Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn

Geldend van 13-07-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 november 2020

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    begroting: de Meerjaren Programma Begroting;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    controleprotocol: handleiding voor de accountant van de subsidieontvanger voor de controle op de besteding van de subsidie;

  • f.

    de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van de verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013,L352/1), dan wel de verordeningen voor de-minimissteun voor de sectoren landbouw en visserij, dan wel voor compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang (DAEB), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • g.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • h.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • i.

    raad: de gemeenteraad;

  • j.

    subsidieregeling: een regeling als bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

  • k.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiering van activiteiten door het college die passen binnen de beleidsterreinen van de begroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon, tenzij in een specifieke subsidieverordening of subsidieregeling is bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan één of meer natuurlijke personen.

Artikel 3. Bevoegdheid van het college

  • 1. Het college kan in een subsidieregeling vaststellen welke activiteiten per beleidsterrein, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden vastgesteld.

  • 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies, waaronder ook subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb. Onder de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies wordt in ieder geval ook begrepen:

    • a.

      het nemen van besluiten tot verlenen, vaststellen, weigeren, intrekken of wijzigen van subsidies;

    • b.

      het verlenen van voorschotten;

    • c.

      het geheel of in termijnen betalen van voorschotten of subsidiebedragen;

    • d.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen;

    • e.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten of subsidiebedragen;

    • f.

      het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten.

  • 3. Het college is bevoegd om van rijkswege aan de gemeente ter beschikking gestelde uitkeringen voor specifiek aangewezen activiteiten, als subsidie voor deze activiteiten te verstrekken.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling of bij beschikking afwijken van de artikelen van deze verordening.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregeling waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Subsidietijdvak

  • 1. Subsidieverstrekking vindt plaats voor een tijdvak van ten hoogste een jaar, tenzij het college in de subsidieregeling heeft bepaald dat een subsidie meerjarig wordt verleend.

  • 2. Het tijdvak waarvoor een meerjarige subsidie wordt verleend is maximaal vier jaar.

  • 3. Een meerjarige subsidie wordt verleend onder het voorbehoud als bedoeld in artikel 5, vierde lid van deze verordening.

  • 4. Het college kan besluiten een meerjarige subsidieverlening jaarlijks vast te stellen.

  • 5. Als een meerjarige subsidie wordt verleend, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte van het jaarlijks toegekende subsidiebedrag aangegeven dan wel op welke wijze het toegekende subsidiebedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 7. De subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Indien er een aanvraagformulier tot verlening van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten welke met de activiteiten worden nagestreefd;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. ls de aanvrager een onderneming dan dienen in aanvulling op de gegevens als vermeld in het tweede lid ook de volgende gegevens overgelegd te worden:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een de-minimisverklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de de-minimissteun.

  • 4. Als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 5. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt bij de aanvraag ook een afschrift over van de oprichtingsakte of de statuten over.

  • 6. Een rechtspersoon legt bij de aanvraag het meest recente jaarverslag en de meest recente jaarrekening over. Indien de rechtspersoon jonger is dan één jaar, dan wel in oprichting is, kan worden volstaan met een afschrift van de begroting bij oprichting.

  • 7. Indien voor de beoordeling van de aanvraag aanvullende of andere gegevens nodig zijn, kan het college deze opvragen.

Artikel 8. Termijnen met betrekking tot de subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tenminste twaalf weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het eerste lid binnen acht weken na de dag waarop de begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 4. Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het tweede lid binnen acht weken.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb kan het college een aanvraag om subsidie weigeren indien:

    • a.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • b.

      de hiervoor benodigde gelden niet in de begroting zijn opgenomen;

    • c.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • d.

      de activiteiten gericht zijn op het maken van winst en/of het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke opvattingen;

    • e.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • f.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • g.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • h.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • i.

      de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidieverlening in ieder geval indien:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of;

    • b.

      het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

    • c.

      er strijd zou zijn met het Europees steunkader omdat de subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader of de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. In de subsidieregeling kan het college, naast de weigeringsgronden als bedoeld in het eerste en tweede lid, aanvullende weigeringsgronden opnemen.

Artikel 10. Subsidieverlening

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:30, 4:31 en 4:32 van de Awb, bevat het besluit tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de wijze en momenten waarop tussentijds informatie moet worden verstrekt over de stand van zaken van de uitvoering van de activiteiten.

  • b.

    de hoogte, termijnen en betaaldata van de bevoorschotting van het subsidiebedrag;

  • c.

    de wijze waarop de besteding van de subsidie verantwoord moet worden.

  • d.

    bij een meerjarige subsidieverlening als bedoeld in artikel 6 wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte van het jaarlijks toegekende subsidiebedrag aangegeven dan wel op welke wijze het toegekende subsidiebedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 11. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde activiteiten te verrichten en de daarin vermelde verplichtingen na te komen.

  • 2. Het college kan in een subsidieregeling of verleningsbeschikking ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid van de Awb aan de subsidie verbinden, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Het college kan ook verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel aan de subsidie verbinden, voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de toepasselijkheid van de voor die betreffende sector van toepassing zijnde Governance Code op de subsidieontvanger;

    • b.

      de waardering van kapitaalgoederen;

    • c.

      het afsluiten van een verzekering;

    • d.

      het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht;

    • e.

      het meewerken aan een onderzoek van de raad of de rekenkamercommissie naar de besteding van subsidiegelden of de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de ontvanger;

    • f.

      de overdracht van de subsidie aan derden, anders dan als betaling voor goederen of diensten;

    • g.

      emancipatie, non-discriminatie en democratisch functioneren;

    • h.

      toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking;

    • i.

      social return on investment;

    • j.

      duurzaamheid.

  • 4. Het college kan in een subsidieregeling ook andere verplichtingen als genoemd in het derde lid aan de subsidie verbinden, voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 5. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger toestemming van het college behoeft voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de Awb.

  • 6. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72, van de Awb.

Artikel 12. Meldingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet direct schriftelijk en gemotiveerd melding bij het college, zodra aannemelijk is dat:

    • a.

      één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • b.

      voorbereidingen worden getroffen die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of die leiden tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • c.

      zich relevante wijzigingen voordoen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • d.

      zal worden besloten tot wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, of de doelstelling van de rechtspersoon.

  • 2. Indien er een meldingsformulier beschikbaar is, dient de subsidieontvanger daarvan gebruik te maken.

Artikel 13. Voorzieningen en reserves

  • 1. Het college stelt regels vast over de door de subsidieontvanger te vormen voorzieningen en reserves.

  • 2. Deze regels beschrijven in ieder geval de maximale omvang van de algemene (bedrijfs)reserve van de verschillende categorieën subsidieontvangers.

Artikel 14. Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 3. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijke deskundige aan die de waarde bepaald.

  • 5. Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het vierde lid geen vergoeding verschuldigd.

Artikel 15. Controleprotocol

Het college stelt een controleprotocol vast ten behoeve van de inrichting en uitvoering van de controle van de financiële verantwoording door de accountant van de subsidieontvanger.

Artikel 16. Administratieverplichtingen

  • 1. De administratie moet zodanig zijn ingericht, dat te allen tijde een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen, de financiële resultaten en de activiteiten van de subsidieontvanger.

  • 2. De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens ten minste de bewaartermijn genoemd in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek beschikbaar.

  • 3. Door het college aangewezen ambtenaren of derden deskundigen hebben desgevraagd inzage in de boeken en bescheiden van de subsidieontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de producten en de uitvoering van de activiteiten, alsmede de besteding van financiële middelen van de subsidieontvanger in het bijzonder nodig zijn.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,00

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000,00 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld; of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen twaalf weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de subsidieontvanger worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen twaalf weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 10.000,00

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      In andere gevallen uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. Indien er een aanvraagformulier tot vaststelling van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken;

  • 3. De aanvraag bevat een verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4. Bij subsidies van € 50.000,00 en meer, dient tevens te worden overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten. Het financieel verslag moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag tot subsidie ingediende begroting;

    • b.

      een balans van het afgelopen tijdvak met een toelichting daarop.

  • 5. Een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het controleprotocol als bedoeld in artikel 15, dient tevens overlegd te worden als dit uit het controleprotocol, subsidieregeling of subsidiebeschikking blijkt. 

Artikel 19. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling, tenzij in de subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. De termijn, als bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. De vaststelling, als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats aan de hand van de door de subsidieontvanger aangeleverde rapportages en bescheiden, alsmede de waarnemingen van daartoe aangewezen ambtenaren. De activiteiten dienen zowel naar aard, omvang als kwaliteit tot stand zijn gebracht zoals deze zijn vastgelegd in de verleningsbeschikking.

Artikel 20. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het eerste lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 22. Slotbepalingen

  • 1. Op aanvragen om subsidie die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend en op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld, blijft het recht van toepassing zoals dat luidde onmiddellijk vóór dat tijdstip.

  • 2. Voor zover deze verordening van toepassing is op een aanvraag, verlening of vaststelling, worden verwijzingen in de subsidieregelingen naar de artikelen van de Algemene subsidieverordening 2014, geacht te verwijzen naar artikelen in deze verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.

  • 3. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021. De Algemene subsidieverordening 2014 (bekendgemaakt op 5 maart 2014 en in werking getreden op 1 maart 2014), wordt gelijktijdig hierdoor ingetrokken.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 26 november 2020

Inwerking getreden d.d. 1 januari 2021

De griffier,

Drs. A. Oudbier,

De burgemeester,

A.J.M. Heerts