Regeling vervallen per 03-07-2024

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van diverse gemeenten houdende regels omtrent het doelgroepvervoer in de provincie Limburg (Gemeenschappelijke regeling Omnibuzz)

Geldend van 16-05-2023 t/m 02-07-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van diverse gemeenten houdende regels omtrent het doelgroepvervoer in de provincie Limburg (Gemeenschappelijke regeling Omnibuzz)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek, Beekdaelen, Beesel, Bergen, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gennep, Gulpen-Wittem, Heerlen, Horst aan de Maas, Kerkrade, Landgraaf, Leudal, Maasgouw, Maastricht, Meerssen, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Venlo, Venray, Voerendaal en Weert, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn:

Overwegende

  • dat de colleges van de gemeenten Beek, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen, Schinnen, Sittard-Geleen, Stein, Vaals en Valkenburg aan de Geul per 8 december 2005 de gemeenschappelijke regeling Omnibuzz zijn aangegaan;

  • dat de colleges van de gemeenten Beek, Beekdaelen, Beesel, Bergen, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gennep, Gulpen-Wittem, Heerlen, Horst aan de Maas, Kerkrade, Landgraaf, Leudal, Maasgouw, Maastricht, Meerssen, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Venlo, Venray, Voerendaal en Weert of hun rechtsvoorgangers, per 11 mei 2016 de gemeenschappelijke regeling Omnibuzz hebben gewijzigd dan wel daartoe zijn toegetreden;

  • dat de samenwerking is gericht op het gezamenlijk nu en in de toekomst uitvoering geven aan het door die gemeenten te verzorgen doelgroepenvervoer in de provincie Limburg;

  • dat na de totstandkoming van de hiervoor vermelde samenwerking gebleken is, dat het nodig is om artikel 18 in de gemeenschappelijke regeling aan te passen naar aanleiding van besluitvorming over de verdeelsleutel van de kosten van personeel en beheer die voortvloeien uit het te behartigen belang en de werkzaamheden;

  • dat daarom door het algemeen bestuur besloten is een wijzigingsvoorstel aan de colleges voor te leggen;

  • dat de hiervoor genoemde colleges, na verkregen toestemming van de gemeenteraden, besloten hebben in te stemmen met het wijzigingsvoorstel.

Gelet op

  • artikel 23 van deze gemeenschappelijke regeling;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • de Gemeentewet.

BESLUITEN

De gemeenschappelijke regeling Omnibuzz te wijzigen, waardoor deze als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Omnibuzz;

  • b.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    college(s): het/de college(s) van burgemeester en wethouders die de regeling heeft/hebben getroffen;

  • d.

    de gemeente(n): de gemeente(n) waarvan het/de college(s) de regeling heeft/hebben getroffen;

  • e.

    de ra(a)d(en): de gemeentera(a)d(en) van de gemeente(n);

  • f.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

  • g.

    gebruiker: een door het college geïndiceerde inwoner van de betreffende gemeente die gebruik kan maken van het doelgroepenvervoer en in het bezit is van een Omnibuzz vervoerspas;

  • h.

    doelgroepenvervoer: het niet openbaar vervoer voor de gebruikers waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Voor de uitvoering van de regeling wordt een openbaar lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid van de wet ingesteld.

  • 2. Het openbaar lichaam is genaamd “Omnibuzz” en is gevestigd te Sittard.

HOOFDSTUK 2 BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Te behartigen belang

  • 1. Het openbaar lichaam is ingesteld in het belang van een kwalitatief hoogwaardige, klantgerichte en een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke gezamenlijke operationele regie op en uitvoering van het doelgroepenvervoer.

  • 2. De colleges dragen de operationele regie over en de uitvoering van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 op aan Omnibuzz.

  • 3. Voor wat betreft de andere onderdelen van het doelgroepenvervoer kunnen de colleges de operationele regie en de uitvoering daarvan op nader door de colleges te bepalen tijdstippen opdragen aan Omnibuzz.

  • 4. Gelet op het belang en de ambitie van de samenwerking kunnen de colleges in beginsel ook toekomstige taken met betrekking tot het doelgroepenvervoer opdragen aan Omnibuzz.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan, met toestemming van het algemeen bestuur, besluiten andere vormen van vervoer voor derden te regelen en uit te voeren. Hiertoe zullen afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten gesloten worden tussen de betreffende derde(n) en het openbaar lichaam.

Artikel 4 Werkzaamheden

  • 1. Ter behartiging van het in artikel 3 genoemde belang verricht Omnibuzz voor de gemeenten, de volgende werkzaamheden:

    • a.

      het uitvoeren van aanbestedingen;

    • b.

      het aangaan van contracten;

    • c.

      het uitvoeren van contractmanagement en contractbeheer;

    • d.

      het voeren van operationele regie (onder andere de ritaannames);

    • e.

      het gevraagd en ongevraagd ondersteunen van de colleges met betrekking tot hun beleidsvorming met betrekking tot het doelgroepenvervoer;

    • f.

      alle overige werkzaamheden welke ter behartiging van het in artikel 3 van de regeling genoemde belang noodzakelijk zijn.

  • 2. De in het voorgaande lid vermelde werkzaamheden zullen nader worden uitgewerkt in dienstverleningsovereenkomsten tussen de betreffende gemeenten en het openbaar lichaam Omnibuzz.

  • 3. Het algemeen bestuur zal daartoe algemene uitgangspunten voor en voorwaarden van die dienstverleningsovereenkomsten vaststellen.

HOOFDSTUK 3 BESTUUR: ORGANEN, SAMENSTELLING, WERKWIJZE, BEVOEGDHEDEN

Artikel 5 Algemeen bestuur: samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per gemeente, dat evenals diens plaatsvervanger, door het college van die gemeente uit zijn midden wordt aangewezen.

  • 2. De colleges beslissen in de eerste vergadering van hun wettelijke zittingsperiode over de aanwijzing als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst het betreffende college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt als de zittingsperiode van het college afloopt, of indien de zittingsperiode van het college tussentijds beëindigd wordt of indien het lidmaatschap van het college, waaruit het betreffende lid afkomstig is, tussentijds beëindigd wordt.

  • 5. Een college kan een door hem aangewezen lid ontslaan door het vertrouwen op te zeggen.

  • 6. In geval van het bestaan van een of meer vacatures blijft het algemeen bestuur bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 6 Algemeen bestuur: werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste zestien leden dit vragen onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de wet van toepassing.

  • 3. In de vergaderingen heeft ieder lid één stem. Voor leden die een gemeente vertegenwoordigen waarvan het inwonertal meer dan 50.000 bedraagt, wordt het stemmenaantal vermeerderd met één stem voor iedere 20.000 inwoners meer. Voor berekening van het aantal inwoners wordt uitgegaan van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het betreffende jaar.

  • 4. De besluiten van het algemeen bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 5. Stemmen zijn niet overdraagbaar.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 7 Algemeen bestuur: bevoegdheden

  • 1. De bevoegdheden die bij de regeling worden opgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam te brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan met toepassing van de artikelen 24 en 25 van de wet commissies van advies dan wel commissies belast met de behartiging van bepaalde belangen instellen.

Artikel 8 Algemeen bestuur: informatie en verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college en door de raad van zijn gemeente ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college van zijn gemeente alle inlichtingen die door het college, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 3. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

Artikel 9 Dagelijks bestuur: samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit zeven leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door en vanuit het algemeen bestuur op de volgende wijze aangewezen:

    • -

      drie leden op voordracht door en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten uit Noord- en Midden-Limburg en

    • -

      vier leden op voordracht door en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten uit Zuid-Limburg;

    • -

      bij de bepaling van het aantal voor te dragen leden in de voorgaande verdeling wordt rekening gehouden met de gemeente waaruit het lid afkomstig is, die als voorzitter is aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid van de regeling.

  • 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 4. Het algemeen bestuur draagt in geval van een vacature zo snel mogelijk zorg voor de vervulling daarvan overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 10 Dagelijks bestuur: werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert in beginsel vier keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee der leden daarom verzoeken onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Indien in de vergaderingen van het dagelijks bestuur gestemd wordt over zaken en/of personen heeft ieder lid één stem. Indien in geval van een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer van zijn leden. Het algemeen bestuur wordt over de eventueel verleende mandaten geïnformeerd.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 11 Dagelijks bestuur: bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd om:

    • a.

      al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor te bereiden;

    • b.

      besluiten van het algemeen bestuur uit te voeren;

    • c.

      toe te zien op de voortgang van de realisering van het bedrijfsplan;

    • d.

      beheer en administratie van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam te voeren;

    • e.

      de uitvoeringsorganisatie in te richten en de werkwijze van de uitvoeringsorganisatie te bepalen en in dat kader instructies uit te vaardigen;

    • f.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid van de regeling;

    • g.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • h.

      zowel in als buiten rechte conservatoire maatregelen te nemen en alles te doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • i.

      klachten te behandelen zoals bedoeld in titel 9.1 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening.

Artikel 12 Dagelijks bestuur: informatie en verantwoording

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur verstrekt aan de raden van de gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer geniet.

Artikel 13 Voorzitter

  • 1. De voorzitter, alsmede zijn plaatsvervanger, wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2. De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 5. De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De voorzitter verstrekt aan de raden van de gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 7. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger.

  • 8. In afwijking van het gestelde in de leden 1 en 2 van dit artikel wordt de eerste vergadering van het algemeen bestuur in een nieuwe zittingsperiode bijeengeroepen en voorgezeten door de aftredende voorzitter of zijn aftredende plaatsvervanger. Indien zulks niet mogelijk is treedt de burgemeester van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam op als tijdelijk voorzitter. In deze vergadering vinden de benoemingen van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur plaats, alsmede de benoemingen van de leden van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 4 ORGANISATIE EN PERSONEEL

Artikel 14 Directeur

  • 1. Aan het hoofd van de organisatie van het openbaar lichaam staat een directeur. Hij is belast met de dagelijkse leiding daarvan.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt voor de taken en bevoegdheden van de directeur een directiestatuut vast. Dit statuut wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming verstrekt.

  • 3. In het directiestatuut wordt de vervanging van de directeur geregeld.

  • 4. De directeur staat het algemeen en dagelijks bestuur bij in hun functioneren. Hij woont als adviseur de vergaderingen van beide bestuursorganen bij.

  • 5. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 15 Inrichting organisatie en personeel

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de inrichting en werkwijze van de organisatie vast.

  • 2. Op het personeel van de organisatie is de Cao Gemeenten van toepassing alsmede de binnen de organisatie vastgestelde personele regelingen, inclusief alle toekomstige wijzigingen daarvan. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de arbeidsvoorwaarden en de personele regelingen en kan daartoe volmacht verlenen aan de directeur;

HOOFDSTUK 5 FINANCIËN

Artikel 16 Algemeen

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de financiën van het openbaar lichaam, voor zover daarvan bij of krachtens de wet niet is afgeweken.

Artikel 17 Financiële en beleidsmatige kaders

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting geldt, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten.

  • 2. Bij het opstellen van de beleidsmatige kaders handelt het dagelijks bestuur volgens het door het algemeen bestuur vastgestelde bedrijfsplan.

Artikel 18 Financiering

  • 1. De kosten van personeel en beheer die voortvloeien uit het te behartigen belang en de werkzaamheden, zoals vermeld in de artikelen 3 en 4 van de regeling, met uitzondering van het bepaalde in de leden 3 tot en met 5 van artikel 3, zullen gedragen worden door de gemeenten op basis van de volgende verdeelsleutel:

    • a.

      Overhead: De totale overhead kosten, conform de definities van de Notitie Overhead Commissie BBV/IV3 systematiek, worden gedragen door de gemeenten naar rato van het aantal inwoners per gemeente op 1 januari van het jaar waarop die kosten betrekking hebben. Het aantal inwoners wordt bepaald op de cijfers van het CBS.

    • b.

      Indirecte vervoerskosten: alle kosten verband houdende met de uitvoering van het vervoer binnen de organisatie Omnibuzz op basis van deze regeling worden gedragen door de gemeenten op basis van het werkelijk aantal ritten dat gemaakt wordt door de inwoners van die gemeenten. Het aantal ritten wordt achteraf vastgesteld op basis van het gerealiseerd aantal ritten van klanten van die gemeenten van het jaar waarop de kosten betrekking hebben.

  • 2. Alle kosten verband houdende met de uitvoering van het vervoer op basis van deze regeling worden gedragen door de gemeenten op basis van het werkelijk gebruik daarvan door de inwoners van die gemeenten.

  • 3. De kosten met betrekking tot de andere vormen van vervoer voor derden, zoals vermeld in artikel 3, vijfde lid van de regeling, worden in de betreffende dienstverleningsovereenkomsten doorberekend op basis van de integrale kostprijs.

  • 4. De colleges zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 5. Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de gemeentebegroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 193 en 194 van de Gemeentewet.

  • 6. Het algemeen bestuur bepaalt de wijze van facturering aan de gemeenten.

Artikel 19 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en bijbehorende stukken acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden toe aan de colleges en raden.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. De raden kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5. Binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus zendt het dagelijks bestuur de begroting aan gedeputeerde staten en zo nodig aan de raden van de gemeenten die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt zoals bepaald in het derde lid van dit artikel.

  • 6. Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid van dit artikel is, met uitzondering van de in de leden 3 en 5 genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 20 Jaarrekening en jaarverslag

  • 1. Van de baten en lasten van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 van de Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening jaarlijks vóór 15 april toe aan de raden.

  • 2. De voorlopige jaarrekening en het jaarverslag worden door de gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 197, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur desgewenst hun zienswijze over de voorlopige jaarrekening en het jaarverslag naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de stukken, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden. Nadat een daartoe aangestelde accountant een controleverklaring over de jaarrekening heeft afgegeven, wordt de jaarrekening vervolgens door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en voorts aan de raden.

  • 5. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

HOOFDSTUK 6 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 21 Toetreding

  • 1. Toetreding door een niet aan de regeling deelnemend college kan plaatsvinden bij een besluit van het betreffende college en met toestemming van de betreffende raad. Ten minste drie vierde van de deelnemende gemeentebesturen dienen in te stemmen met een toetreding.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt de voorwaarden voor en de gevolgen van een toetreding.

  • 3. Het algemeen bestuur bepaalt het moment waarop een toetreding van kracht wordt.

Artikel 22 Uittreding

  • 1. Een college kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad.

  • 2. Uittreding kan eerst plaatsvinden vijf jaar na toetreding tot de regeling met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste een jaar en welke opzegtermijn aanvangt na het jaar waarin de opzegging plaatsvindt.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de voorwaarden voor en de gevolgen van een uittreding.

Artikel 23 Wijziging

  • 1. Het dagelijks bestuur en de colleges kunnen aan het algemeen bestuur voorstellen tot wijziging doen.

  • 2. Indien het algemeen bestuur instemt met een wijzigingsvoorstel, doet het daarvan mededeling aan de raden en de colleges.

  • 3. Een wijzigingsbesluit komt vervolgens tot stand, indien drie vierde van de colleges een gelijkluidend besluit daartoe genomen hebben en de betreffende raden daar mee ingestemd hebben.

Artikel 24 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van ten minste drie vierde van de colleges en indien de betreffende raden daarmee ingestemd hebben.

  • 2. In geval van een opheffingsbesluit draagt het algemeen bestuur zorg voor de opstelling en vaststelling van een liquidatieplan. Alvorens dit plan vast te stellen legt het algemeen bestuur dit voor aan de colleges en raden die daarover hun zienswijzen kenbaar kunnen maken.

  • 3. De gemeentebesturen verbinden zich in het geval van opheffing van het openbaar lichaam in het liquidatieplan de verplichting op te nemen dat zij alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de gemeenten verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4. Het dagelijks bestuur zal als vereffenaar optreden en belast worden met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 5. Het openbaar lichaam en zijn bestuur blijven na het opheffingsbesluit bestaan voor zover dit voor de uitvoering van het liquidatieplan nodig is.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen uit de wet.

Artikel 26 Geschillenregeling

  • 1. Voordat een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet ter beslissing wordt voorgelegd aan gedeputeerde staten, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Eén lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en één lid door het college van de betrokken gemeente(n). Deze leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens zal optreden als voorzitter van de commissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en zo nodig derden die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de aard van het geschil en/of het feitencomplex.

  • 4. De geschillencommissie brengt in beginsel binnen drie maanden na het begin van haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen advies uit over de mogelijkhe(i)d(en) tot een overeenstemming over de oplossing van het gerezen geschil te komen. Bij acceptatie van het advies zullen partijen ter zake van de oplossing een vaststellingsovereenkomst sluiten.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot een oplossing van het geschil, wordt dit voorgelegd aan gedeputeerde staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de wet. Aan gedeputeerde staten wordt eveneens het dossier van de geschillencommissie overgelegd.

Artikel 27 Toezending en bekendmaking regeling

  • 1. Het college van de gemeente Sittard-Geleen zendt een exemplaar van de regeling aan gedeputeerde staten.

  • 2. Het college van de gemeente Sittard-Geleen maakt de regeling tijdig in alle gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

  • 4. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de registratie van de regeling in het Handelsregister.

Artikel 28 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Omnibuzz.

  • 2. De directeur van Omnibuzz is belast met het beheer van de niet naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden.

  • 3. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van Omnibuzz is de archiefbewaarplaats van de gemeente Sittard-Geleen aangewezen

  • 4. De archivaris van de gemeente Sittard-Geleen is belast met het toezicht op het beheer van de niet naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden. De archiefverordening van de gemeente Sittard Geleen is hiertoe van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Bij opheffing van de regeling worden de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Sittard Geleen.

Artikel 29 Inwerkingtreding, duur, evaluatie en citeertitel

  • 1. De regeling treedt in werking op 1 januari 2020, echter niet eerder dan de dag nadat de regeling bekend is gemaakt overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de regeling.

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3. De werking van de regeling zal om de vier jaar geëvalueerd worden. Het dagelijks bestuur zal daartoe een onderzoeksvoorstel aan het algemeen bestuur voorleggen.

  • 4. De regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Omnibuzz”.

Ondertekening