Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR653988
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR653988/1
Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland
Geldend van 01-01-2021 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking RivierenlandHet dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland, het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Avri en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Culemborg, IJsselstein, Maasdriel, Montfoort, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Wijk bij Duurstede;
overwegende:
dat het gewenst is om hun samenwerking bij de heffing en de invordering van waterschapsbelastingen, afvalstoffenheffing en gemeentelijke belastingen alsmede bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie, de uitvoering van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, alsmede de mogelijke uitvoering van andere basisregistraties te continueren in een gemeenschappelijke regeling;
dat de dagelijkse besturen en de colleges van burgemeester en wethouders van hun algemeen besturen respectievelijk gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen hebben verkregen;
gelet op de hoofdstukken V en VIII van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluiten:
de volgende gemeenschappelijke regeling vast te stellen:
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
- 1.
Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;
- 2.
regeling: Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland 2019 (GR BSR 2019);
- 3.
BSR: het openbaar lichaam Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR);
- 4.
algemeen bestuur: het algemeen bestuur van BSR;
- 5.
dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van BSR;
- 6.
voorzitter: de voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van BSR;
- 7.
directeur: de directeur van BSR;
- 8.
heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van BSR als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub a, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub a, van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen van belastingen en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ);
- 9.
invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van BSR als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub b, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub b, van de Waterschapswet, bevoegd tot de invordering van belastingen;
- 10.
ambtenaar van BSR: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van BSR als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub c, van de Waterschapswet, bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ);
- 11
belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van BSR als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub d, van de Waterschapswet dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;
- 12
belastingen: de in dit artikel onder m, n, en o genoemde belastingen;
- 13
gemeentelijke belastingen: de belastingen die een gemeente overeenkomstig titel IV van de Gemeentewet kan heffen;
- 14
waterschapsbelastingen: de belastingen die een waterschap overeenkomstig titel IV van de Waterschapswet kan heffen;
- 15
afvalstoffenheffing: de belasting die overeenkomstig titel 15.9 van de Wet milieubeheer kan worden geheven;
- 16
belastingverordening: de verordening tot heffing en invordering van een belasting of een recht, vastgesteld door het algemeen bestuur respectievelijk de gemeenteraad van de deelnemers van BSR;
- 17
nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990 en van de belastingverordeningen;
- 18
kwijtscheldingsregels: de door de algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers van BSR vastgestelde regels als bedoeld in artikel 255, leden 3 en 4 van de Gemeentewet en artikel 144, leden 3 en 4, van de Waterschapswet;
- 19
beleidsregels: beleidsregels in de zin van titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het gebied van de heffing en de invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ);
- 20
grondgebied: het grondgebied van de deelnemers aan deze gemeenschappelijke regeling;
- 21
deelnemer: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en gemeenschappelijke regelingen alsmede waterschap Rivierenland.
Hoofdstuk 2: Het openbaar lichaam BSR
Artikel 2 Openbaar lichaam BSR
- 1.
Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ingesteld, genaamd “Belastingsamenwerking Rivierenland” hierna te noemen BSR.
- 2.
BSR is gevestigd te Tiel.
- 3.
Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.
Artikel 3 Bestuur
- 1.
Het bestuur van BSR bestaat uit:
- 1.
het algemeen bestuur;
- 2.
het dagelijks bestuur;
- 3.
de voorzitter.
- 1.
- 2.
Het bestuur verstrekt aan de gemeenteraden en algemeen besturen van de deelnemers de door een of meer leden van die gemeenteraden en algemeen besturen gevraagde inlichtingen.
Hoofdstuk 3: Belangen en bevoegdheden
Artikel 4 Behartigde belangen
- 1.
In het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden de belangen van de deelnemers, elk voor zover het hun grondgebied en hun belangen betreft, behartigd op het gebied van:
- 1.
de heffing en de invordering van de door de deelnemer aan BSR overgedragen belastingen;
- 2.
de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden;
- 3.
de uitvoering van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
- 4.
de inrichting en/of het beheer van de door de deelnemer aan BSR overgedragen andere basisregistraties;
- 1.
- 2.
Bij deze regeling is een bijlage gevoegd met daarop een overzicht van de taken die door de deelnemers aan BSR zijn overgedragen als genoemd in het eerste lid.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van een deelnemer kan taken als bedoeld in het eerste lid, voor zover die niet reeds zijn overgedragen, aan BSR overdragen. De deelnemers verlenen elkaar automatisch wederzijdse toestemming voor deze overdracht. Het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van een deelnemer dient een verzoek tot overdracht van de betreffende taak in bij het algemeen bestuur. Een overdracht van taken behoeft de instemming bij unaniem besluit van het algemeen bestuur. Na instemming van het algemeen bestuur draagt het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van de betreffende deelnemer door middel van een delegatiebesluit de taak over.
- 4.
Het algemeen bestuur is bevoegd om op verzoek van een deelnemer de uitvoering van taken terug te leggen bij de deelnemer, met dien verstande dat hierbij een opzegtermijn van één jaar in acht wordt genomen en deze bepaling niet geldt in geval van een wens tot uittreding van een deelnemer conform artikel 37 van de regeling.
- 5.
Het algemeen bestuur bepaalt de voorwaarden waaronder taken worden overgedragen of teruggelegd.
- 6.
Het dagelijks bestuur past bij overdracht of teruglegging de bijlage als bedoeld in het tweede lid aan, zendt deze bijlage aan de deelnemers, en draagt ervoor zorg dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel de bijlage zendt aan gedeputeerde staten van de provincies waarin de deelnemers zijn gelegen, en dat dit college de bijlage bekendmaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.
Artikel 5 Overdracht bevoegdheden
- 1.
BSR en het bestuur van BSR als bedoeld in de artikelen 3 en 24 van deze gemeenschappelijke regeling komen de bevoegdheden toe die in deze regeling aan BSR en het bestuur van BSR zijn toegekend.
- 2.
Aan BSR worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.
Hoofdstuk 4: Algemeen bestuur
Artikel 6 Omvang en samenstelling algemeen bestuur
- 1.
Aan het hoofd van BSR staat een algemeen bestuur, bestaande uit zoveel leden als er deelnemers zijn, met dien verstande dat het aantal leden uit het Waterschap Rivierenland bestaat uit twee.
- 2.
Het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland wijst uit zijn midden twee leden aan, ieder met een meervoudig stemrecht van twee.
- 3.
Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden één lid aan met enkelvoudig stemrecht.
- 4.
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Avri wijst uit zijn midden één lid aan met enkelvoudig stemrecht.
- 5.
Voor elk aangewezen lid wijzen de dagelijkse besturen respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers een plaatsvervanger aan die dat lid bij verhindering vervangt.
- 6.
Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geven de dagelijkse besturen en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers die het aangaan terstond daarvan kennis aan de voorzitter van BSR.
Artikel 7 Onverenigbare betrekking
- 1.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar van BSR.
- 2.
Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van BSR werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Artikel 8 Einde lidmaatschap algemeen bestuur
- 1.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het dagelijks bestuur of college van burgemeester en wethouders van de deelnemer dat het lid van het algemeen bestuur heeft benoemd, eindigt.
- 2.
Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het dagelijks bestuur of college van burgemeester en wethouders van de deelnemer dat het aangaat zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.
- 3.
Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden.
- 4.
Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat en aan de voorzitter van het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.
Artikel 9 Vergaderingen algemeen bestuur
- 1.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt dan wel tenminste twee vijfde van de leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.
- 2.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn in beginsel openbaar.
- 3.
De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
- 4.
Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.
- 5.
Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wgr van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 Reglement van orde en besluitvorming
- 1.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers aan deze gemeenschappelijke regeling.
- 2.
Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij in deze gemeenschappelijke regeling uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 11 Informatie en verantwoordingsplicht
- 1.
Het algemeen bestuur geeft aan de dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.
- 2.
Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.
- 3.
Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur of college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat dagelijks bestuur of college van burgemeester en wethouders, of een of meer leden daarvan, worden verlangd.
- 4.
Een lid van het algemeen bestuur geeft aan een of meer leden van de gemeenteraden en algemeen besturen van de deelnemers waaruit het afkomstig is de door dat lid of die leden gevraagde inlichtingen.
- 5.
Een lid van het algemeen bestuur is aan het dagelijks bestuur of college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
- 6.
Een lid van het algemeen bestuur kan door de gemeenteraad of het algemeen bestuur van de deelnemer waaruit het afkomstig is, te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
Artikel 12 Bestuur, kaderstelling en controle
Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van BSR, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.
Artikel 13 Bevoegdheden algemeen bestuur
Tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren, onverminderd het bepaalde in artikel 66 van de Wgr onder meer:
- 1.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- 2.
het vaststellen van de jaarrekening;
- 3.
het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers van BSR;
- 4.
de benoeming, schorsing of ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter;
- 5.
het besluiten tot het toetreden tot een werkgeversvereniging.
Hoofdstuk 5: Dagelijks bestuur
Artikel 14 Samenstelling, verkiezing en einde lidmaatschap dagelijks bestuur
- 1.
Het dagelijks bestuur bestaat uit 3 leden, te weten:
- 1.
een voorzitter;
- 2.
twee leden.
- 1.
- 2.
De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden door en uit het midden van het algemeen bestuur gekozen.
- 3.
Tenminste één van de leden van het dagelijks bestuur wordt gekozen uit de in artikel 6, lid 2, van deze gemeenschappelijke regeling bedoelde leden.
- 4.
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
- 5.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het dagelijks bestuur.
- 6.
Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het kiezen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld, totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
- 7.
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
- 8.
Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.
Artikel 15 Vergaderingen van het dagelijks bestuur
- 1.
Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zes keer per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.
- 2.
De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.
- 3.
In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste twee leden aanwezig zijn.
- 4.
Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.
- 5.
De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar, voorzover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.
- 6.
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.
Artikel 16 Algemene taken van het dagelijks bestuur
- 1.
Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van BSR, tenzij de voorzitter bij of krachtens de Wgr of krachtens deze gemeenschappelijke regeling daarmee is belast.
- 2.
Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.
- 3.
Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter daarmee krachtens deze gemeenschappelijke regeling is belast.
Artikel 17 Specifieke taken van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:
- 1.
de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van BSR en de personele aangelegenheden;
- 2.
het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van BSR;
- 3.
de zorg, voorzover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
- 4.
het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van BSR en de belastingdeurwaarder;
- 5.
de behartiging van de belangen van BSR bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor BSR van belang is;
- 6.
het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die BSR voor de deelnemers uitvoert.
Artikel 18 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:
- 1.
het nemen van conservatoire maatregelen;
- 2.
het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;
- 3.
benoeming, schorsing en ontslag van de directeur en het personeel van BSR;
- 4.
het regelen van de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van de directeur en het personeel van BSR met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, lid 2, van deze gemeenschappelijke regeling;
- 5.
uitoefening van de bevoegdheden en de verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s-Rijkbelastingdienst en de directeur respectievelijk het dagelijks bestuur of het college van burgemeester en wethouders van de deelnemers;
- 6.
de aanwijzing van een of meer ambtenaren van BSR als heffingsambtenaar en als invorderingsambtenaar;
- 7.
de aanwijzing van een of meer ambtenaren van BSR of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder;
- 8.
het aanwijzen van een of meer ambtenaren van BSR als ambtenaar van BSR als bedoeld in artikel 1, sub j, van deze gemeenschappelijke regeling;
- 9.
het vaststellen van instructies en beleidsregels voor de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van BSR en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;
- 10.
het stellen van beleidsregels en nadere regels met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen;
- 11
het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belastingen;
- 12
het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;
- 13
het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van BSR, waaronder mede begrepen het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten;
- 14
het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan BSR kennis heeft genomen.
Artikel 19 Informatie aan algemeen bestuur
- 1.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.
- 2.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door een der leden gevoerde bestuur.
Artikel 20 Verslag van werkzaamheden
- 1.
Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks voor 1 juli van het kalenderjaar ter vaststelling aan een verslag van de werkzaamheden van BSR over het afgelopen kalenderjaar.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen 14 dagen na vaststelling aan de dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.
Hoofdstuk 6: De voorzitter
Artikel 21 Verkiezing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
- 1.
Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter van het algemeen bestuur.
- 2.
De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.
- 3.
Het algemeen bestuur kiest uit de in artikel 14, lid 1, sub b, van deze gemeenschappelijke regeling bedoelde leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.
Artikel 22 Taken en bevoegdheden voorzitter
- 1.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van BSR.
- 2.
De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
- 3.
De voorzitter vertegenwoordigt BSR in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging met instemming van het dagelijks bestuur aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
- 4.
Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is bij een geding waarbij BSR is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding de in lid 3 van dit artikel genoemde bevoegdheid uit.
- 5.
Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij het in lid 4 van dit artikel bedoelde geding betrokken is, wordt een ander lid van het dagelijks bestuur gemandateerd om BSR met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.
Hoofdstuk 7: De directeur
Artikel 23 Directeur
- 1.
BSR heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een directeur.
- 2.
De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.
- 3.
De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde en is bij de vergaderingen van algemeen bestuur en dagelijks bestuur aanwezig.
- 4.
Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur medeondertekend.
- 5.
Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.
Hoofdstuk 8: De heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van BSR en de belastingdeurwaarder
Artikel 24 Ambtenaren BSR
BSR heeft een of meer heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren, ambtenaren van BSR en belastingdeurwaarders.
Artikel 25 Bevoegdheden heffingsambtenaar
- 1.
De heffingsambtenaar is bevoegd tot heffing van de belastingen waarvoor door de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers van BSR een belastingverordening is vastgesteld en waarvan de heffing en de invordering door de dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers is opgedragen aan BSR.
- 2.
De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) zijn toegekend aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.
- 3.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel neemt de heffingsambtenaar de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft vastgesteld ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Artikel 26 Bevoegdheden invorderingsambtenaar
- 1.
De invorderingsambtenaar is bevoegd tot invordering van alle belastingen die overeenkomstig deze gemeenschappelijke regeling door de door het dagelijks bestuur aangewezen heffingsambtenaar worden geheven.
- 2.
De invorderingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.
- 3.
De invorderingsambtenaar beslist niet tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg of hoger beroep dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.
- 4.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
- 5.
De invorderingsambtenaar is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 18, sub k, van deze gemeenschappelijke regeling.
Artikel 27 Bevoegdheden ambtenaar BSR
- 1.
De ambtenaar van BSR oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, lid 2, sub d, van de Gemeentewet en artikel 123, lid 3, sub d, van de Waterschapswet.
- 2.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel neemt de ambtenaar van BSR de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Artikel 28 Bevoegdheden belastingdeurwaarder
- 1.
De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.
- 2.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Hoofdstuk 9: Ambtelijk apparaat BSR
Artikel 29 Ambtelijk apparaat BSR
- 1.
BSR heeft een ambtelijk apparaat met aan het hoofd een directeur.
- 2.
De Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW), zoals deze gelden voor het personeel van Waterschap Rivierenland, zijn ook van toepassing op het personeel van BSR. De eerste volzin is niet meer van toepassing op het moment dat artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Stb. 2017, 123) in werking treedt.
- 3.
De ambtenaren en de directeur alsmede het personeel werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden benoemd door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de bezoldiging dan wel het loon vast.
- 4.
BSR heeft ten behoeve van de medezeggenschap van de werknemers een ondernemingsraad op basis van de Wet op de ondernemingsraden.
Hoofdstuk 10: Begroting, rekening administratie en controle
Artikel 30 Kadernota en begroting
- 1.
Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidskaders voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de algemene besturen dan wel de gemeenteraden van de deelnemers van BSR.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de algemene besturen c.q. de raden van de deelnemers van BSR.
- 3.
De ontwerpbegroting wordt door de zorg van ieder der deelnemers voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, lid 2 en lid 3, van de Gemeentewet en artikel 100, lid 2 en lid 3, van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
- 4.
De algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 5.
Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt de begroting vast.
- 6.
Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers, die ter zake bij gedeputeerde staten van Gelderland hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
- 7.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan gedeputeerde staten van Gelderland.
- 8.
Het bepaalde in lid, 2, lid 4 en lid 6 van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.
- 9.
Het bepaalde in lid 8 van dit artikel is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, waarbij de totale bijdrage voor de deelnemers met minder dan 3 procent wijzigt ten opzichte van de vastgestelde primitieve begroting.
Artikel 31 Bijdrage deelnemers
- 1.
In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemer, voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.
- 2.
De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het algemeen bestuur vastgesteld met een versterkte meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen. Zolang naast Waterschap Rivierenland het aantal deelnemers van de regeling minder dan 20 bedraagt, vereist het besluit tot vaststelling van de berekeningswijze van de bijdrage de instemming van de bestuursleden, aangewezen door Waterschap Rivierenland. Bij, naast Waterschap Rivierenland, meer dan 20 deelnemers of toetreding van een of meer gemeenten met meer dan 100.000 inwoners vervalt het in de vorige zin genoemde instemmingsvereiste van de bestuursleden van Waterschap Rivierenland.
- 3.
De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari, voor 16 april, voor 16 juli en voor 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijdrage.
- 4.
De deelnemers dragen er zorg voor dat BSR te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
- 5.
De deelnemers zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door BSR af te sluiten langlopende leningen, kasgeldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden, naar verhouding van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage op 1 januari van het jaar waarin de rente en aflossing is verschuldigd.
Artikel 32 Jaarstukken
- 1.
Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarstukken voor 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben, aan de algemene besturen dan wel de gemeenteraden van de deelnemers van BSR.
- 2.
De algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers kunnen omtrent de voorlopige jaarstukken bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de jaarstukken, zoals deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 3.
Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben, de jaarstukken vast.
- 4.
Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, toe aan gedeputeerde staten van Gelderland.
- 5.
Na vaststelling van de jaarstukken zendt het algemeen bestuur deze aan de algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers.
Artikel 33 Definitieve bijdrage
- 1.
In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.
- 2.
Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 31, lid 1, van deze gemeenschappelijke regeling bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de in artikel 32, lid 5, van deze gemeenschappelijke regeling bedoelde mededeling.
Artikel 34 Rekening administratie
- 1.
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
- 2.
BSR houdt de administratie van de opgelegde aanslagen en de ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van BSR.
- 3.
De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.
- 4.
Het is BSR niet toegestaan te ontvangen of ontvangen belastingbedragen te verrekenen met de bijdragen van de deelnemers.
- 5.
Ingevorderde belastingbedragen worden periodiek overgemaakt naar de rekening van de betreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.
- 6.
Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de dagelijks besturen en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers een overzicht van de te heffen en de geheven belastingen alsmede de in te vorderen en ingevorderde belastingbedragen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.
- 7.
BSR verstrekt aan de deelnemers de informatie die deze opvragen om hun beleid te kunnen vormen ten aanzien van de in artikel 4 van deze gemeenschappelijke regeling bedoelde onderwerpen.
Artikel 35 Controle
- 1.
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.
- 2.
De regels, bedoeld in lid 1 van dit artikel, voorzien onder meer in de aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek (BW) belast met het onderzoek van de jaarrekening alsmede het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.
Hoofdstuk 11: Toetreding en uittreding
Artikel 36 Toetreding
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling dat wenst toe te treden dient het verzoek tot toetreding, met inbegrip van de verkregen toestemming van de gemeenteraad of het algemeen bestuur, in bij het dagelijks bestuur.
- 2.
Het dagelijks bestuur legt het verzoek tot toetreding ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Vervolgens zendt het dagelijks bestuur het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de colleges van burgemeester en wethouders en dagelijks besturen van de deelnemers.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling treedt toe tot de regeling, indien alle deelnemers aan deze gemeenschappelijke regeling, na verkregen toestemming van hun gemeenteraden dan wel algemeen besturen, hebben ingestemd met de verzochte toetreding.
- 4.
De toetreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgende op het jaar waarin de in lid 3 van dit artikel vermelde instemming tot de toetreding is verleend, met dien verstande dat tussen de toetreding en de in lid 3 van dit artikel bedoelde instemming een periode van tenminste 6 maanden is gelegen. Een kortere termijn is mogelijk indien het dagelijks bestuur van BSR daarmee instemt.
- 5.
Het dagelijks bestuur van de toegetreden organisatie doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze gemeenschappelijke regeling.
Artikel 37 Uittreding
- 1.
Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.
- 2.
Gedurende 3 jaren na de datum van toetreding tot de regeling is het niet mogelijk om uit deze gemeenschappelijke regeling te treden.
- 3.
Voor uittreding uit deze gemeenschappelijke regeling wordt een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht genomen.
- 4.
Uittreding uit deze gemeenschappelijke regeling vindt plaats aan het einde van het kalenderjaar.
- 5.
Een deelnemer die uit deze gemeenschappelijke regeling wenst te treden maakt, na verkregen toestemming van het algemeen bestuur dan wel de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekend schrijven kenbaar aan het algemeen bestuur van BSR en aan de overige deelnemers. De deelnemers besluiten omtrent de uittreding na verkregen toestemming van het algemeen bestuur dan wel de gemeenteraad.
- 6.
Na ontvangst van het in lid 5 van dit artikel vermelde schrijven wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling besloten. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur van BSR en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.
- 7.
Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan BSR te voldoen.
- 8.
De kosten voor het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.
Hoofdstuk 12: Wijziging en opheffing
Artikel 38 Wijziging van de regeling
- 1.
De regeling kan door de deelnemers worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur van BSR en de dagelijks besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers kunnen het algemeen bestuur van BSR oproepen om een wijzigingsvoorstel vast te stellen.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de voorgestelde wijziging.
- 3.
De dagelijkse besturen en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers besluiten omtrent de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun algemene besturen c.q. de raden. Van hun besluit stellen zij het algemeen bestuur van deze gemeenschappelijke regeling schriftelijk in kennis.
- 4.
Een wijziging van deze gemeenschappelijke regeling is tot stand gekomen wanneer alle dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers zich op de wijze als vermeld in lid 3 van dit artikel daarvoor hebben verklaard.
- 5.
Tenzij in een daartoe strekkend besluit anders is bepaald treedt een wijziging van de regeling in werking op de dag volgende op die waarop is voldaan aan het bepaalde van lid 4 van dit artikel.
Artikel 39 Opheffing en liquidatie
- 1.
De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.
- 2.
Artikel 38 van deze gemeenschappelijke regeling is van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Ingeval een besluit tot opheffing volgens lid 1 van dit artikel is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de deelnemers, een liquidatieplan vast.
- 4.
Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het liquidatieplan in de regeling van de personele gevolgen.
- 5.
Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.
- 6.
Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.
Hoofdstuk 13: Overige bepalingen
Artikel 40 Archief
- 1.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van BSR overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften.
- 2.
Het algemeen bestuur stelt regels vast betreffende de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde zorg dient te worden verricht, welke regels worden medegedeeld aan gedeputeerde staten van Gelderland.
- 3.
Gedeputeerde staten van Gelderland oefenen toezicht uit op de in het eerste lid bedoelde zorg.
- 4.
De op grond van artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van BSR worden bewaard bij het Regionaal Archief Rivierenland (RAR).
- 5.
Nadat de in lid 4 bedoelde archiefbescheiden zijn overgebracht, worden zij beheerd door de archivaris van het Regionaal Archief Rivierenland (RAR).
- 6.
De directeur is belast met de bewaring en het beheer van de in het eerste lid bedoelde archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar Regionaal Archief Rivierenland (RAR).
- 7.
Bij opheffing van de regeling worden alle onder beheer van de directeur staande archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland (RAR).
Artikel 41 Geschillen
- 1.
Over geschillen tussen de deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van BSR omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze gemeenschappelijke regeling wordt beslist door Gedeputeerde Staten. Voorafgaande aan het nemen van een besluit omtrent het geschil wordt dit ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een besluit.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die vermeld in artikel 112, lid 1, van de Grondwet of tot die waarvan de beslissing krachtens artikel 112, lid 2, van de Grondwet is opgedragen aan het zij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.
Hoofdstuk 14: Slotbepalingen
Artikel 42 Inwerkingtreding
- 1.
Deze gemeenschappelijke regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking ervan in de Staatscourant.
- 2.
De bevoegdheden van het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van BSR en de belastingdeurwaarder hebben betrekking op de bevoegdheden met betrekking tot de belastbare feiten die zich voordoen vanaf het belastingjaar 2008 dan wel op de belastingjaren vanaf de datum van toetreding tot de regeling.
- 3.
Deze regeling vervangt de voorgaande Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland. Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de voorgaande gemeenschappelijke regeling genomen besluiten op deze regeling.
Artikel 43 Aanwijzing bestuursleden
Binnen één maand na toetreding tot deze gemeenschappelijke regeling wijst het dagelijks bestuur dan wel het college van burgemeester en wethouders van de nieuwe deelnemer op grond van artikel 6 van deze gemeenschappelijke regeling het lid en het plaatsvervangend lid voor het algemeen bestuur aan.
Artikel 44 Duur
Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.
Artikel 45 Bekendmaking regeling
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel wordt belast met de inzending van deze gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten van de provincies waarin de deelnemers zijn gelegen.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel draagt zorg voor bekendmaking van deze gemeenschappelijke regeling door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.
Artikel 46 Naam van de regeling
Deze gemeenschappelijke regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland 2019”.
Aldus besloten door:
Het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland in de vergadering van ………………
de secretaris-directeur, de voorzitter,
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Avri in de vergadering van ………………
de secretaris, de voorzitter,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede in de vergadering van ………………
de secretaris, de burgemeester,
BIJLAGE 1 OVERZICHT DOOR DEELNEMERS AAN GR BSR OVERGEDRAGEN TAKEN
(als genoemd in artikel 4, lid 2 van de GR BSR)
Naam deelnemer Overgedragen taken/belastingen Datum overdracht
Gemeente Culemborg
Wet WOZ 1 januari 2008
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2008
Hondenbelasting 1 januari 2008
Rioolheffing 1 januari 2008
Gemeente IJsselstein
Wet WOZ 1 januari 2013
Wet BAG 1 januari 2013
Wet KPB 1 januari 2013
Afvalstoffenheffing/reinigingsrechten 1 januari 2013
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2013
Hondenbelasting 1 januari 2013
Rioolheffing 1 januari 2014
Bedrijveninvesteringszone 1 januari 2017
Gemeente Maasdriel
Wet WOZ 1 januari 2008
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2008
Hondenbelasting 1 januari 2008
Rioolheffing 1 januari 2008
Gemeente Montfoort
Wet WOZ 1 januari 2013
Wet BAG 1 januari 2013
Wet KPB 1 januari 2013
Afvalstoffenheffing/reinigingsrechten 1 januari 2013
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2013
Rioolheffing 1 januari 2013
Roerendezaakbelastingen 1 januari 2013
Gemeente Tiel
Wet WOZ 1 januari 2008
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2008
Hondenbelasting 1 januari 2008
Rioolheffing 1 januari 2008
Reclamebelasting 1 januari 2012
Gemeente West Betuwe
Wet WOZ 1 januari 2008
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2008
Rioolheffing 1 januari 2008
Reclamebelasting 1 januari 2017
Gemeente West Maas en Waal
Wet WOZ 1 januari 2010
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2010
Forensenbelasting 1 januari 2010
Hondenbelasting 1 januari 2010
Rioolheffing 1 januari 2010
Roerendezaakbelastingen 1 januari 2010
Reclamebelasting 1 januari 2018
Gemeente Wijk bij Duurstede
Wet WOZ 1 januari 2012
Afvalstoffenheffing/reinigingsrechten 1 januari 2012
Onroerendezaakbelastingen 1 januari 2012
Hondenbelasting 1 januari 2012
Rioolheffing 1 januari 2012
GR Avri
Afvalstoffenheffing 1 januari 2016
Waterschap Rivierenland
Verontreinigingsheffing 1 januari 2008
Watersysteemheffing 1 januari 2008
Wegenheffing 1 januari 2008
Zuiveringsheffing 1 januari 2008
Retributie voor zuiveringsfilter Bommelerwaard 1 januari 2021
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl