Regeling vervallen per 23-08-2023

Verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 22-08-2023

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel, genummerd RS20.00231, van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op het bepaalde in de Jeugdwet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • b.

      Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • c.

      Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren waarin ouders aangeven hoe ze zelf de opvoed- en opgroeisituatie voor hun kind(eren) willen verbeteren;

    • d.

      Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders, opvoeders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

    • e.

      Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

    • f.

      Individuele voorziening: de via een beschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

    • g.

      Integraal Plan van Aanpak: plan waarbij de verschillende leefgebieden van de jeugdige en het gezin worden beschreven. Het Integraal plan van aanpak bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de gewenste resultaten;

    • h.

      Nadere regels: de door het college op grond van deze verordening vast te stellen nadere regels met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

    • i.

      Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

    • j.

      Overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;;

    • k.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • l.

      Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt;

    • m.

      Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • n.

      Wet: Jeugdwet;

    • o.

      Zorg in natura (ZIN): de ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 2 Afstemming met andere voorzieningen

  • 1.

    Deze verordening richt zich op de Jeugdwet.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet.

  • 3.

    Het college zorgt voor de continuïteit van ondersteuning onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

  • 4.

    Het college zet bij de toegang tot jeugdhulp in op vroegtijdige signalering van belemmeringen op het gebied van werk en inkomen van de cliënt en helpt de cliënt waar nodig om de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen en re-integratievoorzieningen te verkrijgen.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 3 Overige voorzieningen

De volgende vormen van overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:

  • a.

    Advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen.

  • b.

    Enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedingsondersteuning anders dan specialistische ondersteuning.

  • c.

    Overige voorzieningen geboden door Veilig Thuis (advies, hulp en ondersteuning rond huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling en seksueel geweld).

Artikel 4 Individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1.

    Zonder verblijf:

  • a.

    Persoonlijke verzorging;

  • b.

    Begeleiding;

  • c.

    Specialistische ambulante jeugdhulp (incl. eerste en tweedelijns psychologische hulp/ specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

  • d.

    Onderzoek en diagnostiek.

  • e.

    Vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

  • 2.

    Met verblijf:

  • a.

    Pleegzorg;

  • b.

    Gezinsgericht;

  • c.

    Residentieel (incl. specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, zorg voor licht verstandelijk beperkten en jeugd- en opvoedhulp);

  • d.

    Gedwongen verblijf;

  • e.

    Bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen;

  • f.

    Landelijke gespecialiseerde voorzieningen.

  • 3.

    Naast de genoemde voorzieningen in het eerste en tweede lid zijn er ook andere individuele voorzieningen (maatwerk) mogelijk als dit naar de mening van het college bijdraagt aan een adequatere en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag.

  • 4.

    De jeugdige kan gebruik maken van voorzieningen in natura en indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, van jeugdhulp middels een pgb zoals genoemd in artikel 15.

Artikel 5. Vaststellen beschikbare overige en individuele voorzieningen

Het college kan bij nadere regels vaststellen welke overige en individuele voorzieningen, op basis van artikel 3 en 4, beschikbaar zijn.

Artikel 6 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

  • 1.

    Het college verstrekt uitsluitend de meest passende voorziening jeugdhulp voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

  • 2.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover is vastgesteld dat de jeugdige/ouders:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 3.

    Voor de inzet van een voorziening voor jeugdigen in de leeftijdscategorie 16-18 jaar zal er bij met name de intramurale jeugdhulp tijdig (een half jaar voor het bereiken van 18 jaar) gekeken worden naar een vervolgtraject na de 18 jaar.

  • 4.

    Het college kan besluiten het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden toe te kennen:

    • a.

      als dit medisch noodzakelijk is;

    • b.

      als er beperkingen in de zelfredzaamheid zijn;

    • c.

      indien er sprake is van een situatie onder a. of b. moet ook aangetoond worden dat ouder(s) of het sociale netwerk niet in staat zijn de jeugdigen te vervoeren;

    • d.

      een jeugdige kan alleen aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hier niet reeds in de jeugdhulpvoorziening is voorzien.

  • 5.

    Het college kan nadere regels opstellen ten aanzien van het vervoer zoals genoemd bij lid 4.

  • 6.

    De jeugdhulp voorziening dient te worden uitgevoerd door aanbieder waarvan de hoofdvestiging in Nederland is gevestigd.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 7 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag melden aan het college.

  • 2.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening zonder toestemming van het college.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen 2 weken een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 14.

Artikel 8 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een aanbieder, kan het college bij een aanvraag door een aanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.

  • 3.

    De aanbieder is bij de bepaling van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 14.

Artikel 9 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 14.

Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 10 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening dient schriftelijk te worden ingediend bij het college middels een door het college vastgesteld (digitaal) aanvraagformulier, waarna het college binnen 8 weken een besluit zal nemen op de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag als bedoeld in artikel 12 van deze verordening, het integraal plan van aanpak, of een ondertekend familiegroepsplan aanmerken als een aanvraag, wanneer op het verslag is aangegeven dat het een aanvraag betreft.

  • 3.

    Het integraal plan van aanpak of familiegroepsplan dient ondertekend te worden door de gezaghebbende ouder(s) en/of de jeugdige. Waarbij in het geval van gescheiden, gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar, beide gezaghebbende ouders het plan dienen te hebben ondertekend. Bij jeugdigen in de leeftijdscategorie 12-16 jaar dienen de jeugdige en de ouder(s) tekenen, en in de leeftijdscategorie 16-18 jaar mag de jeugdige alleen ondertekenen.

  • 4.

    Indien er sprake is van een aanvraag zoals bedoeld in het tweede lid, dan neemt het college binnen 2 weken een besluit.

  • 5.

    Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 11 Onderzoek

1. Het college onderzoekt, voor zover nodig in het kader van de hulpvraag, in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken:

a. de aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen;

b. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

c. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

d. het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

e. in hoeverre de gewenste jeugdhulp valt onder de gebruikelijke hulp die ouders redelijkerwijs aan hun kind behoren te bieden.

f. de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere voorziening;

g. de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een overige voorziening;

h. de mogelijkheid om een individuele voorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

i. de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

j. hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

k. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie, Het college brengt de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

3. Voor het onderzoek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle benodigde gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage.

4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van artikel 11, lid 2 en lid 3.

5. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

6. Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van de methode van vraagverheldering, met toepassing van de regionaal ontwikkelde instrumenten ‘quickscan’ en ‘integrale vraaganalyse’.

7. Het college kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp.

8. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

9. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

10. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen hun medewerking aan het in dit artikel genoemde onderzoek om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.

11. Als de jeugdige en/of ouders onvoldoende medewerking verlenen aan het in dit artikel genoemde onderzoek en daardoor de situatie van de jeugdige en/of ouders onvoldoende in kaart kan worden gebracht, kan dit consequenties hebben voor de verstrekking, vorm, inhoud, en/of hoogte van de individuele voorziening.

12. Indien de jeugdige en de ouders de hulpvraag zelf kunnen oplossen als bedoeld in het eerste lid, sub d, of er sprake is van gebruikelijke zorg als bedoeld in eerste lid, sub e, of er is mogelijkheid om gebruik te maken van een andere of overige voorziening als bedoeld in het eerste lid, sub f en het eerste lid, sub g, wordt een individuele voorziening niet toegekend.

13. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek uitgevoerd wordt, inclusief de gebruikmaking, indien en voor zover nodig, van binnen het werkveld erkend en aanvaard instrumentarium.

Artikel 12 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt na het gesprek voor schriftelijke verslaglegging in de vorm van een integrale vraaganalyse (IvA) en een integraal plan van aanpak (IPvA) van het onderzoek aan de jeugdige en/of zijn ouders, tenzij jeugdige of ouders hebben medegedeeld dit niet te wensen.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag (IvA en IPvA) toegevoegd, wanneer zij binnen 10 dagen worden aangegeven.

  • 3.

    De gezaghebbende (ouder(s)) ondertekent het verslag (IvA en IPvA) voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 dagen wordt geretourneerd.

Artikel 13 Besluit

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit op de aanvraag en betrekt daarbij (de resultaten uit) het onderzoek en het daaruit volgende integrale plan van aanpak en/of het familiegroepsplan.

  • 2.

    Opschorting van de termijn als bedoeld in het tweede lid, vindt plaats conform artikel 4:15 van de Algemene wet Bestuursrecht.

  • 3.

    De aanbieder van een individuele voorziening start de ondersteuning slechts nadat het besluit bedoeld in het eerste lid genomen is.

  • 4.

    In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in het eerste lid. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen zes weken, na de start van de hulp en ondersteuning verkregen te worden.

  • 5.

    Het college kan bij nadere regels de zorgsegmenten en de geldigheidsduur van het besluit, zoals bedoeld in het eerste lid, vaststellen.

  • 6.

    Voor een overige voorziening is geen besluit van het college vereist.

  • 7.

    De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 6 maanden na besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 6 maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

Artikel 14 Beschikking

  • 1.

    Het college legt in de volgende gevallen zijn besluit vast in een beschikking:

    • a.

      als de ouder(s) en/of jeugdige hier bij een verstrekking van een individuele voorziening via Zorg in Natura om verzoeken;

    • b.

      bij een afwijzing van de aanvraag;

    • c.

      bij een verstrekking van een individuele voorziening via een pgb.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd. Hiervoor wordt verwezen naar het integraal plan van aanpak of het ondersteuningsplan van de zorgaanbieder.

  • 4.

    Het integraal plan van aanpak maakt deel uit van de beschikking.

Artikel 15 Regels voor pgb

  • 1.

    Indien de jeugdige het wenst, verstrekt het college een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 3.

    Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het budgetplan is opgenomen:

    • a.

      De motivatie waarom het zorg in natura aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is.

    • b.

      De te treffen individuele voorziening en het beoogde doel.

    • c.

      De voorgenomen uitvoering inclusief uitvoerder en kosten vastgelegd in het budgetplan.

    • d.

      De kwalificaties van de uitvoerder.

  • 4.

    De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pbg:

  • a.

    de hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld budgetplan over hoe zij het pgb gaan besteden;

  • b.

    de hoogte van het pgb is toereikend om een veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

  • c.

    de hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura;

  • d.

    het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp;

  • e.

    bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het vierde lid, sub d, wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde jeugdhulpaanbieders en zzp’ers die aan de kwaliteitseisen voldoen enerzijds en informele zorgverleners anderzijds;

  • f.

    voor de inzet van formele zorgverleners wordt maximaal 90% van de hoogte van het pgb-tarief van de goedkoopste individuele voorziening in natura toegekend;

  • g.

    van sub f kan worden afgeweken als in het individuele geval blijkt dat de hoogte van het pgb-tarief niet voldoet aan het gestelde in sub b;

  • h.

    in nadere regels worden de tarieven die gebruikt worden voor alle toe te kennen voorzieningen in pgb genoemd.

  • 5.

    Jaarlijks per 1 januari kan indexering plaatsvinden van de tarieven. De indexering bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven Zorg in Natura, die wordt gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp.

  • 6.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk (informele hulp):

  • a.

    voor persoonlijke verzorging en begeleiding;

  • b.

    dat deze persoon maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt betaald voor zijn diensten;

  • c.

    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt;

  • d.

    bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk kan door het college advies opgevraagd worden bij een extern bureau over de passendheid van deze inzet en de informeel zorgverlener.

  • 7.

    Indien de jeugdhulp wordt geboden door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 8.

    Bij jeugdhulp die wordt verleend op basis van een verklaring als bedoeld in artikel 8ab lid 1 Regeling Jeugdwet bedraagt het pgb: de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab lid 1 van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming.

  • 9.

    Gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb betaald wordt, van goede kwaliteit is.

  • 10.

    De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

  • 11.

    Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, een pgb is verleend en waarbij de door jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden en de resultaten van het pgb.

  • 12.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb.

  • a.

    kosten voor bemiddeling;

  • b.

    kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • c.

    kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

  • d.

    kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

  • e.

    kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 13.

    Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de formats van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 14.

    Het college kan al dan niet steekproefgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 15.

    Het college kan nadere regels pgb vaststellen.

Artikel 16 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, specifiek, deskundig advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie.

  • 2.

    Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in lid 1 wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 17 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, doet op op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet meewerken aan onderzoeken van de gemeente die betrekking hebben op artikel 15, lid 14.

  • 3.

    Als er sprake is van een individuele voorziening in pgb kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van de budgethouder een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.

Artikel 18 Bestrijding, oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 19 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders 

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 6 Kwaliteit, klachtenregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 20 Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders en gecertificeerde instellingen dragen zorg voor een goede kwaliteit van voorzieningen. Dit doen zij door naleving van de door of vanuit de wet gestelde kwaliteitseisen, zoals het kwaliteitskader Jeugd en aanvullende kwaliteitseisen zoals neergelegd in de gesloten overeenkomst tussen gemeente en zorgaanbieder.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college, onder andere door middel van regionaal contractmanagement, toe op de naleving van deze eisen door:

    • a.

      het voeren van contractmanagement en contractbeheer;

    • b.

      overleggen met aanbieders en gecertificeerde instellingen;

    • c.

      al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek doen naar de bestedingen van getroffen voorzieningen;

    • d.

      het ter plaats beoordelen van geleverde zorg.

    • e.

      het uitvoeren van cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21 Klachtenregeling

De klachtenregeling gemeente Gilze en Rijen is van toepassing voor de afhandeling van klachten (qua bejegening) van jeugdigen en ouders, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen (niet zorg-inhoudelijk) als bedoeld in deze verordening.

Artikel 22 Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en (pleeg)ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 23 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Nadere regels

Het college stelt nadere regels vast. Hierin neemt het college regels op over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 26 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren.

Artikel 27 Intrekking oude verordening

  • 1.

    De verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2017, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2021 onder de verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2017 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2017, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2017 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6.

    Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 28 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Gilze en Rijen 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2020. DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorzitter,

mr. J.W. Timmermans D.A. Alssema