Regeling vervallen per 18-01-2024

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalten, Doetinchem en Montferland houdende regels omtrent het instellen van de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn (Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn)

Geldend van 01-01-2021 t/m 17-01-2024

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalten, Doetinchem en Montferland houdende regels omtrent het instellen van de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn (Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalten, Doetinchem en Montferland

Overwegende dat

Het noodzakelijk is de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn aan te passen naar aanleiding van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek om uit de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn te treden;

Dat de gemeenteraden van de onderscheidenlijke gemeenten hun toestemming hebben verleend tot het wijzigen van de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn, als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten

De Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn zodanig te wijzigen dat deze als volgt komt te luiden:

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • b.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Gelderland;

  • c.

    gemeenten: de gemeenten Aalten, Doetinchem en Montferland;

  • d.

    raden: de raden van de gemeenten;

  • e.

    Uitvoeringsorganisatie Laborijn het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de regeling, en

  • f.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

Artikel 2: Belang

Deze regeling wordt getroffen om zorg te dragen voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de taken van de colleges op het brede terrein van het sociaal domein waaronder de arbeidsparticipatie, arbeidsondersteuning en bijstand.

Artikel 3: Uitvoeringsorganisatie Laborijn

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 2. De Uitvoeringsorganisatie Laborijn is gevestigd te Doetinchem.

Artikel 4: Taken

  • 1. Het algemeen bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn heeft als taak zorg te dragen voor de uitvoering van de taken van de colleges, als genoemd in de volgende wetten en alle regelgeving op landelijk niveau waarmee nadere uitwerking wordt gegeven aan deze wetten:

    • a.

      De Wet sociale werkvoorziening;

    • b.

      De Participatiewet; met uitzondering van de verlening van bijzondere bijstand, tenzij deze direct verband houdt met de kosten van levensonderhoud, zoals woonkostentoeslagen en bovenwettelijke aanvullingen op de bijstandsnorm;

    • c.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      Artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, met uitzondering van medisch geïndiceerden.

  • 2. Ter uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, dragen de colleges de bevoegdheden van de colleges, genoemd in de wetten, in het eerste lid onder a tot en met e, over aan het algemeen bestuur.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, geldt dat het college van Montferland alleen de taken en bevoegdheden uit de Wet sociale werkvoorziening, als bedoeld in het eerste lid, onder a, overdraagt.

  • 4. De colleges kunnen ten aanzien van de overgedragen bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, beleidsregels geven overeenkomstig artikel 4:81, eerste lid, en artikel 10:16 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. Met het oog op de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, kunnen de gemeenten aan de Uitvoeringsorganisatie Laborijn opdrachten voor dienstverlening verlenen. Die opdrachten worden door de Uitvoeringsorganisatie Laborijn uitgevoerd met inzet van doelgroepen onder de Participatiewet.

  • 6. De colleges kunnen ook andere taken opdragen aan het bestuur, voor zover het algemeen bestuur daar mee instemt met gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, waarbij de leden die zijn aangewezen door de colleges van Aalten en Doetinchem voor het voorstel hebben gestemd.

  • 7. Gemeenten kunnen met de Uitvoeringsorganisatie Laborijn overeenkomsten sluiten ten aanzien van de taken bedoeld in het eerste, vijfde en zesde lid.

  • 8. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord hebbende het algemeen bestuur, een dienstverleningshandvest vast voor de taken bedoeld in het eerste, vijfde en zesde lid.

  • 9. Het dagelijks bestuur stelt een model overeenkomst vast ten behoeve van de overeenkomsten bedoeld in het zevende lid.

  • 10. De Uitvoeringsorganisatie Laborijn kan ook diensten verlenen aan andere organen dan de colleges of rechtspersonen dan de gemeenten, met dien verstande dat de Uitvoeringsorganisatie Laborijn ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden uitsluitend ten aanzien van de gemeenten verricht. Het algemeen bestuur beslist met betrekking tot dienstverlening aan derden.

Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur

Afdeling 2.1 Samenstelling bestuur

Artikel 5: Algemeen

  • 1. Het bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

Afdeling 2.2 Algemeen bestuur

Artikel 6: Aanwijzing leden

  • 1. De colleges wijzen uit hun midden ieder twee leden van het algemeen bestuur aan.

  • 2. De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

Artikel 7: Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden men is aangewezen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger is aangewezen.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslagen worden door het college dat hem heeft aangewezen overeenkomstig artikel 36, derde lid.

Artikel 8: Vergaderorde

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als het daartoe heeft besloten. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 5. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6. Indien ingevolge het vijfde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vijfde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 9: Handhaving vergaderorde

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 10: Open en besloten vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd, een en ander conform artikel 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 11: Immuniteit

De leden van het bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 12: Besluitvorming

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft, met uitzondering van de leden van de gemeente Montferland, twee stemmen. De leden van de gemeente Montferland hebben ieder één stem.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn gemeente in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 6. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, voor zover de regeling niet anders bepaalt.

  • 7. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Afdeling 2.3 Dagelijks bestuur

Artikel 13: Samenstelling en aanwijzing leden

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit de voorzitter en twee andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden, met inachtneming van artikel 14, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een lid of leden van het dagelijks bestuur aan en kan een lid van buiten de kring van het algemeen bestuur aanwijzen.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid geldt dat te allen tijde in ieder geval zowel een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van Aalten en een lid dat is aangewezen door het college van Doetinchem worden aangewezen in het dagelijks bestuur.

  • 4. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur of de termijn van aanwijzing van het lid van buiten de kring van het algemeen bestuur eindigt.

Artikel 14: Ontslag leden

  • 1. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter uitgezonderd, ontslag verlenen overeenkomstig artikel 33, vijfde lid.

  • 2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

  • 3. De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Artikel 12, tweede tot en met zevende lid, is niet van toepassing bij besluiten van het algemeen bestuur ingevolge dit artikel.

Artikel 15: Vergaderorde

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 3. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 16: Besluitvorming

  • 1. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover niet anders bepaald in de regeling. Bij staking van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 3. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 4. Op de vergadering, bedoeld in het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Afdeling 2.4 Voorzitter

Artikel 17: Aanwijzing

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. Uit de overige leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.

Afdeling 2.5 Commissies

Artikel 18: Adviescommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan een adviescommissie instellen ter advisering aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter een adviescommissie instellen ten behoeve van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk ten behoeve de voorzitter, voor zover deze adviescommissie een tijdelijk karakter heeft.

Artikel 19: Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan een bestuurscommissie instellen, waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur worden overgedragen.

  • 2. Een bestuurscommissie geeft de raden alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.

Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden

Artikel 20: Algemeen bestuur

  • 1. Alle bevoegdheden die niet bij of krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, berusten bij het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 3. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het beslissen tot het verlenen van diensten aan andere partijen dan de gemeenten.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, waarbij de leden die zijn aangewezen door de colleges van Aalten en van Doetinchem voor het voorstel hebben gestemd.

Artikel 21: Dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur heeft de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;

  • c.

    regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn;

  • d.

    te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Uitvoeringsorganisatie Laborijn, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 20, vierde lid; en

  • e.

    te besluiten namens Uitvoeringsorganisatie Laborijn, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

Artikel 22: Voorzitter

  • 1. De voorzitter:

    • a.

      bevordert een goede behartiging van de taken van Uitvoeringsorganisatie Laborijn;

    • b.

      is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;

    • c.

      ondertekent alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, en

    • d.

      vertegenwoordigt Uitvoeringsorganisatie Laborijn in en buiten rechte.

  • 2. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid onder d, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.

Artikel 23: Ombudsman Doetinchem

De behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de wijze waarop het bestuursorgaan zich jegens verzoeker heeft gedragen, vindt vanaf 1 januari 2018 plaats door de ombudsman, bedoeld in hoofdstuk IV C, van de Gemeentewet, van de gemeente Doetinchem.

Hoofdstuk 4: Financiën Artikel 24: Algemene financiële uitgangspunten

  • 1. Uitvoeringsorganisatie Laborijn draagt de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taken die Uitvoeringsorganisatie Laborijn bij de regeling zijn opgedragen.

  • 2. Elke gemeente draagt de integrale kosten voor de taken die zij afneemt van Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor instandhouding van Uitvoeringsorganisatie Laborijn. Nadere financieringsafspraken worden opgenomen in de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, zevende lid.

  • 4. Bij de vaststelling van de financiële verplichtingen van de gemeenten jegens Laborijn, overeenkomstig het tweede en derde lid, kan onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten waar het gaat om hun bijdrage aan de reservevorming gelet op de lengte van de periode waarin een gemeente deelnemer is. Hiermee kan worden geborgd dat alle deelnemers uiteindelijk evenredig hebben bijgedragen aan reservevorming.

  • 5. De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat Uitvoeringsorganisatie Laborijn te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen en staan daarmee garant voor de volledige nakoming van de financiële verplichtingen van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

Artikel 25: Kadernota

Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 26: Begroting

  • 1. Voor alle aan de Uitvoeringsorganisatie Laborijn opgedragen taken brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de van de gemeenten te ontvangen bijdragen en andere financiële middelen die naar verwachting kunnen worden aangewend.

  • 2. Ten laste van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

Artikel 27: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste acht weken voor de in artikel 28, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. De terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt bij openbare kennisgeving.

  • 3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 28: Vaststelling begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting is vastgesteld wanneer ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen voor zijn, waarbij de leden die zijn aangewezen door de colleges van Aalten en Doetinchem voor het voorstel hebben gestemd.

  • 2. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 29: Begrotingswijzigingen

  • 1. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2. De artikelen 27 en 28, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de begrotingswijzigingen die geen verandering brengen in de hoogte van de bijdrage per gemeente ten opzichte van de begroting die wordt gewijzigd. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan gedeputeerde staten.

Artikel 30: Jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten en aan de raden.

Artikel 31: Financiële verordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa, en

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

  • 3. Bij het dekken van kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten uit reserves kan het algemeen bestuur besluiten dat een dergelijke dekking slechts ten gunste van sommige gemeenten wordt aangewend en dat andere gemeenten, gelet op de periode van deelname hun aandeel in die kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten door middel van een extra bijdrage dienen te betalen. Hiermee kan een proportionaliteit worden geborgd tussen bijdrage aan de opbouw van reserves en het kunnen profiteren daarvan.

Artikel 32: Financiële controleverordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 30 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

Hoofdstuk 5: Verantwoordingsrelaties

Artikel 33: Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 34: Verantwoordelijkheid voorzitter

  • 1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. De voorzitter geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. De voorzitter geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5. Het algemeen bestuur kan besluiten de voorzitter ontslag te verlenen, indien de voorzitter het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 35: Verantwoordelijkheid algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 36: Verantwoordelijkheid leden algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, alsmede aan de betreffende raad de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.

  • 3. Een college kan besluiten een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

Hoofdstuk 6: Organisatie

Artikel 37: Directeur

  • 1. De directeur wordt door het dagelijks bestuur aangewezen.

  • 2. De directeur staat als secretaris het algemeen bestuur en dagelijks bestuur ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur en kan aan de beraadslagingen deelnemen. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan, mede.

  • 3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die de directeur vervangt.

  • 4. De ambtelijke organisatie van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn staat onder leiding van de directeur.

Artikel 38: Archief

  • 1. Het algemeen bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2. Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, die aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 3. De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van de organen van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn is aangewezen de archiefbewaarplaats van het openbaar lichaam Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers.

  • 5. Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris van het openbaar lichaam Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast, welke aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

Hoofdstuk 7: Regeling

Artikel 39: Duur

De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

Artikel 40: Wijziging

  • 1. De regeling kan gewijzigd worden bij daartoe strekkende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een voorstel tot wijziging sturen naar de colleges. Een voorstel tot wijziging kan ook worden ingediend bij het bestuur door ten minste twee colleges of een college indien de regeling twee deelnemers kent. Het algemeen bestuur zendt het voorstel, bedoeld in de vorige volzin, onverwijld door aan de colleges.

Artikel 41: Toetreding

  • 1. Dagelijkse besturen van andere gemeenten of andere rechtspersonen, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen schriftelijk een verzoek tot toetreding indienen bij het bestuur.

  • 2. Het bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de colleges.

  • 3. De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogd toetreder en de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, daartoe besluiten.

  • 4. Het bestuur kan voorwaarden vaststellen die gelden bij toetreding.

Artikel 42: Uittreding

  • 1. Uittreding is niet mogelijk binnen vijf jaar nadat de regeling is getroffen onderscheidenlijk binnen vijf jaar na toetreding, voor zover het de toetreder betreft.

  • 2. Indien de regeling slechts twee colleges als deelnemers heeft wordt een verzoek tot uittreding beschouwd als verzoek tot opheffing conform artikel 43.

  • 3. Het college dat voornemens is uit te treden, maakt dit schriftelijk kenbaar aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt een voorstel op voor de financiële, personele en overige gevolgen van de voorgenomen uittreding voor de Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

  • 5. Met het oog op de inhoud van het voorstel, bedoeld in vierde lid, vraagt het dagelijks bestuur advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten van het voorstel, inclusief de kosten van de inzet van de onafhankelijke externe deskundige, komen voor rekening van het college dat voornemens is uit te treden.

  • 6. De gevolgen van de uittreding worden, op basis van het voorstel, bedoeld in het vierde lid, vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 7. Alvorens het dagelijks bestuur het voorstel, bedoeld in het vierde lid, ter vaststelling zendt aan het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur het voorstel aan de colleges van de gemeenten die gedurende vier weken na verzending van het voorstel hun zienswijze over het voorstel bij het dagelijks bestuur kunnen indienen.

  • 8. Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het vierde lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De uittreding geschiedt per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een vol kalenderjaar.

Artikel 43: Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de colleges

  • 2. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan vast, dat de gevolgen van de opheffing en de liquidatie van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn regelt.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 44: Inzending

Het college van Doetinchem zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 45: Citeerwijze

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn.

Artikel 46: Inwerkingtreding

  • 1. Het college van Doetinchem draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, onverminderd het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking, met dien verstande dat de inwerkingtreding niet eerder plaatsvindt dan 1 januari 2021.

Artikel 47: Overgangsbepaling

(vervallen)

Ondertekening

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente Aalten op 24 november 2020

De secretaris, De burgemeester,

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente Doetinchem op 17 december 2020

De secretaris, De burgemeester,

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente Montferland op 3 december 2020

De secretaris, De burgemeester,

Toegezonden door het gemeentebestuur van Doetinchem aan gedeputeerde staten van Gelderland op