Beleidsregel algemeen gebruikelijke voorzieningen gemeente Asten 2021

Geldend van 16-02-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Beleidsregel algemeen gebruikelijke voorzieningen gemeente Asten 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten,

Gelet op artikel 4:81 lid 1 Awb; de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015); de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020 (de Verordening) en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020 (de Nadere regels).

Gezien het advies van de Adviesraad Sociaal domein gemeente Asten d.d.; 20 januari 2021

Besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels algemeen gebruikelijke voorzieningen gemeente Asten2021

Inleiding

Het college hoeft, gelet op artikel 2.3.5 derde lid van de Wmo 2015, geen maatwerkvoorziening te verstrekken wanneer diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn, uitkomst kunnen bieden.

In artikel 1.1 aanhef en onder c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020 (hierna: de verordening) is het begrip algemeen gebruikelijke voorziening als volgt gedefinieerd:

“voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten en voor de cliënt ook daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden en adequate compensatie biedt”.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten (hierna: het college) hoeft geen maatwerkvoorziening te verstrekken indien de gevraagde voorziening voor de cliënt als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt. Dit volgt uit artikel 4.3, eerste lid, onder i van de Verordening.

In deze beleidsregel geeft het college invulling aan de wijze waarop hij voornoemde bevoegdheid uitoefent. Het college is daarbij echter gebonden aan de criteria zoals die geformuleerd zijn in de rechtspraak.

Criteria algemeen gebruikelijke voorziening

Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, dient de voorziening te voldoen aan de navolgende criteria:

  • 1.

    De voorziening is niet specifiek bedoeld voor personen met een beperking;

  • 2.

    De voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 3.

    De voorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

  • 4.

    De voorziening kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

De criteria zijn cumulatief. Dat betekent dat een voorziening pas als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt indien aan alle voornoemde criteria wordt voldaan.

In de navolgende onderdelen wordt ieder criterium toegelicht.

Criterium 1. De voorziening is niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking

Binnen dit criterium moet worden vastgesteld in hoeverre de voorziening specifiek is bedoeld voor mensen met een beperking. Hierbij dient bedacht te worden dat voor veel voorzieningen geldt dat ze ooit zijn ontworpen voor personen met beperkingen, maar nu voor eenieder beschikbaar zijn onder het motto ‘gemak dient de mens’.

Om dit criterium te kunnen toetsen dient ook gekeken te worden of de voorziening specifiek wordt aangeboden voor mensen met een beperking. Met andere woorden: ‘Is de voorziening in de reguliere handel verkrijgbaar?’ Denk hierbij bijvoorbeeld aan thermostatische kranen die bij elke bouwmarkt aangeschaft kunnen worden.

Criterium 2. De voorziening is daadwerkelijk beschikbaar

Een voorziening kan enkel als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt indien de desbetreffende voorziening ook daadwerkelijk beschikbaar is. Wanneer de voorziening niet daadwerkelijk beschikbaar is voor de aanvrager, kan de voorziening niet als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een boodschappenservice die niet bezorgt in het buitengebied.

Criterium 3. De voorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid en participatie in staat is

Binnen dit criterium moet worden bekeken of de voorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid en participatie in staat is.

De Wmo 2015 verstaat het volgende onder zelfredzaamheid en participatie:

  • Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden;

  • Participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.

Een fiets met trapondersteuning stelt een cliënt bijvoorbeeld in staat om zich weer te verplaatsen in zijn omgeving (participatie) en een verhoogd toilet betekent dat de cliënt het toilet zelfstandig kan gebruiken (zelfredzaam blijft).

Criterium 4. De voorziening kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau

Tot slot gaat het nog om de vraag of de voorziening financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. Dit criterium is eind 2019 door de Centrale Raad uitgewerkt, aangezien het financiële criterium voorheen onduidelijk was (CRvB 20-11-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3535). Het betreft nu een algemene toets waarbij de gemeente ‘aan de voorkant’ moet bepalen welke voorzieningen financieel draagbaar worden geacht met een inkomen op minimumniveau. Let wel, dit is een abstracte benadering, waarbij niet relevant is of het inkomen of vermogen van de cliënt daadwerkelijk toereikend is.

Of een voorziening financieel gedragen kan worden door de cliënt hangt af van een drietal aspecten:

  • De reserveringsruimte van een cliënt, afgaande op zijn woon- en leefsituatie;

  • De beschikbare tijd voor een cliënt om te reserveren.

  • De aanschafprijs van voorzieningen.

Reserveringsruimte

Bij het aan de voorkant bepalen van de voorzieningen die financieel draagbaar worden geacht met een inkomen op minimumniveau, gaat het college uit van een inkomen op bijstandsniveau. Dit vloeit overigens ook voort uit een andere recente uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2019:3690). Er is echter niet één bijstandsnorm, deze is afhankelijk van de woon- en leefsituatie van de cliënt. Het college heeft daarom besloten het begrip minimuminkomen/bijstandsinkomen te differentiëren.

In de jurisprudentie die de CRvB door de jaren heen heeft gevormd rondom het inkomen op bijstandsniveau, blijkt dat de Centrale Raad ervan uitgaat dat met een inkomen op bijstandsniveau ruimte bestaat voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (CRvB 11-07-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2358 en CRvB 17-01-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:143). Deze ruimte wordt door de CRvB vastgesteld op ongeveer 10% van de geldende bijstandsnorm (uitspraak van 10 juli 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA9218). Anticiperend op de Wet vereenvoudiging beslagvoet, gaat het college echter uit van een reserveringsruimte van 5% van de geldende bijstandsnorm.

De beschikbare tijd om te reserveren

Eigen kracht gaat niet zover dat de burger moet anticiperen op alle mogelijke gebreken die met het ouder worden kunnen samenhangen (CRvB 22-8-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2603). Van de cliënt kan dus maar beperkt worden verwacht dat hij rekening houdt met de mogelijkheid om te reserveren. Anderzijds behoeven de meeste cliënten niet acuut over hulpmiddelen te beschikken, maar krijgen ze te maken met allengs toenemende beperkingen. Vanuit dit gezichtspunt wordt het redelijk geacht een reserveringstermijn van zes maanden te hanteren.

Van de cliënt wordt niet verlangd dat deze de mogelijkheid onderzoekt om de middelen voor de benodigde aanschafprijs te lenen of de prijs van een voorziening achteraf (gespreid) te betalen. Deze benadering zou haaks staan op het streven om schuldenproblematiek te voorkomen.

Evenmin wordt getoetst of een cliënt daadwerkelijk in staat is geweest om te reserveren (vanwege een recente aanschaf van duurzame goederen of omdat de cliënt is aangewezen op meerdere voorzieningen). Is een cliënt niet in staat om te reserveren, en kan een cliënt hierdoor de kosten van een voorziening niet dragen, dan kan dit naar voren worden gebracht in kader van de individuele beoordeling (zie hierna).

Wat een cliënt kan reserveren binnen zes maanden is per woon- en leefsituatie aangegeven in de volgende tabel (reserveringsruimte 2020).

Woon- en leefsituatie

Reserveringsruimte per kalendermaand

Reserveringsruimte zes maanden

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen

Alleenstaande

€ 12,99

€ 77,94

gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn

€ 25,98

€ 155,88

gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, zonder kostendelende medebewoners

€ 50,57

€ 303,42

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen

een alleenstaande ouder

€ 12,99

€ 77,94

gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn

€ 41,01

€ 246,06

gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, zonder kostendelende medebewoners

€ 65,61

€ 393,63

Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd

een alleenstaande of een alleenstaande ouder zonder kostendelende medebewoners

€ 52,62

€ 315,69

gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd, zonder kostendelende medebewoners

€ 75,17

€ 450,99

Belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt

een alleenstaande of een alleenstaande ouder zonder kostendelende medebewoners

€ 58,82

352,89

gehuwden waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, zonder kostendelende medebewoners

€ 79,72

€ 478,32

gehuwden waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, doch de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, zonder kostendelende medebewoners

€ 79,72

€ 478,32

De bedragen in deze tabel worden zonder publicatie periodiek aangepast in navolging van de aanpassing van de bijstandsnormen, conform de formule 5% van de actuele bijstandsnorm x 6.

Vervanging

Als een door de cliënt aangeschafte algemene voorziening vervangen moet worden door eenzelfde voorziening, dan geldt ook deze voorziening als algemeen gebruikelijk. De reden hiervoor is dat van de cliënt verwacht mag worden dat deze een kwalitatief goede voorziening aanschaft (ook tweedehands) en reserveert voor vervanging. Dit wordt slechts anders indien de cliënt niet heeft kunnen reserveren en hierdoor de kosten van vervanging niet kan dragen. Dit kan naar voren worden gebracht in het kader van de individuele toets (zie hierna).

De aanschafprijs van voorzieningen

Bij vaststelling van de lijst van algemene voorzieningen zoals hieronder weergegeven is de afweging of een voorziening kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau in de eerste plaats gemaakt op basis van de mogelijkheid om een voorziening tweedehands aan te schaffen (via Marktplaats, een rijwielhandelaar of anderszins) of te huren. Om die reden is aan de voorziening een richtprijs (bandbreedte) gekoppeld. Voor elke richtprijs is nagegaan of binnen de bandbreedte daadwerkelijk voorzieningen kunnen worden aangeschaft. Als de cliënt voldoende reserveringscapaciteit heeft, gelet op zijn woon- en leefsituatie, dan wordt de voorziening voor hem als algemeen gebruikelijk beschouwd.

Een voorbeeld mag dit verduidelijken:

Mw. Jansen is 55, woont alleen en heeft een beperkte mobiliteit. Met behulp van een fiets met trapondersteuning kan ze in aanvaardbare mate participeren.

Haar woon en leefsituatie valt in de categorie “Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd”, en de subcategorie “een alleenstaande of een alleenstaande ouder zonder kostendelende medebewoners”. Haar reserveringscapaciteit vanuit de bovenstaande tabel is daarmee € 315,69. De richtprijs van een fiets met trapondersteuning (tweedehands) is hieronder bepaald op € 300. Dit betekent dat deze voorziening voor mw. Jansen algemeen gebruikelijk is. Haar daadwerkelijke inkomen of vermogen is bij de beoordeling niet relevant.

Montagekosten zijn niet meegenomen bij het bepalen van richtprijzen. Van de cliënt wordt verwacht dat deze voor montage van voorzieningen zo nodig een beroep doet op zijn netwerk, de verhuurder of een vrijwilliger (eigen kracht, sociaal netwerk). Evenmin wordt rekening gehouden met kosten van onderhoud of reparatie. Deze kosten zijn planbaar, en hiervoor kan worden gereserveerd.

Voorzieningen die door het college als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt binnen één of meer reserveringscategorieën

Het is niet mogelijk om een limitatief overzicht te geven van alle algemeen gebruikelijke voorzieningen of diensten. In de MvT van de Wmo heeft de wetgever de volgende voorzieningen expliciet als algemeen gebruikelijk aangemerkt: fiets, schoonmaakmiddelen, wandelstok, eenvoudige rollator.

De voorzieningen in het navolgende overzicht zijn vergelijkbaar met het soort voorzieningen in de MvT en worden door het college, gelet op voornoemde vereisten in zijn algemeenheid als algemeen gebruikelijke voorzieningen aangemerkt. De reserveringsruimte zoals hiervoor berekend is uiteindelijk voor de vraag of de voorziening voor een inkomenscategorie als algemeen gebruikelijk geldt.

Woonvoorziening

Richtprijs (€ )

(tweede) trapleuning

25-60

drempelhulpen

25-60

losse toiletverhoger

20-35

verhoogd toilet

75-150

handgreep/wandbeugel

10-25

eenvoudige toiletstoel

40-80

douchekop en glijstang

20-50

douchezitje

20-50

eenhendelmengkranen

20-50

thermostatische kranen

40-80

fietskar voor kinderen

100-200

glazenwasser (per poetsbeurt)

25-40

boodschappendienst (per bezorging)

5-10

antislipvloer/coating bij nieuwbouw of renovatie

15-35

eenvoudige zonwering

100-250

luchtbevochtiger en -ontvochtiger

75-150

wasdroger (huurprijs per maand)

20-30

mobiele airco’s

100-300

keukenapparatuur waar onder begrepen: afzuigkap, korfladen, magnetron

Afzuigkap 100-200, korflades (draadmanden) 50-100 (per twee), magnetron (50-100)

afwasmachine

150-200

deurdrangers

30-75

Mobiliteit

tandem

250-300

aanhangfiets

100-150

fiets met hulpmotor/trapondersteuning

250-300

zonwerende folie auto

10-25

buggy (tot 4 jaar)

50-75

bandenpomp voor rolstoel

10-25

 
 

Algemeen gebruikelijke voorziening die niet op de lijst staat

Het is niet mogelijk om van alle mogelijk voorzieningen uitputtend te bepalen of ze algemeen gebruikelijk kunnen zijn. Als de cliënt een beroep doet op de Wmo voor een voorziening die niet op de lijst staat, dan kan de betrokken Wmo-consulent toetsen of de voorziening conform de vier criteria hiervoor genoemd, algemeen gebruikelijk is. Daarbij zal de Wmo-consulent nagaan wat een reële richtprijs is voor de voorziening.

Diversen zonder richtprijs (algemeen gebruikelijk voor alle woon- en leefsituaties)

  • crèche*;

  • kinderopvang*;

  • gastouder*;

  • financieel-administratieve ondersteuning**;

  • hondenuitlaatservice***.

  • *

    Ouders hebben recht op inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag. De reserveringscapaciteit is daarmee niet van belang.

  • **

    Hier is geen richtprijs voor te bepalen, omdat het kan gaan om hulp bij een eenvoudige belastingaangifte, maar ook om verdergaande financieel-administratieve dienstverlening. Staat ontbrekende draagkracht aan een beroep op een professional in de weg, dan is algemeen gebruikelijk dat hiervoor een beroep worden gedaan op het sociaal netwerk of vrijwilligers (bijv. van een vakorganisatie).

  • ***

    Het houden van een hond wordt in het kader van dit beleid beschouwd als niet noodzakelijk (tenzij het een hulphond betreft).

Beroep op privaatrechtelijke overeenkomst

Bij de beoordeling of een aangevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is kan relevant zijn of hiervoor een beroep kan worden gedaan op een privaatrechtelijke overeenkomst (CRvB 22-11-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3136, CRvB 20-12-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5998). Bij een verhuurder kan op grond van de huurovereenkomst en het huurrecht bijvoorbeeld aanspraak worden gemaakt op functionerend verwarming. En een verzakt tuinpad is de verantwoordelijkheid van de eigenaar of verhuurder van een woning. Het is daarmee niet relevant of de cliënt de kosten van een voorziening kan dragen, maar wel of de cliënt daadwerkelijk een beroep kan doen op de privaatrechtelijke overeenkomst.

Bij aanschaf inbegrepen: autoaccessoires

Autoaccessoires zoals stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak en airconditioning in de auto vormen tegenwoordig een standaard onderdeel van de uitrusting van een auto, en vormen geen meerkosten bij de aanschaf. Deze worden om die reden als algemeen gebruikelijk beschouwd voor alle woon- en leefsituaties.

Individuele beoordeling

Er zijn situaties denkbaar waarin het college de gevraagde voorziening, gelet op de hiervoor genoemde criteria, als algemeen gebruikelijk aan heeft kunnen en mogen merken, maar deze voorziening in een individueel geval niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt.

In dat geval is er ruimte voor een extra individuele beoordeling. Individuele beoordeling is enkel mogelijk ten aanzien van criterium 4: ‘De voorziening kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau’. Hiervoor geldt dat op het moment dat het college een voorziening heeft mogen aanmerken als voorziening die financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau, en vervolgens blijkt dat de desbetreffende voorziening in het individuele geval van de aanvrager niet financieel kan worden gedragen, de aanvrager dat dan zelf dient aan te tonen. De bewijslast wordt dus omgekeerd. Deze omgekeerde bewijslast volgt uit een uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2019:3690).

Op dat moment zal de aanvrager inzicht moeten geven in zijn of haar financiële positie en moeten onderbouwen met stukken waarom hij of zij in dat specifieke geval de voorziening financieel niet kan dragen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie waarbij de aanvrager problematische schulden heeft, of in een schuldhulpverleningstraject zit en om die reden niet/minder kan reserveren voor een voorziening. Of de situatie dat een cliënt is aangewezen op meerdere voorzieningen die in beginsel als algemeen gebruikelijk zijn aangemerkt voor de woon- en leefsituatie van cliënt. Een voorbeeld is ook de situatie dat een cliënt met spoed dient te beschikken over een voorziening (en geen rekening kan worden gehouden met de veronderstelde reserveringscapaciteit).

Het is belangrijk om hierbij in het achterhoofd te houden dat de bijstandsrechtspraak hier niet één-op-één van toepassing is, gegeven het totaal andere karakter van de Wmo 2015.

Als beoordeeld is dat een voorziening voor een cliënt als algemeen gebruikelijk geldt, dan kan de cliënt als regel voor de aanschafkosten geen beroep doen op de Participatiewet (bijzondere bijstand). Zie in dit verband CRvB 5-3-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:943.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: de Beleidsregel algemeen gebruikelijke voorzieningen gemeente Asten 2021

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten van 2 februari 2021.

College van burgemeester en wethouders van Asten,

mr. W.M.A. Verberkt

secretaris

mw. A.A.H.C.M. Van Extel – Van Katwijk

burgemeester