Regeling vervallen per 05-01-2021

Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening waterverblijfsbelasting 2021

Geldend van 31-12-2020 t/m 04-01-2021

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening waterverblijfsbelasting 2021

Zaaknummer: Z20-086714

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening waterverblijfsbelasting2021

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van tenminste een maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot 1 oktober;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

  • h.

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats;

  • i.

    woonarken: woonarken, die zijn bestemd of worden gebezigd voor vakantie of andere recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam waterverblijfsbelasting een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een ander persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano's, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting;

van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

    • a.

      het aantal personen, dat verblijf heeft gehouden, bepaald op:

      • 2,1 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot 8 meter;

      • 2,2 bij een vaartuig met een lengte van 8 tot 12 meter;

      • 2,6 bij een vaartuig met een lengte van 12 meter en meer;

    • b.

      het aantal etmalen dat door de onder a. bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald op:

      • 15 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot 8 meter;

      • 18 bij een vaartuig met een lengte van 8 tot 12 meter;

      • 19 bij een vaartuig met een lengte van 12 meter en meer;

  • 2.

    Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op het aantal vaartuigen welke door de belastingplichtige bij aangifte uit de verhuuradministratie zijn opgegeven dan wel blijken.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aanvraag kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 1,46.

  • 2.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats.

  • 3.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het belastingjaar.

Artikel 10 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belastingaanslagen zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijn.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de waterverblijfsbelasting.

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 14 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd verblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd verblijfregister eventueel kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven omtrent de inrichting en gebruik van het verblijfregister.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet als de belastingplichtige geen gebruik maakt van de opteermogelijkheid als bedoeld in artikel 6.

Artikel 15 Kwijtschelding

Bij de invordering van de waterverblijfsbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening watertoeristenbelasting 2020" van 12 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening waterverblijfsbelasting 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 december 2020.

Ondertekening

De griffier

drs. O. van Kolck

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte