Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR65139
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR65139/1
Regeling vervallen per 01-01-2012
Toeslagenverordening 2004
Geldend van 01-09-2004 t/m 31-12-2011
Intitulé
Toeslagenverordening 2004Toeslagenverordening 2004
Bijlage II bij het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 1 juli 2004,
nr 2004/8529, raadsbesluitnr 2004/75.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijving
-
1 In deze verordening wordt verstaan onder:
- a
de wet: de Wet werk en bijstand
- b
woonkosten:
- -
indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet;
- -
indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: het eigenaarsaandeel van de onroerende zaakbelasting en van de waterschapslasten, de rioolrechten en de premie voor opstalverzekering;
- -
- c
netto minimumloon: het met inachtneming van artikel 37 van de wet berekende bedrag per maand.
- d
medebewoner: een bij belanghebbende inwonende wordt als medebewoner aangemerkt indien de inwonende over een inkomen beschikt of redelijkerwijs zou kunnen beschikken van tenminste 50 procent van het netto minimumloon.
- e
belanghebbende: als bedoeld in artikel 11 lid 1 van de wet;
- f
bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet.
- a
-
2 De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing tenzij
daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 2 Categorieën
Indien er recht bestaat op algemene bijstand komen de volgende categorieën in aanmerking voor het verhogen van de bijstandsnorm met een toeslag, voor het verlagen van de bijstandsnorm of voor het verlagen van de toeslag:
- a
alleenstaande;
- b
alleenstaande ouder;
- c
gehuwden.
Artikel 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm met een toeslag
-
1 De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.
-
2 Indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bedraagt de toeslag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder het in artikel 25 , tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag.
-
3 De toeslag bedraagt voor de alleenstaande in wiens woning:
- a
één ander zijn hoofdverblijf heeft: tien procent van het netto minimumloon;
- b
twee anderen hun hoofdverblijf hebben: vijf procent van het netto minimumloon;
- c
drie anderen hun hoofdverblijf hebben: drie procent van het netto minimumloon;
- d
vier of meer anderen hun hoofdverblijf hebben: nihil.
- a
-
4 De toeslag bedraagt voor de alleenstaande ouder in wiens woning:
- a
één ander zijn hoofdverblijf heeft: tien procent van het netto minimumloon;
- b
twee anderen hun hoofdverblijf hebben: zes procent van het netto minimumloon;
- c
drie of meer anderen hun hoofdverblijf hebben: nihil.
- a
-
5 Indien de belanghebbende aantoont dat een ander die zijn hoofdverblijf heeft in zijn woning, over een inkomen beschikt van minder dan vijftig procent van het minimumloon en redelijkerwijs niet over meer inkomen kan beschikken, telt die ander niet mee voor een eventuele verlaging van de toeslag als bedoeld in het derde en vierde lid.
-
6 Voor de bepaling van de verhoging of verlaging van de toeslag wordt een echtpaar dat beschikt over een gezamenlijk inkomen minder of gelijk aan honderd procent van het netto minimumloon of redelijkerwijs over dit inkomen zou kunnen beschikken als één medebewoner met een inkomen van minimaal vijftig procent van het netto minimumloon aangemerkt.
-
7 Voor de bepaling van de verhoging of verlaging van de toeslag wordt bij bijstandsgerechtigden die woonachtig zijn in een door de woningbouwvereniging opgesplitste woning, er vanuit gegaan dat er altijd sprake is van één medebewoner met een inkomen van minimaal vijftig procent van het netto minimumloon.
-
8 Indien een bijstandsgerechtigde in zijn of haar huishouden een zorgbehoeftige verzorgt, waarvan uit onafhankelijk medisch advies is gebleken dat deze zorgbehoeftige zonder deze verzorging in een inrichting zou moeten verblijven, wordt de verzorgingsbehoeftige niet aangemerkt als medebewoner.
Artikel 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag
- 1
De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
- 2
De verlaging bedraagt indien in de woning van de gehuwden:
- a
één ander zijn hoofdverblijf heeft: tien procent van het netto minimumloon;
- b
twee anderen hun hoofdverblijf hebben: veertien procent van het netto
- a
minimumloon;
cdrie of meer anderen hun hoofdverblijf hebben: twintig procent van het netto
minimumloon.
3Indien de belanghebbende aantoont dat een ander die zijn hoofdverblijf heeft in zijn woning, een inkomen heeft van minder dan vijftig procent van het minimumloon, telt die ander niet mee voor een eventuele verlaging van de toeslag als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 5 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag i.v.m. woonkosten
-
1 De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.
-
2 De verlaging bedraagt achttien procent van het netto minimumloon.
-
3 Eventuele toepassing van artikel 3 of 4 gaat vooraf aan de toepassing van dit artikel
-
4 De toepassing van dit artikel mag er nimmer toe leiden, dat:
- a
voor de alleenstaande of voor de alleenstaande ouder een lagere uitkering zou ontstaan dan de desbetreffende bijstandsnorm; in dat geval wordt deze verlaging beperkt of niet toegepast, zodanig dat de uitkering de hoogte krijgt of behoudt van de desbetreffende bijstandsnorm;
- b
voor de gehuwden een lagere uitkering zou ontstaan dan de desbetreffende bijstandsnorm minus twintig procent van het netto minimumloon; in dat geval wordt deze verlaging beperkt of niet toegepast, zodanig dat de uitkering de hoogte krijgt of behoudt van de desbetreffende bijstandsnorm minus twintig procent van het netto minimumloon.
- a
Artikel 6 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag bij schoolverlaters
-
1 De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld gedurende zes maanden vanaf de dag van beëindiging van deelname aan onderwijs of beroepsopleiding:
- a
indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering, op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten; dan wel
- b
indien de belanghebbende op de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de beëindiging plaatsvond jonger was dan 25 jaar en de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor tenminste 19 uur per week in beslag werd genomen door het onderwijs of de beroepsopleiding, tenzij het betreft een scholing of opleiding die noodzakelijk wordt geacht voor de inschakeling in de arbeid, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen, als bedoeld in artikel 9van de wet.
- a
-
2 De verlaging bedraagt vijftien procent van het netto minimumloon.
Artikel 7 Voorrangsbepaling
In de gevallen dat zowel verlaging van de bijstandsnorm als verlaging van de toeslag mogelijk is, vindt de verlaging bij voorrang plaats op de toeslag.
Artikel 8
Overgangsartikel
Voor bijstandsgerechtigen met medebewoners aan wie een uitkering is toegekend met een ingangsdatum voor 1 september 2004 en waarvan de uitkering niet langer dan 30 dagen ononderbroken is geweest, geldt in afwijking van het in artikel 3 lid 7 en artikel 4 lid 3 genoemde percentage van vijftig procent een percentage van zestig procent voor de inkomenstoets.
Slotbepalingen
Artikel 9
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van deze verordening voor zover een strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 10
Deze verordening kan worden aangehaald als: “Toeslagenverordening 2004”.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op 1 september 2004.
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 1 juli 2004,
nr 2004/75.
De griffier,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl