Beleid voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, gemeente Baarle-Nassau 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Beleid voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, gemeente Baarle-Nassau 2021

De burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op:

  • 1.

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • 2.

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • 4.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • 5.

    de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 6.

    artikel 2 van de Verordening op de speelautomatenhallen gemeente Baarle-Nassau;

  • 7.

    de artikelen 2.25, 2.28, 2.40C en 3.4 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Baarle-Nassau;

  • 8.

    de algemene Subsidieverordening gemeente Baarle-Nassau;

  • 9.

    de Aanbestedingswet 2012;

  • 10.

    het Burgerlijk Wetboek.

Besluit:

vast te stellen het Beleid voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, gemeente Baarle-Nassau 2021

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit beleid wordt, conform de begripsbepalingen in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voor zover deze daarin genoemd zijn, verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

  • b.

    Aanbesteding: de procedure tot het zoeken van een opdrachtnemer voor het uitvoeren van een overheidsopdracht door middel van een selectieprocedure waarbij marktpartijen kunnen meedingen naar de kans op gunning van deze overheidsopdracht;

  • c.

    Aanbestedingsbesluit: de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet 2012;

  • d.

    Aanvraag: de aanvraag tot een beschikking;

  • e.

    Advies: het advies, bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • f.

    Beschikkingen: alle besluiten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub c van de wet en artikel 2.1 en 2.2. van dit beleid;

  • g.

    Besluit Bibob: de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de uitvoering van de Wet Bibob;

  • h.

    Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Baarle-Nassau;

  • i.

    Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;

  • j.

    Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking/transactie in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • k.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • l.

    Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

  • m.

    Gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

  • n.

    Integriteitsverklaring: de verklaring van een partij, genoemd onder k., met betrekking tot de aanwezigheid van integriteitsrisico’s;

  • o.

    (Landelijk) Bureau (Bibob): het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • p.

    Onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

  • q.

    Overheid: rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld;

  • r.

    Overheidsopdracht:

  • 1.

    een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een rechtspersoon met een overheidstaak, en die betrekking heeft op:

    • i.

      de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,

    • i.

      de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of

    • iii.

      de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

    • 2.

      het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;

  • s.

    Partij: de natuurlijke persoon of bestuurders (in de vorm van natuurlijk persoon) van een rechtspersoon:

    • i.

      die inschrijver of gegadigde is bij een bieding,

    • ii.

      waarmee de gemeente voornemens is een Overheidsopdracht of transactie aan te gaan,

    • iii.

      waarmee de gemeente onderhandelt over het aangaan van een Overheidsopdracht of transactie, of

    • iv.

      waarmee de gemeente een Overheidsopdracht of transactie heeft;

    • t.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Baarle-Nassau;

    • u.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum;

    • v.

      Semioverheid: rechtspersonen die met enig openbaar gezag zijn bekleed voor zover de aanvraag om een beschikking wordt ingediend in de uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheden;

    • w.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • i.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht (bijvoorbeeld gronduitgifte in erfpacht, opstalrechten, appartementsrechten of combinaties hiervan);

      • ii.

        huur of verhuur;

      • iii.

        het verlenen van een gebruikrecht; of

      • iv.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik beleidslijn

Onder het bereik van deze beleidslijn zijn gebracht:

  • a.

    vergunningen;

  • b.

    subsidies;

  • c.

    aan te besteden overheidsopdrachten in de sectoren ICT, bouw en milieu;

  • d.

    vastgoedtransacties.

Artikel 1.3 Toepassing wet Bibob in bijzondere situaties

Het bestuursorgaan zal, in aanvulling op het toepassingsbereik van dit beleid en bijbehorende bijlagen, ook overgaan tot toepassing van de Wet Bibob:

  • a.

    als vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag voor een beschikking, ten aanzien van de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht of bij de transactie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b.

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking of de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht in de twee jaar voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag voor een beschikking, tot gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van een vastgoedtransactie door het Landelijk Bureau Bibob een advies is uitgebracht of een aanvraag om een advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling is genomen.

Artikel 1.4 Uitzonderingen

De Wet Bibob wordt in beginsel niet toegepast, ingeval de aanvraag voor een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:

  • a.

    Overheidsinstantie;

  • b.

    Semioverheidsinstantie[1];

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporatie (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • d.

    Terrein beherende organisatie (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Brabants Landschap);

  • e.

    Beursgenoteerd bedrijf;

  • f.

    Door het bevoegd gezag bij gemotiveerd besluit aangewezen aanvrager of partij;

  • g.

    Elders in dit beleid of bijlage(n) genoemde specifieke uitgezonderde aanvrager of partij;

Artikel 1.5 Uitzonderingen niet geldig

De genoemde uitzonderingen in dit beleid en de bijbehorende bijlagen gelden niet, als:

  • 1.

    feiten en omstandigheden rond betrokkene aanleiding geven tot toepassing van de Wet Bibob;

  • 2.

    onderzocht wordt of een verleende beschikking op grond van de Wet Bibob kan worden ingetrokken of;

  • 3.

    de Bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om bij een bepaalde aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie een advies aan het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

  • 4.

    bij een aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Indien een van de gevallen in dit artikel genoemd onder a t/m d zich voordoet, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toch toepassen met betrekking tot de desbetreffende aanvraag om een beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie.

Artikel 1.6 Adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob indien: 

    • a.

      na eigen onderzoek vragen bestaan omtrent betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen in de zin van artikel 3 lid 4 Wet Bibob;

    • b.

      na eigen onderzoek vragen bestaan omtrent de bedrijfsstructuur;

    • c.

      na eigen onderzoek vragen bestaan over de financiering;

    • d.

      een tip is ontvangen van de officier van justitie wegens zijn tipfunctie op grond van artikel 26 Wet Bibob;

    • e.

      relevante informatie is ontvangen vanuit het samenwerkingsverband RIEC;

    • f.

      andere relevante informatie aanleiding tot een adviesaanvraag geeft.

  • 2.

    Op grond van artikel 31 Wet Bibob wordt de wettelijke termijn voor de verlening van de beschikking opgeschort voor de duur van de periode beginnend op de dag waarop de adviesaanvraag in behandeling wordt genomen en eindigend op de dag dat het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken.

  • 3.

    De termijn uit het voorgaande lid wordt op grond van artikel 15 lid 2 Wet Bibob tijdelijk opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan of betrokkene is verzocht om gegevens die bij de aanvraag ontbreken of aanvullende gegevens die noodzakelijk zijn voor het advies te verstrekken, tot de dag waarop het Bureau die gegevens heeft ontvangen.

  • 4.

    Indien het advies niet binnen acht weken door het Bureau Bibob wordt gedaan, wordt de opschortingstermijn op grond van artikel 15 lid 3 Wet Bibob met niet meer dan vier weken verlengd.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen (vergunning- en subsidieverlening)

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in: 

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzonderingen;

    • b.

      artikel 30a van de Drank- en Horecawet voor de melding van een wijziging leidinggevende op het aanhangsel bij de vergunning, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzondering;

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen voor het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten, met in achtneming van de in bijlage 1 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • d.

      artikel 2 van de Verordening inzake speelautomatenhallen voor de exploitatie van een speelautomatenhal; 

    • e.

      artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de exploitatie van een openbare inrichting; 

    • f.

      artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf;

    • g.

      artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het organiseren van een evenement, met inachtneming van het in bijlage 1 genoemde uitgangspunt;

    • h.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’), met inachtneming van de in bijlage 2 nader uitgewerkte beleidsuitgangspunten en daarbij genoemde uitzonderingen;

    • i.

      artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning – inrichtingen Wet Milieubeheer), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • j.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning - beperkte milieutoets), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • k.

      artikel 4 en artikel 14 van de Algemene Subsidie Verordening gemeente Baarle-Nassau (subsidies), met inachtneming van de in bijlage 4 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • l.

      door het college van B&W aangewezen beschikkingen.

  • 2.

    De vestiging van smartshops, growshops, headshops, belshops, belwinkels of internetcafés is volgens het huidige beleid in Baarle-Nassau niet toegestaan. Mocht daarin een beleidswijziging komen, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toepassen voor de aanvragen van beschikkingen:

  • a.

    voor de exploitatie van een smartshop, growshop, headshop, belshop, belwinkel of internetcafé.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • 1.

      de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

    • 2.

      de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een risicocategorie- of branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

    • 3.

      vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • 4.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt;

    • 5.

      de (onbepaalde tijd) beschikking meer dan 5 jaar geleden verleend is.

  • 2.

    In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties (vastgoedtransacties en aanbestedingen)

Artikel 3.1 Toepassing bij vastgoedtransacties

Artikel 3.1a Het sluiten van een vastgoedtransactie

  • 1.

    Bij het sluiten van een vastgoedtransactie komt de gemeente in beginsel contractsvrijheid toe, mits de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht zijn genomen. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen transactie met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot vastgoedtransacties bestaat in ieder geval een Integriteitsrisico als uit Bibob-onderzoek blijkt dat er sprake is van mindere mate of ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een Integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde partijen worden in ieder geval verstaan: personen of partijen die,

    • 1.

      direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

    • 2.

      bij de vastgoedtransactie een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

    • 3.

      over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

    • 4.

      aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

    • 5.

      onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek;

    • 6.

      in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

    • 7.

      op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

    • 8.

Artikel 3.1b Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder w van dit beleid, waarbij de gemeente partij is.

  • 2.

    De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • -

    Hoge mate van financiële complexiteit;

  • -

    Behorend tot een als zodanig door College van B&W benoemde risicocategorie (zie lid 3);

  • -

    Behorend tot een eventueel als zodanig door College van B&W benoemd risicogebied;

  • -

    Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • -

    Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • -

    Een Bibob-toets plaatsvindt op grond van artikel 2.1 eerste lid van dit beleid, voor het gebruik.

  • 3.

    Benoemde risicocategorieën zijn in ieder geval:

  • a.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • b.

    Autohandel (verkoop, verhuur en lease)- en demontagebedrijven;

  • c.

    Sloopbedrijven

  • d.

    Vuurwerkbranche

  • e.

    Beauty-, wellness- en saunabedrijven;

  • f.

    Bedrijfsverzamelgebouwen;

  • g.

    Cultureel erfgoed;

  • h.

    Dienstverleners, zoals bv wisselkantoren, kapsalons, zonnestudio’s, cadeauwinkels, belwinkels, internetcafés en niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • i.

    Post- en koeriersbedrijven;

  • j.

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • k.

    Horeca-, escort-, prostitutiebedrijven en speelautomatenhallen (inclusief coffeeshops, hotels, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons);

  • l.

    Klusbedrijven;

  • m.

    Maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of fokken van c.q. handelen in paarden (in de ruimste zin van het woord);

  • n.

    Recreatieterreinen;

  • o.

    Sportscholen;

  • p.

    Vastgoedbedrijven (bijvoorbeeld (kamer)verhuurbemiddelaars);

  • q.

    Woon-/zorgkantoren waar bedrijfsmatig zorg wordt verleend;

  • r.

    Zorgaanbieders;

  • s.

    PGB-bureaus;

  • t.

    Religieuze instellingen;

  • u.

    Overige vastgoedtransacties met betrekking tot:

    • a.

      aan- en verkoop met een koopsom van > 500.000 euro (excl. belastingen), al dan niet cumulatief binnen een tijdvak van twee jaar;

    • b.

      huur- en verhuur, in beginsel met uitzondering van:

      • i.

        tijdelijk of naar aard van korte duur;

      • ii.

        zogenaamd ‘snippergroen’ en groenstroken;

      • iii.

        verhuur van overige gemeentegrond tot € 1.000;

      • iv.

        verhuur van onroerende zaken voor educatieve, maatschappelijke en culturele doeleinden.

    • c.

      pacht, in beginsel met uitzondering van korte pacht (maximaal voor 1 jaar);

    • d.

      opstal met een taxatiewaarde van de betrokken onroerende zaak > 500.000 euro (excl. belastingen), al dan niet cumulatief binnen een tijdvak van twee jaar;

    • e.

      erfpacht met een taxatiewaarde van de betrokken onroerende zaak > 500.000 euro (excl. belastingen), al dan niet cumulatief binnen een tijdvak van twee jaar;

  • v.

    Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

NB. Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. De lijst van risicocategorieën kan, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

Artikel 3.1c Gevolgen eigen onderzoek

De uitkomst van een eigen onderzoek bij een vastgoedtransactie kan voor de gemeente aanleiding zijn om geen transactie aan te gaan met een Partij of, om in de transactie nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen. Deze voorwaarden houden tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

  • 1.

    De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de transactie opnemen, indien sprake is van de volgende gevallen:

    • a.

      de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

    • b.

      het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

    • c.

      er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

  • Conclusie eigen onderzoek/advies bureau

    Gevolg

    Geen gevaar

    Wel of niet aangaan vastgoedtransactie

    Mindere mate van gevaar

    Niet aangaan/ontbinden vastgoedtransactie, of verbinden aanvullende (ontbindende) voorwaarden aan transactie

    Ernstig gevaar

    Niet aangaan/ontbinden vastgoedtransactie

Artikel 3.2 Toepassing bij aanbestedingen

Artikel 3.2a Het aangaan en beëindigen van een overheidsopdracht

  • 1.

    Bij het sluiten van een overheidsopdracht komt de gemeente in beginsel contractsvrijheid toe, mits de bepalingen uit de Aanbestedingswet 2012 in acht zijn genomen. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen overheidsopdracht met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot Aanbestedingen bestaat een Integriteitsrisico indien sprake is van een situatie als genoemd in:

    • a.

      artikel 2.86 Aanbestedingswet 2012;

    • b.

      artikel 3.2b van dit beleid.

  • 3.

    Met betrekking tot Aanbestedingen kán er sprake zijn van een integriteitsrisico wanneer zich een van de situaties genoemd in artikel 2.87 Aanbestedingswet 2012 voordoet.

  • 4.

    De gemeente kan, in het onderzoek naar eventuele veroordelingen als bedoeld in artikel 2.86 lid 2 en 3 van de Aanbestedingswet 2012, gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen betrekken bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een Integriteitsrisico. Onder gelieerde (rechts)personen worden in ieder geval verstaan zij die:

    • -

      direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

    • -

      bij de uitvoering van de overheidsopdracht een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

    • -

      over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

    • -

      aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

    • -

      onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b BW;

    • -

      in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

    • -

      op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.2b Ernstige fouten in de uitoefening van het beroep

  • 1.

    Onder ernstige fout in de uitoefening van het beroep als bedoeld in artikel 2.87 lid 1 aanhef en onder c Aanbestedingswet verstaat de gemeente in ieder geval het in de uitoefening van het beroep of bedrijf:

    • i.

      handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;

    • ii.

      begaan van overtredingen op het gebied van milieuwetgeving;

    • iii.

      als gevolg van grove nalatigheid, opzet of bewuste roekeloosheid onrechtmatig handelen waardoor ernstige schade is of kan ontstaan;

    • iv.

      het begaan van gedragingen in strijd met voor het beroep of bedrijf van Partij relevante wet- en regelgeving, mededingingsrecht, tuchtregels, toezichtsregels, gedragsregels of gedragscodes;

    • v.

      het verrichten van werkzaamheden die in strijd zijn met de openbare orde;

    • iv.

      alle andere delicten en gedragingen of omstandigheden die naar hun aard zijn aan te merken als ernstige fout in de uitoefening van het beroep.

    • 2.

      In aanvulling op het in het eerste lid bepaalde acht de gemeente een ernstige fout in de uitoefening van het beroep aanwezig indien er, al dan niet blijkend uit een Bibob-advies, gevaar bestaat dat een Overheidsopdracht door de Partij mede zal worden gebruikt om:

      • i.

        uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten,

      • ii.

        strafbare feiten te plegen of,

      • iii.

        dat teneinde een Overheidsopdracht te sluiten een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 3.2c Toepassingsbereik aanbestedingen

  • 1.

    Op grond van artikel 5 lid 2 Wet Bibob en artikel 3 Besluit Bibob past het bestuursorgaan de Bibob-toets toe voordat een beslissing wordt genomen over de gunning van een overheidsopdracht of over de ontbinding van een overeenkomst met de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is gegund:

    • a.

      binnen de volgende sectoren:

      • i.

        de bouw: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van bouwkundige, elektro- en werktuigbouwkundige en water- en wegenbouwkundige werken, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal,

      • ii.

        de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van informatietechnologie (infrastructuur, adviezen, diensten en programmatuur),

      • iii.

        het milieu: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van milieu, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal,

én:

  • b.

    wanneer er sprake is van een openbare aanbesteding met een (gezamenlijke) opdrachtwaarde van meer dan € 1.000.000 (excl. omzetbelasting) voor werken of meer dan € 125.000 (excl. omzetbelasting) voor leveringen/diensten in deze sectoren.

Artikel 3.2d Gevolgen eigen onderzoek

  • 1.

    De uitkomst van een eigen onderzoek bij de gunning van een overheidsopdracht kan voor de gemeente aanleiding zijn om een Partij van een opdracht uit te sluiten, om in de overeenkomst inzake de gunning van een overheidsopdracht nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen of om als voorwaarde op te nemen dat onderaannemers niet zonder toestemming van de gemeente worden gecontracteerd. Deze voorwaarden houden tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

  • 2.

    De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de overeenkomst opnemen, indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

    • b.

      het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

    • c.

      er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan binnen de looptijd van de opdracht geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

Artikel 3.2e Afweging

  • 1.

    Bij de beslissing om met een Partij vanwege het bestaan van een Integriteitsrisico

    • 1.

      een Partij uit te sluiten van de kans op gunning van een overheidsopdracht of,

    • 2.

      een reeds gesloten overheidsopdracht te beëindigen,

    • .

      maakt de gemeente altijd een afweging tussen het Integriteitsrisico en de maatregel.

    • 2.

      Bij deze afweging worden de volgende aspecten betrokken:

      • a.

        de maatregelen die een Partij heeft getroffen om herhaling van het Integriteitsrisico te voorkomen;

      • b.

        de zwaarte van het Integriteitsrisico in kwestie;

      • c.

        het totale aantal Integriteitsrisico’s of onderliggende delicten of kwesties;

      • d.

        de verstreken tijd sinds het zich voordoen van het Integriteitsrisico;

      • e.

        de vraag of er reeds een (passende) sanctie is opgelegd naar aanleiding van het Integriteitsrisico in kwestie;

      • f.

        de mate van betrokkenheid van leidinggevenden of sleutelpersoneel bij het Integriteitsrisico.

  • Conclusie eigen onderzoek/advies bureau

    Gevolg

    Geen gevaar

    Wel of niet aangaan overheidsopdracht

    Mindere mate van gevaar

    Niet aangaan/ontbinden overheidsopdracht, of verbinden aanvullende (ontbindende) voorwaarden aan overeenkomst

    Ernstig gevaar

    Niet aangaan/ontbinden overheidsopdracht

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Dit beleid is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 8 december 2020 en treedt in werking op 1 januari 2021.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

Dit beleid is van toepassing op:

  • 1.

    na de datum van inwerkingtreding van dit beleid ontvangen aanvragen om een beschikking, overheidstransactie of overheidsopdracht en op de datum van inwerkingtreding verleende beschikkingen, afgesloten overheidstransacties of verstrekte overheidsopdrachten, waarop dit beleid van toepassing is;

  • 2.

    voor de datum van inwerkingtreding van dit beleid ontvangen aanvragen om een beschikking, overheidstransactie of overheidsopdracht ten aanzien waarvan de Bibob-Officier van Justitie, voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, adviseert om een advies aan het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

Artikel 4.4 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Beleid voor de toepassing van de Wet Bibob, gemeente Baarle-Nassau 2021’.

Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,

M. Tromp

De burgemeester van de gemeente Baarle-Nassau,

M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf

Bijlagen Publiekrechtelijke beschikkingen

Bijlage 1 Horeca, kansspelautomaten en evenementen

Drank- en Horecavergunning

De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horecavergunning voor:

  • 1.

    de zogenaamde paracommerciële instellingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (waaronder stichtingen en verenigingen op het gebied van sport en welzijn), waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

  • 2.

    slijterijen. Een slijterij kan worden gezien als detailhandel en de uitsluiting van deze vergunning is in overeenstemming met de Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2009;

  • 3.

    een bouwkundige aanpassing van een bestaande horeca-inrichting waarover niet eerder een Bibob-verdenking is gerezen;

  • 4.

    een wijziging of toevoeging van een leidinggevende, mits deze niet tevens eigenaar/ondernemer van het horecabedrijf is of wordt;

  • 5.

    een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij een inrichting.

Horeca-exploitatievergunning

De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de exploitatie van een openbare inrichting (horecabedrijf), in beginsel met uitzondering van een horeca-exploitatievergunning voor de op dit type vergunning van toepassing zijnde uitzonderingen, hierboven genoemd onder ‘Drank- en Horecavergunning’.

Aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat

Een aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat wordt aangevraagd voor één jaar. De toepassing van de Wet Bibob op de vergunning op grond van artikel 30b van de Wet op de kansspelen voor het aanwezig hebben van één of meer kansspelautomaten, zal daarom in beginsel beperkt blijven tot de eerste aanvraag, tenzij de eerste aanvraag geweigerd wordt of de beschikking is ingetrokken, of er sprake is van een bijzondere situatie (zie artikel 1.2 van dit beleid) bij daaropvolgende aanvragen.

Evenementenvergunning

De toepassing van de Wet Bibob op de vergunning op grond van artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het organiseren van een evenement zal beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.

Bijlage 2 Omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Beleidsuitgangspunten 

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij Bibob van toepassing is. De specifieke beleidsuitgangspunten zijn hieronder weergegeven.

Bouwwerken met de functie wonen

Een Bibob-toets zal plaatsvinden in geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk met de functie wonen met een bouwsom van meer dan €500.000 (excl. btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend. Onder een bouwwerk met de functie wonen vallen onder andere, maar niet uitsluitend: woningen, wooncomplexen, appartementencomplexen, verbouwen van een pand tot meerdere zelfstandige wooneenheden en bouwprojecten bestaande uit meerdere woningen. In het geval van een bouwproject bestaande uit meerdere woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-toets zal plaatsvinden. CPO-initiatieven zijn in beginsel uitgezonderd.

Cumulatie bij bouwwerken met de functie wonen

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag meerdere aanvragen doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk met de functie wonen met een bouwsom van meer dan €50.000,-, maar minder dan €500.000 (excl. btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

Bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

Een Bibob-toets zal plaatsvinden in geval van een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit indien de bouwsom meer dan €50.000 bedraagt én sprake is van één van de risicocategorieën zoals hieronder genoemd. De bouwsom wordt door de gemeente berekend.

Risicocategorieën 

  • a.

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

    - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions),

    - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of

    - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops)

    voor directe consumptie worden verstrekt;

  • b.

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • c.

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • d.

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • e.

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • f.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • g.

    Autohandel (verkoop, verhuur en lease)- en demontagebedrijven;

  • h.

    Sloopbedrijven;

  • i.

    Vuurwerkbranche;

  • j.

    Beauty-, wellness- en saunabedrijven;

  • k.

    Bedrijfsverzamelgebouwen;

  • l.

    Dienstverleners, zoals bv wisselkantoren, kapsalons, zonnestudio’s, cadeauwinkels, belwinkels, internetcafés en niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • m.

    Post- en koeriersbedrijven;

  • n.

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • o.

    Maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of fokken van c.q. handelen in paarden (in de ruimste zin van het woord);

  • p.

    Recreatieterreinen (indien de bouwsom meer dan € 500.000 bedraagt);

  • q.

    Schoonmaakbedrijven (indien de bouwsom meer dan € 500.000 bedraagt);

  • r.

    Sportscholen;

  • s.

    Vastgoedbedrijven (bijvoorbeeld (kamer)verhuurbemiddelaars);

  • t.

    Woon-/zorgkantoren waar bedrijfsmatig zorg wordt verleend;

  • u.

    u. Zorgaanbieders;

  • v.

    v. PGB-bureaus;

  • w.

    Religieuze instellingen.

    NB. Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast. 

Cumulatie bij bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag meerdere aanvragen doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan €50.000 (excl. btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

Risicogebied Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt onderworpen aan een Bibob-toets, indien de bouwsom hoger is dan € 50.000 (excl. btw) én indien het een locatie betreft die gelegen is in een door het college bij afzonderlijk besluit aangewezen risicogebied.

Bijzondere gevallen 

Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde Bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet Bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een Bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet Bibob in dat geval geboden is. De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

Bijlage 3 Omgevingsvergunning – activiteit ‘Milieu’

De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van dit beleid (omgevingsvergunning – inrichtingen Wet Milieubeheer) blijft in beginsel beperkt tot de hieronder vermelde categorieën, waar een verhoogd criminogeen karakter of gevoeligheid daarvoor, wordt ingeschat. Het betreft een inrichting waarvoor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau bevoegd gezag is.

  • 1.

    de inrichtingen die behoren tot de risicocategorie afval, vuurwerk, transportsector en automobielbranche, alsmede:

  • 2.

    inrichtingen, waar bewerking, verwerking of recycling van afval of reststoffen een belangrijk onderdeel is van het productieproces,

en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning.

De toepassing van de Bibob-toets bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder j van dit beleid (omgevingsvergunning – beperkte milieutoets) zal in beginsel beperkt blijven tot de gevallen, waarin specifieke informatie daartoe aanleiding geeft (zoals omschreven in artikel 1.2 van dit beleid).

Bijlage 4 Subsidies

Beleidsuitgangspunten

Gezien de vele subsidieaanvragen die de gemeente Baarle-Nassau jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten niet alle aanvragen standaard aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen.

Toepassingsbereik

De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag dan wel een verleende beschikking als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder k van dit beleid (subsidies) blijft beperkt tot:

  • 1.

    jaarlijkse (verleende) subsidies:

    • a.

      in bijzondere situaties (zie artikel 1.2 van dit beleid);

    • b.

      door het college eventueel nader aan te wijzen risicothema(’s) met bijbehorende voorwaarden en voorschriften.

  • 2.

    eenmalige (verleende) subsidies: in bijzondere situaties (zie artikel 1.2 van dit beleid).

Uitslag onderzoek

Indien het college op basis van de bevindingen van het onderzoek of het advies voldoende aanwijzingen heeft dat er sprake is van een geval of voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het college beslissen:

  • a.

    Bij ernstige mate van gevaar de aangevraagde subsidie te weigeren of de verleende subsidie in te trekken, op een lager bedrag vast te stellen dan wel ten nadele van de betrokkene te wijzigen of;

  • b.

    Bij mindere mate van gevaar aan de subsidie verplichtingen te verbinden, die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.