Beleidsregel van het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Vallei en Veluwe houdende regels omtrent de nadeelcompensatie ten gevolg van het verleggen van kabels en leidingen (Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen Waterschap Vallei en Veluwe 2021)

Geldend van 12-03-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Vallei en Veluwe houdende regels omtrent de nadeelcompensatie ten gevolg van het verleggen van kabels en leidingen (Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen Waterschap Vallei en Veluwe 2021)

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

gelet op artikel 7.14 van de Waterwet, artikel 7 aanhef en sub h van de Organisatieverordening Waterschap Vallei en Veluwe 2013, artikel 1:3 lid 4 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede artikel 5 lid 1 aanhef en sub c van de Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2014;

overwegende

dat het college van dijkgraaf en heemraden en het algemeen bestuur diverse besluiten nemen of zullen nemen en/of handelingen verrichten of zullen verrichten waardoor op diverse gronden binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei en Veluwe kabels en leidingen verlegd of aangepast zullen moeten worden;

dat het wenselijk is om beleid vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop het college van dijkgraaf en heemraden omgaat met de aan hem (al dan niet op basis van delegatie) toekomende bevoegdheid om te besluiten op aanvragen tot het toekennen van nadeelcompensatie voor de ontstane schade bij het verleggen of aanpassen van kabels en leidingen;

besluit;

vast te stellen de navolgende Beleidsregel Nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen Waterschap Vallei en Veluwe 2021:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

  • a. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe;

  • b. verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 2 of 7;

  • c. kabel: een sterke, buigzame, verbinding, bestaande uit een of meer geleiders welke zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt voor het transport van elektrische energie en/of elektrische signalen en/of optische signalen;

  • d. leiding: een buis, vervaardigd van een duurzaam materiaal zoals staal, beton of kunststof en geschikt voor het transport van vloeistoffen en gassen;

  • e. vergunning: een vergunning als bedoeld in de Keur Waterschap Vallei en Veluwe, voor zover betrekking hebbend op het aanbrengen en hebben van kabels en leidingen in, op, onder of boven waterstaatswerk of zuiveringstechnische werken;

  • f. verleggen: het verleggen of aanpassen van kabels en leidingen voor de aanleg, wijziging, demping, verwijdering of instandhouding van een waterstaatswerk en/of zuiveringstechnische werk;

  • g. waterkering: waterkering, inclusief daaraan ondersteunende kunstwerken, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

  • h. waterstaatswerk: een waterstaatswerk, inclusief daaraan ondersteunende kunstwerken, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

  • i. zuiveringstechnisch werk: een zuiveringstechnisch werk, inclusief daaraan ondersteunende kunstwerken, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

  • j. langsleiding: een leiding of kabel die, krachtens vergunning, parallel is gelegd aan, boven, onder op of in een waterkering of ander waterstaatswerk en/of zuiveringstechnische werk;

  • k. kruisende leiding: een leiding of kabel die, krachtens vergunning, kruisend door, op, boven, onder of in een waterkering of ander waterstaatswerk en/of zuiveringstechnische werk is gelegd;

  • l. buitenleiding: een leiding of kabel die buiten een waterkering of ander waterstaatswerk en/of zuiveringstechnische werk is gelegd en valt onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Hoofdstuk 2. Vergoeding voor het verleggen van kruisende- en/of langsleidingen en de omvang daarvan

Artikel 2

Voor zover blijkt dat een verzoeker ten gevolge van een besluit van het dagelijks bestuur, inhoudende de wijziging of intrekking van een vergunning, schade lijdt of zal lijden, waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent het dagelijks bestuur, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen, op verzoek aan hem een vergoeding toe.

Artikel 3

De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften zoals opgenomen in de bijlage 1 bij deze beleidsregels berekend.

Artikel 4

  • a. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 t/m 6, bestaat de vergoeding bij een langsleiding uit een percentage van de berekende schade, welk percentage lineair gerelateerd is aan de tijdsduur die is verstreken vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit tot verlening van de vergunning tot en met de dag van de toezending of uitreiking van het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning, zulks overeenkomstig hetgeen terzake is weergegeven ten behoeve van waterkeringen, waterstaatswerken en zuiveringstechnische werken in het van deze beleidsregels deel uitmakende schema zoals opgenomen in bijlage 2.

  • b. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 t/m 6, bestaat de vergoeding bij een kruisende leiding uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding alsmede uitvoeringskosten van de werkelijke verleggingskosten zoals is weergegeven in de van deze beleidsregels deel uitmakende bijlage 3.

Artikel 5

Geen vergoeding vindt plaats als in het besluit tot verlening van de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van tien jaren, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning te voorzien is in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden aan en ten behoeve van de desbetreffende waterkering en binnen de genoemde periode van tien jaar daadwerkelijk een besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning wordt toegezonden dan wel uitgereikt. Voor andere waterstaatswerken dan waterkeringen geldt als periode vijf jaar.

Artikel 6

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de schade ten laste van de verzoeker dient te blijven dan uit de toepassing van het gestelde in de artikelen 3 t/m 5 voortvloeit, kan van het gestelde in die artikelen worden afgeweken.

Hoofdstuk 3. Vergoeding voor het verleggen van buitenleidingen en de omvang daarvan

Artikel 7

Het dagelijks bestuur kent de verzoeker die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens het dagelijks bestuur van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak leidende tot een verlegging van een buitenleiding, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Artikel 8

De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften vervat in de bijlage 1 bij deze beleidsregels berekend.

Artikel 9

Onverminderd het bepaalde in artikel 10, bestaat de vergoeding bij een buitenleiding uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding alsmede uitvoeringskosten van de werkelijke verleggingskosten zoals is weergegeven in de van deze beleidsregels deel uitmakende bijlage 4.

Artikel 10

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de schade ten laste van de verzoeker dient te blijven dan uit de toepassing van het gestelde in de artikelen 8 en 9 voortvloeit, kan van het gestelde in die artikelen worden afgeweken.

Hoofdstuk 4. Inhoud van het verzoek

Artikel 11

Het verzoek bevat - onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht - ten minste: a. een aanduiding van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning of van het rechtmatig uitoefenen door of namens het dagelijks bestuur van een aan het publiekrecht ontleende taak of bevoegdheid leidende tot een verlegging van een buitenleiding; b. een aanduiding van de aard en omvang van de schade, alsmede een specificatie van het bedrag van de schade berekend conform de artikelen 3 t/m 5 en/of de artikelen 8 en 9; c. een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van de verzoeker vergoed dient te worden.

Hoofdstuk 5. Voorschotten

Artikel 12

Indien de verzoeker naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een schadevergoeding, kan het dagelijks bestuur, in afwachting van de beslissing terzake die vergoeding, op verzoek dan wel ambtshalve aan de verzoeker een voorschot verlenen.

Artikel 13

Indien het dagelijks bestuur besluit tot het verlenen van één of meer voorschot(ten) wordt daarmee geen aanspraak op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 2 of artikel 7, erkend.

Artikel 14

Een voorschot wordt eerst verleend nadat de verzoeker schriftelijk de verplichting heeft aanvaard tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Het dagelijks bestuur kan daarvoor zekerheidsstelling verlangen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 15

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 16

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen Waterschap Vallei en Veluwe 2021".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en heemraden van 16 februari 2021

Drs. ing. K.A. Blokland

Secretaris

F. ter Maten

Waarnemend Dijkgraaf

Bijlage 1. , bedoeld in artikel 3 van de Beleidsregels nadeelcompensatie kabels en leidingen bij waterstaatswerken en zuiveringswerken Waterschap Vallei en Veluwe

Introductie

In de beleidsregels worden drie soorten leidingen onderscheiden:

Leidingen binnen beheersgebied:

  • 1)

    langsleidingen;

  • 2)

    kruisende leidingen

  • 3)

    buitenleidingen;

De vergoeding voor het verleggen van langsleidingen wordt bepaald aan de hand van bijlage 2 van deze beleidsregels. De vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding wordt bepaald aan de hand van bijlage 3 van deze beleidsregels.

De vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding wordt bepaald aan de hand van bijlage 3 en de vergoeding voor het verleggen van een leiding die onder de overeenkomst valt wordt bepaald aan de hand van de overeenkomst.

Voor de genoemde leidingen geldt dat allereerst de kosten van een verlegging bepaald dienen te worden. Van deze kosten worden de voordelen afgetrokken die voortvloeien uit een verlegging. Het aldus berekende bedrag is de schade die een kabel of leidingbeheerder lijdt door een verlegging. De wijze van schadeberekening is in deze bijlage vastgelegd. De vergoeding voor een verlegging van een kruisende- , langsliggende- of buitenleiding wordt vervolgens aan de hand van de respectieve bijlagen bepaald.

1. Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald

In het navolgende wordt uiteengezet welke uitgangspunten en berekeningsmethode worden gehanteerd bij het vaststellen van de omvang van de schade bij een verlegging van een kabel of leiding. Schade wordt gedefinieerd als de kosten die gemaakt moeten worden om de verlegging uit te voeren minus de uit de verlegging voortvloeiende voordelen.

Uitgangspunt bij de bepaling van de omvang van de schade bij een verlegging van een kabel of leiding zijn de werkelijke verleggingskosten. De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de verzoeker moet maken om de kabel of leiding te verleggen. In concreto betreft het de volgende kostencomponenten:

  • -

    materiaalkosten;

  • -

    kosten van het uit en in bedrijf stellen;

  • -

    kosten van ontwerp en begeleiding;

  • -

    uitvoeringskosten.

In het onderstaande wordt een leidraad gegeven voor de berekeningswijze van de kosten van een verlegging. Deze berekeningswijze is ontleend aan de overeenkomst. Aan de overeenkomst is een drietal uitgangspunten ten grondslag gelegd:

  • -

    De schade bij een verlegging wordt in principe bepaald aan de hand van het onteigeningsrecht.

  • -

    Kabels en leidingen zijn incourante objecten (ze kunnen immers niet meer op de markt verhandeld worden nadat ze zijn gelegd en hun functie zijn gaan vervullen) in de zin van het onteigeningsrecht, wat tot gevolg heeft dat bij de berekening van schade en de vergoeding de werkelijke verleggingskosten als uitgangspunt worden genomen. Zulks met inachtneming van het onteigeningsrecht.

  • -

    Verleggingen dienen te worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijke laagste kosten gerealiseerd kan worden. Dit houdt in dat gestreefd dient te worden naar optimalisatie, hetgeen betekent dat bij een verlegging gekozen zal worden voor het meest aantrekkelijke alternatief onder de voorwaarde dat zulks geen nadelen oplevert voor de verlegger en het dagelijks bestuur ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. De meest voor de hand liggende variant is een verlegging ter plaatse van de oorspronkelijke ligging van de te verleggen kabel of leiding.

2. Leidraad schadeberekening

Artikel 1

  • 1.

    De hoogte van de kosten voor het verleggen van een kabel of leiding wordt vastgesteld volgens de hierna volgende berekeningsmethodiek.

  • 2.

    Bij deze berekeningsmethodiek worden de componenten vermogensschade en inkomensschade niet als uitgangspunt genomen.

  • 3.

    Bij deze berekeningsmethodiek worden de kosten vastgesteld aan de hand van de werkelijke verleggingskosten.

  • 4.

    De werkelijke verleggingskosten bestaan uit:

    • -

      materiaalkosten

    • -

      kosten van het uit en in bedrijfstellen

    • -

      kosten van ontwerp en begeleiding

    • -

      uitvoeringskosten.

  • 5.

    De hoogte van de kosten worden gecorrigeerd indien zich door de verlegging of aanpassing van de kabel of leiding een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet (zoals bijvoorbeeld een capaciteitstoename van een leiding of het voordeel dat ontstaat indien er een nieuwe leiding in de plaats komt van een technisch versleten leiding).

Artikel 2

Onder materiaalkosten worden verstaan:

  • -

    kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan kosten van kabel- en of leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht.

Artikel 3

Onder de kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan:

  • -

    kosten van het spannings- of produktloos maken van de kabel en leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen van de kabel of leiding,

  • -

    kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard. Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen.

Artikel 4

Onder uitvoeringskosten worden verstaan:

  • -

    kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werkputten en ondersteuningen),

  • -

    kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten kabels of leidingen. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden het eigendom van de leidingbeheerder,

  • -

    kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen),

  • -

    kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard, zoals extra kabel- en leidingvoorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd in samenhang met de voortgang van het infrastructuurproject.

Artikel 5

  • 1.

    Een aftrek nieuw voor oud wordt alleen toegepast indien sprake is van kenbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van 5 jaar verstreken zal zijn.

  • 2.

    Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waardeberekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.

De technische levensduur van een aantal soorten kabels of leidingen wordt bepaald aan de hand van het overzicht dat in onderstaande toelichting is opgenomen. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald.

3. Toelichting berekeningswijze schade

Artikel 1

Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding als bedoeld in lid 4 wordt aansluiting gezocht bij artikel 26 van de Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI 1998). Ingevolge artikel 26 van die regeling kunnen de volgende werkzaamheden worden onderscheiden:

  • -

    onderzoek

  • -

    voorontwerp

  • -

    definitief ontwerp

  • -

    bestek

  • -

    aanbesteding en gunning

  • -

    detaillering ten behoeve van de uitvoering

  • -

    directievoering

  • -

    oplevering

  • -

    onderhoud- en garantietermijn.

Voor de hoogte van de hier opgesomde kosten zijn de werkelijke kosten het uitgangspunt. Indien deze afwijken

van het in de RVOI 1998 aangegeven niveau, dan dient onderbouwing van de afwijking te worden gegeven. Zonodig kan een beroep op de hardheidsclausule gedaan worden.

Lid 5 impliceert dat, wanneer sprake is van een capaciteitstoename van een leiding of een vervanging van een technisch versleten leiding of kabel, het hierdoor ontstane voordeel wordt afgetrokken van het schadebedrag dat wordt vastgesteld. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor opstallen indien er sprake is van kwantificeerbare voordelen.

Artikel 2

Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats vallen onder het begrip ’materiaalkosten’. Een sluitende opsomming van wat onder het begrip materiaalkosten dient te vallen is niet goed mogelijk zodat in de praktijk van geval tot geval beoordeeld dient te worden welke kosten als materiaalkosten aangemerkt dienen te worden.

Artikel 3

Onder kosten van uit- en in bedrijf stellen vallen kosten van tijdelijke voorzieningen van operationele aard, zoals extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Artikel 4

Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke kabel- en leidingverbindingen verstaan, die de leidingbeheerder moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen in het kader van de door het bestuur gevraagde verlegging. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken kabel- of leidingbeheerder.

De kosten van een CAR-verzekering vallen ook onder het begrip uitvoeringskosten.

Onder uitvoeringskosten worden tevens de eenmalige kosten verbonden aan het vestigen van zakelijke rechten begrepen. Uitgangspunt hierbij is echter wel dat deze kosten redelijk zijn. Bij de beantwoording van de vraag wat redelijk is kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de regeling terzake zoals die door de Gasunie en LTO Nederland is overeengekomen.

Voor uitvoeringskosten geldt hetzelfde als wat in de laatste zin van de toelichting bij artikel 2 is gesteld.

Artikel 5

Kwantificeerbare voordeeltoerekening bij verlegging is o.a. het geval als: de capaciteit van de leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), opheffen van een evident verkeerde ligging, opheffen van constructiefouten of een foutieve keuze van leidingmaterialen voorzover deze de technische levensduur significant zouden kunnen beïnvloeden, achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaande met een significante verkorting van de technische levensduur en een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen.

Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de regels van het onteigeningsrecht waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding.

Een aftrek nieuw voor oud bij leidingen is gecompliceerd, omdat in bijna alle aanpassings- en verleggingssituaties een zelfstandige eenheid (een onderdeel van de technische werken in het leidingencomplex, dat bij vervanging van een (deel van) dit leidingen-complex, zowel uit technisch als uit bedrijfseconomisch oogpunt naar redelijke verwachting in stand zal blijven) ontbreekt. Bij een verlegging van een deel van een zelfstandige eenheid is het pas zinvol om een correctie nieuw voor oud toe te passen, indien die partiële verlegging dicht tegen het moment aan zit, waarop de technische levensduur van de gehele leiding verstreken is. Van dat laatste is sprake indien de periode tussen partiële verlegging en een verstrijken van de technische levensduur 5 jaar of korter is.

Een voorbeeld:

  • -

    leiding aangelegd in 1959

  • -

    technische levensduur: 45 jaar

  • -

    totale leiding met een lengte van 800 m zou naar objectieve maatstaven aldus in 2004 moeten worden vernieuwd

  • -

    infrastructureel project maakt verlegging van 100 m leiding noodzakelijk in 2001

  • -

    kosten "partiële verlegging": € 300.000 - geschatte kosten gehele verlegging in 2004: € 1.500.000

  • -

    evenredig deel van het in 2001 te verleggen deel ten opzichte van de in 2004 geplande totale verlegging is: 100/800 x €1.500.000 = €187.500

  • -

    bij een rekenrente van 4% (dit is tweederde van het gemiddelde percentage dat de grootste banken van Nederland als rente hanteren voor standaard-hypotheken zonder gemeentegarantie op basis van een tienjarige annuïteit) is dit bedrag naar het jaar 2001 contant te maken met de rekensom € 187.500/ (1,04)3= €166.687

  • -

    de schadeloosstelling is nu gelijk aan €300.000 (kosten partiële verlegging in 2001) minus € 166.687 (de contant gemaakte evenredige besparing in 2004) = €133.313

Overzicht technische levensduur

Het onderstaande overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden.

Waterleidingen 

Materiaal

Diameterrange [mm]

Verwachte technische levensduur (jaar)

Transportleidingen

Staal

> 300

> 100

Beton

> 300

> 100

Asbestcement

> 300

70

Nodulair GIJ

> 300

> 100

Laminair GIJ

> 300

> 100

PVC vóór 1975

> 315

40

PVC van en na 1975

> 315

70

PE

> 300

70

GVK

> 300

> 100

Distributieleidingen 

Asbestcement

50-300

70

Nodulair GIJ

80-300

>100

Laminair GIJ

80-300

80

PVC vóór 1975

32-315

40

PVC van en na 1975

32-315

70

PE

60-300

70

Staal

60-300

80

Aansluitleidingen 

Kleinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform distributieleidingen

Gasleidingen

Materiaal 

Verwachte technische levensduur [jaar]

Transportleidingen (8, 4 en 1 bar) 

Staal

> 100

Nodulair GIJ

> 100

PE 1 e en 2e generatie

70

PE 3e generatie

> 100

Distributieleidingen (100 en 30 mbar) 

Asbestcement

70

Staal

80

Nodulair GIJ

> 100

Laminair GIJ

> 100

PE 1 e en 2e generatie

70

PE 3e generatie

> 100

Slv PVC

> 100

HPVC

70

Electriciteitskabels 

Materiaal 

Verwachte technische levensduur [jaar]

Hoogspanningsmasten 

Stalen masten

> 100

Transportkabels (>30 kV) 

Oliedruk kabel < 1970

55

Oliedruk kabel >1970

70

Gasdrukpijpkabel

70

Gepantserd papier lood kabel (GPLK)

60

(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom bestendige isolatie

20

(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom bestendige isolatie

40

(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie

70

Distributiekabel middenspanning (tot 30 kV) 

Gepantserd papier lood kabel (GPLK)

60

(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom- bestendige isolatie

20

(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom- bestendige isolatie

40

(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie

70

Distributiekabels laagspanning (0,4 kV) 

GPLK

100

PVC

100

Aardgas

Kl, K2 EN K3 transportleidingen ( > 8 bar) 

Materiaal 

Verwachte Diameter [mm]

technische levensduur (jaar)

Staal

>100

> 100

Bijlage 2. , bedoeld in artikel 4 sub a (langsleidingen) van de Beleidsregels nadeelcompensatie kabels en leidingen bij waterstaatswerken en zuiveringswerken Waterschap Vallei en Veluwe

De schade bij een verlegging van een langsleiding wordt bepaald conform bijlage 1 waarna, afhankelijk van de ouderdom van de ingetrokken vergunning, aan de hand van de van bijgaande tabellen, de vergoeding bepaald wordt. De tabellen concretiseren een aftrek ’maatschappelijk risico’ wat er in resulteert dat bij een verlegging van een langsleiding vanwege een waterstaatswerk of zuiveringstechnisch werk de vergoeding bij een in te trekken of te wijzigen vergunning die ouder is dan vijftien respectievelijk 30 jaar nihil bedraagt.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3. , bedoeld in artikel 4 sub b (kruisende leidingen) van de Beleidsregels nadeelcompensatie kabels en leidingen bij waterstaatswerken en zuiveringswerken Waterschap Vallei en Veluwe

De schade bij een verlegging van een kruisende leiding wordt bepaald conform bijlage 1. De vergoeding voor een verlegging van een kruisende leiding bestaat uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten hetgeen impliceert dat materiaalkosten en de kosten van het uit en in bedrijf stellen niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Bijlage 4. bedoeld in artikel 9 (buiten-leidingen) van de Beleidsregels nadeelcompensatie kabels en leidingen bij waterstaatswerken en zuiveringswerken Waterschap Vallei en Veluwe

De vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding wordt op dezelfde manier bepaald als de vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding.

Bij verleggingen van buitenleidingen is wat betreft de vergoeding voor de verlegging allereerst de juridische basis waarop de te verleggen kabel of leiding ligt van belang. Ligt een kabel of leiding op basis van eigendom of een ander zakelijk recht of op grond van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet privaatrecht dan wordt de vergoeding van de verlegging op basis van de onteigeningswet bepaald. Het komt echter regelmatig voorkomt dat een kabel of leiding op basis van een vergunning van een ander dan het dagelijks bestuur of op basis van een overeenkomst of een andere vorm van toestemming van de grondeigenaar ligt. In deze gevallen wordt de vergoeding voor een verlegging op grond van deze bijlage bepaald aan de hand van bijlage 3 waarin immers de vergoeding voor het verleggen van kruisende leidingen is vastgelegd.

Een kabel of leiding die niet valt onder te brengen onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt niet geacht een publiek belang te hebben. De onderhavige beleidsregels hebben geen betrekking op vergoeding van een verlegging van een dergelijke kabel of leiding.

Bijlage 5: Werkproces aanpassing en verlegging kabels en leidingen in en nabij waterstaatswerken en zuiveringswerken

1.Wat is ons doel met dit werkproces

Het werkproces “aanpassing kabels en leidingen bij waterstaatswerken en zuiveringswerken” is opgesteld zodat wij een eenduidige werkwijze te kunnen hanteren voor onze verschillende projecten zoals dijkverbeteringen, aanpassingen watersysteem of zuiveringswerken. Daarmee bieden wij helderheid aan beheerders van kabels en leidingen.

In dit werkproces geven wij aan:

  • 1.

    hoe wij met de beheerders van kabels en leidingen willen samenwerken;

  • 2.

    wat de beheerders van kabels en leidingen van ons mogen verwachten binnen het proces van aanpassing van hun infrastructuur voor onze projecten en wat onze verwachtingen naar hen zijn;

  • 3.

    welke stappen wij zetten in het komen tot een verbeterwerk, waarin de belangen van de beheerders van kabels en leidingen meegenomen zijn;

  • 4.

    welke financiële regelingen bij het waterschap gelden en hoe de afwikkeling van kosten en vergoedingen geregeld wordt;

  • 5.

    hoe wij omgaan met afwijkingen in het ontwerp en met zaken waarover geen overeenstemming is.

2.Waarop is het werkproces gebaseerd

Het werkproces is een nadere uitwerking van de procedure die is ontwikkeld voor het HWBP in de projectoverstijgende verkenning Kabels en Leidingen (POV K&L Derde uitgave Stappenplan Samen sterk beginnen, 9 oktober 2019). Deze bestaat uit tien stappen die doorlopen worden van verkenningsfase via planfase naar realisatiefase.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Stappenplan Samen sterk beginnen (POV K&L, okt 2019)

De onderdelen die uitgewerkt zijn in de schaderegeling zijn afkomstig van het Uitvoeringsprotocol Schadevergoeding Kabels en Leidingen SKL 01-26, 14 september 2001

3.Hoe werken wij samen in dit werkproces?

Bij aanpassing van waterstaatswerken is het waterschap opdrachtgever en dus verzoeker tot aanpassing van de kabels en/of leidingen. Daaronder verstaan wij het verleggen, verwijderen en beschermen van kabels en leidingen en daarmee gerelateerde werken.

De beheerder van een kabel of leiding is de acceptant en daarmee degene die het verzoek tot aanpassing van de kabel of leiding aanvaardt en de aanpassing uitvoert (of laat doen). Daarbij hoort ook de management regie.

De belangen van zowel de beheerders van kabels en leidingen als van het waterschap zijn groot, de aanwezige infrastructuur is vaak kapitaal intensief, verleggingskosten hoog, de overlast voor de omgeving aanzienlijk en de doorloop tijden van plan maken tot uitvoeren van werkzaamheden zijn lang.

Het waterschap(verzoeker) en ook de beheerder van kabel of leiding (acceptant) zullen het als hun plicht moeten zien om efficiënt en effectief te werken. Daarin erkennen wij ieders specifieke rol en dat ieder zijn bedrijfseigen specificaties, managementcontrol en bedrijfsethiek heeft.

Als verhouding voor dit werkproces willen wij het erkennen van elkaars belangen benadrukken en dat ieder eigen interne werkwijzen heeft, en dat wij gezamenlijk willen komen tot een goed uitgevoerd verbetering van waterstaatwerk, met zorgvuldig aan- en ingepaste kabels en leidingen.

Ook geldt in het werkproces dat in de totstandkoming van de plannen en het voorkeuralternatief ook de belangen van anderen (bewoners/organisaties/derden) meegenomen worden in onze keuzes. Dit is de participatie die wij zoeken en vanuit de omgevingswet uitgangspunt is.

In het onderstaande werkproces kan overal waar wordt gesproken over dijkverbetering, ook gelezen worden aanpassing waterstaatswerk of zuiveringswerk.

4.Hoe doorlopen wij dit werkproces?

Wij betrekken de beheerder van kabels en leidingen vroegtijdig in de verkenning van de dijkverbetering, de planvoorbereiding en de uitvoering, zodat zorgvuldigheid wordt geborgd.

Wij wegen de impact van een aanpassing van een kabel of leiding mee in de alternatieven voor de dijkverbetering en werken varianten uit voor de aanpassing in de planfase. Dit vraagt een professioneel ontwerpproces van de dijk en van de aanpassingen aan kabels en leidingen.

Wij zorgen samen met beheerders van kabels en leidingen dat de planning van dijkverbetering gehaald kan worden en de uitvoering van aanpassingen efficiënt is voor de omgeving en de uitvoerder van de dijkverbetering.

Na de uitvoering willen wij dat de financiële afwikkeling transparant en efficiënt uitgevoerd wordt, conform de wettelijke regelingen.

5.Wat zijn de stappen van het werkproces

Stap 1-4 Verkenningsfase: Samen aan tafel

Stap 1.Kennismaken met de beheerders van kabels en leidingen (vooroverleg?)

  • Het waterschap inventariseert de aanwezige kabels en leidingen

  • Het waterschap nodigt bij start van dijkverbetering de beheerders van kabels en leidingen uit, ook beheerders van kabels en leidingen van het waterschap zelf.

  • Kennismaking projectteam dijkverbetering met de beheerders van kabels en leidingen

  • Kennismaking van beheerders van kabels en leidingen met de waterschapsmedewerkers voor vergunningverlening, beleid en beheer & onderhoud

  • Toelichten doelstelling dijkverbetering

  • Toelichten beleid en regelingen voor kabels en leidingen

  • Introduceren expert en contactpersoon voor kabels en leidingen vanuit het projectteam dijkverbetering

  • Bekend maken aanspreekpunt voor kabels en leidingen vanuit het waterschap

Stap 2. Samen cruciale kabels en leidingen voor ontwerp dijkverbetering selecteren

  • Bepalen welke cruciale belangen er spelen voor de dijkverbetering en voor de beheerder kabel en leiding

  • Selecteren van cruciale (Figuur 2) kabels en leidingen voor het dijk ontwerp

  • Bepalen opgave voor kabels en leidingen voor de dijkverbetering

  • Invloed verlegging kabels en leidingen op projectgrens verkennen

  • Bepalen van te handhaven bestaande kabels en leidingen

  • Afspreken welke kosten vergoed worden

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Categorieen 1, 2 en 3 kabels en leidingen

Stap 3. Samen komen tot oplossingen voor de dijkverbetering met soepele inpassing K&L

  • Verkennen mogelijke oplossingen

  • Verkennen sociale, fysieke en financiële haalbaarheid van tracés

  • Reserveren van een tracé voor kabels en leidingen

  • Inschatten categorie 1, 2 en 3 kabels en leidingen

  • Overleggen met omgeving over de impact van aanpassingen op omgeving en ophalen suggesties derden

Stap 4. Samen komen tot een Voorkeursalternatief (VKA) voor de dijkverbetering

  • Bijdrage in VKA op basis van expertise van netbeheerders

  • Afweging of de dijk verlegd moet worden, welke technische oplossing en functionaliteit van kabel of leiding wijzigt en wat de impact is op K&L netwerk

  • Afstemming samenhang aanpassing kabels en leidingen met andere processen

  • Opstellen overzicht over te verkrijgen en te gebruiken benodigde gronden

  • Afspreken hoe waar nodig buiten projectplangebied evt gronden beschikbaar kunnen worden gesteld

  • Controleren in VKA de haalbaarheid van benodigde tracés kabels en leidingen

  • Actualiseer de indeling in categorie 1,2 en 3 kabels en leidingen

  • Ingang zetten verlegging categorie 1 kabels en leidingen

Stap 5-7 Planuitwerkingsfase: Samen kabels en leidingen soepel inpassen

Stap 5. Indienen verzoek tot aanpassing/maatregel (VTA/VTM)

  • Verleggingsplannen opstellen met kabels en leidingbeheerder

  • Afstemmen verleggingsplan met vergunningverlening en beheer van het waterschap

  • Bepalen welk moment het VTA/VTM ingediend wordt

  • Afspraken vastleggen over de uitwerking van het ontwerp van de kabel/leiding en ontwerp van de dijk

  • Afspraken over omgaan met onverwachte vondsten in realisatiefase

Stap 6.Samen werken aan de Projectovereenstemming (POS)

  • Overleg en keuze maken voor het type POS (Vaste Prijs of Nacalculatie)

  • Opstellen van de projectovereenstemming

  • Goedkeuring vergunningverlening en beheer bij DO verlegging kabel/leiding

  • Controle benodigde vergunningen en procedures voor kabels en leidingen

  • Organiseren van de zakelijke rechten voor het gebruik van gronden

  • Maak afspraken over coördinatie werkzaamheden

Stap 7. Samen voorbereiden besluit Projectplan Waterwet/Projectbesluit

  • Optimaliseren VKA voor besluitvorming

  • Actualiseren indeling in categorie 1, 2 en 3 kabels en leidingen

  • Opstarten verlegging categorie 1 kabels en leidingen

Stap 8-10 Realisatiefase: Samen soepele inpassing kabels en leidingen in waterkering realiseren

Stap 8. Afspraken kabels en leidingen in contract dijkverbetering vastleggen

  • Wees alert op categorie 1, 2 en 3 kabels en leidingen

  • Leg afspraken K&L in vraagspecificatie voor dijkverbetering vast

  • Maak afspraken over coördinatie uitvoering werkzaamheden

Stap 9. Samenwerken in de realisatie van de dijkverbetering met inpassing K&L

  • Controle van het ontwerp van de aannemer dijkverbetering door beheerder van kabel en leidingen op specifieke kabels en leiding facetten

  • Opstellen integrale uitvoeringsplanning voor K&L en dijkvebetering

  • Kick-off bijeenkomst uitvoering met beheerders van kabels en leidingen

Stap 10. Opleveren van eindafrekening en informatie overdragen aan beheerder van de waterkering

  • Eindafrekening per POS

  • Overdracht van informatie

  • Evalueer en continueer de samenwerking

6.Hoe behandelen wij de nadeelcompensatie?

Hieronder is het Stappenplan financiële afhandeling nadeelcompensatie uitgewerkt, met daarbij de verhouding en werkverdeling tussen het waterschap en de beheerder van kabel en leiding. De schaderegeling bestaat uit 8 onderdelen en is gebaseerd op het “Uitvoeringsprotocol Schadevergoeding Kabels en Leidingen SKL 01-26, 14 september 2001”.

  • 1.

    Vooroverleg en verzoek tot aanpassing

  • 2.

    Project overeenstemming

  • 3.

    Omvang van de uit te voeren werkzaamheden

  • 4.

    Planning

  • 5.

    Kostenraming

  • 6.

    Kostenvergoeding

  • 7.

    Facturering

  • 8.

    Informatievoorziening

6.1. Vooroverleg en verzoek tot aanpassing

Het waterschap neemt in de verkenningsfase het initiatief tot vooroverleg waarin partijen gezamenlijk de bestaande situatie inventariseren en oplossingsrichtingen voor de eventuele aanpassing verkennen. Hierin worden ook de belangen van de omgeving (aanwonenden, grondeigenaren, gebruikers) geïnventariseerd en met de omgeving overlegd.

Indien aanpassing noodzakelijk is, zal dit gebeuren in een schriftelijk verzoek tot aanpassing (geldt ook voor verzoek tot maatregel). Het vooroverleg is hiervoor de basis. Het verzoek tot aanpassing kan tevens de aankondiging van de intrekking van bestaande vergunningen (van het waterschap) bevatten.

6.2. Projectovereenstemming

Het waterschap en de beheerder van kabels of leidingen komen tot overeenstemming over de omvang van de noodzakelijke aanpassingen, de planning en de (voorlopige) schadevergoeding op basis van het definitief ontwerp.

Voor ieder verzoek tot aanpassing wordt een projectovereenstemming (POS) opgesteld. Dit hoeft niet per se door het waterschap gedaan te worden, ook de beheerder van kabels of leidingen kan een projectovereenstemming opstellen die na afstemming door waterschap wordt ondertekend. Een POS moet ondertekend zijn voor de uitvoering start. De projectovereenstemming vormt ook het officiële verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de NKL 1999.

6.3. Omvang van de uit te voeren werkzaamheden

Voor de projectovereenstemming wordt een definitief “ontwerp van de aan te passen kabels of leidingen” opgesteld. Dit definitieve ontwerp laat de benodigde werkzaamheden zien met geraamde aanpassingskosten per eenheid.

Indien na ondertekening van de projectovereenstemming een afwijking in de geraamde verleggingskosten noodzakelijk is, vanwege een aanpassing van het ontwerp, moet dit schriftelijk gemotiveerd worden door de opsteller van het “ontwerp”.

In het definitief ontwerp geven wij aan welke werkzaamheden door beheerder van kabels of leidingen voor eigen rekening worden uitgevoerd en buiten de schadevergoeding vallen. Daarnaast nemen wij op welke werkzaamheden nodig zijn ten behoeve van de aanpassing aan kabels of leidingen die worden verricht door het waterschap en dus ook buiten de vergoeding vallen. De wijze van verrekening hiervan in de voorlopige en definitieve schadevergoeding wordt ook in de POS opgenomen.

6.4. Planning

De beheerder van kabels of leidingen spant zich in om de werkzaamheden binnen de planning als vastgelegd in de projectovereenstemming te realiseren.

De beheerder van kabels of leidingen is verplicht gemotiveerd schriftelijk verslag uit te brengen indien er afwijkingen van de planning te verwachten zijn. Als het waterschap dit nodig vindt, zullen wij met de beheerders van kabels en leidingen in overleg treden om de gevolgen van afwijken van de planning voor zo veel mogelijk te beperken.

Als waterschap proberen wij binnen onze mogelijkheden en bevoegdheden, op verzoek van de beheerder van kabels of leidingen, bij dreigende knelpunten in het verkrijgen van benodigde rechten en vergunningen, een bijdrage te leveren of te bemiddelen om deze knelpunten op te heffen.

6.5. Kostenraming

De beheerder van kabels of leidingen stelt een kostenraming op voor het definitieve ontwerp. Afhankelijk van de grootte van de kosten van de aanpassing, bepalen wij of verrekend wordt op basis van nacalculatie of op basis van aangenomen prijs. Bij de verrekening op basis van nacalculatie is het uitgangspunt dat de werkzaamheden binnen de kostenraming zijn te realiseren.

Tijdens de uitvoering van de aanpassing kan blijken dat de verleggingskosten meer dan 10% of meer dan € 50.000,= afwijken. Dan zal de beheerder van kabels of leidingen de afwijking en verwachtte kosten schriftelijk moeten onderbouwen. Daarbij moet afgesproken worden wie deze kosten vergoed.

In de kostenraming moeten ook de interne kosten van beheerder van kabels of leidingen voor de aanpassing worden verrekend. Dit gebeurt tegen kostprijs, dat wil zeggen het binnen het bedrijf gehanteerde externe verrekeningstarief waarin ook overheadkosten zijn inbegrepen, maar geen winstmarges en/of risicotoeslagen.

6.6. Kostenvergoeding

Voor de aanpassing van de kabels of leidingen spreken wij een schadevergoeding af. Dit kan op basis van nacalculatie (voorlopige en definitieve schadevergoeding) of op basis van een vaste prijs.

Bij schadevergoeding op basis van nacalculatie zijn er twee momenten:

  • 1

    bij vaststelling van het definitief ontwerp stellen wij de voorlopige kostenraming vast;

  • 2

    na uitvoering stellen wij de definitieve schadevergoeding vast op basis van de werkelijk gemaakte projectkosten.

Bij schadevergoeding op basis van de vaste prijs is er een moment:

  • 1

    bij vaststelling van het definitief ontwerp wordt de definitieve schadevergoeding vastgelegd in de projectovereenstemming. Bij een raming lager dan € 50.000, beschouwen wij dit als vaste prijs aanbieding;

Wanneer verschillende beheerders van kabels en leidingen de werkzaamheden in de uitvoering gezamenlijk uitvoeren en de ligging van hun kabels en leidingen daarmee bundelen, kan een verdeling van schadevergoedingspercentage afgesproken worden.

De rechtspositie op basis waarvan de kabel en leiding ligt kan verschillen. Dus moet met die verschillende rechtspositie rekening worden gehouden in de onderlinge afspraken en vergoedingenpercentages die worden vastgelegd.

De vaststelling van de (voorlopige) schadevergoeding gebeurt op basis van percentages van de totale te verleggen lengte en de rechtspositie per kabel of leiding. De beheerders van kabels of leidingen kunnen gezamenlijk een voorstel doen voor de percentages.

Wij leveren een overzicht van de kadastrale tenaamstellingen, zodat de zakelijke rechten inzichtelijk worden. De beheerder van kabels of leidingen zal zijn vergunning voor de bestaande ligging moeten aantonen, zodat vergoeding conform de “Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen van waterschap Vallei en Veluwe mogelijk is. Wij raadplegen hiervoor ook het eigen beheersysteem.

De kosten die het waterschap en beheerders van kabels of leidingen maken bij de voorbereiding en de opstelling van de projectovereenstemming zijn onderdeel van de projectkosten van de dijkverbetering. Kosten voorafgaand aan het verzoek tot aanpassing niet.

Als de aanpassing uiteindelijk niet wordt verricht of ten uitvoer komt, worden alleen de werkelijk gemaakte kosten (minus de restwaarde) door het waterschap vergoed.

6.7. Uitkering en facturering

Bij schadevergoeding op basis van vaste prijs:

  • 1

    De definitieve schadevergoeding is vooraf vastgesteld in een POS.

  • 2

    Na uitvoering van de aanpassing, dient de beheerder van kabels of leidingen de factuur in.

  • 3

    Betaling zal plaatsvinden binnen 30 dagen na datum van verzending van de factuur, als de factuur voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in de POS.

  • 4

    Als het langer duurt, kan de wettelijke rente in rekening gebracht worden.

  • 5

    Afwijkingen van de planning moeten in onderling overleg afgestemd worden.

Bij schadevergoeding op basis van nacalculatie:

  • 6

    Een voorlopige schadevergoeding is geraamd en opgenomen in de POS.

  • 7

    Na uitvoering van de aanpassing, wordt de definitieve schadevergoeding op basis van de werkelijke verleggingskosten door waterschap vastgesteld.

  • 8.

    Voordat de definitieve schadevergoeding wordt vastgesteld moet de rechtspositie aangetoond zijn. Dat betekent dat de zakelijke rechten, de oude vergunning en de juridische basis voor de vergoeding volledig moeten zijn (denk aan liggingsduur).

  • 9

    Na uitvoering van de aanpassing, dient de beheerder van kabels of leidingen de factuur in.

  • 10

    Betaling zal plaatsvinden binnen 30 dagen na datum van verzending van de factuur, als de factuur voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in de projectovereenstemming.

  • 11

    Als het langer duurt, kan de wettelijke rente in rekening gebracht worden.

Tussentijdse factuur

  • 12

    De voorlopige schadevergoeding bepalen wij op basis van de werkelijk gemaakte kosten en de gerealiseerde voortgang tot maximaal 90% van de voorlopige schadevergoeding en volgens een factureringsschema met een onderbouwing zoals die ook in de POS staan.

Eindspecificatie en eindfactuur

  • 13

    De definitieve schadevergoeding stellen wij achteraf vast aan de hand van de werkelijk gemaakte verleggingskosten voor de werkzaamheden uit de POS.

  • 14

    De beheerder van kabels en leidingen dient binnen 12 maanden na afloop van de melding een naar kostensoort gespecificeerde eindspecificatie conform de POS bij ons aan.

  • 15

    Daarin is aangeven of en welk deel van de aanpassing voor eigen rekening is uitgevoerd.

  • 16

    Wij vragen een nadere onderbouwing van de gemaakte kosten als dit in redelijkheid nodig is voor toetsing en controle van de voorgestelde definitieve schadevergoeding.

Behandelingstermijnen

  • 17

    Wij beoordelen binnen drie maanden na datum van verzending van de eindspecificatie of die voldoet aan de eisen uit de projectovereenstemming en laten dan schriftelijk weten of de eindspecificatie akkoord is.

  • 18

    Wij stellen de eindspecificatie en vervolgend de definitieve schadevergoeding vast en informeren de beheerder van kabels en leidingen hierover, met het verzoek om een credit- c.q. een eindfactuur.

  • 19

    Als wij binnen 6 maanden geen overeenstemming bereiken over de eindspecificatie stellen wij deze eenzijdig vast en delen dit schriftelijk mee. Vanaf 4 maanden na de verzending van de eindspecificatie, mag over het te veel respectievelijk te weinig betaalde rente gerekend worden.

  • 20

    Wij vragen bij de eindspecificatie een accountantsverklaring wanneer die in de POS is opgenomen.

6.8. Informatievoorziening

Momenten overdracht informatie

  • 21

    Voor optimale afstemming zal de beheerder van kabels en leidingen op tijd de informatie over de mogelijke gevolgen voor aanpassing van kabels en leidingen moeten aantonen.

  • 22

    Voordat de uitvoering van de aanpassing mag starten moeten wij de onderbouwde informatie hebben, dit betreft:

    • a.

      De werkzaamheden inclusief tekeningen;

    • b.

      De planning;

    • c.

      De kostenraming;

    • d.

      De schadevergoeding op basis van de rechtspositie.

  • 23

    Tijdens de uitvoering van de aanpassing is de informatievoorziening gericht op alle afwijkingen op omvang van de werkzaamheden, planning en kostenraming.

  • 24

    Na afloop van uitvoering de aanpassing is de informatievoorziening gericht op toetsing en controle van de kosten en de te vergoeden schadevergoeding. Daarbij zijn vereist:

    • e

      De as-builtgegevens die binnen twee maanden afgegeven worden;

    • f

      De onderling geaccepteerde rechtspositie (inclusief tekening met daarop aangegeven de aan te passen kabel of leiding met bijbehorende technische oplossing en kadastrale achtergrond);

    • g

      De eindspecificatie met de werkelijke verleggingskosten en de definitieve schadevergoeding volgens de projectovereenstemming. In deze eindspecificatie zullen ook de afwijkingen op de kostenraming worden toegelicht.

  • 25

    Na afloop van de aanpassing willen wij binnen 5 dagen op de hoogte worden gesteld van de aanpassing en of er nog restpunten moeten worden overeengekomen.

Bedrijfsinformatie

  • 26

    Wij vragen waar nodig aan de beheerder van kabels en leidingen toelichting op het stelsel van bedrijfsregels en management control systems (zoals aanbestedingsbeleid, opbouw tarieven van het ingezette eigen personeel en het management control system). Ook willen wij tariefwijzigingen en overige voor verzoeker van belang zijnde wijzigingen schriftelijk ontvangen.

  • 27

    Wij gaan met de beheerders van kabels en leidingen vertrouwelijk om met elkaars informatie.

  • 28

    Het waterschap kan na een afspraak hierover het werk bezichtigen.

Juridische uitgangspunten bij geschillen

  • 29

    Op de projectovereenstemming is Nederlands recht van toepassing. Het waterschap gaat ervanuit dat zij niet verantwoordelijk is voor schade die ontstaat als gevolg van een onrechtmatige daad jegens een derde in het kader van de uitvoering van de projectovereenstemming.

  • 30

    Er is een geschillenregeling die van toepassing is bij aanpassingen van kabels en leidingen die vallen onder de Overeenkomst 1999. Wanneer de aanpassingen van kabels en leidingen vallen onder een combinatie van de Overeenkomst 1999 en de NKL 1999 worden geschillen voorgelegd aan de bestuursrechter. Als enkel de NKL 1999 van toepassing is, geldt de bestuursrechter als bevoegd in geschillen.

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS:

I.Inleiding

Voor het uitvoeren van werkzaamheden zoals dijkversterkingen kan het noodzakelijk zijn dat kabels en leidingen van derden moeten worden verlegd. In deze beleidsregels wordt bepaald hoe waterschap Vallei en Veluwe omgaat met het verleggen van leidingen en het vergoeden van onevenredig nadeel van de kabel en leidingbeheerders.

Of een schadevergoeding of nadeelcompensatie wordt toegekend hangt af van de juridische grondslag waarop een kabel of leiding is aangelegd.

Voor het verleggen van kabels en leidingen in en buiten Rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken is in 1999 door Rijkswaterstaat de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen (NKL 1999) vastgesteld (hierna te noemen: NKL). De NKL wordt door veel organisaties als standaard regeling gebruikt en wordt breed geaccepteerd. De NKL is echter specifiek bedoeld voor kabels en leidingen in Rijkswaterstaats-werken. De NKL 1999 is dan ook niet rechtstreeks van toepassing. Het HWBP adviseert waterschappen voor de herkenbaarheid een eigen vergelijkbare regeling van toepassing te verklaren als nadere uitwerking voor dijkversterkingen.

De huidige werkwijze is dat voor ieder project waar kabels en leidingen verlegd moeten worden de NKL telkens opnieuw van toepassing verklaard dient te worden. Leidingbeheerder dienen daar ook telkens mee in te stemmen.

Het is daarom wenselijk om als waterschap een eigen regeling vast te stellen. In deze beleidsregels voor nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen wordt aangesloten bij de in de NKL 1999 opgenomen nadeelcompensatieregeling en werkwijze.

II Reikwijdte:

Wettelijk kader:

Bij werkzaamheden waarbij kabels en leidingen van derden verlegd dienen te worden kunnen we onderscheid maken tussen 2 soorten kabels/leidingen:

  • -

    Kabels die vallen onder de reikwijdte van de Telecommunicatiewet (Tw);Hieronder vallen de aanbieders van openbaar elektronische communicatienetwerken zoals: telefonie, telecommunicatie, glasvezel, tv etc. Hieronder valt ook degene die in eigen naam en voor eigen rekening kabels ten dienste van een dergelijk netwerk aanlegt, instandhoudt en opruimt.

  • -

    Kabels en leidingen die vallen onder de reikwijdte van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP); zoals opgenomen onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de BP. Hiertoe behoren ondernemingen die een openbaar werk beheren, zoals gas-, water- en elektriciteitsbedrijven en overheden (waaronder waterschappen, gemeenten en provincies).

Voor beide soorten kabels geldt wat betreft de te betalen vergoedingen een ander juridisch regime.

  • -

    Telecommunicatiewet (Tw):

  • in het artikel 5.2 Tw is het uitgangspunt neergelegd dat de rechthebbende op of beheerder van (openbare) grond verplicht is kabels te gedogen zonder dat daarvoor een vergoeding hoeft te worden betaald. In art. 5.9 Tw is opgenomen dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk verplicht is om op verzoek van een waterschap, op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen van kabels, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werken van het waterschap. Deze verplichting gaat verder dan alleen kabels die liggen in eigendom van het waterschap. Ook indien kabels of leidingen zijn gelegen in eigendommen van bijvoorbeeld een gemeente of een particulier, dienen de kabelbeheerder deze kabels op verzoek van het waterschap te verleggen indien dat nodig is voor de uitvoering van werken.

    Voor kabels die vallen onder de Tw geldt dan ook het adagium:

    Liggen om niet = verleggen om niet. De verplaatsing van de kabels moet dan wel noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werken door of vanwege het waterschap.

  • -

    Belemmeringwet Privaatrecht (BP):

  • Nutsbedrijven die vallen onder de strekking van de BP kunnen via een gedoogplicht afdwingen dat een kabel of leiding in het eigendom van anderen kan worden aangelegd. Bij het opleggen een gedoogplicht op basis van de BP is de leidingbeheerder echter gehouden een volledige schadeloosstelling aan de grondeigenaar te betalen. Indien een kabel of leiding dan moet worden verlegd, heeft de beheerder recht op een (gedeeltelijke) compensatie van de te maken kosten. Vanuit de BP is er geen verplichting voor de kabelbeheerder om mee te werken aan het verleggen van een leiding. Het verleggen van een leiding kan door het waterschap uiteindelijk wel worden afgedwongen op basis van de Onteigeningswet. Het streven is echter om niet in onteigeningsprocedures terecht te komen.

De kabels of leidingen die moeten worden verlegd liggen in de kernzone of beschermingszones van waterstaatswerken. Hierbij geldt dat voor het mogen hebben van de kabel of leiding een watervergunning vereist is. Indien werkzaamheden moeten worden uitgevoerd zal de vergunning voor de kabels of leidingen worden ingetrokken. Het besluit tot intrekken of wijzigen van een vergunning is de basis waarop de nadeelcompensatieregeling gestoeld is.

De beleidsregels zijn dan ook bedoeld om een duidelijk kader te geven voor de te volgen werkwijze en de compensatie die betaald dient te worden aan leidingbeheerders.

Soorten leidingen:

Deze regeling is alleen van toepassing op het verleggen van kabels en leidingen die vallen onder de reikwijdte van de Belemmeringenwet Privaatrecht.

De beleidsregels hebben betrekking op zowel kruisende leidingen, langsleidingen als buitenleidingen. Als uitgangspunt in de regeling is het normaal maatschappelijk risico gehanteerd. Dit houdt in dat naar mate de tijd dat een leidingeigenaar of -beheerder gerechtigd is tot het hebben van een leiding in een beschermingszone langer is geweest, de hoogte van de vergoeding van nadelen als gevolg van een wijziging in de situatie afneemt.

Dit op grond van de gedachte dat niet onafgebroken op een recht van een ongestoorde ligging in het desbetreffende werk gerekend mag worden. Met het verstrijken der jaren zal het risico van gerechtvaardigde inbreuken op dat recht navenant toenemen. De tijdsduur waarin gerekend mag worden op een ongestoorde ligging van de kabels of leidingen is in de NKL gesteld op 15 jaar bij droge infrastructuur (bijvoorbeeld wegen) en 30 jaar bij natte infrastructuur (waterkeringen vallen onder de definitie van natte infrastructuur).

Leidingen in eigendom of met zakelijk recht:

“Anderszins verzekerd” is de vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding die op basis van eigendom of een zakelijk recht ligt. Bij buitenleidingen die liggen in eigendom van de leidingbeheerder, of liggen met een zakelijk recht, wordt de vergoeding op grond van de onteigeningswetgeving bepaald.

Voorzienbaarheid:

Geen vergoeding vindt plaats als in het besluit tot verlening van een vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van tien jaar vanaf inwerking treden van de vergunning, werkzaamheden aan de kering zijn voorzien.

De vergunningverlener van het waterschap maakt in de daartoe te verstrekken vergunning melding of er in de komende tien jaar werkzaamheden zijn te verwachten aan het waterstaatswerk. Indien een leidingbeheerder in een dergelijke voor hem kenbare situatie, niettemin kabels en/of leidingen in de beschermingszone aanbrengt, is het redelijk dat het risico voor de schade die de leidingbeheerder wordt toegebracht bij het binnen de gestelde periode daadwerkelijk uitvoeren de voorziene werkzaamheden (en de daarmee samenhangende intrekking of wijziging van de vergunning) ten volle bij de leidingbeheerder berust. Van enige vergoeding van schade door de vergunningverlener is dan geen sprake.

In de NKL wordt een periode van 5 jaar gehanteerd wat betreft voorzienbaarheid. Dit is van toepassing op de waterstaatswerken. Echte voor waterkeringen is in deze regeling gekozen voor een periode van 10 jaar. Deze periode sluit beter aan bij de periode van verplichte beoordeling en de versterkingscyclus. Bij de vergunningverlening is vaak voorzienbaar of binnen een periode van 10 jaar werkzaamheden aan de waterkering zullen plaatsvinden. Als er geen werkzaamheden voorzien zijn, wordt er geen aantekening in de vergunning gemaakt.

Hardheidsclausule:

Op het hierboven beschreven uitgangspunt van schadeberekening kan onder omstandigheden middels een beroep op de hardheidsclausule een uitzondering gemaakt worden. Gedacht wordt met name aan situaties waarbij het voor de leidingbeheerder evident fysiek niet mogelijk is om de ligging van de leiding anders te realiseren dan via het leggen daarvan parallel aan een waterkering of ander waterstaatswerk. Bij het bepalen van deze “evidente fysieke onmogelijkheid” kunnen de maatschappelijke en/of wettelijke verplichtingen van de leidingbeheerder een rol spelen.

De hardheidsclausule kan niet alleen ten gunste maar ook ten nadele van een betrokken leidingbeheerder worden gehanteerd. Men denke daarbij aan onder meer situaties, waarbij de nadelen die een leidingbeheerder treffen (mede) zijn toe te rekenen aan de leidingbeheerder zelf doordat deze - door een bepaalde actieve gedragslijn of juist door stil te zitten - het risico van benadeling heeft vergroot.

Specifieke wettelijke regelingen:

Bij de toepassing van deze beleidsregels geldt dat die terugtreden indien een specifieke wettelijke regeling, zoals bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet voorziet in een vergoeding voor het verleggen van kabels en leidingen. Is zo’n specifieke regeling van toepassing op een verlegging dan dient de hoogte van de vergoeding voor de verlegging op grond van die specifieke regeling vastgesteld te worden.

IV. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1.

Definities

Dit hoofdstuk bevat de begripsbepalingen. De meeste bepalingen spreken voor zich, zij het dat een enkele bepaling nadere toelichting behoeft. De begrippen kabel of leiding dienen ruim te worden geïnterpreteerd. Het gaat om zowel bovengrondse- als ondergrondse kabels en leidingen met de daarbij behorende technische installaties, bouwkundige voorzieningen etc.

Hierbij kan o.a. gedacht worden aan trafo’s, gasstations, hoogspanningsmasten met de daar bijbehorende funderingen e.d. Bij waterstaatswerken en zuiveringswerken gaat het om hun waterstaatsfunctie en zuiveringsfunctie.

Alle andere functies die waterstaatswerken tevens kunnen hebben (zoals bijvoorbeeld bij de waterkering ook de functie van wegverbinding) vallen buiten dit begrip en moeten dientengevolge in dit kader als droge infrastructuur worden beschouwd.

Buitenleidingen zijn kabels of leidingen die buiten de Kernzone van het waterstaatswerk zijn gelegen. Op basis van het eigendommenbeleid streeft het waterschap er naar om de kernzone van een waterstaatswerk in eigendom te hebben. Buitenleidingen liggen dus in algemene zin buiten het eigendom van het waterschap.

Buitenleidingen kunnen dus zowel met vergunning in de beschermingszone vanuit de Keur liggen, als zonder vergunning buiten de beschermingszones. Zie over het fenomeen buitenleidingen nader de toelichting bij hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 2.

Recht op vergoeding voor het verleggen van kruisende- en/of langsleidingen en de omvang daarvan.

Artikel 2; In dit artikel wordt de grondslag voor het recht op vergoeding vastgelegd. De grondslag voor de vergoeding is het besluit tot wijzigen of intrekken van de vergunning. Voor de juridische positionering van deze vergoeding wordt kortheidshalve verwezen naar het algemene deel van de toelichting bij deze beleidsregels.

Artikel 3 en 4; Er is om praktische redenen voor gekozen om bijlagen bij de beleidsregels te voegen. Het vaststellen van de hoogte van de schade wordt in de bijlagen mede aan de hand van voorbeelden toegelicht, waardoor de beleidsregels zelf inzichtelijk blijven.

Artikel 4; In artikel 4 wordt bepaald dat de vergoeding bij langsleidingen lineair is gerelateerd aan de leeftijd van de vergunning. In de schema's kan worden afgelezen welk percentage bij welke vergunningsleeftijd behoort. Dit lineaire systeem doet recht aan de achterliggende grondgedachte dat het normaal maatschappelijk risico toeneemt naarmate de leeftijd van de vergunning vordert. De vergoeding kan hierdoor nauwkeurig worden afgestemd op de leeftijd van de vergunningen.

Het normaal maatschappelijk risico wordt bij waterstaatswerken gedurende een looptijd van 30 jaar geacht "om te slaan" naar de vergunninghouder. De periode van 30 jaar is gekozen omdat mag worden aangenomen dat bij waterstaatswerken en zuiveringswerken zich geen snel wijzigende omstandigheden zullen voordoen. Na die termijn kan een ongestoorde ligging niet meer worden gegarandeerd en wordt er geen vergoeding meer toegekend.

Onder b van artikel 4 is bepaald dat de hoogte van de vergoeding bij kruisende leidingen bepaald wordt aan de hand van de werkelijke verleggingskosten waarvan de kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoering wel voor vergoeding in aanmerking komen en de materiaalkosten en de kosten van in en uit bedrijf stellen niet. De vergoedingssystematiek voor kruisende leidingen is nader uitgewerkt in bijlage 3.

Bij één en dezelfde verlegging kan zich de situatie voordoen dat een enkele te verleggen leiding bestaat uit zowel een kruisende- , een langsliggend als een buitenliggend gedeelte.

Is er sprake van een leiding die gedeeltelijk kruist en gedeeltelijk langs ligt met het doel om langs te liggen dan moet de vergoeding voor de verlegging van de gehele leiding bepaald worden aan de hand van de systematiek voor het langs liggen. Andersom geldt dit ook voor kruisende leidingen.

Is het doel van de ligging van de leiding niet eenduidig te bepalen dan dient in het kader van een dergelijke combi-verlegging de vergoeding bepaald te worden aan de hand van de vergoedingssystematiek die voor het desbetreffende stuk leiding geldt. Dit leidt ertoe dat in de praktijk voor wat betreft de schadevergoeding zo’n combi-verlegging als het ware opgeknipt wordt in stukken langs- of kruisende leidingen. De hoogte van de vergoeding wordt dan voor het stuk of de stukken langs- kruisende leiding bepaald aan de hand van bijlagen 2 en 3.

Artikel 5; Bij het verlenen van een vergunning kan het voorkomen dat met grote mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat binnen 5 jaar daarna een wijziging of intrekking van de verleende vergunning zal plaatsvinden ten gevolge van een aanpassing van het waterstaatswerk. Voor waterkeringen kan dit in een periode van 10 jaar voorzien zijn.

Zo'n grote mate van zekerheid bestaat bijvoorbeeld indien er reeds een voor elke belanghebbende kenbare beleidslijn is geformuleerd, waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de uitvoering van de aanpassing binnen bovengenoemde termijn kan plaatsvinden. Wordt hiervan melding gemaakt bij de behandeling van een vergunning en opteert een leidingbeheerder desondanks voor het aanbrengen en hebben van een kabel of leiding in het betrokken infrastructurele werk, dan legt de vergunningverlener een en ander in de vergunning vast. In dat geval behoren de kosten die voor de leidingbeheerder voortvloeien uit een wijziging van het waterstaatswerk die binnen bovengenoemde periode in uitvoering wordt genomen, voor diens rekening te blijven.

In de beleidsregels is daarom een periode van vijf jaar opgenomen voor waterstaatswerken en van tien jaar opgenomen specifiek voor waterkeringen. Deze periode loopt dan vanaf het moment, waarop het besluit tot vergunningverlening in werking is getreden tot het tijdstip waarop - vanwege een aanpassing van de betrokken waterkering of waterstaatswerk- een besluit tot wijziging of intrekking van de desbetreffende vergunning wordt toegezonden of uitgereikt.

Indien het in bepaalde situaties, ondanks de te verwachten wijziging of intrekking, gewenst is toch een vergunning te verlenen, zal hierin een bepaling worden opgenomen waaruit blijkt dat de vergunninghouder actief het risico aanvaardde voor de verandering in de situatie. De vergoeding bedraagt in zo'n geval 0%.

Artikel 6; Artikel 6 betreft de hardheidsclausule. Indien door de vergunninghouder aangetoond kan worden dat bijzondere omstandigheden met zich brengen dat de uit de artikelen 2 t/m 5 voortvloeiende vergoeding tot een apert onredelijke uitkomst zal leiden, kan het dagelijks bestuur besluiten om op grond hiervan een hogere vergoeding vast te stellen. De hardheidsclausule kan ook in het nadeel van de vergunninghouder of de beheerder van een buitenleiding werken (zie hiervoor het algemene deel van de toelichting).

Hoofdstuk 3.

Recht op vergoeding voor het verleggen buitenleidingen en de omvang daarvan

Artikel 7; In artikel 7 wordt de grondslag voor het recht op vergoeding vastgelegd. Anders dan bij het schadeveroorzakend handelen als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels, hoeft in artikel 7 geen sprake te zijn van het wijzigen of intrekken van een vergunning door het waterschap welke schade veroorzaakt. Dit is het geval bij een leiding die verlegd moet worden die buiten de keurzones is gelegen.

In de beleidsregels is bepaald dat een vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding overeenkomstig de systematiek die geldt voor kruisende leidingen plaats vindt.

Indien deze leidingen liggen in eigendom van de leiding beheerder of met een zakelijk recht, zal de vergoeding plaats vinden op basis van de Onteigeningswet en niet op basis van artikel 7.

Artikel 8; Zie de toelichting bij artikel 3.

Artikel 9; Dit artikel bepaalt dat de vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding op dezelfde wijze bepaald wordt als de vergoeding voor een kruisende leiding in gevallen waarin de vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding niet anderszins is verzekerd.

Artikel 10; Artikel 10 bevat de hardheidsclausule.

Hoofdstuk 4.

Eisen voor een verzoek

Artikel 11; De Algemene wet bestuursrecht bevat in artikel 4:2 een aantal eisen waaraan een verzoek tenminste moet voldoen. In aanvulling hierop zijn, mede gezien de aard van de materie, een aantal gegevens noodzakelijk om tot een beslissing op het verzoek te kunnen komen. Indien en voor zover de werkelijke kosten nog niet exact bekend zijn wordt een gemotiveerde en controleerbare raming verschaft.

Hoofdstuk 5.

Voorschotten

Artikelen 12 t/m 14; De beleidsregels gaan in op de mogelijkheid om op verzoek, vooruitlopend op de uiteindelijke beslissing op het verzoek, een of meerdere voorschotten te verlenen. Dergelijke voorschotten kunnen in principe slechts worden verleend nadat de verzoeker schriftelijk de verplichting heeft aanvaard om ten onrechte betaalde voorschotten geheel en onvoorwaardelijk te restitueren verhoogd met de conform het BW vast te stellen wettelijke rente. Het dagelijks bestuur kan daartoe een vorm van zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen. De mogelijkheid is opgenomen dat het dagelijks bestuur ook ambtshalve tot voorschotverlening kan besluiten. Een belangrijke aanleiding daartoe kan zijn gelegen in het voorkomen van onnodige rentelasten. Daarvan is immers sprake indien op voorhand vaststaat dat de verzoeker recht heeft op enigerlei vergoeding van hem toegebrachte schade doch de hoogte daarvan niet direct vaststaat. Betaling van voorschotten, in afwachting van de vaststelling van de uiteindelijk verschuldigde vergoeding, brengt met zich dat niet achteraf over het totaal verschuldigde bedrag ook nog renteverliezen bijgepast behoeven te worden.

Hoofdstuk 6.

Slotbepalingen

Artikelen 15 t/m 16; Deze artikelen bevatten gebruikelijke bepalingen.