Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR650605
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR650605/1
Regeling vervallen per 01-01-2022
Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ISD BOL houdende uitvoeringsregels omtrent de tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie
Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021
Intitulé
Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ISD BOL houdende uitvoeringsregels omtrent de tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatieHet Dagelijks Bestuur van ISD BOL
BESLUIT
- •
Vast te stellen de Uitvoeringsregels tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2021
- •
In te trekken de Uitvoeringsregels tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2020
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. De wet: De Participatiewet.
-
2. WSF: Wet Studiefinanciering 2000.
-
3. Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
-
4. Inkomen: De middelen zoals bedoeld op grond van artikel 32 Participatiewet.
-
5. Vermogen: Het vermogen zoals bedoeld op grond van artikel 34 lid 1 t/m 3 Participatiewet.
-
6. Huishouden: De alleenstaande en het gezin.
-
7. Gezin: De alleenstaande ouder met thuiswonende kind(eren) tot 18 jaar of de gehuwden/samenwonenden met of zonder kind(eren) tot 18 jaar.
-
8. Peildatum: 1 januari van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.
-
9. Dagelijks Bestuur: Het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum, (voormalige gemeente) Onderbanken, Landgraaf (ISD BOL)
Artikel 2 Doel
De regeling beoogt de deelname aan maatschappelijke of culturele activiteiten te bevorderen door een financiële tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie te bieden aan personen die afhankelijk zijn van een minimuminkomen en die niet beschikken over vermogen.
De algemene doelstelling om de tegemoetkoming voor culturele, sociale en sportieve lidmaatschappen in het leven te roepen, is om personen met een minimuminkomen de mogelijkheid te geven en te stimuleren om te participeren in de maatschappij.
Artikel 3 Doelgroep
-
1. Deze regeling is van toepassing op personen vanaf 18 jaar die op de peildatum in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Brunssum en Landgraaf zijn ingeschreven.
-
2. De doelgroep bestaat uit alleenstaanden, alleenstaande ouders, gehuwden/samenwonenden met een minimuminkomen.
-
3. Uitgesloten voor deze regeling zijn:
- a.
personen met studiefinanciering op grond van de WSF of Wtos;
- b.
kinderen en jongeren tot 18 jaar.
- a.
Artikel 4 Voorwaarden
-
1. De tegemoetkoming wordt verstrekt indien de aanvrager op de peildatum:
- a.
over vermogen beschikt dat maximaal het vrij te laten vermogen bedraagt dat voor de aanvrager op de peildatum geldt.
- b.
Een maximale draagkracht heeft van de volgende percentages van de toepasselijke gehuwdennorm:
- •
75% voor een alleenstaande (ouder)
- •
110% voor een gezin
- •
-
voor inwoners van de gemeente Landgraaf en:
- •
85% voor een alleenstaande (ouder)
- •
120% voor een gezin
- •
-
voor inwoners van de gemeente Brunssum.
- a.
-
2. Indien de aanvrager uit de gemeente Landgraaf op de peildatum een maximale draagkracht heeft die groter is dan de in lid 1 sub b genoemde percentages, maar minder bedraagt dan de volgende percentages van de toepasselijke gehuwdennorm:
- •
80% voor een alleenstaande (ouder)
- •
115% voor een gezin
dan bestaat er maximaal recht op 50% van de maximale tegemoetkoming, ter vermindering van de armoedeval.
- •
-
3. De in lid 1 en 2 genoemde percentages worden berekend aan de hand van de gehuwdennorm zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet. De draagkrachtberekening wordt niet toegepast op grond van de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet.
-
4. Vermogen gebonden in de door aanvrager bewoonde eigendomswoning wordt voor het recht op de tegemoetkoming maatschappelijke participatie niet meegerekend.
-
5. Als peildatum voor de bepaling van het inkomen wordt de maand januari van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt, gehanteerd. Voor de bepaling van het vermogen wordt als peildatum 1 januari van het kalenderjaar, waarin de kosten zijn gemaakt, gehanteerd.
Artikel 5 Aanvraag
De tegemoetkoming dient te worden aangevraagd vóór 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.
Artikel 6 Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie
-
1. Per lid van het huishouden kan een tegemoetkoming verstrekt worden in de kosten van maatschappelijke participatie. Hieronder worden verstaan lidmaatschappen van sport, muziek, culturele of ontspanningsverenigingen. Het moet gaan om periodieke activiteiten in het kader van het lidmaatschap. Eenmalige activiteiten komen in principe niet voor vergoeding in aanmerking; een uitzondering wordt gemaakt voor eenmalige culturele activiteiten voor burgers van de gemeente Brunssum.
-
2. Bovendien wordt aan huishoudens met op de peildatum een inwonend kind vanaf 9 jaar een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van een internetabonnement.
-
3. Indien een huishouden niet in aanmerking komt voor vergoeding van een internetabonnement op grond van lid 2, dan kan de tegemoetkoming voor individuele participatie op grond van lid 1 door 1 persoon vanaf 18 jaar per huishouden gebruikt worden voor een internetabonnement.
Artikel 7 Hoogte van de tegemoetkoming
-
1. De maximale tegemoetkoming voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 6 lid 1 bedraagt € 150,- per lid van het huishouden vanaf 18 jaar per kalenderjaar voor belanghebbenden met een inkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1b.
De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 75,- per lid van het huishouden vanaf 18 jaar per kalenderjaar voor belanghebbenden met een inkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 2.
-
2. De maximale tegemoetkoming voor het internetabonnement zoals genoemd in artikel 6 lid 2 bedraagt € 150,- per huishouden per kalenderjaar voor belanghebbenden met een inkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 b.
De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 75,- per huishouden per kalenderjaar voor belanghebbenden met een inkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 2.
-
3. De tegemoetkoming is niet overdraagbaar aan een ander lid van het huishouden.
Artikel 8 Hardheidsclausule
Het Dagelijks Bestuur kan voor die gevallen waarin onverkort toepassen van de regeling zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze uitvoeringsregels.
Artikel 9 Verificatie
Bij de aanvraag hoeven vooraf, géén bewijsstukken aangeleverd te worden, waaruit blijkt dat belanghebbende aan de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 4, voldoet.
Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL kan besluiten om de betreffende bewijsstukken, steekproefsgewijs, achteraf op te vragen.
Belanghebbenden die voor deze tegemoetkoming in aanmerking komen, dienen de benodigde bewijsstukken tot uiterlijk 6 maanden na datum aanvraag te bewaren en waar nodig, op verzoek, in te leveren bij ISD BOL indien ISD BOL hierom vraagt.
Artikel 10 Terugvordering
-
1. Als de bijstand van de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar als waarin de tegemoetkoming is verstrekt, wordt beëindigd vanwege inkomsten boven de toepasselijke bijstandsnorm, vindt geen terugvordering plaats van deze verstrekking.
-
2. Terugvordering is wel aan de orde als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht als gevolg waarvan de tegemoetkoming ten onrechte is verstrekt.
Artikel 11 Invoeringsdatum
-
1. Deze uitvoeringsregels treden in werking per 1 januari 2021.
-
2. De uitvoeringsregels “tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2020" wordt per 1 januari 2021 ingetrokken, met dien verstande dat aanvragen voor kosten die tot en met 31 december 2020 zijn gemaakt op grond van deze regeling, nog tot 1 maart 2021 kunnen worden ingediend en op basis van de regeling maatschappelijke participatie ISD BOL 2020 worden afgehandeld.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van ISD BOL d.d.
De Voorzitter, De Secretaris,
Toelichting algemeen
De regeling maatschappelijke participatie is bedoeld om burgers vanaf 18 jaar met een smalle beurs in de gelegenheid te stellen om actief deel te nemen aan activiteiten op het gebied van sport, muziek en cultuur. De regeling is bestemd voor kosten die voortvloeien uit sociale, culturele of sportieve activiteiten. De regeling is bestemd voor burgers uit Brunssum, en Landgraaf die leven van een inkomen op minimumniveau.
De Participatiewet wordt voor deze regeling toegepast, namelijk de individuele bijzondere bijstand. De Participatiewet geeft aan dat de kosten van sociaal culturele, educatieve of sportieve activiteiten in het algemeen geacht worden voldaan te kunnen worden uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Het is aan het Dagelijks Bestuur om te beoordelen of er in het individuele geval bijzondere omstandigheden zijn om bijzondere bijstand voor deze kosten te verlenen.
De juridische grondslag voor het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van deelname aan sociaal culturele en sportieve activiteiten is gelegen in artikel 35 lid 1 Participatiewet. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt ter vergoeding van (bijzondere) kosten in het individuele geval waarin de algemene bijstand (of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen) niet voorziet en die naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet voldaan kunnen worden uit het aanwezige inkomen en vermogen.
Er is geen sprake van een declaratiesysteem. De regels van de individuele bijzondere bijstand worden toegepast.
Ten opzichte van de "Uitvoeringsregels tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2020" is in deze uitvoeringsregels vanaf 2021 voor zowel de gemeente Brunssum als Landgraaf de inkomensgrens van de alleenstaande ouder aangepast aan de wet (art. 21 a PW) en daarmee gelijk getrokken aan die van de alleenstaande.
Voor de gemeente Brunssum is daarnaast tevens de draagkrachtruimte opgehoogd naar 120% (voor een gezin), om hiermee t bereik te vergoten.
Toelichting artikelsgewijs
Artikel 1Begripsbepalingen
In artikel 1 worden de begrippen toegelicht, zoals die voor deze regeling gelden.
Lid 6 huishouden: hieronder worden verstaan de alleenstaande en het gezin.
Lid 7: onder het gezin wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub c onder 3 van de Participatiewet verstaan; de alleenstaande ouder met kind(eren) van 4 tot 18 jaar en gehuwden/samenwonenden met of zonder kind(eren) van 4 tot 18 jaar.
Artikel 2 en 3 Doel/doelgroep
De gemeentebesturen van Brunssum en Landgraaf willen maatschappelijke participatie bevorderen en achten het noodzakelijk dat deelname aan maatschappelijke activiteiten bereikbaar is voor alle inwoners. Daarom stellen zij een tegemoetkoming ter beschikking aan de inwoners vanaf 18 jaar die over onvoldoende middelen beschikken om deze kosten te betalen.
De regeling is bedoeld voor alle burgers met een minimuminkomen; alle typen huishoudens kunnen hiervoor in aanmerking komen: de alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen. Uitgangspunt is wel dat de aanvrager op de peildatum is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de betreffende BOL-gemeente.
Personen met studiefinanciering:
De groep studerenden wordt uitgesloten van deze regeling. Deze groep wordt geacht een inkomen te hebben dat voldoende is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Daarnaast worden studenten bij hun deelname aan maatschappelijke participatie al vaak met kortingen tegemoet gekomen.
Artikel 4 Voorwaarden
Per 1 januari 2015 is er een nieuwe normensystematiek in de Participatiewet. In de nieuwe draagkrachtsystematiek voor de (individuele) bijzondere bijstand per 1 januari 2015 houden we rekening met de bijstandsnormen uit artikel 20 t/m 23 van de Participatiewet en NIET met de kostendelersnorm ex artikel 22a Participatiewet. De toepassing van de kostendelersnorm in de draagkrachtsystematiek van de bijzondere bijstand zou voor meerpersoonshuishoudens zonder Participatiewet-uitkering negatief uitpakken.
Om deze (ongewenste) situatie te voorkomen, kunnen we de draagkrachtpercentages bijstellen door bij het beoordelen van bijzondere bijstand geen rekening te houden met de kostendelersnorm. Dit is goed te verdedigen omdat er alleen recht op bijzondere bijstand bestaat als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Dat iemand eventuele woonkosten kan delen doet aan de bijzondere kosten op zichzelf niet af.
Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen, is de draagkracht uitgedrukt in een percentage van de gehuwdennorm, zoals bedoeld in artikel 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet. De vaststelling van het inkomen op de peildatum geschiedt op grond van het inkomen gedurende de maand januari van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.
De norm voor zak- en kleedgeld voor personen die in een inrichting verblijven, is toegevoegd om de rechtsgelijkheid met personen met een bijstandsuitkering te bevorderen.
Personen met een bijstandsuitkering die in een inrichting verblijven, hebben geen draagkracht en blijven in aanmerking komen voor deze regeling.
Voor het begrip inrichting wordt aangesloten bij artikel 1 onderdeel f Participatiewet, waarbij inrichting als volgt is omschreven:
* een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;
* een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is. De situatie op de peildatum is bepalend.
Armoedeval
De invloed van het minimabeleid op het re-integratiebeleid is groot, blijkt uit onderzoek. Bijstandsgerechtigden met oudere kinderen gaan er niet of nauwelijks op vooruit bij het accepteren van een baan. Netto gaat een gezin er zelfs vaak op achteruit, omdat het geen beroep meer kan doen op minimaregelingen. Er is dan sprake van de zgn. armoedeval. Het minimabeleid belemmert dus in zekere zin de uitstroom naar de arbeidsmarkt.
Er is voor de gemeente Landgraaf een afbouwregeling ingebouwd, zodat bij een hoger inkomen, niet meteen het recht op deze regeling vervalt. Er is dan nog recht op de helft van de bijdrage. Zo wordt de armoedeval verminderd.
Peildatum:
De tegemoetkoming wordt voor een kalenderjaar verstrekt. De peildatum is 1 januari van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. Het inkomen over de maand januari en het vermogen op 1 januari zijn daarom bepalend voor de tegemoetkoming. Dat heeft tot gevolg dat als de aanvrager over de maand januari een hoger inkomen heeft dan de in artikel 4 genoemde percentages van de gehuwdennorm, er geen recht is. Heeft de aanvrager over de maand januari een inkomen dat minder bedraagt dan de in artikel 4 genoemde percentages van de gehuwdennorm, dan kan er recht op de tegemoetkoming zijn.
Evt. inkomen van het kind (bv. van een krantenwijk of weekendbaantje) wordt niet meegenomen bij de beoordeling van het inkomen. Dit omdat de inkomsten uit een dergelijke baan in de regel niet besteed worden aan lidmaatschappen van verenigingen.
De peildatum van 1 januari wordt aangehouden, ook als er na 1 januari bij belanghebbende sprake is van een forse terugval van inkomsten, bijvoorbeeld na een scheiding.
Er zijn 2 redenen waarom het Dagelijks Bestuur ook in dergelijke gevallen vasthoudt aan de peildatum:
Iemand die in de Participatiewet instroomt, willen wij z.s.m. weer laten uitstromen naar werk. Dit geldt overigens ook voor personen die vanuit een hoger inkomen terugvallen naar een inkomen op of net boven bijstandsniveau.
De prikkel naar werk moet zo groot mogelijk zijn. Indien iemand kort na het bijstandsafhankelijk worden direct in aanmerking komt voor de minimaregelingen, is de prikkel naar werk aanzienlijk minder. Immers als van alle regelingen gebruik wordt gemaakt, betekent dit een behoorlijk bedrag waarop aanspraak gemaakt kan worden.
Verder is er kort na het bijstandsafhankelijk worden, in de meeste gevallen sprake van reserves. Iemand die werkloos wordt of iemand die gaat scheiden en vóór die tijd over een royaler inkomen beschikte dan bijstandsniveau, heeft in de regel nog reserves om over te beschikken o.a. voor maatschappelijke participatie. Indien de bijstandsafhankelijkheid langer duurt, dan kan wel aanspraak gemaakt worden op de minimaregelingen (nieuwe kalenderjaar peildatum 1 januari).
Overigens komen personen die vanuit een bijstandsuitkering verhuizen naar een BOL-gemeente wél in aanmerking voor de minimaregelingen. Zij voldoen op de peildatum 1 januari immers wel aan de inkomensvoorwaarden. Het criterium dat belanghebbende op de peildatum ook in een BOL-gemeente woonachtig moet zijn, wordt soepel toegepast.
Vermogen eigen woning
Het vermogen gebonden in de door de aanvrager bewoonde eigendomswoning wordt voor het recht op deze tegemoetkoming niet meegerekend.
Op grond van de toelichting bij artikel 35 Participatiewet bepaalt het Dagelijks Bestuur zelf welk deel van het inkomen en het vermogen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking worden genomen. Zo zijn de vermogensvrijlatingen op grond van artikel 34 Participatiewet niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand.
Voor deze regeling is bepaald dat het vermogen in de eigendomswoning niet meegerekend wordt.
Artikel 5 Aanvraag
In dit artikel is een termijn gesteld aan de periode dat de aanvraag kan worden ingediend.
Artikel 6 Kosten maatschappelijke participatie
Maatschappelijke participatie is een breed begrip. In deze regeling willen dit begrip als volgt toepassen:
Onder een sociaal-culturele-sportieve activiteit wordt in dit verband verstaan: een maatschappelijke, sportieve of culturele activiteit die eraan bijdraagt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Voor de tegemoetkoming komen in aanmerking alle lidmaatschappen op het gebied van cultuur en/of sport of sociaal/maatschappelijk gebied. Bijvoorbeeld een lidmaatschap van een sportvereniging, toneelvereniging, sportschool of zwemvereniging. Het volgen van muziek bij de muziekschool, voor zover hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd is, komt ook voor vergoeding in aanmerking.
Eenmalige activiteiten komen in principe niet voor vergoeding in aanmerking (zoals een bezoek aan een concert of bezoek aan een het theater).
Hierop wordt 1 uitzondering gemaakt, namelijk:
- 1.
Eenmalige culturele activiteiten voor inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente Brunssum. Dit omdat binnen de gemeente Brunssum is gebleken dat hieraan behoefte bestaat. Betrokkene ontvangt echter wel in een keer het volledige bedrag een dient de bewijsstukken hiervan te bewaren tot 6 maanden na afloop van het kalenderjaar.
De hoogte van de vergoeding o.g.v. de maatschappelijke participatieregeling bedraagt € 150 c.q. € 75 (afhankelijk van het inkomen) per gezinslid vanaf 18 jaar voor individuele participatie. Binnen deze € 150 c.q. € 75 kunnen personen van bovenstaande mogelijkheden gebruik maken.
Voor vergoeding in aanmerking komende lidmaatschappen worden niet beperkt tot lokale verenigingen. Dit omdat sommige verenigingen/activiteiten op Parkstad-niveau worden aangeboden (bv. de muziekschool) en de burgers de vrijheid moeten hebben om zelf een vereniging uit te kiezen. Dit zou een vereniging uit bv. Heerlen kunnen zijn. Voor volwassenen vanaf 18 jaar in Landgraaf is ook het lidmaatschap van de bibliotheek (hoewel geen groepsactiviteit) mogelijk. Brunssum gaat vanaf 2021 gratis abonnementen voor de bibliotheek verstrekken aan alle minima. Deze vallen dan niet meer onder deze regeling.
De kosten dienen echter expliciet gemaakt te zijn in Nederland. Eén van de voorwaarden om voor bijstand in aanmerking te kunnen komen, betreft het territorialiteitsbeginsel: kosten die buiten Nederland zijn opgekomen, kunnen niet voor bijstand in aanmerking komen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lidmaatschap van een sportclub in Duitsland niet in aanmerking kan komen voor vergoeding.
Kosten (zoals sportkleding) worden in het kader van deze regeling eveneens NIET vergoed.
Eenmalige activiteiten worden ook NIET vergoed, m.u.v. de eenmalige culturele activiteiten voor burgers van de gemeente Brunssum.
Bezoek aan concerten, abonnementen op Gaiapark en Mondoverde, etc. komen niet voor deze tegemoetkoming in aanmerking.
Eveneens niet in aanmerking komen lidmaatschappen die niet gericht zijn op sociale, culturele of sportieve activiteiten, zoals bijvoorbeeld ANWB, consumentenbond, abonnementen op tijdschriften en kranten, etc.
Bij twijfel of een bepaald lidmaatschap wel/niet voor vergoeding in aanmerking komt, geldt het volgende algemene uitvoeringskader:
* het moet gaan om periodieke kosten (abonnement/lidmaatschap) én:
* de activiteiten moeten in groepsverband plaatsvinden (argument van participeren).
Bijvoorbeeld:
> senioren-zwemmen komt in aanmerking voor vergoeding (het gaat om periodieke kosten (van een meerbadenkaart) en de activiteit vindt in groepsverband plaats;
> individuele schilderlessen komen niet in aanmerking voor vergoeding (betreft geen activiteit in groepsverband).
Tegemoetkoming in de kosten van een internetabonnement
In lid 2 is geregeld dat er een tegemoetkoming voor een internetabonnement verstrekt kan worden. Deze vergoeding is beschikbaar voor gezinnen met kinderen vanaf groep 6 basisonderwijs. Er is gekozen om de tegemoetkoming pas beschikbaar te stellen vanaf groep 6. Kinderen die in groep 6 zitten, zijn in de regel 9 jaar. In de uitvoering zal derhalve vanaf 9 jaar een internetvergoeding verstrekt kunnen worden; bepalend is de leeftijd op de peildatum. Dit omdat de leeftijd van het kind in de BRP gecheckt kan worden. Indien het kind op de peildatum geen 9 jaar is, is er geen recht op de bijdrage voor het internetabonnement.
Er is gekozen voor 9 jaar omdat vanaf die groep/leeftijd de kinderen thuis huiswerk moeten maken (opstellen, spreekbeurten, werkstukken), waarbij ze geacht worden om informatie op internet op te zoeken.
Per huishouden met een kind vanaf 9 jaar is er recht op 1 extra vergoeding voor een internetabonnement (ook indien er meerdere kinderen vanaf 9 jaar in het huishouden zijn).
Huishoudens die geen gebruik kunnen maken van de vergoeding van een internetabonnement op grond van artikel 6 lid 2, kunnen de tegemoetkoming voor individuele maatschappelijke participatie op grond van artikel 6 lid 1 gebruiken voor de vergoeding van het internetabonnement. Dit is een persoonlijke keuze. Ofwel een abonnement voor maatschappelijke participatie, ofwel de vergoeding van een internetabonnement, of een combinatie hiervan. Dit alles binnen de maximale tegemoetkoming van € 150,- of € 75,- afhankelijk van het inkomen.
De regeling voor individuele maatschappelijke participatie kan alleen voor een internetabonnement wordt gebruikt door personen vanaf 18 jaar en geldt voor 1 persoon per huishouden. Dus alleen de alleenstaande ouder c.q. één van de ouders c.q. de alleenstaande kunnen de aanvraag voor een internetabonnement gebruiken (indien er geen kind vanaf 9 jaar in het huishouden aanwezig is). De extra mogelijkheid voor gezinnen of huishoudens met kinderen vanaf 9 jaar blijft gehandhaafd via deze regeling omdat het gebruik maken van digitale middelen tegenwoordig een essentieel onderdeel uitmaakt van de lesstof op de basisschool en vergoeding van het internet niet is opgenomen in de voorzieningen voor kinderen die door de partners van Leergeld, JSF en JCF worden aangeboden.
Artikel 7Hoogte van de tegemoetkoming
Sociaal-culturele en/of sportieve activiteiten
De maximale tegemoetkoming voor deze activiteiten bedraagt € 150,- c.q. € 75,- per jaar per lid van het huishouden vanaf 18 jaar en is afhankelijk van het inkomen. Dit is een maximumbedrag.
Beperking tot 1 enkel lidmaatschap is mogelijk, evenals meerdere lidmaatschappen. Alle combinaties zijn mogelijk, binnen de maximale tegemoetkoming.
Lidmaatschappen zijn in de regel voor de periode van 1 jaar. De kosten van het lidmaatschap gedurende het kalenderjaar kunnen op basis van deze regeling vergoed worden tot het maximumbedrag.
Internet-abonnement
Maximaal wordt een bedrag van € 150,- c.q. € 75,- (afhankelijk van het inkomen) per huishouden per jaar verstrekt voor een internetabonnement.
Artikel 9 Verificatie
Bij de aanvraag dient de aanvrager een (digitale) verklaring af te geven over het inkomen, vermogen en de bewijsstukken met betrekking tot de maatschappelijke activiteit(en).
In het kader van de vereenvoudiging en verkorting van de aanvraagprocedure minimaregelingen, werkt het opvragen van bewijsstukken vooraf vertragend. Dit past niet in dit digitale aanvraagproces. Derhalve worden de burgers die een aanvraag indienen, verzocht om gedurende een periode van 6 maanden na datum aanvraag alle bewijsstukken over o.a. inkomen, vermogen en inschrijving- en/of lidmaatschapsbewijs etc. te bewaren en, indien daarom door ISD BOL wordt verzocht, deze in te leveren bij ISD BOL. Op basis van de ingediende bewijsstukken kan ISD BOL alsnog verifiëren of er inderdaad recht bestaat op de toekenning. Ten aanzien van de eenmalige culturele activiteiten van de gemeente Brunssum dienen de –losse- bewijsstukken te worden bewaard tot 6 maanden na datum aanvraag.
Controle gebeurt achteraf door middel van steekproeven, aan de hand van vooraf vastgestelde risicoprofielen (analyse gestuurde dienstverlening).
Artikel 10Terugvordering
Indien de rechthebbende met algemene bijstand uitstroomt vanwege werk of andere redenen, wordt de verstrekte tegemoetkoming in het kader van deze regeling niet teruggevorderd, mede in het kader van het verzachten van de armoedeval.
Er vindt wél terugvordering plaats van deze tegemoetkoming indien blijkt dat de rechthebbende onterecht deze tegemoetkoming heeft ontvangen.
Artikel 11Invoeringsdatum
Deze uitvoeringsregels maatschappelijke participatie gaan in per 1 januari 2021. Per gelijke datum wordt de voorgaande regeling: de "uitvoeringsregels tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2020" ingetrokken. Aanvragen die nog betrekking hebben op kosten over 2020, kunnen nog tot 1 maart 2021 worden ingediend. Deze aanvragen worden afgehandeld op basis van de “Regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie ISD BOL 2020”.
De uitvoeringsregels 2021 zijn inhoudelijk gewijzigd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl