Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2021

Geldend van 27-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2021

De gemeenteraad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6-11-2020.

Gelet op:

  • artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging;

  • artikel 149 van de Gemeentewet.

Besluit vast te stellen:

Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht, 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen graf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats van 1 x 2 m bestemd als graf, bij de gemeente in beheer, waarin de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten.

  • b.

    Asbus: een bus ter berging van as van een overledene.

  • c.

    Begraafplaats(en): de gemeentelijke begraafplaats Achterambacht en begraafplaats Waalhof.

  • d.

    Beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats en uitvaartcentrum of degene die hem vervangt.

  • e.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

  • f.

    Duurzame materialen: vaste, niet buigzame materialen van natuursteen, glas, hout, keramiek, kunststof en metaal die van nature of middels een daartoe speciale behandeling weerbestendig zijn, niet breukgevoelig en waarvan de constructie uit één geheel bestaat en waarvan de praktische toepasbaarheid zoals opnemen, verplaatsen en dergelijke gewaarborgd is.

  • g.

    Foetus: een na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht.

  • h.

    Foetusveld: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats, bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een foetus.

  • i.

    Gebruiker: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie het gebruik van een grafruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

  • j.

    Gedenkteken: voorwerp op een graf voor het aanbrengen van opschriften en/of figuren, ter nagedachtenis aan een overledene, sierurnen daaronder begrepen.

  • k.

    Gedenkplaats: een plaats waarvoor aan de rechthebbende het uitsluitend recht is verleend om een overledene te gedenken.

  • l.

    Graf: zandgraf of grafkelder.

  • m.

    Grafbedekking: gedenkteken of grafbeplanting op een graf.

  • n.

    Grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin één of meerdere stoffelijke overschotten worden begraven of asbussen worden bijgezet.

  • o.

    Particulier graf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats met een afmeting van 1 x 2 m; bestemd als graf of van 1,10 x 2,50 bestemd als grafkelder, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • Het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten.

  • Het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn.

  • Het doen verstrooien van as.

  • p.

    Particulier kindergraf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats van 0,70 x 1,70m, bestemd als graf, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • Het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten van kinderen en jongeren tot en met 12 jaar.

  • Het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus met of zonder urn.

  • q.

    Particulier urnengraf/urnenplaats: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats maximaal 0,60 x 0,60m, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het onder of bovengronds plaatsen van een asbus met of zonder urn.

  • r.

    Particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

  • s.

    Rechthebbende: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier kindergraf, een particulier urnengraf, een particuliere urnenplaats, een gedenkplaats of een particuliere urnennis, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

  • t.

    Strooiveld: een plaats waarop as wordt verstrooid.

  • u.

    Urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen.

  • v.

    Urnencolumbarium: een locatie waar urnen bovengronds in een urnennis kunnen worden bijgezet.

Artikel 2 Uitbreiding begrip particulier graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, particuliere urnenplaats en gedenkplaats.

Hoofdstuk 2 Openstelling van de begraafplaatsen

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang.

  • 2.

    In verband met werkzaamheden en ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden. Het college kan hiervoor een ontheffing verlenen. Het college maakt de openingstijden openbaar bekend.

Artikel 4 Tijden van begraven, bijzettingen en asbezorgingen

  • 1.

    Op zondagen en algemeen erkende feest- en gedenkdagen vinden geen begravingen, bijzettingen of asverstrooiingen plaats.

  • 2.

    Het tijdstip van begraven, bijzetten of het verstrooien van as wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder (of degene die hem vervangt), in overleg met de betrokken nabestaande of een vertegenwoordiger ervan, vastgesteld.

  • 3.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen tussen 09.00 en 16.00 uur en op zaterdag van 09.00 tot 14.00 uur.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan van het bepaalde in lid 3 worden afgeweken door de beheerder (of degene die hem vervangt), in overleg met de betrokken nabestaande of een vertegenwoordiger ervan.

  • 5.

    Op hetzelfde tijdstip mag op de begraafplaats niet meer dan één begrafenis, bijzetting of asverstrooiing plaatsvinden.

  • 6.

    De beheerder kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het vijfde lid afwijken.

Hoofdstuk 3 Ordemaatregelen

Artikel 5 Verboden

  • 1.

    Het is verboden op de begraafplaats:

  • a.

    zich op hinderlijke wijze te gedragen;

  • b.

    te colporteren of goederen voor verkoop aan te bieden;

  • c.

    op enige wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

  • d.

    op de graven te lopen of te zitten;

  • e.

    de graven, de gedenktekens, de beplanting, de gebouwen en de paden te bekladden, te beschadigen of op enigerlei andere wijze te verontreinigen;

  • f.

    iets te doen of na te laten dat in strijd is met de eerbied van de nagedachtenis van de overledene;

  • g.

    dieren te begraven of as van dieren te verstrooien of te begraven;

  • h.

    te vissen.

  • 2.

    Het is verboden zich toegang tot de begraafplaats te verschaffen anders dan via de daarvoor bestemde ingangen.

  • 3.

    Het is verboden op de begraafplaats:

  • a.

    rijwielen, bromfietsen, rij-of voertuigen, mee te nemen en in gebruik te nemen, anders dan ter gelegenheid van een begrafenis of tot het vervoeren van materialen bestemd voor op de begraafplaats te verrichten werkzaamheden of het vervoeren van gehandicapten.

  • b.

    sneller dan 10 kilometer per uur te rijden.

  • 4.

    De verboden in lid 3 zijn niet van toepassing indien de beheerder hier toestemming voor heeft gegeven (dit kan schriftelijk of mondeling gebeuren).

  • 5.

    Het meenemen van dieren op de begraafplaats is niet toegestaan. Tenzij het een blindengeleide- of hulphond betreft.

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

Artikel 6 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten. Deze toestemming kan mondeling en/of schriftelijk worden gegeven.

  • 2.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 3.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het tweede lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 4.

    In verband met werkzaamheden op de begraafplaats en ter handhaving van de orde op de begraafplaats kunnen bezoekers de toegang tot de begraafplaats of een deel van de begraafplaats worden ontzegd door de beheerder.

Artikel 7 Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats, niet zijnde begrafenissen, kunnen slechts plaatsvinden nadat deze zes dagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Hoofdstuk 4 Voorschriften voor begraving of bijzetting

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van een graf

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk 3 werkdagen voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zondag en algemeen erkende feest- en gedenkdagen gelden niet als werkdag.

  • 2.

    Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3.

    Bij de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving dan wel een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden afgegeven.

Artikel 9 Openen en sluiten van een graf

  • 1.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder of degene die hem vervangt.

  • 2.

    Het verwijderen van een grafmonument en beplanting ten behoeve van een begraving dient tenminste 48 uur van te voren te zijn uitgevoerd, nabestaanden dienen hier zelf zorg voor te dragen.

  • 3.

    De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk drie werkdagen van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen. De beheerder bepaalt uiteindelijk of het verzoek wordt gehonoreerd. De beheerder kan nabestaanden verplichten de werkzaamheden door een steenhouwer te laten uitvoeren.

Artikel 10 Te overleggen documenten

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven dan wel een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document is afgegeven aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begravingen van foetussen mag slechts geschieden indien van tevoren een verklaring van een arts is overlegd waarin staat dat de foetus jonger dan 24 weken is.

  • 4.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder verlenging van de uitgiftetermijn met een minimale periode van vijf jaar dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. Als dat niet het geval is dient de uitgiftetermijn met minimaal 10 jaar te worden verlengd. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Hoofdstuk 5 Gebouwen

Artikel 11 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk drie werkdagen voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2.

    De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Hoofdstuk 6 Begraving

Artikel 12 Begraving

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt door de beheerder.

  • 2.

    Tot begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

  • a.

    de beheerder, indien deze heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 8 (kennisgeving begraven en asbezorgen), 9 (openen en sluiten van een graf), 10 (te overleggen documenten) opgenomen vereisten is voldaan.

  • b.

    het personeel van de begraafplaats bij begraving van een stoffelijk overschot de identiteit van het stoffelijk overschot heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op het overgelegde verlof tot begraven. Dit document bevat tevens de namen, de overlijdens- en geboortedatum van de overledene dan wel de geslachtsnaam en een verklaring van een arts van de levenloos geborene.

Artikel 13 Lijkomhulsel en grafgiften

  • 1.

    De rechthebbende of hij die in de uitvaart voorziet is verplicht het gebruik van een lijkhoes aan de beheerder door te geven.

  • 2.

    Het is niet toegestaan voorwerpen aan de grafruimte toe te voegen die de vertering van het stoffelijk overschot belemmeren of voorkomen en/of vervuilend zijn.

Hoofdstuk 7 Uitgifte en onderscheid graven

Artikel 14 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats worden uitgegeven:

  • a.

    particuliere graven;

  • b.

    particuliere kindergraven;

  • c.

    particuliere urnengraven;

  • d.

    particuliere urnennissen;

  • e.

    particuliere urnenplaatsen;

  • f.

    gedenkplaatsen;

  • g.

    algemene graven;

  • h.

    foetusgraven.

Artikel 15 Volgorde van uitgifte en reserveren

  • 1.

    De algemene graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en/of buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 3.

    Het reserveren van een particulier graf is slechts mogelijk in grafvakken welke door de beheerder worden aangewezen. De graftermijn gaat in op het moment van reserveren.

Artikel 16 Termijn foetusgraven

  • 1.

    Op de begraafplaatsen is een gedeelte aangewezen waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een foetus. Voor het graf van een begraven foetus is de instandhoudingtermijn 10 jaar. Het begraven is inclusief het aanbrengen van een naambordje op de daarvoor bestemde zuil.

  • 2.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd met telkens vijf jaar, mits de aanvraag binnen een maand voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 17 Termijn algemene graven

  • 1.

    Algemene graven worden ter beschikking gesteld voor een gebruikstermijn van 15 jaar. De termijn begint te lopen op de datum waarop het algemene graf is uitgegeven.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde gebruikstermijn van algemene graven kan niet worden verlengd.

  • 3.

    Het in dit artikel bedoelde gebruik wordt door het college schriftelijk bevestigd.

Artikel 18 Termijn particuliere graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig of dertig jaar recht op een particulier graf. De termijn gaat in op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaar, tien jaar, vijftien jaar of twintig jaar mits de aanvraag binnen twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Als in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht op aanvraag wordt verlengd na het verstrijken van de lopende termijn wordt de termijn met terugwerkende kracht verlengd.

  • 4.

    Het grafrecht op een particulier graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden dan wel bijgezet en bijgezet wordt gehouden, onder de voorwaarden en beperkingen van deze verordening en de (eventueel) daarop gebaseerde nadere regels.

  • 5.

    Een uitsluitend recht als bedoeld in het eerste lid kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

  • 6.

    Het in het eerste lid bedoelde recht wordt door het college schriftelijk bevestigd.

Artikel 19 Termijn asbestemmingen en gedenkplaatsen

  • 1.

    Particuliere urnengraven, urnenplaatsen, gedenkplaatsen en urnennissen worden uitgegeven voor de tijd van 20 jaar.

  • 2.

    Het in eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaar mits de aanvraag binnen twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde recht wordt door het college schriftelijk bevestigd.

Artikel 20 Aantal overledenen in graven

  • 1.

    In een algemeen graf worden twee stoffelijke overschotten begraven.

  • 2.

    De particuliere graven worden uitgegeven voor de tijd van twintig of dertig jaren en zijn bestemd voor het ten hoogste;

  • a.

    begraven van twee stoffelijke overschotten;

  • b.

    plaatsen cq. begraven van vier asbussen, met of zonder urn;

  • c.

    begraven van één stoffelijk overschot en het plaatsen cq. begraven van twee asbussen, met of zonder urn.

  • 3.

    Bij particuliere graven kan, indien technisch mogelijk en in overleg met de beheerder van de begraafplaats, door rechthebbende verzocht worden een aanvullend stoffelijk overschot of asbus met of zonder urn te begraven en begraven te houden.

  • 4.

    De particuliere urnengraven worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen, met of zonder urn;

  • 5.

    De particuliere urnenplaatsen worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarop plaatsen van ten hoogste twee asbussen, met urn.

  • 6.

    De urnennissen worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen, met of zonder urn.

Artikel 21 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen voor het aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 8 Grafbedekkingen

Artikel 22 Vergunning gedenkteken

  • 1.

    Voor het hebben van een gedenkteken is een schriftelijke vergunning nodig van het college. Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend. Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:

  • a.

    een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

  • b.

    de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

  • c.

    de vermelding of de letters etc. ingehakt of van metaal zijn;

  • d.

    de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s);

  • e.

    het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een gedenkteken aan.

  • 3.

    Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van het college gedenktekens of andere nagelvast verbonden voorwerpen op graven, grafkelders of een plaat ter afsluiting van een urnennis te plaatsen of te verwijderen.

  • 4.

    De beslissing op de aanvraag wordt door het college schriftelijk medegedeeld. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van het gedenkteken en de wijze van aanbrengen.

  • 5.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het vierde lid;

  • b.

    de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c.

    de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

  • d.

    de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6.

    Na het beëindigen van de werkzaamheden op de begraafplaatsen door personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen dienen alle sporen van het werk ten genoegen van de beheerder te verwijderen.

  • 7.

    Tijdelijke grafmarkeringen mogen uiterlijk tot zes maanden na de begrafenis blijven staan. Bij overschrijding van de maximale termijn zal de tijdelijke grafmarkering worden verwijderd en vernietigd.

Artikel 23 Gedenkteken

  • 1.

    Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt.

  • 2.

    De onderdelen moeten met dokens vast aan het gedenkteken zijn verbonden. Los grind of andere steenachtige materialen zijn toegestaan binnen de omranding van het graf uitsluitend op een gesloten fundatieplaat. Grind of andere steenachtige materialen op een worteldoek en buiten de omranding van een graf zijn niet toegestaan.

  • 3.

    Niet zijnde steenachtige materialen zoals schelpen, perzikpitten en houtsnippers zijn wel toegestaan.

  • 4.

    Op een algemeen graf mag op een ondergraf een staand of liggend gedenkteken worden geplaatst. Op een bovengraf mag uitsluitend een liggend gedenkteken worden geplaatst.

  • 5.

    Liggende gedenktekens op een algemeen graf mogen de afmetingen van breed 80 cm en lang 90 cm hebben. Liggende gedenktekens mogen op een roef geplaatst worden van maximaal 15 cm. Staande gedenktekens mogen niet breder zijn dan 80 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 90 cm.

  • 6.

    Liggende gedenktekens op een particulier kindergraf mogen de afmetingen van breed 60 cm, lang 160 cm en dik 10 cm niet te boven gaan en staande gedenktekens mogen niet breder dan 60 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 120 cm zijn.

  • 7.

    Op een particulier graf mag zowel een staand als een liggend gedenkteken worden geplaatst of een combinatie van beiden.

  • 8.

    Liggende gedenktekens op een particulier graf mogen niet groter zijn dan lang 180 cm en breed 80 cm, terwijl de hoogte van de roef maximaal 25 cm mag zijn. Staande gedenktekens op een particulier graf mogen niet breder dan 80 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 120 cm.

  • 9.

    Op een particulier urnengraf, particulier urnenplaats of gedenkplaats met een afmeting van 60 x 60 cm mag zowel een staand als een liggend gedenkteken worden geplaatst. Liggende gedenktekens mogen de afmetingen van breed 50 cm, lang 50 cm en dik 10 cm niet te boven gaan en staande gedenktekens mogen niet breder dan 50 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 100 cm zijn.

  • 10.

    Op een particulier graf mag een ornament worden geplaatst die de afmetingen van 50 cm dik, 80 cm breed en 120 cm hoog niet te boven gaat.

  • 11.

    De maximale afmetingen voor gedenktekens op keldergraven zijn 115x255x120 cm.

  • 12.

    De onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 13.

    Gedenktekens moeten aan de rechter zijkant worden voorzien van een grafnummer.

  • 14.

    Gedenktekens moeten zodanig worden gefundeerd, dat verzakking naar het oordeel van de beheerder niet mogelijk is; de constructie moet zodanig zijn, dat zij uit en in elkaar kunnen worden gezet zonder cementvoegen te verbreken.

  • 15.

    Gedenktekens, welke het openen van een graf bemoeilijken, moeten door de eigenaar tijdelijk worden verwijderd op een door de beheerder aan te geven uur en wijze.

  • 16.

    Gedenktekens, welke naar het oordeel van het college aanstootgevend, vervallen of op een andere wijze ontsierend zijn voor de begraafplaats dienen door de eigenaar op aanzegging van het college binnen drie maanden te worden verwijderd. Indien aan een dergelijke aanzegging geen gevolg wordt gegeven zullen deze werkzaamheden van gemeentewege geschieden en worden de gemaakte kosten op de eigenaar verhaald.

Artikel 24 Aanvraag vergunning afdekplaatje urnennis

  • 1.

    Bij de schriftelijke aanvraag voor een vergunning tot het hebben van een afdekplaatje behoort een werktekening te worden ingediend.

  • 2.

    Op de werktekening dienen ten minste voor te komen:

  • a.

    een vooraanzicht met de maten;

  • b.

    de soort, kleur, bewerking van het te gebruiken materiaal;

  • c.

    de vermelding of de letters e.d. ingehakt of van metaal zijn;

  • d.

    de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s).

  • 3.

    Voor het afdekplaatje mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt.

  • 4.

    De maat van het afdekplaatje bij het oude columbarium (1) is 56,8 x 40 cm en bij het oude columbarium (2) 56,8 x 38,5 cm, zodat er aan de voorzijde 11 cm beschikbaar blijft als bloemenrand. Het afdekplaatje bij het nieuwe columbarium is 36,5 x 36,5 cm (met afgeschuinde hoeken van 0,6 x 0,6 cm). De dikte van een afdekplaatje is maximaal 7,5 cm. Het inmeten geschiedt vooraf door de steenhouwer.

Artikel 25 Sierurn

  • 1.

    Voor het plaatsen van een sierurn is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2.

    Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het plaatsen van een sierurn behoort een tekening te worden ingediend. Op deze tekening dienen ten minste voor te komen:

  • a.

    een boven-, voor- en zijaanzicht;

  • b.

    de te gebruiken materialen;

  • 3.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

  • a.

    het afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de begraafplaats;

  • b.

    de gebruikte materialen ontoereikend zijn;

  • 4.

    Er mogen geen vochtopnemende materialen worden gebruikt. Voor keramische urnen betekent dit dat de scherf niet poreus is (op ca. 1285 ºC tot 1300 ºC gebakken).

  • 5.

    Condenswater moet vanuit de urn kunnen wegvloeien.

  • 6.

    Het ontwerp moet afwaterend zijn.

  • 7.

    Dekselontwerp dient zodanig te zijn dat er geen water in de urn loopt.

  • 8.

    Voor plaatsing buiten, dienen de gebruikte materialen weer- en windbestendig te zijn.

  • 9.

    Voor plaatsing buiten geen corroderende materialen te gebruiken, zoals ijzerhoudende metalen, of zoals daar zijn snelverterende urnen.

  • 10.

    Bevestiging van de urnen in nissen moet kunnen plaatsvinden met lijm of schroeven.

  • 11.

    Deksels dienen te worden verzegeld, dan wel worden verlijmd met b.v. zuurvrije siliconenkit.

  • 12.

    Bij plaatsing op graven of in urnentuinen moet in de voetplaat en in de urn de mogelijkheid voor gebruik van een urnengrondanker voorzien zijn

  • 13.

    Bij levering dient de urn van een plaatsingsvoorschrift voorzien te zijn.

Hoofdstuk 9 Onderhoud

Artikel 26 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in de zorg voor de begraafplaats inclusief verharding, onderhoud groen (niet op de graven), groenranden en het op aanvraag, indien nodig na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en eenmaal per jaar alg verwijderen van het gedenkteken, exclusief het bepaalde in artikel 27.

Artikel 27 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht het eigen grafoppervlak en de grafbedekking op het particuliere of algemene graf behoorlijk te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt verstaan:

  • a.

    het schoonhouden van het geplaatste gedenkteken;

  • b.

    het uitvoeren van herstellingen aan de gedenktekens en losse voorwerpen;

  • c.

    het verversen of vergulden van de opschriften en andere figuren op het gedenkteken;

  • d.

    het onderhouden en vernieuwen van losse planten, potplanten en één- of meerjarige gewassen en het verwijderen van dode planten, zaailingen en ongewenste kruiden.

  • 2.

    Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende gedenkteken, de grafbeplanting, de losse voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen conform de bepalingen uit de Wet op de Lijkbezorging.

  • 3.

    De verwijdering, zoals bedoeld in het tweede lid, vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende schriftelijk is ingelicht over de toestand van het gedenkteken en de rechthebbende in de gelegenheid is gesteld het nodige onderhoud alsnog te verrichten. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht. Het gedenkteken blijft 13 weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is. De beplanting wordt direct afgevoerd. Indien aan een dergelijke aanzegging geen gevolg wordt gegeven zullen deze werkzaamheden van gemeentewege geschieden en worden de gemaakte kosten op de rechthebbende verhaald.

Artikel 28 Grafbeplanting

  • 1.

    Op een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen.

  • 2.

    Op een graf mogen eenjarige en winterharde gewassen worden geplant. De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de grafmaat niet overschrijden of moeten door snoeien binnen de oppervlakte worden gehouden.

  • 3.

    De hoogte van grafbeplanting is maximaal twee meter zolang het niet ten koste gaat van het uiterlijk aanzien.

  • 4.

    Beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder zonder voorafgaande kennisgeving worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende vier weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker.

Artikel 29 Aansprakelijkheid grafbedekking

  • 1.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens, afsluitplaten of beplantingen op graven geschiedt door of namens de rechthebbende of gebruiker en komen voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2.

    Al hetgeen dat op het graf geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht.

  • 3.

    Schade en eventuele gevolgschade door derden is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker en deze dient de daaraan toegebrachte schade, door welke omstandigheid ook, op eerste aanschrijven te (doen) herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de beheerder het aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 4.

    Indien door een ondeugdelijke (of: ondeugdelijk geworden) constructie naar het oordeel van de beheerder een gevaarlijke situatie is ontstaan, kan de beheerder direct maatregelen treffen teneinde de situatie op te heffen.

Hoofdstuk 10 Verleende rechten

Artikel 30 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden en na vervallenverklaring door het college, kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd. Bij het op naam stellen van een nieuwe rechthebbende zal deze met terugwerkende kracht aan de verplichtingen moeten voldoen.

Artikel 31 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particuliere graf ten behoeve van de gemeente. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 32 Vervallen grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

  • a.

    door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

  • b.

    indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

  • c.

    indien de begraafplaats wordt opgeheven;

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

  • a.

    indien de rechthebbende -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

  • b.

    indien de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 30, tweede lid, genoemde termijn is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, onderdelen b en c en als bedoeld in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

Artikel 33 Verwijdering grafbedekking na verstrijken termijn

  • 1.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken, de eventueel aanwezige beplanting en de eventueel op het particuliere graf geplaatste losse voorwerpen worden na het vervallen van het grafrecht namens het college verwijderd, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 2.

    Indien de rechthebbende over het eventueel aanwezige gedenkteken, de eventueel aanwezige beplanting en de eventueel geplaatste losse voorwerpen wenst te beschikken, dient hij deze vóór het verstrijken van de termijn te verwijderen.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde verwijdering vindt niet plaats dan op afspraak met de beheerder.

  • 4.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 5.

    Indien het gedenkteken niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 6.

    Bij grafbedekking die op verzoek van een rechthebbende verwijderd dient te worden, draagt de rechthebbende zelf zorg voor het verwijderen van de grafbedekking. De rechthebbende kan hiervoor zelf opdracht geven aan een steenhouwer of kan zelf zorgen voor de uitvoering van de werkzaamheden na overleg met de beheerder.

Hoofdstuk 11 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 34 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 6.

    Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Artikel 35 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Artikel 36 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk 12. Klachten

Artikel 37 Indiening

Ingezetenen van de gemeente, rechthebbenden, gebruikers en andere natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het college een schriftelijke klacht indienen.

Hoofdstuk 13. Slotbepalingen

Artikel 38 Bijzondere gevallen

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college terwijl in bijzondere gevallen door burgemeester en wethouders ontheffing kan worden verleend van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 39 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de beheersverordening begraafplaatsen 2015 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de beheersverordening begraafplaatsen 2015 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 40 Strafbepaling

  • 1.

    Degene die handelt in strijd met artikel 3, 5 of 6 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 3, 5 of 6 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 41 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 1 dag na bekendmaking.

Artikel 42 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht in zijn openbare vergadering van 11-01-2021.

De griffier, De voorzitter,