Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent de afvoer van hemelwater en grondwater (Hemelwaterverordening gemeente Oirschot)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent de afvoer van hemelwater en grondwater (Hemelwaterverordening gemeente Oirschot)

De raad der gemeente van de gemeente Oirschot

Gezien het voorstel van het college;

gezien het advies van 10 november 2020;

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

overwegende, dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;

overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in een bepaald gebied vanaf een vooraf te bepalen datum niet meer toe doen afvloeien in een openbaar vuilwaterriool;

overwegende dat het gewenst is met het oog op het beperken van wateroverlast en het bereiken van de doelstellingen zoals opgenomen in de Omgevingsvisie, het Integraal Maatschappelijk Beheerkader en het bijbehorend Programma Water en Riolering regels te stellen over een verplichte waterbergingscapaciteit bij zowel bestaande bouw als nieuwbouw;

overwegende dat de gemeente Oirschot ernaar streeft klimaatbesteding te zijn in 2045 en de omgang met hemel- en grondwater hierin een aanmerkelijke rol speelt;

overwegende dat het rioleringsbeleid is neergelegd in de Omgevingsvisie en het Integraal maatschappelijk beheer kader zoals door de raad vastgesteld op respectievelijk 26-9-2017 en 29-10-2019, en het bijbehorende Programma Water en Riolering Oirschot 2021-2025 zoals door het college vastgesteld op 10 november 2020;

besluit vast te stellen de

Verordening op de afvoer van hemel- en grondwater gemeente Oirschot

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Beheerder van het openbare riool: het college.

  • b.

    Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

  • c.

    Bebouwd oppervlak: oppervlak waarop bouwwerken of niet-waterdoorlatende verharding aanwezig is.

  • d.

    Afkoppelen: Het scheiden van hemel- en grondwaterstromen van vuilwaterstromen en deze hemel- en grondwaterstromen op eigen perceel vasthouden of verwerken, ofwel aansluiten op een door gemeente hiertoe aangewezen hemelwatervoorziening.

  • e.

    Gebiedsaanwijzing: in een nader vast te stellen gebiedsaanwijzing wordt per geselecteerd gebied binnen de gemeente Oirschot aangegeven op welke wijze omgegaan dient te worden met de wijze van afvoer dan wel verwerking van hemel- en grondwater.

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

  • 1. De beheerder van het openbare riool kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool.

  • 2. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbare riool rekening met de Omgevingsvisie, het Integraal Maatschappelijk Beheer Kader en het Programma Water en Riolering.

  • 3. De beheerder kan ontheffing verlenen op het verbod, bedoeld in het eerste lid, als van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 4. De gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de 7e week van bekendmaking, met dien verstande dat per aangewezen gebied het lozingsverbod geldt vanaf de data zoals genoemd in de gebiedsaanwijzing.

  • 5. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 3 Verplichting tot waterberging

  • 1. De beheerder van het openbare riool kan met het oog op het beperken van wateroverlast een gebied aanwijzen waarbinnen vanaf percelen niet in een gemeentelijke rioolvoorziening wordt geloosd, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden;

  • 2. Ten aanzien van de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a.

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot maximaal 2000 m2 heeft de hemelwaterberging ten minste een capaciteit van 60 liter per m2 bebouwd oppervlak.

    • b.

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak vanaf 2000 m2 komt de bergingseis terug in de watertoets.

    • c.

      De hemelwaterberging wordt zo ontworpen dat deze binnen 24 uur weer beschikbaar is.

  • 3. De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen in de hemelwaterberging kan onder voorwaarden middels een noodoverloop geloosd worden op een nader aan te wijzen openbare rioolvoorziening.

  • 4. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbare riool rekening met de Omgevingsvisie, het Integraal Maatschappelijk Beheerkader en het bijbehorend Programma Water en Riolering.

  • 5. De beheerder kan ontheffing verlenen op het treffen van de hemelwaterberging, bedoeld in het eerste lid, als van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 6. De gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de 7e week van bekendmaking, met dien verstande dat per aangewezen gebied het lozingsverbod geldt vanaf de data zoals genoemd in de gebiedsaanwijzing.

  • 7. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4 Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2 en 3 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groepen van personen.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1-1-2021

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Hemelwaterverordening gemeente Oirschot.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

15 december 2020

Toelichting op de verordening

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet Gemeentelijke Watertaken per 1 januari 2008 is o.a. de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden in het belang van de milieubescherming bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in de openbare vuilwaterriolering, maar ook in het openbare hemelwaterstelsel of openbare ontwateringsstelsel. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid tot het verplichten van een waterberging bij zowel nieuwbouw als bestaande bouw.

De hemelwaterverordening is een instrument om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van hemel- en grondwater in de riolering te hebben.

Hemel- en grondwaterlozingen in de riolering zijn geregeld in het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah), het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) en het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012 (BB). De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling – de “lozingsbesluiten” en het Bouwbesluit – voorgaan.

Gemeente Oirschot

Het huidige rioleringsbeleid van de gemeente Oirschot is vastgelegd in de Omgevingsvisie, het Integraal Maatschappelijk Beheerkader (verder IMBK) en het bijbehorend Programma Water en Riolering.

Hierin is beschreven hoe de gemeente Oirschot de komende jaren invulling geeft aan maatschappelijke opgaven en beleidsdoelen bij het beheer van de openbare ruimte, waarbij ‘een prettige, veilige en gezonde leefomgeving’ één van de speerpunten is. Het anders omgaan met hemelwater valt hierbij onder het doel Duurzaamheid & circulair en als volgt omschreven: ‘hemelwater is in principe schoon en wordt bij voorkeur ter plaatse verwerkt door het vasthouden in de bodem, bergen in een wadi of retentievijver of afvoer naar open water.

Ook is duurzaamheid en klimaatbestendigheid een kernwaarde binnen het IMBK, waarbij het streven is om in 2045 klimaatbestendig en energieneutraal in 2040 te zijn als gemeente Oirschot. In de leefomgeving wordt hiertoe bijgedragen aan de verduurzaming en het tegengaan van klimaatverandering.

Het klimaat verandert, het regent vaker en heviger, maar ook de droogte neemt toe. Klimaatadaptatie is een onderwerp dat alle partijen binnen een gemeente raakt. Hierom ziet de gemeente Oirschot de klimaatadaptatie als een gezamenlijke opgave, waarin in het waterschap, de provincie, de inwoners en bedrijven allen een rol spelen.

Het anders omgaan met schone waterstromen als hemelwater en grondwater speelt hierin een belangrijke rol. Enerzijds zijn maatregelen nodig om verdroging tegen te gaan, bijvoorbeeld door het aanvullen van grondwatervoorraden in de Hoge Zandgronden. Anderzijds kan ook wateroverlast en schade beperkt dan wel voorkomen worden door het schone hemelwater daar te houden waar het valt. Bij extreme buien kan de gemeente de inrichting van de openbare ruimte benutten om voorzieningen te treffen. Hierbij hanteert de gemeente Oirschot de voorkeursvolgorde vasthouden, vervolgens bergen en als laatste optie afvoeren.

Binnen de gemeente Oirschot wordt ten aanzien van de verwerking van hemelwater onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw (in- en uitbreidingen), bestaand gebied en buitengebied. Hierbij is het afkoppelen geen doel op zich, maar draagt het verkleinen van aangesloten verhard oppervlak bij aan het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van de riolering.

Situatie I:Nieuwbouw in een bestaand en toekomstig bebouwd gebied waar een gebiedsaanwijzing geldt (zowel uitbreiding als inbreiding) (art. 2 en 3 van deze Verordening).

Op grond van milieuregelgeving mogen particulieren en bedrijven afvloeiend hemelwater en overtollig grondwater in oppervlaktewater, in de bodem of in een rioolstelsel lozen (zie art. 2, art. 3.2 en 3.4 Blbi en art. 3.2 en 3.3 Activiteitenbesluit). Voor nieuwbouw bestaat op grond van bouwregelgeving niet de plicht – wel een mogelijkheid indien uitdrukkelijk bepaald– om de afvoer van hemelwater aan te sluiten op de openbare riolering (art. 6.18, vijfde lid, onder b BB). Dit artikel bepaalt dat B&W een aansluitvoorschrift stellen voor een hemelwaterleiding als het hemelwater “in dat stelsel of riool mag worden gebracht”. Zodra op grond van deze verordening een aanwijzingsbesluit geldt met de bepaling dat het verboden is afvloeiend hemelwater te lozen in het openbare vuilwaterriool, is een dergelijke lozing niet meer toegestaan. De gemeente zal het aansluitvoorschrift dan weigeren.

De wijze waarop het hemelwater wordt verwerkt, moet wel voldoen aan het doelvoorschrift van art. 6.15, eerste lid 1, BB: “het water moet zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid kunnen worden afgevoerd”. Dit kan bijvoorbeeld door het water in een oppervlaktewater, de bodem of een eventueel openbaar hemelwaterstelsel te lozen.

Binnen de gemeente Oirschot geldt het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waardoor de waterhuishoudkundige situatie na de bouw niet dient te verslechteren.

Daarnaast is de perceeleigenaar in beginsel verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater op eigen perceel.

In het buitengebied wordt nieuwbouw aangesloten op druk- of vacuümriolering. De lozing van hemelwater hierop is niet toegestaan.

Situatie II: Bestaande bouw

Bestaande bouw is aangesloten op het openbare vuilwaterriool in een gebied waar een gebiedsaanwijzing geldt (art. 2 en 3 van deze Verordening).

Voor de bestaande bouw geldt op grond van het Bouwbesluit enkel de verplichting dat afvloeiend hemelwater zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid kan worden afgevoerd (art. 6.15, eerste lid, BB). Een verbod als bedoeld in deze verordening om het afvloeiend hemelwater te lozen in een openbaar vuilwaterriool is hiermee niet in strijd. Het is immers mogelijk aan het doelvoorschrift van art. 6.15, eerste lid, BB te voldoen zonder het afvloeiend hemelwater te lozen in een openbaar vuilwaterriool. De perceeleigenaar kan het afvloeiende hemelwater bijvoorbeeld lozen in een watergang, in de bodem of in een eventueel aanwezig openbaar hemelwaterstelsel. Hieronder valt ook het realiseren en in stand houden van een hemelwaterberging. De gewenste situatie wordt per gebied aangegeven in de gebiedsaanwijzing of kan per maatwerkvoorschrift bepaald worden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Beheerder openbaar riool:

  • De in artikel 2 genoemde beheerder van het openbaar riool is het college van burgemeester en wethouders. B&W kunnen hun bevoegdheden op grond van deze verordening mandateren aan een uitvoeringsorganisatie.

  • b.

    Bouwwerk:

  • Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer niet. Deze verordening sluit aan bij de in de jurisprudentie aanvaarde definitie: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.

  • c.

    Bebouwd oppervlak:

  • Oppervlak waarop een bouwwerk aanwezig is of waarop niet-waterdoorlatende bebouwing aanwezig is.

  • d.

    Afkoppelen:

  • Het scheiden van hemel- en grondwaterstromen van vuilwaterstromen en deze hemel- en grondwaterstromen ofwel aansluiten op het gemeentelijk hemelwaterriool, ofwel op eigen perceel houden of verwerken. De wijze waarop dit afkoppelen geschiedt kan per situatie verschillen en wordt, waar nodig, nader uitgewerkt in de Gebiedsaanwijzing.

  • Het afkoppelen geeft invulling aan het hoofddoel Duurzaamheid en circulair uit het IBMK. Schoon hemel- en grondwater wordt zoveel mogelijk gehouden op de plaats waar het terecht komt. Hierdoor wordt niet alleen de riolering ontlast, wat bijdraagt aan het tegengaan van wateroverlast, maar wordt ook droogte tegengegaan.

  • Hierbij is de voorkeursvolgorde omgaan met hemelwater binnen de gemeente Oirschot leidend: vasthouden in de bodem, bergen en als laatst optie vervoeren naar een gemeentelijke voorziening.

  • Betreft drainwater geldt de volgende voorkeursvolgorde: afvoer van drainwater of oppervlaktewater, afvoeren op de hemelwaterriolering indien er geen oppervlaktewater in de buurt is en als laatste optie het lozen van drainwater op de gemengde riolering. Voor deze laatste optie is altijd overleg met het waterschap nodig.

  • e.

    Gebiedsaanwijzing

  • Met gebiedsaanwijzing wordt aangegeven voor welke gebieden de hemel- en grondwaterverordening geldt. Daarnaast wordt in de gebiedsaanwijzing de termijn aangegeven waarbinnen de lozingen van hemel- en grondwater op de openbare riolering opgeheven dienen te zijn en in welke gebieden de verplichting tot waterberging geldt.

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

Lid 1

Het eerste lid omvat het verbod om afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Dit verbod geldt dus voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze binnen de gebiedsaanwijzing liggen en het desbetreffende besluit geen uitzonderingen bevat.

Een gebiedsaanwijzing is een besluit van algemene strekking. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbare riool rekening met de Omgevingsvisie, het Integraal Maatschappelijk Beheer Kader en het Programma Water en Riolering van de gemeente Oirschot.

Het lozingsverbod is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook open erf of terrein. Het verbod betreft dus het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en onder meer via een dakgoot, regenpijp en afvoerbuis het openbare vuilwaterriool bereikt. Maar ook het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via onder meer goten, putten en afvoerbuis het openbare vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten, kolken en putten zijn aangebracht, is bijvoorbeeld een terras, oprit, parkeerplaats of laad- en losperron.

Lid 2

Het derde lid legt een relatie met Integraal Maatschappelijk Beheer Kader en het Programma Water en Riolering van de gemeente Oirschot. Deze vervangen het voorheen verplichte gemeentelijk rioleringsplan. Deze verplichting vervalt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Bij de overgang naar de Omgevingswet wordt deze Hemelwaterverordening en nader vast te stellen Gebiedsaanwijzing onderdeel van het omgevingsplan.

Lid 3

In uitzonderingssituaties kan door middel van dit lid een ontheffing van het verbod gegeven worden. De gemeente kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Daarnaast kan de gemeente voorschriften aan een ontheffing verbinden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Dit is per situatie te beoordelen door de beheerder van het openbare riool.

Lid 4

Artikel 10.32a Wm geeft aan dat de verordening de termijn moet noemen waarbinnen de hemelwaterlozing moet zijn beëindigd. Deze wordt per gebied en categorie aangegeven in de nader vast te stellen Gebiedsaanwijzing.

Lid 5

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing verklaard. De voorbereiding van een besluit duurt iets langer. Daar staat tegenover dat de bezwaarschriftenfase na het nemen van het besluit vervalt.

Artikel 3 Verplichting tot waterberging

Lid 1

Waterberging is een manier om schone waterstromen op het eigen perceel te houden. Dit heeft meerdere directe voordelen. Door water te houden op de plek waar het neerkomt wordt bijgedragen aan het tegengaan van verdroging. Ook draagt waterberging bij aan het voorkomen van wateroverlast door de hoeveelheid water in de riolering te verminderen, waardoor er geen bergingscapaciteit overblijft in de openbare riolering.

De gestelde eisen en aangewezen gebieden waarvoor deze verplichting geldt kunnen worden gewijzigd door het college van burgermeester en wethouders.

Lid 2

Er is gekozen voor een onderscheid tussen uitbreiding van het bebouw oppervlak tot 2000 m2 en vanaf 2000 m2. Ten aanzien van de hemelwaterberging geldt dat deze in het geval van een uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot 2000 m2 er een bergingseis geldt van minimaal 60 liter per m2 bebouwd oppervlak.

Boven de 2000 m2 komt de bergingseis terug in de watertoets.

Belangrijk is dat de waterberging na vulling weer leegt, zodat de hemelwaterberging water kan blijven bergen.

Lid 3

In geval van calamiteiten kan het hemelwater dat niet kan worden geborgen in de hemelwaterberging middels een noodoverloop het teveel aan hemelwater lozen in een nader aan te wijzen openbare rioolvoorziening. Aan deze bepaling kunnen voorwaarden worden gesteld.

Lid 4

Het vierde lid legt een relatie met Integraal Maatschappelijk Beheer Kader en het Programma Water en Riolering van de gemeente Oirschot. Deze vervangen het voorheen verplichte gemeentelijk rioleringsplan. Deze verplichting vervalt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Bij de overgang naar de Omgevingswet wordt deze Hemelwaterverordening en nader vast te stellen Gebiedsaanwijzing onderdeel van het omgevingsplan.

Lid 5

In uitzonderingssituaties kan door middel van dit lid een ontheffing van de verplichting tot waterberging gegeven worden. De gemeente kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Daarnaast kan de gemeente voorschriften aan een ontheffing verbinden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Dit is per situatie te beoordelen door de beheerder van het openbare riool.

Lid 6

Artikel 10.32a Wm geeft aan dat de verordening de termijn moet noemen waarbinnen de waterberging gerealiseerd dient te zijn. Deze wordt per gebied en categorie aangegeven in de nader vast te stellen Gebiedsaanwijzing.

Lid 7

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing verklaard. De voorbereiding van een besluit duurt iets langer. Daar staat tegenover dat de bezwaarschriftenfase na het nemen van het besluit vervalt.

Artikel 4 Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boete, maar dit is niet gekoppeld aan art.10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van art. 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in art. 23 Wetboek van Strafrecht. Momenteel bedraagt de geldboete van de tweede categorie maximaal € 2.250,- (voor een rechtspersoon € 4.500,-). Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

Artikel 5 Toezicht op de naleving

Toezicht op de naleving In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Voorts kan het college (in termen van de komende Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: bevoegd gezag) ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten. Aanwijzing betekent niet dat zij tevens opsporingsbevoegd zijn. Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Per 1-1-2021.

Artikel 7 Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. De naamgeving staat dus vrij. De naam waterverordening lijkt minder geschikt, omdat in sommige provincies een waterverordening – met geheel andere inhoud – bestaat. De naam Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Oirschot geeft het beste aan waarover de verordening gaat.

Overgangsrecht

Overgangsrecht is niet nodig, omdat niet eerder en dergelijk lozingsverbod voor afvloeiend hemelwater en grondwater bestond. Er is gekozen voor de citeertitel Hemelwaterverordening gemeente Oirschot.