

    • d.

      de mate waarin maatschappelijke impact wordt gerealiseerd, te waarderen met maximaal 25 punten.

  • 2. Indien de aanvraag een onderwerp betreft waaraan Gedeputeerde Staten prioriteit hebben toegekend als bedoeld in bijlage 4, wordt het aantal punten verdubbeld dat is toegekend voor het criterium genoemd in het eerste lid, onderdeel d.

  • 3. Indien na toepassing van het eerste en tweede lid, en artikel 2.6, eerste lid, onder p, blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in3 artikel 2.10, te boven gaan, worden de aanvragen gerangschikt op volgorde van puntenaantal waarbij de aanvraag met de meeste punten bovenaan eindigt.

  • 4. Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat meer dan 50% van het subsidieplafond wordt verstrekt aan aanvragen met een subsidiehoogte van meer dan € 200.000, wordt subsidie niet verstrekt aan aanvragen die het maximum van 50% van het subsidieplafond overschrijden.

  • 5. Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 6. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie voor advies over artikel 2.6, eerste lid, onder k, l, m, n, o en p en artikel 2.12, eerste en tweede lid, voor aan een door hen in te stellen adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet.

Artikel 2.14 Beslistermijnen subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 beslissen Gedeputeerde Staten op een aanvraag voor subsidie binnen 16 weken na afloop van de tenderperiode.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, kan met 16 weken worden verdaagd.

Artikel 2.15 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project uiterlijk zes maanden na het indienen van de volledige aanvraag;

    • b.

      rondt het project uiterlijk 24 maanden na de start van het project af;

    • c.

      overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • d.

      houdt een administratie bij van de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Artikel 1.6.6, derde lid en artikel 1.10.1, eerste lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 blijven buiten toepassing.

  • 3. Artikel 18 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant is van overeenkomstige toepassing op subsidies verleend voor de provincie Zeeland.

Artikel 2.16 Beslistermijnen vaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag tot vaststelling binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, kan met 12 weken worden verdaagd.

Artikel 2.17 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Bij subsidies boven de € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c.

      een controleverklaring.

Artikel 2.18 Bevoorschotting

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken voor subsidies een voorschot van ten hoogste 75% op het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte van de termijnen en de tijdstippen van betaling in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 3. Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot als bedoeld in het tweede lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4. De bevoorschotting als bedoeld in de voorgaande leden, geschiedt ambtshalve en gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.19 Subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie op grond van deze paragraaf ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. Overeenkomstig artikel 1.9.4 van het Asb Zeeland 2023 dienen aanvragen tot vaststelling binnen twaalf weken na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend te worden ingediend.

  • 3. Op de subsidies tot € 125.000, zijn de volgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

    • a.

      artikel 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant met uitzondering van het derde lid, vierde lid, zesde lid, zevende lid onderdeel a onder 2, zevende lid onderdeel b, achtste lid en twaalfde lid van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • b.

      artikel 33 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. met uitzondering van het eerste lid onder c;

    • c.

      artikel 1.9.5 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 met uitzondering van de accountantsverklaring genoemd in het eerste lid, onder c.

  • 4. Paragrafen 1.7 en 1.8 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 blijven buiten toepassin

Artikel 2.20 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens elke twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid van de effecten van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025.

Ondertekening

9 maart 2021,

Gedeputeerde Staten van Zeeland,

de voorzitter,

drs. J.M.M. Polman

de secretaris,

A.W. Smit

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Gedeputeerde Staten van Limburg,

de voorzitter,

drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

drs. G.H.E. Derks MPA

Bijlage 1 bij artikel 1.6, eerste lid, onder b, van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

De Kennis-en Innovatieagenda’s (KIA’s) van het Missiegedreven Topsectoren en Innovatiebeleid vormen de basis voor de onderwerpen waarop een MIT-haalbaarheidsproject of een MIT-R&D-samenwerkings-project zich kan richten. Het toetsingskader van de MIT, zoals opgenomen in deze bijlage, is de mkb-samenvatting van de KIA’s en daarmee leidend voor toetsing van de MIT-aanvragen.

Ondanks dat het toetsingskader ingedeeld is per KIA zijn de volledige KIA’s (zoals hieronder te vinden via topsectoren.nl) geen onderdeel van het toetsingskader voor de MIT-aanvragen. De agenda's zelf zijn primair geformuleerd als onderzoeksagenda’s waardoor ze niet altijd geschikt zijn als kader voor het MKB. Onder elke KIA staat een MKB-samenvatting van de volledige KIA in het MIT toetsingskader.

Nadere informatie over de KIA’s van het Missiegedreven innovatiebeleid

  • -

    Nadere informatie over de achtergronden, context, voorbeelden over de achterliggende maatschappelijke vraagstukken en uitdagingen binnen de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s in de KIA’s zijn te vinden via: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst.

  • -

    Voor KIA Circulaire Economie is de lijst voor kritieke grondstoffen te vinden via: https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_en).

  • -

    Voor de KIA Gezondheid en Zorg is de volgende additionele informatie relevant:

    • 1.

      Veel innovatieve concepten, producten en diensten van het MKB voor gezondheid en zorg bereiken de markt niet.

    • 2.

      Om teleurstellingen te voorkomen adviseren we ondernemers om bij het overwegen van een aanvraag voor een van de instrumenten van de MIT (R&D-samenwerkingsproject of haalbaarheidsproject) op dit thema 'Health Innovation NL' (HI-NL) te raadplegen en eventueel te betrekken.

    • 3.

      HI-NL kan aangeven of de kans reëel is dat een project en/of een innovatie succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

Interpretatie van het toetsingskader voor de verschillende MIT-instrumenten

Het toetsingskader van de MIT voor de KIA’s 1 t/m 5 bestaat uit verschillende (deel)missies (KIA 2: Circulaire Economie heeft geen meerdere deelmissies maar bestaat uit een missie). De KIA Sleuteltechnologieën bestaat uit een lijst van 44 technologieën, en daarbinnen zijn via de Nationale Technologie Strategie 10 technologieën geselecteerd waar ons land extra op wil inzetten. Deze zijn te vinden onder de MKB-samenvatting KIA Sleuteltechnologieën (vermelding NTS).

1. Klimaat en Energie

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld.

Deelmissies

De KIA Klimaat en Energie bevat 4 deelmissies:

  • Een volledig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050;

  • Een CO2-vrije en toekomstbestendige gebouwde omgeving in 2050;

  • Een klimaatneutrale industrie met hergebruik van grondstoffen en producten in 2050;

  • Emissieloze en toekomstbestendige mobiliteit voor mensen en goederen in 2050.

MKB-samenvatting KIA Klimaat en Energie

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst in relatie tot bovenstaande deelmissies gericht te zijn op:

  • 1.

    Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.

  • 2.

    Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het energiesysteem.

  • 3.

    Vergroten van de efficiency door energiebesparende innovaties.

2. Circulaire Economie

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een circulaire economie in 2050. Voor deze missie zijn tussendoelen geformuleerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 en kansrijke thema’s om die tussendoelen te kunnen halen. De snelheid en het volume waarmee de beoogde innovatie impact zou kunnen maken, wegen mee in de beoordeling.

In een circulaire economie past het totaal van alle productie en consumptie binnen de planetaire grenzen. Voor circulariteit dienen nieuwe producten en diensten te worden ontworpen, waarbij het potentieel voor hergebruik en recycling het uitgangspunt is. Om te komen tot circulaire grondstof-ketens en processen moet de levensduur van producten en materialen worden verlengd door producten en processen te ontwikkelen en geschikt te maken voor het uitvoeren van reparatie, refurbishing, remanufacturing en andere levensduurverlengende bewerkingen, worden materialen en (kritische) grondstoffen aan het einde van de levensduur van producten teruggewonnen, en worden productie-, collectie-, sorteer -, reparatie-, refurbishing- en recyclingsprocessen geoptimaliseerd.

Maatschappelijk zal sprake moeten zijn van een systeemtransitie en van acceptatie. Dit vraagt om systeem- en sociale innovaties, zoals gedragsverandering van bedrijven en consumenten, meervoudige waarde creatie, ketenanalyse en ketensamenwerking, standaardisering en normering. MKB-innovaties zullen in deze ontwikkelingen moeten passen resp. deze moeten versterken.

MKB-samenvatting KIA Circulaire Economie

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen.

  • 2.

    Substitutie: vervanging van fossiele of anderszins belastende grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (secundaire grondstoffen of duurzaam geproduceerde biogrondstoffen).

  • 3.

    Stimulering van levensduurverlenging, bijvoorbeeld via producten of processen die hergebruik, refurbishment en reparatie van apparatuur, installaties en infrastructuur stimuleren.

  • 4.

    Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.

  • 5.

    Hoogwaardige verwerking: schone en goed gesorteerde inzamelstromen en terugwinning van materialen.

Ten slotte dienen de te ontwikkelen innovatieve producten, processen of diensten in relatie tot de bovenstaande deelmissie zich te richten op een (combinatie) van de volgende waardeketens:

  • Bouw: woningen, kantoren, viaducten en bruggen, wegverhardingen.

  • Consumptiegoederen: meubels, textiel, verpakkingen en wegwerpproducten; elektrische en elektronische apparatuur.

  • Kunststoffen: plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic, plastic in de bouw.

  • Maakindustrie: capital equipment, windparken, zon-PV systemen, klimaatinstallaties.

  • Gezondheid & Zorg: wegwerpmaterialen en -instrumenten, geneesmiddelen, vastgoed

  • Water: grondstoffen uit afvalwater, zuivering van afvalwater na gebruik als grondstof.

  • Kritieke grondstoffen: zijn grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, maakindustrie en defensie, maar een groot risico kennen ten aanzien van de leveringszekerheid.

3. Landbouw, Water en Voedsel

Projecten dienen bij te dragen aan de zes deelmissies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel (LWV). Ten slotte is er een apart programma voor sleuteltechnologieën voor de KIA LWV die geen onderdeel is van de deelmissies van LWV maar waar projecten nog steeds aan bij kunnen dragen.

Deelmissies

KIA LWV bevat 6 deelmissies:

  • Veerkrachtige natuur en vitale bodem

  • Duurzame land- en tuinbouw

  • Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland

  • Duurzaam en gewaardeerd voedsel dat gezond, toegankelijk en veilig is

  • Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren

  • Veilige en weerbare delta

Een belangrijk deel van de vraagstukken achter die deelmissies vraagt om onderzoek (kennis), om een eenmalige oplossing (een specifieke aanpak) of om inrichtingvraagstukken van gebieden, en niet om een veelvuldig verkoopbaar MKB-product waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren. Dit geldt vooral de deelmissies 3.a, 3.c en de systeemgerichte onderdelen van 3.d. MKB-projecten liggen daarbij dus niet direct voor de hand, maar technologische oplossingen om kennis te verzamelen of in de praktijk te brengen zijn zeker niet ondenkbaar. Denk bijvoorbeeld aan innovaties ten behoeve van betere of gemakkelijker kennisverzameling, beheer (het bestrijden van exoten) of de ontwikkeling van sensoren.

3.a Deelmissie veerkrachtige natuur en vitale bodem

Deze deelmissie draait om innovaties die effectief bijdragen aan het ombuigen van de neerwaartse trend van natuur- en biodiversiteitsverlies. De sleutels liggen enerzijds bij biodiversiteitsherstel en het robuust maken van natuur binnen en buiten natuurgebieden, anderzijds bij de transitie naar een samenleving en economie die hier positief aan bijdragen. Het gaat ook om vernieuwde vormen van governance en waarderingssystemen en de innovatieve inzet van natuur als oplossing voor de maatschappelijke opgave een veerkrachtige natuur en een vitale bodem te bewerkstelligen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie bij te dragen aan de volgende vraagstukken:

  • 1.

    Ombuigen van natuur- en biodiversiteitsverlies naar noodzakelijk herstel door kennis van biodiversiteit en natuurlijke processen en structuren, maar ook door kennis over de effectiviteit van maatregelen en herstelstrategieën.

  • 2.

    Beter begrijpen hoe ecosysteemdiensten versterkt kunnen worden in stedelijk, landelijk en natuurlijk gebied. Er zijn innovatieve meetsystemen nodig van de economische en maatschappelijke waardering van deze diensten.

  • 3.

    Mogelijkheden die digitale technologieën bieden voor een natuurinclusieve samenleving door het verzamelen van data en monitoring en de inzet daarbij van tools, apps, AI, remote sensing, drones en sensoren in het natuurdomein.

3.b Deelmissie duurzame land- en tuinbouw

Deze deelmissie beoogt de benodigde kennis, inzichten, innovaties en handelingsperspectieven te ontwikkelen om te komen tot een integraal duurzaam systeem van land- en tuinbouw, waarbij het systeem zowel de primaire bedrijven betreft als hun economische, maatschappelijke en ruimtelijke interacties.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie gericht te zijn op de volgende innovatieprogramma’s:

  • 1.

    (Bouwstenen voor) veerkrachtige en weerbare plantaardige en dierlijke productiesystemen.

  • 2.

    Circulariteit en natuurlijke hulpbronnen; verdere sluiting van de kringloop van water, nutriënten en andere (bio)grondstoffen.

  • 3.

    Energietransitie in de land- en tuinbouw.

3.c. Deelmissie vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland

Deze deelmissie draait om de kwaliteit van bodem en water die onder druk staat, en de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor drinkwater, industrie, irrigatie en natuur die niet meer altijd vanzelfsprekend is. Dat geldt voor het platteland maar ook voor bebouwde gebieden, waarin bijvoorbeeld stedelijk groen bijdraagt aan leefbaarheid en vermindering van wateroverlast en hittestress.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie gericht te zijn op:

  • 1.

    (Hybride) groen-grijs-blauwe oplossingen voor de private en publieke ruimte die bijdragen aan biodiversiteit, vasthouden en infiltreren van water en verminderen van hittestress, de beheersing van grondwaterpeil en het voorkomen van zettingen en bodemdaling. Duurzame en robuuste inrichting van ondergrondse leidingnetwerken voor drinkwater, hemelwater en afvalwater, rekening houdend met andere ondergrondse netwerken, klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouwopgave.

  • 2.

    Oplossingen voor het langer vasthouden van regenwater en gezuiverd afvalwater, waarbij landinrichting en -gebruik bijdragen aan het vasthouden van water. Inzet van technologische en natuurlijke zuivering om kwaliteit van zoetwatersystemen te beschermen (o.a. tegen verzilting) en te verbeteren. Voorkomen van schadelijke emissies en lozingscalamiteiten. Duurzame alternatieven voor waterwinning en waterhergebruik.

3.d. Deelmissie duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is

Doel van deze deelmissie is dat in 2050 voedsel in Nederland en Europa op een duurzame manier wordt geproduceerd in transparante ketens, waarin alle ketenpartijen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van het voedselsysteem als geheel en aan de voedselzekerheid. Het voedselsysteem is dan zo ingericht dat het bijdraagt aan de halvering van de ecologische voetafdruk. Het streven is dat er in 2030 de helft minder voedsel wordt verspild en dat er een verschuiving wordt gerealiseerd naar 50-50% dierlijke en plantaardige eiwitten. Ook worden zij- en reststromen maximaal verwaard. Er wordt toegewerkt naar een ecologisch, economisch en sociaal houdbaar systeem.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie bij te dragen aan de volgende ontwikkelingen:

  • 1.

    Een ecologisch en economisch houdbaar landbouw & voedsel-systeem; dit betreft herinrichting van het landbouw- en voedselsysteem, transparante en duurzame voedselketens en positie van Nederland in het internationale voedselsysteem.

  • 2.

    Duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt; dit betreft in (vers)ketens reductie en hergebruik van energie en water, verbeterde grondstofefficiëntie en flexibele voedselverwerking; tegengaan voedselverspilling; verlenging houdbaarheid producten.

  • 3.

    Alternatieve eiwitten: keten en producten; dit betreft verhoogde productie van alternatieve eiwitten, meer en beter aanbod, verhoogde consumptie en effecten van de eiwittransitie.

  • 4.

    Duurzaam en gezond voedselaanbod en consumentengedrag; dit betreft het aanbod van duurzame en gezonde producten, voedselkeuzegedrag van consumenten, een verbeterde voedselomgeving.

  • 5.

    Voedselzekerheid nu en in de toekomst (mondiaal/EU/Nederland); dit betreft schokbestendige (toekomstige) voedselsystemen, bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrifood sector in lage- en middeninkomenslanden, terugdringen van verspilling en voedselverlies en de transitie naar duurzame en gezonde diëten in lage – en middeninkomenslanden.

  • 6.

    Meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food; dit betreft verwaarding van biogrondstoffen uit de voedselketen naar voedsel en hoogwaardige, veilige, bioafbreekbare non-food producten, halveren van de footprint in bestaande en nieuwe voedselketens door het valoriseren van de rest- en zijstromen, reductie van en efficiënter gebruik van water, energie en grondstoffen en ontwikkeling van markten en waardeketens voor schone en veilige producten uit organische restromen en voor biobased producten.

3.e. Deelmissie duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren

Deze deelmissie richt zich op het doel dat in 2050 in Nederland de ecologische draagkracht en waterkwaliteit en –beschikbaarheid in balans is met de opgave voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Producten uit zee en grote wateren inclusief aquacultuur worden gewonnen met minimale ecologische impact.

  • 2.

    Verwerkingsprocessen (aan boord) zijn geoptimaliseerd.

3.f. Deelmissie veilige en weerbare delta

Deze deelmissie richt zich op het doel dat Nederland een veilige en weerbare delta blijft, ook bij een stijgende zeespiegel en sterkere schommelingen in de afvoer van rivieren door toegenomen weerextremen. Het achterliggend land wordt beschermd met betaalbare, circulaire, klimaatneutrale maatregelen die zoveel mogelijk werken vanuit het natuurlijk systeem (NBS, water en bodem sturend) dan wel rekening houden met de natuur (natuurinclusief). Havens blijven bereikbaar en rivieren, kanalen en de Noordzee blijven veilig bevaarbaar.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Innovatieve en duurzame oplossingen om de delta tegen overstroming en verdroging te beschermen en bevaarbaar te houden.

  • 2.

    Innovatieve, duurzame (met name) circulaire harde en zachte oplossingen waarmee het gebruik van primaire bouwgrondstoffen fors gereduceerd wordt en/of een duurzame slibeconomie ontstaat.

  • 3.

    Innovatieve oplossingen die bijdragen aan emissiereductie in de scheepvaart en leiden tot een digitale, modulaire en circulaire inrichting van de scheepsbouw.

3.g. Programma voor sleuteltechnologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV)

Dit programma richt zich op het doel dat in 2030 sleuteltechnologieën zijn ontwikkeld die bijdragen aan de missies in ‘groenblauwe‘ sectoren zoals land- en tuinbouw en watersystemen. De toepassing van sleuteltechnologieën helpt deze sectoren hun missies en doelen effectiever, sneller en/of efficiënter te bereiken.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    ‘Smart Technology’: technologie die (op termijn) via digitalisering bijdraagt aan oplossingen voor maatschappelijke opgaven in het groen/blauwe domein, het maakt de sectoren efficiënter, intelligenter, transparanter, veiliger, adaptiever en weerbaarder.

  • 2.

    Biotechnologie en veredeling draagt bij aan de beschikbaarheid van voldoende genetische variatie en innovatieve technologieën voor de veredeling en fokkerij zodat bedrijven sneller, efficiënter en effectiever hoogwaardig uitgangsmateriaal kunnen ontwikkelen dat geschikt is voor toepassing in de verschillende missieprogramma’s van de KIA Landbouw, Water, Voedsel.

  • 3.

    Niet-fossiele, veilige producten door biologische conversies of fermentaties inclusief scheidingstechnologie.

4. Gezondheid en Zorg

Projecten dienen bij te dragen aan het doel dat in 2040 alle mensen in Nederland tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen.

Deelmissies

De KIA Gezondheid en Zorg bevat de vijf deelmissies:

  • Leefstijl & leefomgeving. In 2040 is de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde leefomgeving met 30% afgenomen.

  • Verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving. In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving georganiseerd, samen met het netwerk rond mensen die zorg nodig hebben.

  • Verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking. In 2030 is het deel van de mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking dat naar wens en vermogen kan meedoen in de samenleving met 25% toegenomen;

  • Verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie. In 2030 is de kwaliteit van leven van mensen met dementie met 25% toegenomen; en

  • Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen. In 2035 is de bevolking beter beschermd tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

MKB-samenvatting KIA Gezondheid en Zorg

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissies daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Preventie van ziektes of aandoeningen.

  • 2.

    Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer (chronische) ziektes of aandoeningen inclusief hersen- en /of psychische aandoeningen.

  • 3.

    Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.

  • 4.

    Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.

  • 5.

    Arbeidsbesparende technologie zowel intramuraal als in de leefomgeving.

  • 6.

    Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.

  • 7.

    Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.

  • 8.

    Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

Ten slotte is voor de te ontwikkelen innovatieve producten, processen of diensten in relatie tot de bovenstaande deelmissies het volgende relevant:

  • -

    Gezien de doelstelling in de missie om gezondheidsverschillen terug te dringen, is het een pré als de innovatie bruikbaar en beschikbaar is voor mensen in een lage sociaaleconomische positie.

  • -

    Met het oog op de inpassing in bestaande systemen dient bij de te ontwikkelen innovaties rekening gehouden te worden met interoperabiliteit: producten, systemen of organisaties zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen communiceren en interacteren.

5. Veiligheid

Projecten dienen bij te dragen aan de overkoepelende ambitie om (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór te blijven: 'always ahead of the threat met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij.

Deelmissies en MKB-samenvatting KIA Veiligheid

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor bij te dragen aan een van de volgende vijf deelmissies:

  • 1.

    In 2030 is de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland riskant en slecht lonend, door meer zicht op illegale activiteiten en geldstromen.

    • -

      Zicht: Er is specifiek behoefte aan instrumentaria om criminele activiteiten waar te nemen en ontwikkelingen en patronen te herkennen zoals het ontstaan van criminele samenwerkingsverbanden en werkwijzen. Nieuwe, slimme sensoren (bijvoorbeeld uit de chemische industrie) kunnen ongebruikelijke activiteiten detecteren en gedragswetenschappelijke inzichten kunnen patronen herkennen en analyses versterken. Het waarnemend vermogen kan verhoogd worden door gebruik te maken van detectiemiddelen van andere publieke en private partijen.

    • -

      Inzicht: Omdat veel illegale activiteiten zich ‘ondergronds’ manifesteren, is het van belang om toekomstige ontwikkelingen goed te voorspellen. Dat is nodig om de schaarse interventiemogelijkheden effectiever te benutten. Aanvullend op het vergroten van ´zicht op´ georganiseerde criminaliteit, kan door kennisdeling, financiële en technische analyses het ´inzicht in´ criminele activiteiten worden vergroot. Met deze voorspellende kracht kunnen vervolgens interventies worden verbeterd of geëffectueerd.

    • -

      Interventie: Door het genereren van overzicht en inzicht kan worden toegewerkt naar doelgerichte innovatieve interventies die bijdragen aan het terugdringen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze interventies kunnen van technische of procesmatige aard zijn.

  • 2.

    In 2035 beschikt Nederland over de marine van de toekomst. Door de sterk verbeterde samenwerking in het marinebouwcluster is Nederland in staat om flexibel te reageren op onvoorspelbare ontwikkelingen.

    • -

      Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • -

      Smart operations

    • -

      Smart manning & automation

    • -

      Zero emission and survivable warships

    • -

      Smart design and maintenance

    • -

      Smart concepts

  • 3.

    In 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Daarbij fungeert de Defensie Ruimteagenda als richtsnoer.

    • -

      Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • -

      Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • -

      Grondgebonden situational awareness capaciteit (aardobservatie)

    • -

      Veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • -

      (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang tot verschillende diensten

    • -

      Shared (space based) Early Warning

  • 4.

    Cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader.

    • -

      Digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties

    • -

      Veilige en innovatieve digitale producten en diensten

    • -

      Tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen

    • -

      Cybersecurity-arbeidsmarkt, onderwijs en digitale weerbaarheid van burgers

  • 5.

    Hightech Landoptreden. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig genetwerkt met integratie van nieuwe technologieën om sneller en effectiever te kunnen handelen dan de tegenstander.

    • -

      Robotics and Autonomous Systems

    • -

      Communicatienetwerken en informatie gestuurd optreden

    • -

      Slimme en robuuste logistiek

    • -

      Energietransitie

    • -

      Duurzame, high performance materialen

6. Sleuteltechnologieën

Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren binnen KIA 1 t/m 5. Bij projecten die bijdragen aan de inhoudelijke KIA’s 1 t/m 5 zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing.

MKB-samenvatting KIA Sleuteltechnologieën

Projecten die specifiek voor de KIA Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën:

  • 1.

    Door een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.

  • 2.

    Door een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie ervan in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector niet anders dan binnen de missies reeds gebeurt, geen basis is voor toekenning van een subsidie.

Voor MKB-projecten binnen deze KIA wordt gezocht naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, die als product veelvuldig verkoopbaar zijn en waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.

Nationale Technologie Strategie, mogelijke prioriteiten in MIT R&D-Samenwerking

In het kader van de Nationale Technologie Strategie (NTS) zijn door het ministerie van EZ tien prioritaire sleuteltechnologieën aangewezen vanuit de lijst met 44 Sleuteltechnologieën. Vanwege de potentiële bijdrage van deze NTS-technologieën aan maatschappelijke uitdagingen, het verdienvermogen en de nationale en economische veiligheid in Nederland en de positie van Nederland in 2035. De projecten die specifiek worden ingediend voor NTS-technologieën moeten op een van de twee manieren bijdragen (zoals hierboven beschreven) aan de specifieke categorie waartoe de prioritaire sleuteltechnologie behoort. De NTS-technologieën zijn terug te vinden (Sleutel /Digitale) in de technologie lijsten van KIA 6 en 7 met de toevoeging “(NTS)”.

Hieronder de clusters van aangewezen Sleuteltechnologieën vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland waaraan MKB-projecten aan kunnen bijdragen:

  • Chemical Technologies

    • 1.

      Process technology, including process intensification (NTS)

    • 2.

      (Advanced) Reactor engineering

    • 3.

      Separation technology

    • 4.

      Catalysis

    • 5.

      Analytical technologies

    • 6.

      Electricity-driven chemical reaction technologies

  • Digital and Information Technologies (DIT’s). Voor de DIT’s is de KIA Digitalisering vastgesteld. De 7 DIT’s en nadere informatie zijn te vinden onder KIA 7.

  • Engineering and Fabrication Technologies

    • 7.

      Sensor and actuator technologies

    • 8.

      Imaging technologies (NTS)

    • 9.

      Mechatronics and opto-mechatronics (NTS)

    • 10.

      Additive manufacturing

    • 11.

      Robotics

    • 12.

      Digital manufacturing technologies

    • 13.

      Semiconductor technologies (NTS)

    • 14.

      Systems engineering

  • Photonics and Optical Technologies

    • 15.

      Photovoltaics

    • 16.

      Optical systems and Integrated photonics (NTS)

    • 17.

      Photonic/Optical detection and processing

    • 18.

      Photon generation technologies

  • Advanced Materials

    • 19.

      Energy materials (NTS)

    • 20.

      Optical, electronic, magnetic and nanomechanical materials

    • 21.

      Meta materials

    • 22.

      Soft/bio materials

    • 23.

      Thin films and coatings

    • 24.

      Construction and structural materials

    • 25.

      Smart materials

  • Quantum Technologies (NTS)

    • 26.

      Quantum computing

    • 27.

      Quantum communication

    • 28.

      Quantum sensing

  • Life science and biotechnologies

    • 29.

      Biomolecular and cell technologies (NTS)

    • 30.

      Biosystems and organoids

    • 31.

      Biomanufacturing and bioprocessing

    • 32.

      Bio-informatics

  • Nanotechnologies

    • 33.

      Nanomanufacturing

    • 34.

      Nanomaterials

    • 35.

      Functional devices and structures (on nanoscale)

    • 36.

      Micro- and nanofluids

    • 37.

      Nanobiotechnology/Biotechnology

7. Digitalisering

De KIA Digitalisering is complementair aan de KIA Sleuteltechnologieën en representeert de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DIT’s) sleutel technologieën van de 44 sleutel technologieën uit de KIA Sleuteltechnologieën waarvan (1) Artificial Intelligence (AI) en (3) Cyber security technologies terugkomen in de Nationale Technologie Strategie (NTS).

MKB-samenvatting KIA Digitalisering

Projecten die specifiek voor de KIA Digitalisering worden ingediend, dienen bij te dragen aan een van de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DIT’s) en de drie luiken zoals hieronder beschreven in acht te nemen.

  • 1.

    Artificial Intelligence (AI) (NTS)

  • 2.

    Data science, data analytics and data spaces

  • 3.

    Cyber security technologies (NTS)

  • 4.

    Software technologies and computing

  • 5.

    Digital connectivity technologies

  • 6.

    Digital Twinning and immersive technologies

  • 7.

    Neuromorphic technologies

Projecten passen in de KIA Digitalisering als het een van de maatschappelijke uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseert door toepassing van (een van) de zeven DIT’s, of indien het project de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van DIT's verbetert, en het als product verkoopbaar is. Daarbij dienen drie luiken op het gebied van 'Digital and Information Technologies' in acht te worden genomen:

  • -

    innoveren met DIT's (ten behoeve van KIA’s 1 t/m 5);

  • -

    reflectie op DIT's (zorgen voor verantwoorde digitale transformatie en de verantwoorde ontwikkeling en toepassing van DIT's); en

  • -

    innoveren in DIT's (verder ontwikkelen van de zeven DIT’s).

Het uitvoeren van fundamentele kennisontwikkeling is geen basis voor toekenning van een MIT-subsidie. Toegepaste kennisontwikkeling is dat alleen daar waar sprake is van een veelvuldig verkoopbaar product, waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.

8. Maatschappelijk Verdienvermogen

Het doel is om technologie beter te benutten in nieuwe producten, processen en diensten voor maatschappelijke uitdagingen en impact van het ondernemen te versterken. Daardoor worden betere toepassingen ontwikkeld, die zowel economisch als maatschappelijk rendement opleveren.

MKB-samenvatting KIA Maatschappelijk Verdienvermogen

Projecten passen in de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen als ze zowel een van de uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseren en zich richten op bovengenoemde doelstelling.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende technologiebenuttingen te verbeteren:

  • -

    De methodisch onderbouwde manier van werken, waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante Key Enabling Methodologies (zie de KEM agenda via https://kems.nl/).

  • -

    Het daarbij betrekken en inzetten van kennis en expertise uit mens- en maatschappijwetenschappen, bedrijfskunde, bestuurskunde, communicatie, transitiekunde en systeemdenken.

  • -

    Samenwerking in innovatie-ecosystemen van bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, vaak regionaal georiënteerd en het organiseren van sterke betrokkenheid van eindgebruikers en/of burgers.

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

Verbonden partijen

Er zijn vier manieren waarop partijen, waaronder bijvoorbeeld leverancier en ontvanger of leveranciers onderling, met elkaar verbonden kunnen zijn: organisatorisch, economisch, financieel en op basis van juridische grondslagen. Voor elke van deze vorm van verbondenheid volgt hier een definitie.

  • 1.

    Organisatorische verbondenheid:

    De feitelijke leiding is in handen van dezelfde persoon of groep van personen:

    • a.

      er is sprake van een als eenheid functionerende leiding, of

    • b.

      de leiding van het ene onderdeel is feitelijk ondergeschikt aan de leiding van het andere onderdeel.

  • Voor ‘persoon’ kan hier ook ‘rechtspersoon’ worden gelezen.

  • 2.

    Economische verbondenheid:

    • a.

      er is sprake van een, in hoofdzaak, zelfde economisch doel, zoals bediening van dezelfde klantenkring, of

    • b.

      het ene onderdeel verricht haar activiteiten in hoofdzaak ten behoeve van het andere onderdeel.

  • 3.

    Financiële verbondenheid:

    Er is sprake van (financiële) verbondenheid als de ene rechtspersoon meer dan 50% van de aandelen én meer dan 50% van de zeggenschap in handen heeft van de andere rechtspersoon. Ook een grote financiële afhankelijkheid kan duiden op financiële verbondenheid.

  • 4.

    Juridische verbondenheid

    Aan het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor de implementatie van Richtlijn 2006/46/EG in de Nederlandse wet, in 2008, in verband met verbonden partijen aan artikel 2:381 BW een nieuw, derde lid toegevoegd. Het BW definieert niet, ook niet in artikel 2:381, lid 3, wat een verbonden partij is. Uit de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel en het wetsvoorstel Uitvoeringswet flexibilisering BV-recht blijkt dat moet worden uitgegaan van de definitie in de door de Europese Unie goedgekeurde International Financial Reporting Standards en International Accounting Standards Board. Dit begrip moet dus worden uitgelegd aan de hand van de definitie zoals die is opgenomen in alinea 9 van International Accounting Standard 24. Deze International Accounting Standard richtlijn is ook verwoord in Controle en Overige Standaarden nummer 550.

Artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden.

IAS 24.9 Verbonden partij

  • 1.

    Een partij is met een entiteit verbonden indien:

    • a.

      de partij, direct of indirect via een of meer tussenpersonen:

      • (i)

        zeggenschap uitoefent over de entiteit, onder zeggenschap staat van de entiteit, of gezamenlijk met de entiteit onder zeggenschap staat van een derde (waaronder moedermaatschappijen, dochter- en zusterondernemingen);

      • (ii)

        een belang heeft in de entiteit die de partij een invloed van betekenis geeft over de entiteit; of

      • (iii)

        gezamenlijke zeggenschap uitoefent over de entiteit;

    • b.

      de partij een geassocieerde deelneming is van een entiteit (zoals gedefinieerd in IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen);

    • c.

      de partij een joint venture is waarin de entiteit een deelnemer is (zie IAS 31 Belangen in joint ventures);

    • d.

      de partij behoort tot de managers die sleutelposities innemen in de entiteit of haar moedermaatschappij;

    • e.

      de partij een nauwe verwant is van een natuurlijke persoon naar wie onder (a) of (d) wordt verwezen;

    • f.

      de partij een entiteit is waarover zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis wordt uitgeoefend, of waarvoor belangrijk stemrecht, hetzij op directe of indirecte wijze, in een dergelijke entiteit berust op natuurlijke personen naar wie onder (d) of (e) wordt verwezen; of

    • g.

      de partij een regeling inzake vergoedingen na uitdiensttreding van de entiteit is, of van enige andere entiteit die een verbonden partij is van die entiteit.

IAS 28.2

Een geassocieerde deelneming is een entiteit, met inbegrip van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid zoals een personenvennootschap, waarin de investeerder invloed van betekenis heeft en die geen dochteronderneming of belang in een joint venture is.

IAS 31.3

Een joint venture is een contractuele overeenkomst waarbij twee of meer partijen een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap hebben.

Bijlage 3 bij artikel 2.12, eerste lid, van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier verdeelcriteria benoemd. Per criterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld.

a. de mate waarin technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, productieproces of dienst wordt verwacht, te waarderen met maximaal 25 punten.

GS beoordeelt het vernieuwende karakter van het project. Hierbij speelt het brede innovatiebegrip een rol en gaat het over vernieuwing in de brede zin.

  • -

    In welke mate heeft het project een innovatief karakter. Het gaat hierbij vooral product-, proces- en diensteninnovatie;

  • -

    Het project is voor de sector in Nederland geheel nieuw of het project beoogt een ontwikkelde techniek toe te passen in een nieuwe omgeving (sector / regio);

  • -

    De mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van een regio of sector (product, proces of dienst);

  • -

    De complementariteit, samenhang met lopende initiatieven en samenwerking met kennisinstellingen.

b. de mate waarin economische waarde wordt gecreëerd, te waarderen met maximaal 25 punten, voor:

  • 1°.

    de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6;

  • 2°.

    de Zuid-Nederlandse economie.

Bij het beoordelen van de aanvraag bekijkt GS op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt en wat het ex-post perspectief en aanpak van het project is. Hierbij speelt het vermoedelijke investeringsvermogen van potentiële investeerders een rol. Het gaat hierbij om de lange termijn impact of investeringspotentie (publieke en / of private interesse van investeerders) van het project voor de fase na de subsidieperiode. Daarbij wordt het project vanuit de volgende perspectieven beoordeeld waarbij de context en regionale karakteristiek een rol spelen:

  • 1.

    Kosten-baten;

  • 2.

    Economisch perspectief (markt, concurrentie);

  • 3.

    Financieel perspectief (financieringsstrategie en financiële draagkracht).

Voor de bijdrage aan de Zuid-Nederlandse economie kan naast bovenstaande ook gedacht worden aan de impact op werkgelegenheid in de regio (direct en indirect), de versterking van een economisch topsector/cluster en andere economische effecten voor de regio.

c. de mate van kwaliteit van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6, te waarderen met maximaal 25 punten, gezien de:

  • 1°.

    complementariteit van de deelnemers;

  • 2°.

    capaciteiten van de deelnemers;

  • 3°.

    kwaliteit van de projectorganisatie

Bij het beoordelen van de kwaliteit van het project kijkt GS naar de volgende zaken:

  • -

    Relevant, complementair en representatief consortium over het werkveld;

  • -

    Mate van samenwerking binnen het project (taken, verantwoordelijkheden, besluiten) en wijze waarop sturing wordt gegeven aan het project;

  • -

    Trackrecord / ervaring van het consortium en de in te zetten medewerkers;

  • -

    Uitvoerings- en slagkracht van het consortium;

  • -

    Operationele en financiële capaciteit van de aanvragers;

  • -

    Breedte van betrokken ketenpartijen, meerdere schakels uit keten betrokken.

d. de mate waarin maatschappelijke impact wordt gerealiseerd, te waarderen met maximaal 25 punten.

GS beoordeelt in hoeverre het project bijdraagt aan de KIA’s zoals verwoord in bijlage 1. De maatschappelijk impact van het project hier en elders en in het heden en voor de toekomst zal in deze beoordeling worden meegenomen. Het project wordt uitgedaagd om hier op kwalitatieve en kwantitatieve manier invulling aan te geven (maatschappelijke business case). In de beoordeling wordt meegenomen:

  • -

    Impact van het project hier en elders;

  • -

    Impact van het project nu en in de toekomst;

  • -

    Mate van kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van deze impact en de haalbaarheid hiervan.

Bijlage 4 bij artikel 2.12, tweede lid, van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2021-2025

Prioritaire onderwerpen

KIA

Missie/technologie

Klimaat en Energie

Een volledig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050

Klimaat en Energie

Een CO2-vrije en toekomstbestendige gebouwde omgeving in 2050

Klimaat en Energie

Een klimaatneutrale industrie met hergebruik van grondstoffen en producten in 2050

Klimaat en Energie

Emissieloze en toekomstbestendige mobiliteit voor mensen en goederen in 2050

Circulaire Economie

Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Dat betekent dat alle milieueffecten van alle Nederlandse consumptie en productie binnen de grenzen van de planeet vallen. (NB: Circulaire Economie heeft geen meerdere deelmissies maar bestaat uit één missie)

Landbouw, Water en Voedsel

Duurzame land- en tuinbouw

Landbouw, Water en Voedsel

Duurzaam en gewaardeerd voedsel dat gezond, toegankelijk en veilig is

Gezondheid en Zorg

Verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving. In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving georganiseerd, samen met het netwerk rond mensen die zorg nodig hebben

Veiligheid

Cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader

Sleuteltechnologieën

Chemical Technologies: Process technology, including process intensification (NTS)