Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR653235
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR653235/1
Beleidskader Sociaal Domein december 2016
Geldend van 01-01-2017 t/m heden
Intitulé
Beleidskader Sociaal Domein december 20161. Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit document geeft de visie weer van de gemeente Leusden voor wat betreft de ontwikkelrichting in het Sociaal Domein en het kader waarbinnen we op deze ontwikkeling gaan inzetten.
Alleen als we – samen met onze inwoners – voorbij de huidige beleidsperiode kunnen en durven kijken, zien we nieuwe perspectieven op de transformatie, zoals die al sinds het begin van de decentralisaties beoogd zijn. De omgang met toekomstscenario’s en trends is daarom een belangrijke pijler voor onze visie. Thema’s als individualisering of solidariteit en economische groei of krimp spelen een belangrijke rol. Dit zijn onzekerheden die een grote invloed hebben op de transformatie. Door gebruik te maken van de kansen die digitalisering, educatie, preventie en sociale innovaties bieden, is het mogelijk om toekomstbestendig te handelen. In diverse gesprekken met inwoners hebben wij deze onzekerheden en kansen besproken en samen keuzes gemaakt. Dit heeft een brede visie en een vijftal uitgangspunten als resultaat.
Deze visie dient als bouwsteen voor het nieuwe kader. Dit beleidskader Sociaal Domein volgt op het beleidskader ‘Dicht bij mensen’ dat in 2017 afloopt. Het Sociaal Domein is nooit‘ klaar’, integendeel, het is volop in ontwikkeling, in transformatie. Samen met inwoners, partners en organisaties richten we ons de komende twee jaar op deze transformatie. Daarbij houden we enerzijds vast aan de reeds ingezette lijn, om transformatie te versterken en verdiepen. Anderzijds constateren we nieuwe aandachtspunten voor de komende twee jaar.
Om leesbaarheid te vergroten1 en teksten beknopt te houden, is deze notitie niet ‘klassiek’ opgezet. De stappen die we zetten en de vragen die we beantwoorden, zijn:
Stap 1: opstellen van een Visiedocument - geeft antwoord op de vraag “Wat willen we?”
Stap 2: opstellen van een Kadernota - geeft antwoord op de vraag “Wat gaan we doen?”
Stap 3: opstellen van het Uitvoeringsplan - geeft antwoord op de vraag “Hoe gaan we dat doen?”
1.2 Visie
In 2014 is al in gesprek met inwoners en organisaties de “Droom” van Leusden rond hulp, participatie en sociale samenhang opgehaald. Dat heeft in 2014 geresulteerd in de zogenaamde Droomkaart van Leusden. De gemeenteraad heeft door het unaniem aannemen van een amendement het college verzocht de Droomkaart als aanzet te gebruiken voor verdere visie- en beleidsontwikkeling. De Droomkaart van 2014 geeft enerzijds een inzicht in de wensen en ideeën van inwoners en anderzijds de verwachtingen van zichzelf en van Leusdense organisaties (inclusief gemeente) om de ontstane droom te realiseren.
Samen met de gevoerde gesprekken met betrokken inwoners over de toekomstscenario’s binnen het Sociaal Domein, leidt dit tot een compleet/completer inzicht én draagvlak voor een visie en beleidskader voor de komende jaren.
Uiteindelijk is het een bestuurlijk doel om het ‘transformatievermogen’ van onszelf als gemeente en maatschappelijke partners te versterken. Dat transformatievermogen’richt zich op “een op gezondheid en kwaliteit van leven gerichte toekomst”. In eerdere documenten is dat ook al beschreven als ‘de sociale basis infrastructuur’. De wensen van de inwoners over wat zij willen op de gebieden van Welzijn en Zorg, Opvoeden en Opgroeien en Werk en Inkomen vormen het uitgangspunt.
Het is daarbij geen kwestie van kiezen. Het gaat erom dat we ‘extra’ aandacht hebben voor toekomstige ontwikkelingen, zodat we beter zijn voorbereid en aansluiten op de leefwereld van onze eigen inwoners. Er zijn, gelijk oplopend met het project ‘Samenleving Voorop’, al stappen gezet om invulling te geven aan de transformatie en leren en ontwikkelen we ons samen met inwoners, Larikslaan2 en overige maatschappelijke organisaties.
Er ligt voor sommige uitvoerenden nog wel een spanningsveld tussen de (landelijke) ‘systematische benadering’ van de decentralisaties en het ‘luisteren’ naar inwoners. Maar als ‘de mens en zijn/haar wens als uitgangspunt’ wordt genomen is domein overstijgend werken cruciaal. Dit betekent naast een systeemwijziging vooral een cultuurwijziging en mentaliteitsverandering waar de organisaties, professionals en inwoners in getraind en ondersteund moeten worden.
1.3 Kader
Na 2015 en 2016 komen we in een volgende fase. De transitie is technisch voltooid: nieuwe verantwoordelijkheden zijn ingebed, het veld is anders ingericht, de toegang anders geregeld, de financiering, lees bezuiniging, is ingeboekt en begroot. Omdat de grootste stappen binnen de transitie zijn genomen, zijn hieraan in dit Leusdense beleidskader geen nieuwe doelen gekoppeld. Al blijven we op lokaal en regionaal niveau inzetten op verbeteringen waar dit nodig is.
Dit beleidskader focust op deze transformatie: ruimte bieden aan alle inspanningen van inwoners, organisaties en gemeente om met elkaar mogelijk te maken dat alle inwoners kunnen deelnemen aan de samenleving en dat kwetsbaren kunnen rekenen op opvang en maatwerk. We zetten in op een inclusieve samenleving, waar voor iedereen een plek is en meedoen aan het maatschappelijk leven centraal staat.
In Leusden zetten we ons daarbij ook met veel energie in op het transformeren van de relatie tussen cliënt en hulpverlener, op lokale mogelijkheden in de breedste zin, verbindingen leggen tussen (leef)domeinen en stimuleren van initiatieven van inwoners.
1.4 Leeswijzer
Dit document bestaat uit twee delen. In Deel 1 staat de Visie centraal: wat willen we? In Deel 2 benoemen we de kaders: wat gaan we doen?
Deel 1: Visie
In hoofdstuk 2 gaan we in op de gesprekken die we met inwoners hebben gevoerd en het resultaat daarvan. Dit resultaat werken we verder uit en beschouwen we in hoofdstuk 3. Deze beschouwingen leiden tot een conclusie en visie in hoofdstuk 4.
Deel 2: Kader
In hoofdstuk 5 geven we kort en bondig per programmalijn onze (beleids)doelstellingen weer. Een aantal thema’s waar de komende twee jaar specifieke aandacht voor is, werken we in hoofdstuk 6 nader uit. De bedrijfsmatige randvoorwaarden hierbij (financieel en juridisch) benoemen we in hoofdstuk 7.
Op basis van deze visie en dit kader werken we een Deel 3 uit, het Uitvoeringsplan: hoe gaan we dat doen? Dit plan zal in februari door het college worden vastgesteld.
2. Honingraatbouwen met inwoners
2.1 Toelichting
De toekomstscenario’s zoals in 1.2 benoemd zijn uitgewerkt in het programma Gemeenten van de Toekomst van VWS en VNG. Dat programma heeft als doel om gemeenten te faciliteren en ondersteunen bij het verkennen van een onzekere toekomst door vooruit te kijken richting 2030 en een beeld te vormen van de eigen gemeente in het algemeen en in dit geval het sociaal domein in het bijzonder.
Lokaal is gekozen om met een ‘Leusder variant’ op de toekomstscenario’s in gesprek te gaan met in inwoners van de gemeente Leusden door zogenaamde honingraten te bouwen. Hierbij hebben beleidsadviseurs gesprekstafels georganiseerd waarbij middels een dialoog verkend werd wat naar het idee van de deelnemers de belangrijkste trends2 in het Sociaal Domein zijn en waar het meest op ingezet moet worden om te versterken, te beperken of te vermijden.
De opgave was om “de drie meest belangrijke trends voor Leusden in het midden te leggen en de direct gerelateerde trends daar om heen te leggen. Daarbij is ook doorgevraagd en de diepte ingegaan.
Op basis van de meest genoemde trends wordt voorgesteld keuzes te maken met betrekking tot beleidsmatige inzet de komende jaren. Deze methode is weliswaar niet ‘wetenschappelijk’ en bevat geen kwantitatieve informatie maar het geeft wel een beeld van de wensen, ervaringen, meningen, behoeften en/of verwachtingen van inwoners in Leusden weer.
2.2 Deelnemers
Er is bewust gekozen om op dit moment niet met organisaties/professionals en/of ‘nauw verbonden personen’ -met uitzondering van één sessie met jeugd- en huisartsen- te praten maar juist het verhaal rechtstreeks van inwoners te horen en hun input te gebruiken. Er zijn ‘open bijeenkomsten’ in het gemeentehuis georganiseerd en er is gebruik gemaakt van bestaande settings en ontmoetingsmomenten. Daarmee is niet ‘iedere inwoner’ bereikt maar wel veel ‘betrokken inwoners’.
De ongeveer 130 deelnemers aan de gesprekken hebben veel verschillende achtergronden en leefsituaties. Zo is er gesproken met scholieren (basis- en voortgezet onderwijs), mensen met een middelbare leeftijd, senioren, mensen met een beperking en/of met een afstand tot de arbeidsmarkt, mantelzorgers en mensen in relatie tot belangenbehartiging en/of vrijwilligerswerk en leden van serviceclubs.
2.3 Ervaringen tijdens de sessies
Bij enkele gesprekstafels sloten ‘maar’ drie of vier deelnemers aan. Aan andere tafels zaten maximaal tien mensen. Gespreksleiders hebben ervaren dat ongeacht de grote van de tafels deelnemers, nadat zij gezamenlijk actief aan de slag zijn gegaan zij met steekhoudende argumenten de kern en vorm van de honingraten bepaalden.
De trends werden herkend en soms werd er ‘gezocht’ naar een aanvulling (bijvoorbeeld eenzaamheid individualisering of beperkte sociale cohesie) of er werd gezocht naar een tegenhanger. Bijvoorbeeld bij connectiviteit digitaal versus fysieke ontmoeting.
2.4 ‘Gekozen’ centrale trends
‘Langer Thuis’ en ‘Maatwerk’ zijn verreweg de trends die het meest centraal zijn gelegd.
Maatwerk: ieder mens is uniek
Ieder is mens is uniek en er is dan ook een beweging zichtbaar van afhankelijkheid van een standaard aanbod van voorzieningen naar een persoonlijke invulling van wonen, welzijn, werk, onderwijs en zorg.
Langer thuis: zorg dichtbij en integraal
Ouderen blijven langer thuis wonen i.p.v. naar een verpleeghuis/ bejaardenhuis te gaan, waardoor juist ook de zwaardere zorg aan huis stijgt of de zorg zal vaker dichtbij huis verleend worden.
‘Preventie’, ‘Tweedeling’ en ‘Connectiviteit’ volgen daar op.
Preventie: van curatief naar preventief
We werken toe naar een focus op behoud van gezondheid en eigen kracht door aanpassing van leefstijl en mogelijkheden.
Tweedeling: toename verschil in leefstijl en gezondheid
Er is een tweedeling zichtbaar waarbij mensen uit de lagere inkomensklasse zich vaak minder gezond voelen, vaker langdurige beperkingen hebben en vaker één of meer chronische aandoeningen hebben. Naarmate het verschil tussen rijk & arm toeneemt, zal ook het verschil in leefstijl en daarmee de verwachting van het aantal levensjaren in goede gezondheid toenemen.
Connectiviteit: meer verbonden en meer transparantie
Door een toename in internetgebruik en social media wordt steeds meer informatie transparant en worden burgers steeds mondiger.
Ook burgers weten elkaar makkelijker te vinden in online platforms en nieuwe communities. Deze online communities kunnen ook de offline contacten in buurten te versterken.
3. Verwerken resultaten
3.1 Hoe zien onze inwoners deze trends
Aan de gesprekstafels is veel besproken. Onderstaand wordt een direct verband gelegd met de trends en verwachtingen en het dagelijks leven Leusden.
Maatwerk
Men vindt het belangrijk dat er voldoende wordt geregeld voor degene die dat nodig hebben. En dat de zorg/ondersteuning bij de persoon ‘past’. Door het bieden van maatwerk kan iedereen zonder ballast op zijn eigen niveau betrokken blijft in de samenleving. Het belangrijkste is dat er goed wordt geluisterd naar een hulpvraag. Eerst luisteren, dan begrijpen, en dan pas bekijken welke ondersteuning passend is. Zelfredzaamheid is belangrijk, maar het gaat soms te ver.
Er moet aandacht zijn voor de situaties waar het niet werkt of het niet kan. “Iedereen krijgt nu minder uur hulp, dat kan dus niet, dat gaat niet samen”. Net als bij ‘Langer thuis’ wordt Smart-Living aan Maatwerk verbonden: Technologische oplossingen zoeken, als dat bij iemand past.
Langer thuis
Veel mensen willen langer thuis blijven wonen, maar dat kan volgens hen niet zomaar want niet iedereen kan dat helemaal zelf. Er moet goed bekeken worden wat daarvoor nodig is qua aanpassingen zoals een traplift of een elektrische deur. Maar ook qua locatie (regelmatig is verwezen naar ‘goede afspraken met de WSL). Lang thuis blijven wonen kan alleen maar als er genoeg zorg en ondersteuning is. Jongeren willen later best hun ouders helpen, zelfs met lichamelijke verzorging, maar hun eigen leven moet ook gewoon door kunnen gaan. Daarom wordt er een directe relatie gelegd met Maatwerk.
Preventie
Preventie is van belang om een bepaald niveau van kwaliteit van leven te behouden of te bereiken. Mensen voelen daarvoor wel een eigen verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld voldoende beweging en gezonde voeding. Men vindt het een rol van de gemeente om mensen te helpen problemen tijdig aan te pakken of te voorkomen. Daarnaast zou de gemeente goed zicht moeten houden op het voorkomen van ‘ontsporing’ en dat er gezorgd wordt voor goede integratie in het kader van vluchtelingen.
Een ander probleem dat regelmatig door senioren werd aangesneden ging over het bewust omgaan met een slechtere motoriek en gevaar op huiselijke ongelukjes of ongelukken (“We moeten zoveel mogelijk de ellende voorblijven”). Jongeren gaven aan dat preventie zich zou moeten richten op omgang met geld – mede in het licht van tweedeling – en computergebruik.
Tweedeling
Tweedeling wordt vooral gezien als een groeiend gat tussen arm en rijk. Jonge gezinnen hebben het soms moeilijk, ook qua woonmogelijkheden. Terwijl er ouderen zijn met overwaarde op hun huis, die niet ingezet kan worden. Men ziet een toenemend aantal mensen financiële zorgen hebben en/of oplopende schulden. Het gebrek aan ‘gelijke kansen’ en ‘het recht om mee te doen’ geeft vooral bij kinderen/jongeren een gevoel van oneerlijkheid.
Er wordt ook door volwassenen regelmatig een relatie gelegd met de trend ‘Minder rijk’. Daar moet veel aandacht voor zijn: “Wat gebeurt er met de arme mensen onder ons?”. Mensen kunnen niet altijd alles zelf betalen, en kunnen daardoor ook in verdere problemen komen.
Een ander deel dat genoemd is bij deze trend is het verschil tussen jong en oud. Er lijkt weinig verbinding. Jonge mensen “werken allebei de hele week”, terwijl ouderen “de hele dag thuis zitten”. Men komt niet nader tot elkaar.
Connectiviteit
Er is duidelijk een verschil in benadering door jongeren en ouderen. Daar waar de uitleg van de trend juist ingaat op digitale verbinding benoemen ouderen dan contacten in de buurt van veel groter belangzijn hoewel er wel veel is veranderd de laatste jaren. Iedereen is erg individueel gericht en men ziet voor verbetering duidelijk een rol voor de gemeente. Dat kan gebruikt worden als een aanjager om met elkaar in contact komen. “Zo zullen mensen meer zelf en samen gaan doen. Dat verandert de samenleving, en dat is het hardste nodig”. Er moeten 'smeltpunten' (zowel fysieke ruimten als netwerken) zijn, waar mensen elkaar ontmoeten.
Een opgave voor de gemeente is ervoor zorgen dat mensen samen hun eigen kracht inzetten en men voorziet dat dat kan door mensen mondiger te maken (bv. door voorlichting). Internet en digitale middelen mogen niet in plaats van ontmoeting komen. Ze zijn ‘extra’.
Niet onverwacht spreken jongeren een andere boodschap uit. Goed (en veel) contact is heel belangrijk en dan maakt afstand niet uit door gebruik van social media. Je moet digitaal met je tijd mee gaan en gebruik maken van technologische ontwikkelingen om informatie te delen en te kunnen gebruiken.
Wat viel er nog op?
Geld was regelmatig een onderwerp van gesprek. Bij één gesprekstafel werd geopperd dat het mooi zou zijn als we niet denken in “bruto nationaal product” maar “bruto lokaal geluk”.
Een breed gedeelde opvatting is dat gemeenten zuinig moeten zijn. Iemand voegde daar “om maatwerk juist betaalbaar te houden” aan toe. Er werd aangehaald dat er gemeenten zijn die geld over de balk gooien. Men herkent dat niet in Leusden. Om in de toekomst geld beschikbaar te houden moet de arbeidsmarkt gestimuleerd worden “Het mot eerst verdiend worden”. Daarbij werd onder andere de inzet van ZZP-ers aangereikt. Zij kunnen via social enterprise een rol krijgen bij het bouwen van de
basis-infrastuctuur door bijvoorbeeld ‘klussen in de samenleving te delegeren’. In het kader van deeleconomie (als oplossing) werden wel vormen van wederkerigheid aangehaald maar het animo daarvoor richtte zich alleen op kleinschalige oplossingen c.q. eigen buren of eigen netwerken.
3.2 Algemene beschouwing op de ‘gekozen’ centrale trends
Zoals eerder beschreven is de ‘beleving’ van inwoners bij de trends van groot belang. Maar om de trends en het vervolg daar op te duiden wordt onderstaand een inhoudelijk, algemene, beschouwing gegeven op de centrale trends.
Maatwerk
De wens het leven te leiden, voor zover mogelijk, zoals men dat gewend is te leven, ook in een kwetsbare fase, wordt door verschillende generaties nadrukkelijk onderschreven. Iemand die gedurende zijn leven steeds meer keuzevrijheid en regie ervaart in allerlei aspecten van het leven verwacht hetzelfde in de samenwerking met de gemeente.
Ouderen zijn vermogender dan voorgaande generaties, ze zijn hoger opgeleid en hebben kennis en inzicht in de mogelijkheden die er voor handen zijn. Ouderen van nu en de toekomst zijn in toenemende mate in staat hun wensen te uiten en te realiseren.
Er zijn drie ‘type’ inwoners te definiëren.
- -
De minder zelfredzame inwoner die moeite heeft met het invullen van de toenemende eigen verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden. Hun ondersteuningsvraag is relatief hoog en de informatie die de gemeente verstrekt moet eenvoudig zijn.
- -
De pragmatische inwoner die een groot vertrouwen heeft in nieuwe technologieën en hoge mate van zelfredzaamheid. De omvang van deze groep zal komende jaren toenemen. Hiermee gepaard gaat een toenemende behoefte aan de inzet van de nieuwste/innovatieve oplossingen voor hun voorkomende ondersteuningsvraag en een uitbreiding van eisen ten aanzien van luxe voorzieningen en eenvoudige afhandeling.
- -
De maatschappijkritische inwoner is kritischer en mondiger dan de minder zelfredzame zorgconsument en is tegenstander van teveel individualisering. Deze groep wil graag keuzevrijheid en zij zullen het afkeuren indien collectieve arrangementen mogelijk gaan verdwijnen.
Langer thuis
Door wensen t.a.v. levenskwaliteit en keuzevrijheid willen veel mensen hun leven ook op hogere leeftijd graag voortzetten zoals zij gewend zijn en thuis blijven wonen. Ouderen wonen langer thuis en in veel gevallen langer alleen wanneer een partner komt te overlijden. Door het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen is ongeveer drie-kwart van de alleenstaande ouderen van 75+ jaar een vrouw.
De druk op beschikbaarheid van levensloopbestendige woningen zal toenemen. Daarnaast neemt het aantal intramurale plekken, met name in de verzorgingshuizen af om besparingen te realiseren. De vraag naar ondersteuning en (huishoudelijke) verzorging zal echter toenemen en daarbij is een wens dat die dichtbij of aan huis wordt verleend.
Men vraagt om eenduidige ondersteuningsvormen, afstemming via ketens en coördinatie vanuit één aanspreekpunt en een integrale aanpak. Tot slot wordt er in toenemende mate een beroep gedaan op de eigen kracht en het eigen netwerk. De inzet van het sociaal team en het versterken van de eigen kracht kan mensen minder afhankelijk maken van het formele zorgsysteem. De integrale manier van werken van dergelijke teams is essentieel om effectief te ondersteunen en daarmee de kosten te beperken. Effectiviteit ontstaat door de combinatie met het gebruik van eigen kracht en het eigen netwerk, en door snel en proactief te werken zonder indicatie.
Met de toename van het aantal alleenstaande ouderen wordt de kans op eenzaamheid groter. Het is bekend dat het percentage ‘eenzame’ Leusdenaren hoog is en dat eenzaamheid een bedreiging vormt voor de psychische en sociale gezondheid van ouderen. Een negatief neveneffect van eenzaamheid is een afname van de inzet van eigen kracht en een steeds kleiner eigen netwerk.
Preventie
Landelijk is zowel in de jeugdzorg als in de langdurige zorg toenemende aandacht voor vroegtijdige signalering van risicovolle situaties, en tijdige interventie ter voorkoming van zwaardere ondersteuning en zorg. Landelijk is ook aangetoond dat juist individuele interventies zoals bijvoorbeeld coaching en begeleiding het meest kostenefficiënt zijn. Ook kunnen (massa)media-campagnes hierop een duidelijk versterkend effect hebben.
Er wordt door onze inwoners (extra) aandacht gevraagd voor het voorkómen van een ondersteuningsvraag door behoud van zelfregie en gezondheid en daarmee van eigen kracht.
Bij preventief beleid is het van belang verschillen in leefstijl tussen hoge en lage sociaaleconomische status (SES) te onderkennen. Door op tijd te beginnen met preventie en het verschaffen van informatie omtrent preventie worden inwoners vroeg bewust gemaakt van bijvoorbeeld effecten van een ongezonde leefstijl en de nadelige gevolgen daarvan.
Hoewel investeren in preventie gericht op jonge mensen het meest rendabel is, zijn preventie en interventies gericht op ouderen ook van wezenlijk belang. In relatie tot bovenstaande is daarom belangrijk dat een preventieve maatregel goed wordt afgebakend zodat deze de doelgroep en daarmee haar doel bereikt.
Tweedeling
Leefstijl en gezondheidstoestand worden grotendeels bepaald door sociaal-economische status (SES). De SES wordt bepaald door verschillende factoren, zoals inkomen, beroeps- en opleidingsniveau. Mensen met een lage SES hebben een minder goede levensverwachting door een ongezondere leefstijl. Ook schulden spelen een grote rol in leefstijl en gezondheid. Mensen met risicovolle schulden hebben een ongezondere leefstijl, meer psychosociale klachten en een slechtere gezondheid dan mensen zonder risicovolle schulden.
Het verschil tussen een hoge en lage SES zal naar verwachting groeien.
Het hoge opleidingsniveau in Leusden zou bij nieuwe generatie schoolverlaters moeten leiden tot verdere niveauverhoging. Er is echter ook een aantal ontwikkelingen waardoor die niveauverhoging mogelijk wordt afgeremd:
- -
Toename percentage allochtone kinderen uit laaggeschoolde milieus.
- -
Toename aantal kinderen dat te maken krijgt met echtscheiding van ouders en daardoor opgroeien in een eenoudergezin. Kinderen uit een eenoudergezin lopen volgens (een landelijk) onderzoek twee maal zoveel kans op voortijdige schooluitval en stappen vaker over naar een lager schoolniveau.
Connectiviteit
Laatste jaren is er een aanzienlijke stijging zichtbaar in het aantal (mobiele) internetgebruikers.. Een toenemend deel maakt gebruik van social media, zowel voor vrijetijdsbesteding, voor school of opleiding als professioneel. Dit gebruik wordt sterk beïnvloed door leeftijd en is het hoogst onder jongeren. Door gebruik van internet en social media staan mensen steeds meer met elkaar in contact en wordt informatie steeds transparanter. Social media biedt een kans de band tussen de gemeente en inwoners te versterken. De gemeente zet op dit moment sociale media (m.n. facebook en Twitter) steeds meer in om de communicatie en interactie met de inwoners te verbeteren of zelfs om inwoners tijdens een crisissituatie te informeren.
In het politieke domein worden social media vaak gebruikt om feedback van burgers te krijgen en voorkeuren te peilen. De groei van internet en het delen van informatie via dit medium brengt een transparantere samenleving met zich mee en naast een overheid die gebruik maakt van social media, werkt deze beweging ook de andere kant op. Door de toenemende transparantie en mondigheid van inwoners wordt vaak gesproken over (politieke) actualiteiten die de gemeente aan gaan doordat Informatie makkelijker beschikbaar en dichterbij is dan voorheen.
De groei van internet brengt echter ook gevaren met zich mee. In een wereld waar alles steeds sneller gaat verliezen mensen elkaar nogal eens uit het oog. Het gebrek ‘contacten’ kan op den duur lijden tot depressies, burn out, angststoornissen of eenzaamheid. Om contacten te kunnen onderhouden en elkaar te helpen zijn familie, vrienden, buren, ‘verzorgers’ maar ook kerken, (sport)verenigingen, en clubs van wezenlijk belang.
Door een overvloed aan digitale prikkels zijn er ook steeds meer jongeren die kampen met eenzaamheid of eenzame gevoelens hebben. Het échte contact, de realiteit raakt soms uit beeld. De prestatiemaatschappij vraagt ons op alle fronten te scoren en mee te doen. We moeten succesvol zijn en in de pas lopen om ’erbij’ te horen.
4. Visie
De drie voorgaande hoofdstukken leiden tot een conclusie. Die conclusie wordt onderstaand verwoord in een ambitie en uitwerking.
We ‘zetten in’ op een Leusden waar
- •
Passende ondersteuning is voor wie een steun in de rug nodig heeft;
- •
Het mogelijk is om goed en zelfstandig te kunnen (blijven) wonen en leven;
- •
De verbinding tussen mensen – via digitale én werkelijke ontmoeting – vanzelfsprekend is;
- •
Iedereen, ongeacht sociale status, gelijkwaardig kan meedoen;
- •
De eigen kracht van inwoners, zowel individueel of collectief wordt versterkt.
We houden ons daarbij vast aan de bestaande programmalijnen en verbinden daaraan nieuwe doelstellingen of scherpen bestaande doelstellingen aan. Die programmalijnen worden als volgt weergegeven:
- •
Stimuleren van maximaal gebruik van eigen kracht en gebruik van persoonlijke netwerken;
- •
Samen aan de slag om de saamhorigheid in Leusden te versterken;
- •
Versterken van preventie en vroegsignalering;
- •
Organiseren van maatwerkvoorzieningen voor kwetsbare inwoners.
We sluiten aan bij de ervaringswereld van onze inwoners en luisteren naar en we laten ons ondersteunen door (al dan niet) georganiseerde inwoners met (nieuwe) initiatieven om Leusden te laten bloeien. Met het maatschappelijk initiatief als basis neemt de gemeente een beperktere invloed vanuit de ‘verzorgingsstaat’ en een toenemende invloed vanuit een regisserende rol in de participatiesamenleving.
Daarbij richten we ons op een praktische benadering. Daarbij past een pragmatische houding die gericht is op een integrale aanpak op beleidsmatig- en uitvoerend niveau.
Leusden bruist van energie en heeft een krachtige samenleving met veel oog voor sociale samenhang. Wij willen die kracht blijven benutten! Inwoners weten daarbij wat ze van de gemeente, maatschappelijk partners én elkaar mogen verwachten. Dat leidt tot een eigen lokale ‘cultuur’ waar in men kan zeggen: Leusden bloeit!
5. Vier inhoudelijke programmalijnen
5.1 Programmalijnen
In dit hoofdstuk vindt u wat we gaan doen. Waar richten we ons op in de komende twee jaren en waartoe?
We presenteren onze doelstellingen per programmalijn:
|
De programmalijnen zijn terug te vinden langs de onderstaande ‘trap’. Inwoners gaan uit van hun eigen kracht en kunnen ondersteund worden door het eigen netwerk. Mocht er meer ondersteuning nodig zijn, dan er is toegang tot algemene oplossingen. Voor kwetsbare inwoners is er maatwerk. De pijl naar beneden is minstens zo belangrijk als deze treden naar boven. We zoeken naar de mogelijkheden bij de cliënt en zo mogelijk in Leusden om van maatwerk weer terug te kunnen gaan naar algemene voorzieningen en zo verder.
Per programmalijn hebben we doelstellingen opgesteld die integraal bijdragen aan de ambities uit de visie, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Een voorbeeld hiervan is de ambitie ‘goed en zelfstandig kunnen blijven wonen’. We stimuleren hiertoe eigen kracht (programmalijn 1), we versterken sociale netwerken (programmalijn 2), we voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken (programmalijn 3) en we leveren maatwerk in een sluitende keten van zorg en ondersteuning (programmalijn 4).
Hoe (met welke activiteiten) we uitvoering geven aan de doelstellingen, volgt in een apart document, het uitvoeringsplan.
5.2 Programmalijn 1: Stimuleren van maximaal gebruik van eigen kracht en gebruik van persoonlijke netwerken
Eigen kracht betekent oog hebben voor de (veer)kracht van inwoners met aandacht voor hun kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid zit soms ook in het drukke bestaan van tegenwoordig waarin er op veel terreinen een beroep op mensen wordt gedaan. Het beroep op de eigen kracht kent zijn grenzen. Daarom is het belangrijk te versterken, te verbinden en soms te ontzien. Maximaal gebruik van eigen kracht vraagt om ‘empowerment’ op zowel het individuele niveau van de cliënt (zelfredzaamheid) als op het collectieve niveau van de samenleving (goede, algemene voorzieningen). Iedereen is in staat om mee te (blijven) doen.
Binnen deze programmalijn richten we ons op de volgende doelstellingen:
- 1.
Iedere inwoner met (hulp)vragen vindt in Leusden op eigen kracht en op eenvoudige wijze informatie en advies en zo nodig ondersteuning
Inwoners zijn bekend met Larikslaan2 en weten dat zij daar – direct – terecht kunnen met hun informatie- en adviesvragen op het gebied van welzijn, zorg, vervoer, inkomen en werk. We zetten in op integraliteit tussen de domeinen, goede communicatie en geen wachttijden. Daarnaast zorgen we ervoor dat informatie, advies en ondersteuning zo veel mogelijk naar de mensen toe komt. Het gebruik van de huidige website van Larikslaan2 (www.sociaalplein-leusden.nl) zal voor zover mogelijk vereenvoudigd worden.
- 2.
Inwoners zijn zelfredzaam en in staat zelfstandig (thuis) te blijven wonen en leven
We gaan uit van de eigen kracht van inwoners en ondersteunen bij het zelfredzaam blijven en/of worden. Specifiek op het gebied van (langer) thuis blijven wonen, zetten we in op het inrichten van laagdrempelige vervoersmogelijkheden, goede ondersteuning, passende zorg. We leggen daarbij directe relaties met de gemeentelijke Woonvisie.
- 3.
Kinderen en jongeren doorlopen een doorgaande ontwikkellijn
Kinderopvang wordt toegankelijk voor alle peuters. We zetten in op een goede overgang van voorschoolse opvang naar primair en voortgezet onderwijs en heldere afspraken over de relatie tussen zorg en (passend) onderwijs. We willen dat iedere jongere van 17 jaar een startkwalificatie behaalt.
- 4.
Mensen met een beperking kunnen op een gelijkwaardige wijze meedoen
Aansluitend bij Agenda223 willen we zelfredzaamheid en participatie in een ‘inclusieve samenleving’ vergroten in zowel de fysieke als maatschappelijke omgeving (sport, werk, onderwijs, etc.).
5.3 Programmalijn 2: Samen aan de slag om de saamhorigheid in Leusden te versterken
Saamhorigheid gaat om ‘het gevoel bij elkaar te horen’. Het wordt geassocieerd met verbondenheid en solidariteit. Het effect is idealiter ‘omzien naar elkaar’. Wij willen dit versterken in Leusden om de samenleving van Leusden als geheel te versterken en mogelijkheden te bieden om persoonlijke sociale netwerken te bouwen.
Binnen deze programmalijn richten we ons op de volgende doelstellingen:
- 1.
Inwoners voelen zich betrokken bij wat er in Leusden speelt
Inwoners staan in contact met hun wijkgenoten of doen vrijwilligerswerk bij een organisatie. Ook een actief cultureel Leusden en vitale (sport)verenigingen dragen bij aan het versterken van de saamhorigheid.
- 2.
Inwoners/organisaties nemen initiatieven om de saamhorigheid te versterken
We maken ruim baan voor initiatieven die inwoners en/of organisaties nemen om betrokkenheid te vergroten. We faciliteren deze initiatieven, en ondersteunen of stimuleren waar nodig.
- 3.
Inwoners ontmoeten elkaar in het dorp en online
We richten ons op het wegnemen van belemmeringen om ontmoeting mogelijk te maken. Het ontbreken van bv. een sociaal netwerk, of mobiliteits- en/of financiële knelpunten, mogen contacten niet in de weg staan.
- 4.
Er is een sterk (ondersteunend) netwerk van gezinnen en inwoners
Inwoners kunnen op elkaar rekenen en trekken samen op. Voor minder krachtige gezinnen zetten we in op een koppeling met steungezinnen. Daarnaast faciliteren en ondersteunen we (de totstandkoming van) het netwerk van pleeggezinnen.
- 5.
Er is een stevige verbinding tussen cliënt, formele en informele netwerken c.q. organisaties
We zetten in op een samenwerking van formele en informele zorg. Mantelzorgers, vrijwilligers, professionals trekken in het belang van de cliënt samen op (zie ook doelstelling 4).
- 6.
Nieuwkomers integreren in de Leusdense samenleving
Nieuwkomers maken, net als alle inwoners van Leusden, deel uit van de samenleving. Om ervoor te zorgen dat deze integratie niet uitblijft, hebben we specifiek voor nieuwkomers extra aandacht voor het bekend raken in Leusden, de opbouw van een netwerk, taalverwerving en (arbeids)participatie.
5.4 Programmalijn 3: Versterken van preventie en vroegsignalering
We willen dat zoveel mogelijk inwoners zo lang mogelijk alles zelf kunnen regelen en doen, eventueel samen met het sociale netwerk. We vatten preventie breed op: preventie van ‘er buiten vallen’, niet meer mee kunnen doen, voorkomen van escalatie. Belangrijk is dat de allereerste signalen van of risico op ‘er buiten vallen’ worden opgemerkt. Daarbij is ook aandacht voor inwoners die niet beseffen dat zij zich in een kwetsbare omgeving bevinden of zélf kwetsbaar zijn: zogenaamde zorgmijders. Vroegsignalering is een opdracht aan organisaties in Leusden.
Binnen deze programmalijn richten we ons op de volgende doelstellingen:
- 1.
Het signalerend vermogen van alle organisaties en sociale netwerken in Leusden is hoog
Alle organisaties in Leusden zijn voldoende toegerust en beschikken over de juiste instrumenten om vroegtijdig te signaleren. Op het gebied van eenzaamheid en zorgmijders is er bewustwording over de kenmerken en zijn er handvatten voor gespreksvoering en toeleiding. Er is een intensieve samenwerking tussen organisaties.
- 2.
Inwoners wonen en leven in een veilige (huiselijke) omgeving
We zetten in op het vroegtijdig signaleren en mogelijk verder voorkomen van huiselijk geweld in afhankelijkheidsrelaties. Kinderen moeten veilig kunnen opgroeien. We willen het bewustzijn vergroten, de samenwerking tussen betrokkenen versterken en het gebruik van meldcode en Verwijsindex stimuleren.4
- 3.
Inwoners van Leusden streven een gezonde leefstijl na
We werken aan bewustwording van het belang van sporten en een breed aanbod van sportmogelijkheden en -faciliteiten. We willen de maatschappelijke functie van sport uitbouwen. Het programma rondom gezonde leefstijl (Leusden Fit) pakken we in samenwerking met lokale partijen op. Er is een integrale aanpak preventie drugs en alcohol.
- 4.
Mantelzorgers kennen hun grenzen en delen hun zorgen als dit zorgen voor hen te belastend wordt
We ondersteunen mantelzorgers zowel in groepen als met individueel maatwerk. Mantelzorgers herkennen zich in het begrip mantelzorg, weten waar ze moeten zijn voor informatie en advies en worden gewaardeerd.
5.5 Programmalijn 4: Organiseren van maatwerk(voorzieningen) voor kwetsbare inwoners
Er zijn inwoners die door bv. lage sociaal economische status, armoede, fysieke of andere beperkingen langere of kortere tijd kwetsbaar zijn. Zij mogen rekenen op een goed vangnet en maatwerk.
We streven er daarbij naar om ook kwetsbare inwoners gebruik te laten maken van collectieve voorzieningen. Meedoen en normaliseren staat voorop. Het organiseren van goede hulp, steun en zorg op maat, vraagt om samenwerking tussen de organisaties. We willen dat alle organisaties werken volgens de leidende principes en over hun eigen belang en grenzen heen kijken.
Binnen deze programmalijn richten we ons specifiek op de volgende doelstellingen:
- 1.
Er is een integraal sluitende aanpak van -9 maanden tot 100 jaar
We willen over de volle breedte van het Sociaal Domein een vloeiende verbinding in de keten en samenwerking tussen de verschillende partijen op het gebied van zorg, ondersteuning, onderwijs en arbeidsparticipatie.
- 2.
(Zorg)vrijwilligers kunnen rekenen op ondersteuning
Vraag naar en aanbod van vrijwilligers is op elkaar afgestemd. We ondersteunen vrijwilligers door onder andere deskundigheidsbevordering.
- 3.
Kinderen en ouders in een complexe en/of onveilige thuissituatie kunnen rekenen op toegesneden zorg en begeleiding
We zetten in op een samenhangend en passend aanbod voor ouders en kinderen die te maken hebben met conflictueus ouderschap en complexe scheidingen.
- 4.
Mensen die in een beschermde omgeving verblijven, kunnen rekenen op de juiste zorg
Ook binnen de functies maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen zetten we in op herstel en participatie.
- 5.
Inwoners met weinig financiële ruimte hebben de mogelijkheden om mee te doen
Mensen met een minimuminkomen of schuldenproblematiek mogen niet langs de kant komen te staan. We hebben specifiek aandacht voor kinderen die in armoede leven.
- 6.
Inwoners, inclusief mensen met een arbeidsbeperking, hebben werk met (een vorm van) een eigen inkomen
We begeleiden mensen waar mogelijk naar betaald werk. Inwoners kunnen hun talenten ontplooien en meedoen aan de samenleving. Waar werk met een eigen inkomen niet mogelijk is, wordt ingezet op een andere vorm van participatie. We stimuleren (arbeidsmatige) dagbesteding.
6. Onderwerpen die specifieke aandacht vragen
Onderstaande onderwerpen die de komende twee jaar specifieke aandacht vragen, lopen allen integraal gelijk op met de vier programmalijnen.
6.1 Van inlooppunt tot (arbeidsmatige) dagbesteding
- 1.
We zetten in op één inlooppunt of meerdere inlooppunten waar men elkaar ontmoet.
“Opdat mensen elkaar kunnen treffen, is voor 'Van Onder Op' de introductie van 'inlooppunten' per buurt (ook wel trefpunten, buurtkamers etc. genoemd) een essentieel onderdeel van 'meedoen mogelijk maken'. Buurtgewijs zullen zich waarschijnlijk allerlei varianten ontwikkelen naar activiteiten, verdienmodel, omvang, etc. Van belang is dat het niet specifiek om 'oude mensen' gaat of mensen die voortdurend aandacht en zorg van professionals nodig hebben. Iedereen komt er graag, want het is er gezellig en huiselijk. Je kunt er een praatje maken, een kopje koffie drinken, een afspraak maken. En misschien wordt het zo ongemerkt voor sommige senioren wel hun informele dagopvang of dagactiviteit. Ook de ouderenadviseur en wijkverpleegkundige komen er regelmatig langs. Gewoon in een huis in de buurt. Ouders van schoolkinderen blijven er even hangen (nu staan ze vaak buiten te wachten), je kunt er boeken lenen, een spelletje doen, de schooltuin wordt een moestuin, etc. Alle buurtbewoners moeten dit als een trefpunt ervaren voor gemeenschappelijke activiteiten. Dat 'altijd' open is. (Bron: Rapportage Van Onder Op).
- 2.
In sommige leefsituaties is lichte ondersteuning nodig om sociaal te functioneren. Die ondersteuning is gericht op erkenning, stimuleren van mogelijkheden en acceptatie in de groep. Het bieden van een zinvolle dagbesteding, het voorkomen van eenzaamheid en tegengaan van een sociaal isolement, het aanbrengen van dagstructuur, het stimuleren gebruik te maken van de vaardigheden die nog intact zijn en het ontlasten van mantelzorgers. Dat is een aantal doelstellingen in het kader van ‘dagactiviteiten’. We sluiten aan bij de wensen die er zijn en aan de hand van onderzoek is een geschikte locatie ingericht. In beginsel is de algemene voorziening dagactiviteiten (de ‘voorziening’ is algemeen toegankelijk) bedoeld voor volwassenen en ouderen die niet meer zelfstandig zijn in het opbouwen en onderhouden van sociaal contact en waarbij sprake is van het (deels) ontbreken van een betekenisvolle daginvulling of overbelasting van de mantelzorger. In verband met verminderd fysiek, mentaal of psychosociaal functioneren is begeleiding nodig in sociaal contact en het functioneren in een groep.
- 3.
Daar waar mogelijk bieden we dagbesteding, een andere maar aansluitende vorm van begeleiding, aan aan mensen met een vergrote afstand tot de arbeidsmarkt. Op informele wijze wordt ingezet op werk of het opdoen van werkervaring. Maar ook hier staat aandacht voor (sociale) vaardigheden door middel van het bijstaan en adviseren bij dagelijkse- en persoonlijke situaties centraal.
- 4.
In een groeiende lijn kunnen - zo nodig met de inzet van jobcoaching - afspraken worden gemaakt over ‘vast werk’ met arbeidsvoorwaarden en eventueel bepaling van loonwaarde.
6.2 Vervoersvormen
We zetten in op:
- 1.
Voldoende beschikbaar aanvullend openbaar vervoer (OV) in het kader van eigen kracht en mobiliteit;
- 2.
Voldoende voorliggende voorzieningen voor het vervoer in het kader van algemeen toegankelijke voorzieningen;
- 3.
Voldoende vervoersmogelijkheden in het kader van maatwerk.
We willen de verschillende ‘vormen van vervoer’ - zoals collectief vraagafhankelijk vervoer, dagbestedingsvervoer, Wsw-vervoer, leerlingenvervoer, oftewel het vervoer waarvoor wij in het kader van zorg en ondersteuning verantwoordelijk zijn - beter en slimmer organiseren. Redenen hiervoor zijn: de huidige versnippering van het vervoer, verschuiving binnen de diverse branches, efficiency- en kwaliteitswinst en het aflopen van enkele vervoerscontracten. Uitgangspunt is dat inwoners de beschikbaarheid hebben over collectieve- en maatwerkvoorzieningen. Een deel van de verantwoordelijkheid ligt (bijvoorbeeld conform het convenant Regiotaxi en het reguliere OV) bij de provincie. Middels regionale afstemming wordt input geleverd voor de verschillende programma’s.
Lokaal zal met bestaande partners én initiatieven uit de samenleving een sluitend vervoersnetwerk worden ontwikkeld.
6.3 Versterking toegang tot de arbeidsmarkt
- 1.
Wij zetten in op ondersteuning daar waar nodig bij toeleiding naar betaald werk.
Ieder mens bezit kwaliteiten die hij of zij kan benutten; of het nu gaat om gezonde mensen of om mensen met een beperking. De inzet is om de juiste mensen op de juiste plek te helpen. Wat regulier kan, moet regulier worden uitgevoerd (door de reguliere markt c.q. reguliere werkgevers). Kortom: we vragen iedereen te doen wat hij/zij kan om zo snel mogelijk weer in eigen onderhoud te kunnen voorzien of, als dat (nog) niet mogelijk is op andere wijze maatschappelijk te participeren en/of te werken aan persoonlijke problemen die daar een belemmering voor vormen.
- 2.
We nemen een stimulerende rol aan bij het onderhouden van bestaande en nieuwe netwerken gericht op de verborgen vacatures en het verbinden van werkgevers met nieuwe innovatieve ideeën over het creëren van arbeidsplaatsen. Daar waar ondersteuning nodig is, zullen wij die bieden. Dat kán bijvoorbeeld door inzet van een reïntegratiecoach of arbeidsdeskundige voor het opstellen van bijvoorbeeld een zoekprofiel of belastbaarheidsrapport.
- 3.
Voor ‘ouderen’ is het uitgangspunt dat mensen, ongeacht hun leeftijd (zolang ze nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt) werk hebben. Werkgevers worden, als onderdeel van het bestaande re-integratiebeleid, gestimuleerd en gemotiveerd ook oudere werknemers met hun specifieke talenten, ervaring en deskundigheid in dienst te nemen.
- 4.
We werken ook aan een ‘sluitende aanpak’ voor jongeren tussen de 16 en 27 jaar. Dat wil zeggen dat we alle jongeren in beeld hebben en weten of ze op school zitten, aan het werk zijn of een andere vorm van dagbesteding hebben. Jongeren die tussen ‘wal en schip’ (dreigen te) raken, ondersteunen we op weg naar een opleiding, werk of zinvolle dagbesteding.
6.4 Jeugdagenda
We formuleren een separate jeugdagenda. Deze agenda zal op basis van dit beleidskader concrete interventies bevatten, specifiek gericht op jeugdigen en hun omgeving.
We zetten in op maximale ontwikkeling van elk kind in Leusden. We hebben daarbij oog voor de verschillen, vanuit onze opvatting dat verschil er mag zijn.
De interventies hebben een integrale en preventieve insteek. Onze focus ligt op het signaleren in en verbinden van de verschillende leefwerelden, zoals het gezin, gezondheidszorg, de (voor-)school en de vrije tijd.
Het – door goede opvoedondersteuning – preventief aanpakken van huiselijk geweld en het uitlopen van echtscheidingen in vechtscheidingen, vertalen we in een punt op de jeugdagenda.
Daarnaast hebben we aandacht voor zwaar belaste gezinnen. We zetten ons in om overbelasting te voorkomen.
De verloskundigen, de huisartsen en de GGD hebben regelmatige contactmomenten en signaleren al vanaf de eerste maanden van de zwangerschap tot en met het voortgezet onderwijs.
Hoewel we als gemeente geen beleidssturing hebben op het onderwijs, ligt er nu wel een basis voor goede samenwerking (Passend onderwijs en Jeugdwet). We bouwen verder op deze basis om de overgangen van voorschool naar basisschool, naar voortgezet onderwijs, naar functioneren in de samenleving, zonder hiaten te realiseren. Jeugdhulp en onderwijszorg verbinden we nog beter met elkaar.
Voor kinderen die wat extra ondersteuning kunnen gebruiken op het gebied van taal bieden we voorschoolse educatie (VVE).
De verbinding tussen het jongerenwerk, de politie, de leerplicht uitvoering en Larikslaan2, vertalen we in een agendapunt dat vrije tijdsbesteding van jongeren betrekt als vindplaats van signalen en domein voor interventies gericht op maximale ontwikkeling van elk kind.
6.5 Herkenning inwoners met een lichte verstandelijke beperking
We zetten in op een betere herkenning van en zorg en ondersteuning voor inwoners met een lichte verstandelijke beperking (LVB).
Jongeren en jongvolwassenen met een lichte verstandelijke beperking vormen binnen het Sociaal Domein nog een uitdaging: zij vormen een kwetsbare groep die is oververtegenwoordigd in problemen. Tegelijkertijd zijn zij ‘onzichtbaar’. Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben een beneden gemiddeld IQ en een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Ze lopen een verhoogd risico op leerproblemen, psychiatrische stoornissen en gedragsproblemen en komen vaker met justitie in aanraking. Werkloosheid, isolement, armoede, schulden en gezondheidsproblemen komen relatief vaak voor. Meestal komen zij echter erg bekwaam over een de omgeving denkt dat ze zich wel redden.
Om deze mensen te begeleiden, is het belangrijk ze te herkennen. Ook familieleden, buren, vrienden, vrijwilligers en ambtenaren spelen hierbij een belangrijke rol. De soort en omvang van zorg en ondersteuning benaderen we integraal. Dat betekent dat het totaal aan problemen in kaart moet worden gebracht en dat samen met de persoon met de licht verstandelijke beperking naar oplossingen moet worden gezocht. Oplossingen die passen bij de persoonlijk beleving, problematiek, voorkeuren en mogelijkheden. Het uiteindelijk streven is om hen, net als alle inwoners, zoveel mogelijk te laten participeren in onze samenleving.
7. (Bedrijfsmatige) randvoorwaarden
7.1 Positionering samenwerkingspartners Larikslaan2 en gemeente Amersfoort
We werken samen met buurgemeente Amersfoort. Amersfoort voert werkzaamheden uit voor de gemeente Leusden op het gebied van de Wmo en Jeugdzorg (backofficetaken, ondersteunende administratieve werkzaamheden). Daarnaast verzorgt Amersfoort alle taken op het gebied van Werk & Inkomen, inclusief loket, inkoop, administratie en ICT-inrichting.
Larikslaan2 vormt de uitvoeringsorganisatie die verantwoordelijk is voor de frontoffice van de taakgebieden Opvoeden en Opgroeien en Welzijn en Zorg (Wmo en Jeugd). Larikslaan2 is (bij collegebesluit van juni 2016) vanaf 2017 ook verantwoordelijk voor de inrichting en verrichtingen van het sociaal team. De toegang (frontoffice) is hiermee georganiseerd vanuit twee organisaties die ieder eigen rollen taken, verantwoordelijk en bevoegdheden hebben: het college is opdrachtgever voor Larikslaan2 en de backoffice in Amersfoort op het gebied van de Wmo en Jeugdzorg en voor de sociale dienst (front- en backoffice) in Amersfoort. Larikslaan2 en de gemeente Amersfoort geven op hun beurt uitvoering aan respectievelijk een prestatieovereenkomst en dienstverleningsovereenkomst. Daarnaast dienen deze twee partijen aansluiting te vinden bij de uitvoering van hun werkzaamheden in het kader van samenwerken in de keten (front- en backoffice).
Met de beschreven (huidige) situatie voldoen we aan een aantal eerder - door de raad - gestelde uitgangspunten voor het Sociaal Domein. Nabijheid, toegankelijkheid en betrokkenheid zijn essentiële waarden als het gaat om de uitvoering van het sociaal domein. Lokaal waar het kan en regionaal waar het moet. Dit biedt ook ruimte voor het aanjagen van lokale initiatieven.
Er resteren samengevat twee aandachtspunten om de inrichting te verbeteren (de mate van bestuurlijke invloed - governance - en versterking van de integraliteit tussen domeinen én in de keten rond front- en backoffice) met als hoofddoel om uiteindelijk de cliënttevredenheid en kwaliteit van dienstverlening te borgen.
Daarvoor wordt de frontoffice van Larikslaan2 versterkt op het gebied van Werk & Inkomen. In eerste instantie betekent dit mogelijk een combinatie van het behouden van het loket in Amersfoort en tevens een uitbereiding van het huidige loket van Larikslaan2. Het werk is hiermee effectiever, niet per se efficiënter. De toegevoegde waarde kan voornamelijk worden gevonden in de toename van mogelijkheden voor preventie en een doeltreffende aanpak vanuit “Eén Gezin – één plan – één regisseur”. Dit is immers de kern van de transformatie in het Sociaal Domein.
Daarnaast wordt vanuit de systeemverantwoordelijkheid extra ingezet op de samenwerking met én tussen beide partners met in acht name van de verschillende rollen die de gemeente heeft (regisseur,
samenwerkingspartner en facilitator). Het college wordt hiermee in staat gesteld de gemeenteraad optimaal te kunnen informeren over het functioneren van de gehele keten van beleid tot en met uitvoering.
We zetten daarvoor tevens in op een verbetering van de informatievoorziening. Het gaat hier met name om het verbeteren van de voorspelbaarheid. De gemeenteraad (maar ook het college) mag niet ‘verrast’ worden door informatie.
7.2 Informatiemanagement
Toegankelijke en betrouwbare informatie is een belangrijke voorwaarde voor een goede dienstverlening en verantwoording en is essentieel voor behoorlijk bestuur. Er is geconstateerd dat daar verbetering mogelijk én noodzakelijk is.
Voor het Sociaal Domein is dat een extra uitdaging vanwege het feit dat, zoals in voorgaand hoofdstuk beschreven, de uitvoerende taken vrijwel allemaal uitbesteed zijn. Voor het informatiemanagement Sociaal Domein zijn de visie en richting voor het informatiebeleid van de gehele gemeentelijke organisatie richtinggevend. Echter op inhoudelijk vlak is het beleid op het Sociaal Domein leidend.
Globaal kan gesteld worden dat de in de eerder verschenen rapporten gemaakte keuzes en gedane adviezen alleen gelden voor taken die door de gemeente Leusden in eigen huis worden uitgevoerd. Wel kan aan de genoemde partners worden gevraagd om invulling te geven aan de beleidsprincipes en ambities van de gemeente, waarbij steeds gekeken moet worden naar wat mogelijk is en tegen welke kosten. Hiervoor zien we de volgende doelstelling als leidend:
Het creëren van een optimale gegevenshuishouding zodat de juiste informatie in het Sociaal Domein voor zowel de burger als bedrijven en instellingen, maar ook voor het eigen bestuur en de ambtelijke organisatie (als regisseur) op een efficiënte manier beschikbaar is.
Om dit te bereiken zijn de volgende sub-doelstellingen geformuleerd:
- 1.
We geven invulling aan benodigde professionalisering van de informatievoorziening. De visie van de gemeente Leusden op het gebied van informatiemanagement wordt vertaald naar concrete uitgangspunten en doelstellingen op het gebied van organisatie, processen en systemen voor wat betreft het Sociaal Domein.
- 2.
Ter ondersteuning van de werkprocessen maken we gebruik van standaard applicaties die aansluiten bij de gemeentelijke functionele en technische architectuur en gebruik maken van standaard koppelvlakken en berichtenverkeer.
- 3.
Met samenwerkingspartners geven we uitvoering het beleid -en het basisprincipe- om alle documenten op een centrale plaats en zo mogelijk aansluitend bij de gemeentelijke architectuur op te slaan en te beheren. Het document- en archiefbeleid voor het Sociaal Domein wordt afgestemd op het gemeente brede document- en archiefbeleid.
- 4.
We sluiten aan op ketens (SUWI-keten, zorgketen, Gemeentelijk Gegevens Knooppunt) en er wordt maximaal gebruik gemaakt van door of aan ketens en basisregistraties te leveren gegevens (eenmalig vastleggen, meervoudig gebruik van gegevens). Gegevensuitwisseling tussen applicaties vindt zoveel mogelijk geautomatiseerd plaats door middel van standaard koppelvlakken. De ambitie is om voor het Sociaal Domein één sectoraal klantbeeld te realiseren voor het hele domein (werk, inkomen en zorg) om daarmee invulling te kunnen geven aan een integrale benadering volgens de aanpak “Eén Gezin – één plan – één regisseur”.
- 5.
We ondersteunen inwoners optimaal om via het digitale kanaal producten en diensten aan te vragen, de voortgang daarvan te kunnen volgen en de benodigde gegevens digitaal te kunnen aanleveren. Gebruik maken van generieke voorzieningen zoals MijnOverheid.nl.
- 6.
Inwoners wordt zoveel mogelijk één loket geboden voor het gehele sociaal domein en applicatiefuncties met nieuwe functionaliteiten voor inwoners worden uitgebreid.
- 7.
De inhoudelijke rapportage en verantwoording vullen we structureel op uniforme wijze, zodat monitoring over het hele Sociaal Domein op strategisch, tactisch en operationeel niveau mogelijk wordt en aansluit bij de verschillende informatiebehoeften. Die strategische aansluiting betekent o.a. dat de monitor (zie bijlage), zoals door de gemeenteraad is vastgesteld, in principe voor 1 juli na afloop van het ‘boekjaar’ volledig gevuld door het college aan de raad wordt gepresenteerd.
Informatieveiligheid, digitale weerbaarheid, privacy en digitale duurzaamheid zijn allen aan elkaar gerelateerde onderwerpen, waarbij de gemeente en haar medewerkers bewust en zorgvuldig om moeten gaan met gegevens van inwoners. Deze onderwerpen bevatten alle een prominente zachte factor waarbij medewerkers informatiebewust en digitaal volwassen gemaakt moeten worden. Naast de richtlijnen en wetgeving (Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten, SUWI, wet bescherming persoonsgegevens, wet datalekken, archiefwet) zijn de medewerkers volledig geëquipeerd om adequaat op te treden.
7.3 Juridische context in het kader van maatwerk
Het idealistische doel van de decentralisaties in 2015, naast het doel van oplopende bezuinigingen, was om de zorg dicht bij de burger te organiseren, zodat lokaal maatwerk geleverd kan worden. Dit gebeurt nu met name op het gebied van de begeleiding en zorg voor kwetsbare jeugdigen en volwassenen. Het uitgangspunt ten aanzien van de zorg is verandert van het ‘recht op ondersteuning’ naar het uitgaan van de eigen kracht, en een plicht voor gemeenten om beperkingen te compenseren.
Er komen nog regelmatig situaties voor waarbij de optimale maatwerkoplossing wordt belemmerd omdat ‘men’ tegen grenzen aan loopt. Of dat in ieder geval zo ervaart. Dat kunnen financiële grenzen zijn, grenzen die te maken hebben met wetten, regels of protocollen of grenzen die te maken hebben met samenwerking, cultuur, kennis, organisatie.
Het is een brede opgave om continu te blijven zoeken naar een situatie waarin maatwerk bijdraagt aan een oplossing. Een oplossing die voor de decentralisaties misschien niet werd gezien of niet mogelijk was.
We gaan uit van het gelijkheidsbeginsel: “gelijke gevallen behandel je gelijk en ongelijke gevallen ongelijk naar de mate van hun ongelijkheid”. Dit brengt mee dat we uitgaan van verschillen tussen mensen en niet van verschillen in rechten tussen mensen. Dit zal niet leiden tot willekeur, maar voor iedereen een gelijk recht op maatwerk.
In de uitvoering moet dat leiden tot het aanpassen en toespitsen van voorzieningen op de behoefte van elke individuele persoon. Dat kan een dienst of product zijn dat een aanvrager verwacht. Soms kan dat een gelijkwaardig alternatief zijn of anders afwijken in positieve of negatieve zin.
Juridische kaders zijn een gegeven. Die zijn democratisch tot stand gekomen en kunnen niet, ook niet voor maatwerk, terzijde worden geschoven. We kunnen wel om maatwerk te bieden de grenzen van deze geldende kaders opzoeken. Ook kan het college binnen de wettelijke mogelijkheden de grenzen in gemeentelijke verordeningen en beleidsregels opzoeken.
7.4 Financiën
De rijksmiddelen voor het Sociaal Domein zijn sinds 2015 voor Leusden flink teruggelopen door onder andere de nadelige herverdeeleffecten van de invoering van de objectieve verdeelmodellen voor Jeugd en WMO en door de verdere doorvoering van efficiencykortingen. Bedroeg de Integratie-uitkering Sociaal Domein voor Leusden in 2015 nog € 10,3 mln, voor 2017 zal deze zijn afgenomen tot € 8,6 mln. en deze loopt vervolgens nog verder terug tot € 8,3 mln. in 2020.
Deze ontwikkeling legt een extra financiële druk op de uitvoering van de beleidsvoornemens op het gebied van het Sociaal Domein en de extra investeringen die nodig zijn om de transformatie binnen het Sociaal Domein succesvol te kunnen effectueren.
Regionale inkoop Zorg voor Jeugd en Wmo
De begroting van het Sociaal Domein wordt voor een groot deel bepaald door de regionaal ingekochte zorg voor Jeugdhulp en Wmo ondersteuning. Daar waar voor 2015 en 2016 sprake was van een risicoverevening wordt deze (volgens planning) verder afgebouwd: de verevening voor Wmo-ondersteuning komt te vervallen en voor Jeugdhulp zal de risicoverevening alleen nog maar betrekking hebben op de specialistische jeugdzorg. In feite wordt daarmee een zuiverder toerekening van de zorgkosten naar de individuele gemeenten gerealiseerd. Er zal dus een verschuiving plaatsvinden van solidariteitsbeginsel naar profijtbeginsel. De verwachting is dat dat voor Leusden voordelig zal zijn (gelet op het inmiddels verkregen inzicht in de werkelijke zorgkosten 2015). Het daadwerkelijke effect voor Leusden zal pas medio 2017, na het vaststellen van de verantwoordingen 2016 over de geleverde zorg, inzichtelijk zijn.
Twynstra Gudde heeft voor ons onderzoek gedaan in het kader van samenwerking en de relatie tot samenwerkingspartners in het Sociaal Domein. Daarbij zijn aanbevelingen uitgebracht in het kader van inzet op extra capaciteit in het kader van regisseurschap/programmamanagement, bedrijfsvoerings-aspecten en regulier beleidswerk. De aanbevelingen worden ter harte genomen en tot uitvoering gebracht in 2017.
Financiële vertaling doelstellingen beleidskader
De dalende rijksmiddelen laten ook steeds minder ruimte over voor ander (lokale) wensen en ontwikkelingen en leggen steeds meer druk op de beschikbare budgetten. Daarbij zijn onder meer te noemen:
- •
Het opzetten van nieuwe vormen van lokale dagbesteding (pagina 17 (€ 150.000)).
- •
Een kwalitatief goede toegang naar de zorg via Larikslaan2 realiseren. In de subsidieaanvraag 2017 is rekening gehouden met een structurele honorering van eerder incidenteel toegekende formatie (o.a. voor de kwaliteitsmedewerker. Daarnaast zal ook extra capaciteit worden ingezet voor het realiseren van een loket Werk en Inkomen (pagina 19 € 100.000)).
- •
Openstaande taakstelling Sociaal Domein. De vanaf 2016 dalende rijksmiddelen voor het Sociaal Domein zijn in de begroting opgevangen door het opnemen van een stelpost nader te nemen maatregelen Sociaal Domein. Deze stelpost moet nog voor een deel worden gerealiseerd.
- •
De verder in dit beleidskader benoemde doelstellingen en de daaruit voortvloeiende activiteiten worden nader uitgewerkt in de uitvoeringsplannen die begin volgend jaar door het college zullen worden vastgesteld. De huidige Meerjarenraming voor het Sociaal Domein geldt daarbij als financieel kader.
Aan de andere kant zien we in de meerjarenbegroting van het Sociaal Domein ook een aantal posten waarbij een onderbesteding plaatsvindt die door fluctuaties nog niet structureel in de begroting zijn verwerkt. Voorbeelden daarbij zijn de lagere kosten voor verstrekte PGB’s (meer zorg in natura) en de eigen bijdragen voor de Wmo-ondersteuning.
Rekening houdend met deze ontwikkelingen is de ”integrale” meerjarenbegroting Sociaal Domein geactualiseerd. Daarbij zijn de ramingen zoals opgenomen in de ontwerp meerjarenraming 2017-2020 als uitgangspunt genomen:
De Meerjarenraming Sociaal Domein ligt hoger dan de extra middelen die wij vanaf 2015 van het rijk ontvangen voor de uitvoering van de nieuwe taken in het Sociaal Domein. Wij hebben bewust gekozen voor een integrale benadering van het brede Sociale Domein waarbij ook de onderdelen Werk en Inkomen en de oude WMO taken (Hulp bij het Huishouden en Woon-, rolstoel en vervoersvoorzieningen) zijn meegenomen. Dat laat onverlet dat veranderingen in de Integratie-uitkering Sociaal Domein in principe worden opgevangen binnen de begroting zoals die hierboven is weergegeven.
Uiteindelijk ligt er een geactualiseerd begrotingsvoorstel waarmee het eerder in het coalitieakkoord vastgelegde uitgangspunt van budgettaire neutraliteit kan worden gewaarborgd. Onderstaand een overzicht op hoofdlijnen van de geactualiseerde Meerjarenraming 2017-2020 SD.
(bedragen x € 1 .000) |
|||||
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
Huidig budget begroting Sociaal Domein |
17.246 |
17.175 |
17.254 |
17.400 |
|
wensen beleidskader |
|||||
→ |
werkbudget uitwerking beleidskader SD |
50 |
50 |
50 |
50 |
→ |
regie werkprocessen SD (Twijnstra en Gudde) |
112 |
112 |
112 |
112 |
→ |
opzetten lokale dagbesteding Leusden |
150 |
150 |
150 |
150 |
→ |
versterking inzet Soc. Team |
100 |
100 |
100 |
100 |
Realiseren stelpost taakstelling Soc. Domein |
175 |
164 |
188 |
374 |
|
dekkingsplan (aanpassing begroting) |
|||||
→ |
onderbesteding PGB’s structureel |
-100 |
-100 |
-100 |
-100 |
→ |
Hogere Eigen bijdrage structureel |
-150 |
-150 |
-150 |
-150 |
→ |
stelpost chronisch zieken 2017 aanwenden |
-80 |
-80 |
-80 |
-80 |
→ |
benutten onderuitputting mantelzorg |
-30 |
-30 |
-30 |
-30 |
→ |
benutten resterende "vrije ruimte" SD |
-350 |
-350 |
-350 |
-350 |
→ |
structureel schrappen dotatie reserve |
0 |
0 |
-100 |
-100 |
→ |
stelpost resterende ruimte Sociaal Domein |
123 |
134 |
210 |
24 |
Budget na verwerking begrotingsvoorstel |
17.246 |
17.175 |
17.254 |
17.400 |
* Deze stelpost is in de begroting opgenomen in verband met de vanaf 2016 sterk teruglopende rijksbijdrage als gevolg van de objectieve verdeelmodellen voor het budget Jeugd en WMO. Omdat er op dat moment onvoldoende zekerheid was of dit nadeel zou kunnen worden opgevangen door verlaging van de uitgaven en er wel is gekozen voor een budgettair neutrale benadering, is besloten een stelpost op te nemen.
Voor een meer gespecificeerde begroting en een toelichting op de voorgestelde wijzigingen verwijzen wij u naar de bijlage.
Reserve Sociaal Domein
De reserve Sociaal Domein die in 2014 door de raad is ingesteld, is tot nu toe vooral aangewend voor het dekken van incidentele aanloopkosten en projectkosten. Voor het opvangen van overschrijdingen op de zorgbudgetten (een ander doel waar deze reserve voor is ingesteld) is de reserve tot nu toe niet ingezet. De verwachte stand bedraagt per 31 december 2016 € 1.884.000.
De gemeenteraad heeft bij het instellen van deze reserve een plafond van maximaal 10% van de Rijksbijdrage Sociaal Domein aangegeven. Op basis van de bijdrage 2017 zou de omvang van de reserve dus maximaal € 860.000 mogen bedragen. Er zit dus een surplus in de reserve van ruim één miljoen. Dit is ook aanleiding om de in de begroting opgenomen structurele dotatie van vanaf 2019 structureel € 100.000 te schrappen. Daarbij zullen wij in 2017, aan de hand van de rekeningcijfers 2016, bezien in hoeverre verdere afroming van de reserve wenselijk is. Afhankelijk van het moment van vaststellen van de eindverantwoordingen van de zorgleveranciers en de daarop volgende afrekening/verevening met de gemeenten zal dat bij de voor- en of najaarsnota 2017 zijn.
Rekening houdend met de besluitvorming van de voor- en najaarsnota 2016 en de meerjarenbegroting 2017-2020 laat het verloop van de reserve in meerjarenperspectief het volgende beeld zien:
Stand Reserve Sociaal Domein |
(bedragen x € 1 .000) |
|||
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
|
Stand 1-1-2016 (jaarrekening 2015) |
1.509 |
1.884 |
1.716 |
1.578 |
Toevoeging opbouw reserve (beleidsplan SD)* |
100 |
0 |
0 |
100 |
onttrekking budget Huishoud toeslag |
-24 |
-64 |
-64 |
0 |
Samenlevingsontwikkelaar |
-34 |
-25 |
||
Realiseren fysiek portaal Sociaal Domein |
-85 |
|||
Besluiten voorjaarsnota 2016: |
-325 |
|||
Besluiten najaarsnota 2016 : |
||||
projectleider aanbesteding doelgroepenvervoer |
-5 |
-10 |
-5 |
0 |
Projectleider invulling lokale dagbesteding |
-36 |
|||
garantstelling sportzaal Antares |
-8 |
|||
kwartiermaker de IJsbreker/FORT33 (t/m december) |
-15 |
|||
Ontwikkelen lokaal vervoersinitiatief |
-15 |
|||
Dotatie onderuitputtingen (2015 en 2016) |
822 |
|||
formatie regievoering Sociaal Domein (rapport T&G) |
-69 |
-69 |
-52 |
|
schrappen dotatie reserve Sociaal Domein |
-100 |
|||
Stand einde dienstjaar |
1.884 |
1.716 |
1.578 |
1.526 |
* Bij de begrotingsbehandeling is besloten de dotaties aan de reserve, ook gelet op de omvang van de reserve, voor de jaren 2017 en 2018 te schrappen en deze t.g.v. het begrotingsresultaat te brengen
Naar aanleiding van het advies van de commissie Dannenberg is het voornemen om de functie beschermd wonen (deels) verder door te decentraliseren van centrumgemeenten naar alle gemeenten Dit zal vanaf 2018 waarschijnlijk leiden tot een toename van de Integratie-uitkering Sociaal Domein.
Het rijk is voornemens om vanaf 2018 de IU Sociaal Domein op te laten gaan in de Algemene Uitkering. De verdeling van de middelen voor de zorg zullen in dat geval ook deel uit gaan maken van de brede discussie over de herijking van het gemeentefonds.
Ondertekening
Bijlage 1: Gebruikte honingraten met toelichtingen
Zie voor originele bijlage de externe pdf.
Bijlage 2: Voorbeelden van ‘gebouwde honingraten’
Zie voor originele bijlage de externe pdf.
Bijlage 3: FINANCIELE BIJLAGE , BEGROTING INTEGRAAL SOCIAAL DOMEIN
Zie voor originele bijlage de externe pdf.
Noot
1Dit document wordt gevolgd door een ‘publieksvriendelijke versie’ waarmee zowel gemeente als uitvoeringspartners inwoners kunnen informeren.
Noot
2In bijlage 1 zijn de trends zoals besproken aan de gesprekstafels weergegeven. In bijlage 2 zijn twee voorbeelden opgenomen van resultaten van gesprekken.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl