Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tholen houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp gemeente Tholen 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tholen houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp gemeente Tholen 2021)

De raad van de gemeente Tholen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2020,

overwegende, dat in de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente is belegd;

dat het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

dat het daarbij noodzakelijk is om regels vast te stellen:

  • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

  • over de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • over afstemming van een aanvraag om jeugdhulp met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, schuldhulpverlening;

  • over de wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de jeugdwet;

  • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de jeugdwet;

  • onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

  • en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet,

b e s l u i t

vast te stellen de navolgende Verordening jeugdhulp gemeente Tholen 2021:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze Verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Aanvraag: een schriftelijk verzoek van een jeugdige of zijn ouders aan het college om een besluit te nemen over een individuele voorziening jeugdhulp;

  • algemene of vrij toegankelijke voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen of schuldhulpverlening;

  • budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen.

  • gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse hulp en zorg die ouders en/of wettelijke verzorgers geacht worden aan hun kinderen te bieden. Het college gaat hierbij uit van de actuele richtlijn gebruikelijke zorg van het CIZ, zie bijlage A bij deze verordening.

  • gemeentelijk toegangsteam jeugd: medewerkers die onder het gezag van het college uitvoering geven aan de gemeentelijke taken van de jeugdwet.

  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze Verordening;

  • ondersteuningsplan: een document, dat samen met de ouders en jeugdige wordt opgesteld, waarin de problematiek van de jeugdige beschreven staat en de manier waarop deze problematiek aangepakt gaat worden;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende algemene of vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Informatie en advies

    • b.

      Lichte vormen van opvoedingsondersteuning

    • c.

      Kort ambulante ondersteuning

    • d.

      Ondersteuning op locatie in het onderwijs

    • e.

      Groepstrainingen

    • f.

      Jongerenwerk

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar;

    • Persoonlijke verzorging

    • Dagbehandeling

    • Vervoersvoorziening

    • Jeugdhulp verblijf (inclusief en exclusief behandeling)

    • Jeugdhulp ambulant

    • Jeugdhulp crisis

    • Jeugdreclassering

    • Jeugdbescherming

    • Activiteiten in preventief justitieel kader

    • Maatwerkarrangementen jeugdwet

    • Kindergeneeskunde

    • Jeugd-ggz

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vormen van jeugdhulp en de uitwerking daarvan.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, voor zover de jeugdhulpaanbieder door de gemeente gecontracteerd is en de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de wet en in lid 1 van dit artikel, plaatsvindt.

  • 3. Wanneer een jeugdige of zijn ouders zich bij een aanbieder meldt met een verwijzing van een medisch verwijzer, dan meldt de aanbieder dit voordat hij de jeugdhulp start, bij de gemeentelijke toegang.

  • 4. Tussen de aanbieder en de gemeentelijke toegang is afstemming met betrekking tot:

    • a.

      het woonplaatsbeginsel,

    • b.

      contract met de jeugdhulpaanbieder,

    • c.

      de productcategorie en/of productcode,

    • d.

      de eenheid/frequentie,

    • e.

      leeftijd van de jeugdige,

    • f.

      de relatie met reeds toegewezen jeugdhulp,

    • g.

      de termijn voor jeugdhulp en evaluatiemoment(en).

  • 5. De jeugdhulpaanbieder kan namens en met toestemming van de jeugdige of zijn ouders eenmalig een met redenen omklede verlenging van de verstrekte voorziening in natura aanvragen bij het college.

  • 6. Het college legt de inzet van de betreffende jeugdhulp door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing genoemd in het eerste lid van dit artikel vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8, wanneer de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

  • 2. Hiervoor verleent het college geen beschikking.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via het college

  • 1. De voorzieningen die worden geregeld in deze Verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en hun gezin die, conform de Jeugdwet, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Tholen vallen.

  • 2. Voor jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk.

  • 3. Jeugdigen of ouders met een hulpvraag kunnen bij het college een schriftelijke aanvraag indienen om een besluit te nemen voor een individuele voorziening.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dat deze zich bij een aanvraag voor een voorziening kosteloos kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.

  • 5. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, binnen 8 weken vast in een beschikking.

  • 6. Wanneer de veiligheid van de jeugdige in het geding is, kan een jeugdhulpaanbieder de hulpverlening starten zonder zorgtoewijzing. De aanbieder dient de eerstvolgende werkdag alsnog bij de gemeentelijke toegang te melden dat er jeugdhulp gestart is zodat er een aanvraag gedaan kan worden.

  • 7. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze het jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikel 6. Criteria voor individuele voorziening (maatwerkvoorziening)

  • 1. In het onderzoek naar een maatwerkvoorziening is aandacht voor:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      de vraag of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

      • I.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • II.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • III.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • IV.

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een algemene, andere voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

  • 2. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      Binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • I.

        Gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • II.

        Bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en er ook geen financiële problemen in het gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden;

      • III.

        Het aanspreken van een aanvullende verzekering als die is afgesloten.

    • b.

      Door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      Door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 3. Voor dat deel van de problematiek dat de jeugdige of zijn ouders binnen de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen kunnen oplossen, hoeft geen individuele voorziening te worden verstrekt.

  • 4. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate en tijdig beschikbare voorziening.

  • 5. Het college kent geen voorziening toe als het gaat om kosten die gemaakt zijn vóór de aanvraag. Gaat het om hulp die na de aanvraag en vóór de datum van het besluit is ingezet, dan verstrekt het college hier enkel een voorziening voor als het daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, waaronder de Beleidsregel gebruikelijke hulp of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 7. Afstemming met andere voorzieningen

  • 1. Afstemming met gezondheidszorg

    • a.

      het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de wet en artikel 3 van deze Verordening, plaatsvindt;

    • b.

      het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader;

    • c.

      het college draagt er zorg voor dat de jeugdige of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 2. Afstemming met gecertificeerde instellingen

    • a.

      het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de samenwerking bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en inzet van het preventief justitieel kader met betrekking tot:

      • i.

        de aanmelding dat een maatregel is geïnitieerd;

      • ii.

        het inzetten van de hulp door de gecertificeerde instelling;

      • iii.

        het afronden van de hulp door de gecertificeerde instelling en de overdracht naar het lokale veld;

      • iv.

        afronden van inzet op basis van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering naar inzet vanuit het preventief justitieel kader;

      • v.

        eventuele verlenging van de inzet vanuit het preventief justitieel kader.

    • b.

      het college en de gecertificeerde instellingen leggen de afspraken vast in een protocol.

  • 3. Afstemming met het justitiedomein

    • a.

      het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering;

    • b.

      het college en de betrokken instellingen leggen de afspraken vast in samenwerkingsafspraken.

  • 4. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

    • a.

      het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij de gemeentelijke toegang;

    • b.

      het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren;

    • c.

      afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige of zijn ouders.

  • 5. Afstemming met Veilig Thuis

    Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

  • 6. Afstemming met Wmo-voorzieningen

    • a.

      het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      het college draagt zorg voor continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

  • 7. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

    Het college draagt zorg dat de gemeentelijke toegang, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen bij de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Artikel 8. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura wordt verleend of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven dat en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Binnen 3 maanden na dagtekening van de beschikking moet men zich melden bij de beoogde jeugdhulpverlener, danwel moet een aanvang zijn gemaakt met de zorg, die bekostigd is uit het PGB, anders vervalt het recht op jeugdhulp, tenzij anders is bepaald in de beschikking.

  • 3. Bij het verlenen van een voorziening in natura wordt in de beschikking voor zover van toepassing vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      Wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn.

  • 4. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking voor zover van toepassing vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb zijn verbonden;

    • e.

      voor welke periode het pgb wordt verstrekt;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het budget.

  • 5. In het geval dat een pgb wordt toegekend, maakt het budgetplan onderdeel uit van de beschikking.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de te naamstelling en inhoud van de beschikking.

Artikel 9. Regels voor persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en legt dit vast in een beschikking bedoeld als in artikel 8 van deze Verordening.

  • 2. Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking wenst te komen voor een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college vastgesteld format. In het budgetplan is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend en gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorzieningen en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp gewaarborgd is;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in eenheden en tarief.

  • 3. De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de jeugdhulp, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits deze persoon:

    • a.

      meerderjarig is, en

    • b.

      veilige, doelmatige en cliëntgerichtheid jeugdhulp verleent, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of zijn ouders, en

    • c.

      heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of ouders voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 4. Onder personen van het sociaal netwerk wordt verstaan:

    • familie van de jeugdige of zijn ouders tot en met bloed –of aanverwantschap in de derde graad;

    • andere betrokkenen bij het gezin, zoals vrienden, buren, studenten, collega’s.

  • 5. Een persoonsgebonden budget dient door de jeugdige of zijn ouders binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over de aan een pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 10 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandigen zonder personeel, die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van Jeugdhulp.

  • 2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van informele hulp.

  • 3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is er sprake van informele hulp

Artikel 11 De hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor formele hulp bedraagt ten hoogste 75% van het tarief voor de meest goedkoop adequate individuele voorziening van zorg in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief ingekocht kan worden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen wanneer het hier genoemde tarief niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-adminstratie

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

    • f.

      reiskosten van de hulpverlener.

  • 4. De hoogte van een pgb voor informele hulp bedraagt het minimumuurloon, inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag voor een persoon van 22 jaar.

  • 5. In afwijking van het bepaalde onder lid 4, bedraagt de hoogte van het pgb voor logeren binnen het sociaal netwerk, 75% van het tarief voor weekend/netwerkpleegzorg.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de hoogte van de tarieven.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze Verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 3. Het college kan een besluit, aangaande een individuele voorziening of pgb beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, of

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of persoonsgebonden budget zijn aangewezen, of

    • c.

      de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten, of

    • d.

      de jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget, of

    • f.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4. Als het college een besluit op grond van het tweede en/of derde lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de te veel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

Artikel 14. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s.

  • 1. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2. Het college kan toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder(s).

Artikel 15. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

  • 2. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 13, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 16. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de jeugdige, zijn ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst de jeugdige, zijn ouders of pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de Inspraakverordening van de gemeente Tholen of krachtens de in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over Verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 18. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Intrekking oude Verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp gemeente Tholen 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige of ouders houdt(en) recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Tholen 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Tholen 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Verordening, worden afgehandeld krachtens deze Verordening.

  • 4. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Tholen 2015 geschiedt op grond van deze Verordening, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2021

Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Tholen 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 17 december 2020.

w.g. M.L.P. Sijbers,

voorzitter

w.g. L. Vermeij,

griffier

Bijlage A. Beleidsregels gebruikelijke hulp.

Voor het bepalen van wat gebruikelijke hulp baseert het college zich op de beleidsregels indicatiestelling Wlz 2020:

Een veilige woonomgeving = gebruikelijke zorg

Het door ouders bieden van een veilige thuis omgeving is gebruikelijke zorg. Dit betekent dat

  • -

    De lichamelijke en sociale veiligheid van het kind is gewaarborgd, en

  • -

    Er een bij de leeftijd van het kind passend opvoedkundig klimaat is, en

  • -

    Het kind de verzorging, begeleiding en stimulans krijgt die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Permanent toezicht = geen gebruikelijke zorg

Permanent toezicht in de zin van actieve observatie valt niet onder gebruikelijke zorg.

24 uur per dag zorg in de nabijheid = gebruikelijke zorg afhankelijk van leeftijd en zorgbehoefte

Kinderen die een blijvende behoefte hebben aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, kunnen nog zijn aangewezen op (gebruikelijke) zorg van ouders, zo nodig ondersteund door zorg vanuit de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet.

Vanaf ongeveer 8 jaar spreken we (bij kinderen die voldoen aan de toegangscriteria van de Wlz) niet meer van gebruikelijke zorg.

Kinderen tot ongeveer 8 jaar hebben nog zorg in de nabijheid nodig. Daarbij houden we de volgende richtlijnen aan:

Kinderen van 5 tot ongeveer 8 jaar hebben overdag nog voortdurend begeleiding en aansturing nodig, maar zijn steeds meer zelfstandig in de zelfzorg en motoriek. Overdag hebben zij veelal op geplande momenten hulp of enige overname van zelfzorg nodig. Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als er:

  • 1.

    Intensief toezicht (maar geen actieve observatie) nodig is in verband met blijvende ernstige ontwikkelingsachterstand in combinatie met (geobjectiveerde) ernstige gedragsproblemen, of

  • 2.

    Een blijvende noodzaak is voor (volledige) overname van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL34) in combinatie met blijvende beperkingen in de sociale redzaamheid en cognitief functioneren, of

  • 3.

    Er sprake is van een blijvend laag cognitief ontwikkelingsperspectief, in combinatie met beperkingen op meerdere terreinen, zoals bewegen en verplaatsen, ADL, gedrag.

Kinderen van 3 tot ongeveer 5 jaar hebben overdag voortdurend begeleiding, toezicht en overname van zelfzorg nodig. ’s Nachts hebben zij soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig. Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen (zoals epilepsie, reflux, slikproblemen, luchtweginfecties et cetera).

Kinderen van 0 tot ongeveer 3 jaar hebben voortdurend begeleiding, toezicht en volledige overname van zelfzorg nodig.

Beleidsregels gebruikelijke hulp ten aanzien van ouders voor kinderen met een normaalontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind.

Dit overzicht geldt als leidraad om objectief in te schatten wat van ouders zelf verwacht mag worden in de hulp en ondersteuning van een jeugdige en hierover met hen het gesprek aan te gaan.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kínderen van 3 tot 5 jaar

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.