Regeling vervallen per 01-01-2022

Nadere regel Verordening Jeugdhulp gemeente Utrecht 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Nadere regel Verordening Jeugdhulp gemeente Utrecht 2021

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

gelet op de artikelen 3, 4, en 5, Verordening Jeugdhulp Utrecht 2020 gemeente Utrecht;

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Utrecht met betrekking tot:

- de voorwaarden die gelden bij het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening

- de methodiek en procedure waarmee het gesprek wordt gevoerd en het gezinsplan tot stand komt;

- de criteria voor een individuele voorziening en de methodiek waarmee de noodzaak tot het bieden van een individuele voorziening wordt vastgesteld;

- de wijze van indienen van een verzoek voor gebruik van het persoonsgebonden budget tijdens een vakantie en het afwegingskader bij een dergelijk verzoek;

besluit vast te stellen de Nadere regel Verordening jeugdhulp gemeente Utrecht 2021.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Cao: Collectieve arbeidsovereenkomst

Verordening: Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Utrecht

Zorgcategorie: Indeling op hoofdlijnen van de verschillende categorieën jeugdhulp die

aangemerkt wordt als individuele voorziening.

Gebruikelijke zorg: De dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere

huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden.

Hoofdstuk 2 Jeugdhulp

Artikel 2 Toegang tot jeugdhulp

  • 1. Een mondelinge aanvraag voor een individuele voorziening in natura kan door de jeugdige of zijn ouders met ouderlijk gezag (hiermee wordt tevens een voogd bedoeld) worden ingediend in een gesprek met een medewerker van het buurtteam. De aanvraag wordt in het gesprek door de jeugdi-ge of zijn ouders met ouderlijk gezag ondubbelzinnig bevestigd en met dagtekening door de mede-werker van het buurtteam in het gezinsplan vastgelegd.

  • 2. Een schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening kan uitsluitend worden ingediend bij een medewerker van het buurtteam door middel van een door de jeugdige of zijn ouders met ouder-lijk gezag ondertekend gezinsplan.

  • 3. Het college draagt zorg voor een professionele en eenduidige afweging door een medewerker van het buurtteam bij de beoordeling of een individuele voorziening noodzakelijk is, waarbij de wet-telijke vereisten met betrekking tot verantwoorde werktoedeling in acht worden genomen.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende, kwantitatief en kwalitatief, beschikbare jeugdhulp zoals gedefinieerd in de geldende Verordening Jeugdhulp artikel 2 lid 2.

  • 5. Een toekenning voor een individuele voorziening in natura wordt alleen verleend voor door het college gecontracteerde jeugdhulpaanbieders.

  • 6. Het college zorgt dat de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening onder de Jeugdwet collegiaal wordt getoetst als de jeugdige of zijn ouders met ouderlijk gezag het oneens zijn met de uitkomst van die beoordeling.

Artikel 3 Gebruikelijke zorg

  • 1. Gebruikelijke zorg is de dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden (zie voor richtlijnen bijlage 1).

  • 2. Alle niet in bijlage 1 genoemde persoonlijke verzorging door de ouder / verzorger aan het kind is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Daar-bij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Het aanleren van han-delingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan jeugdigen valt ook aan te merken als ge-bruikelijke zorg.

  • 3. Het uitvoeren van verpleegkundige handelingen door ouders van een thuiswonend kind is gebrui-kelijke zorg, wanneer deze handelingen aan te leren zijn. Verpleegkundige handelingen door ouders aan kinderen, die aan te leren zijn, vallen onder gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdu-rende zorgsituatie. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maan-den. Verpleegkundige handelingen, door ouders aan kinderen, die aan te leren zijn, zijn in chroni-sche situaties wel indiceerbare zorg.

  • 4. Uitzonderingen op bovenstaand lid 1, 2 en 3 zijn van toepassing wanneer:

  • 5. Een partner of ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleegkundige handelingen uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren. In dit geval wordt van hem of haar daarin geen bijdrage ver-wacht. Wat wel lukt, wordt bij het plan betrokken.

  • 6. Een partner of ouder overbelast is of dreigt te raken. In dat geval wordt van hem of haar geen of beperkte bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven;

  • 7. Gebruikelijke verpleging bij de jeugdige van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruike-lijke zorg moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een indicatie worden gesteld.

  • 8. Een jeugdige zich in de terminale levensfase bevindt, in dit geval wordt geen bijdrage verwacht van een ouder.

  • 9. Een jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme verpleging wenst te ontvangen van de ouder.

Artikel 4 Dyslexiezorg

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van enkelvoudige ernstige dys-lexie, indien:

    • a.

      de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      de basisschool de stappen doorlopen heeft zoals beschreven in de protocollen van het landelijke Mastersplan Dyslexie, en specifiek de vergoedingsregeling die daar onderdeel van is.

Artikel 5 Toekenning van individuele voorzieningen

  • 1. In geval van toekenning van een individuele voorziening in natura wordt -indien de jeugdige of zijn ouders om een beschikking vraagt- in de beschikking opgenomen:

    • a.

      Dat er een individuele voorziening wordt verstrekt in natura; en indien van toepassing een moti-vering waarom de individuele voorziening niet in de vorm van een pgb wordt verstrekt.

    • b.

      Op welke hulpvragen zoals verwoord in het gezinsplan de individuele voorziening is gericht en wat het beoogde doel of resultaat is van de individuele voorziening.

    • c.

      Het type jeugdhulp dat wordt ingezet in termen van zorgcategorieën.

  • 2. Bij een voornemen tot toekenning van een individuele voorziening in de vorm van een pgb, door-loopt de jeugdige of zijn ouders met ouderlijk gezag of de daartoe gemachtigde budgetbeheerder, de 10-punten-pgb-vaardigheden. Het gaat om: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/documenten/publicaties/2019/08/26/10-punten-pgb-vaardigheden .

  • 3. In geval van toekenning van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de be-schikking opgenomen:

    • a.

      Dat er een individuele voorziening wordt verstrekt in de vorm van een pgb.

    • b.

      Wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend.

    • c.

      Wat de duur is van de verstrekking van een individuele voorziening waarvoor het pgb is bedoeld.

    • d.

      De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Ingangsdatum toewijzing: Voor alle besluiten die worden genomen geldt dat de datum van besluit de datum van toewijzing van de toegekende individuele voorziening is. In uitzonderlijke gevallen kan het besluit terugwerkende kracht hebben en kan worden gekozen voor een toewijzingsdatum in het verleden, echter nooit eerder dan de meldingsdatum.

  • 5. In geval van weigering van een aanvraag van een individuele voorziening, wordt dit in de be-schikking gemotiveerd toegelicht.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 6 In geval van een pgb zijn verschillende zorgcategorieën benoemd in het Financieel besluit Jeugdhulp

  • 1.

    Persoonlijke verzorging

  • Activiteiten zoals hulp bij het wassen, aankleden, het verplaatsen in zit- of lighouding, eten en drinken, het toedienen van medicatie, naar het toilet gaan, ook als daarbij gebruik gemaakt wordt van een sonde, katheter, incontinentiemateriaal of stoma.

  • 2.

    Ambulante begeleiding individueel

  • Activiteiten die met een individu uitgevoerd worden en welke zijn gericht op het bevorderen van het zelfstandig functioneren. Hierbij kan het gaan om jeugdigen met een beperking, een chronisch psy-chisch probleem of een psychosociaal probleem.

  • 3.

    Ambulante begeleiding groep

  • Zie begeleiding individueel; activiteiten vinden plaats in groepsverband.

  • 4.

    Vervoer

  • Als een jeugdige op grond van de Jeugdwet jeugdhulp ontvangt en in verband met een medische noodzaak of zijn gebrek aan zelfredzaamheid niet in staat is om zelfstandig van en naar de locatie te komen waar de jeugdhulp wordt gegeven, kan voorzien worden in groepsvervoer naar en van de locatie waar de jeugdhulp gegeven wordt. Individueel vervoer is alleen van toepassing als groepsver-voer niet mogelijk is (ook zorg in natura als bijzonder vervoer is dan voorliggend) en dat redelijker-wijs niet verwacht kan worden van anderen in de omgeving van de jeugdige.

  • 5.

    Kortdurend verblijf

  • Het logeren van een persoon met een aandoening, beperking of een handicap in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, als de zorg voor die persoon noodzakelijkerwijs ge-paard gaat met permanent toezicht. Kortdurend verblijf draagt er dus aan bij dat de persoon met een aandoening, beperking of handicap thuis kan blijven wonen en niet in een instelling hoeft te worden opgenomen.

  • 6.

    Behandeling basis jeugd-ggz*

  • De zorg voor mensen met lichte tot matige psychische aandoeningen valt onder de Basis GGZ. Een behandeling binnen de Basis GGZ kan bestaan uit gesprekken met bijvoorbeeld een psycholoog of psychotherapeut. Behandeling kan ook gegeven worden bij opvoedondersteuning of een vorm van jeugdhulp en bestaat dan uit gesprekken met een orthopedagoog, psycholoog of psychotherapeut.

  • 7.

    Behandeling specialistische jeugd-ggz*

  • De gespecialiseerde GGZ is bedoeld voor patiënten met zware, ingewikkelde psychische aandoeningen. De behandeling wordt uitgevoerd door bijvoorbeeld een psychiater of een klinisch psycholoog.

Artikel 7 Vakantie

  • 1. Een jeugdige of zijn ouders kan een schriftelijk verzoek indienen voor het gebruik van pgb in een vakantie;

  • 2. De Medewerker van het buurtteam bepaalt of de toegekende individuele begeleiding noodzake-lijk is om tijdens de vakantie te kunnen functioneren. Denk hierbij aan ondersteuning bij het ma-ken van een transfer van de rolstoel naar het bed in het vakantieverblijf;

  • 3. Het pgb mag niet worden ingezet voor het (deels) financieren van de vakantie;

  • 4. Een pgb dat naar zijn aard bedoeld is om in te zetten in en rond de woning van betrokkene kan niet tijdens een vakantie worden ingezet;

  • 5. Indien de jeugdige of zijn ouders het pgb nodig hebben om tijdens de vakantie te kunnen functi-oneren is de maximale vakantietermijn 13 weken per toekenningsperiode van 12 maanden. Ech-ter hiervan mag maximaal 6 weken aaneengesloten worden opgenomen. Deze termijn is bepaald om te kunnen aansluiten op de lengte van de zomervakantie van basisscholen. Indien het pgb voor een kortere periode wordt toegekend, wordt het aantal van 13 weken naar rato berekend.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 8 Intrekking

De nadere regels Jeugdhulp gemeente Utrecht 2020 komen per 1 januari 2021 te vervallen.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt per 1 januari 2021 in werking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als: Nadere regel Verordening jeugdhulp gemeente Utrecht 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 8 december 2020.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. G.G.H.M. Haanen P.E.J. den Oudsten

Toelichting op de artikelen

De vastgestelde Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Utrecht biedt in lijn met Jeugdwet de mo-gelijkheid om op specifieke onderdelen bevoegdheden te delegeren aan het college om nadere re-gels te stellen binnen de kaders van de Verordening. Met de nadere regels Jeugdhulp geeft het col-lege invulling aan deze bevoegdheid. Het gaat om: de aanvraag en de toegang tot jeugdhulp, de voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening, en de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt berekend. De tarieven waarmee het pgb wordt berekend zijn vastgelegd in het Financieel besluit Jeugdhulp.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1

Hierin worden een aantal begrippen uit de nadere regels nader toegelicht (begrippen die ook in de Jeugdwet of Verordening Jeugdhulp staan worden niet toegelicht).

Hoofdstuk 2

Artikel 2

Dit artikel geeft aan op welke wijze een aanvraag kan worden ingediend voor een individuele voor-ziening in natura en op welke wijze wordt gehandeld indien een aanvraag niet gehonoreerd wordt.

Uitgangspunt is dat een aanvraag voor een individuele voorziening in natura mondeling kan worden ingediend, en dat jeugdige en ouders, en de professional zo min mogelijk administratieve last on-dervinden van de aanvraag. Daarom wordt de aanvraag in het gezinsplan opgenomen. Vastleggen van de datum van aanvraag is van belang vanwege beslistermijnen zoals benoemd in de Awb.

Artikel 3

Dit artikel geeft ook aan wanneer sprake is van de gebruikelijke zorg; de dagelijkse zorg die part-ners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. In een tabel, die bij deze nadere regels is opgenomen als bijlage 1, wordt het begrip gebruikelijke zorg op basis van verschillende leeftijdscategorieën nader gespecificeerd.

Artikel 4

Geeft nadere regels voor toekenning van Jeugdhulp bij Dyslexie

Artikel 5

Hierin is nader uitgewerkt welke onderdelen in een toekenning en beschikking voor een individuele voorziening in natura of beschikking voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb moeten worden opgenomen.

De vaststelling of een individuele voorziening nodig is, vergt een professionele en eenduidige afwe-ging. Van belang is daarom dat de medewerkers van het buurtteam werken volgens de wettelijke norm van verantwoorde hulp (voor zowel jeugdhulp als toegang). Deze verplichting uit de Jeugdwet is door de VNG in overleg met de brancheorganisaties uitgewerkt in een norm voor verantwoorde werktoedeling die uit drie onderdelen bestaat:

a. De norm verplicht de Stichting Lokalis (verder te noemen: Buurtteam Jeugd en Gezin) (als ook andere jeugdhulpaanbieders) tot het werken met geregistreerde professionals uit het Kwaliteitsre-gister Jeugd of het BIGregister.

b. Bij het toedelen van taken moet Buurtteam Jeugd en Gezin rekening houden met de specifieke kennis en vaardigheden van de geregistreerde professional. De kennis en vaardigheden van de pro-fessionals dienen passend te zijn bij de hulpvraag van de jeugdige en ouders.

c. Buurtteam Jeugd en Gezin moet ervoor zorgen dat deze geregistreerde professionals kunnen werken volgens hun professionele standaarden (beroepscodes, vakinhoudelijke richtlijnen).

Leidend bij het toepassen van de norm van verantwoorde werktoedeling is het principe “comply or explain”. Dat betekent dat de Buurtteamorganisatie Jeugd en Gezin het werk moet toebedelen aan geregistreerde professionals, tenzij deze kan motiveren waarom dat niet wordt gedaan.

Zowel in de Wmo 2015 als in de Jeugdwet worden drie voorwaarden beschreven waaraan een aanvra-ger moet voldoen. De medewerker van het buurtteam maakt een inschatting van:

- de bekwaamheid van de aanvrager om zorg in te kopen met een pgb en dit pgb te beheren

- de motivering door de aanvrager waarom een pgb beter voldoet dan zorg in natura

- de gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening die wordt ingekocht met een pgb.

Op basis van de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders komt de medewerker van het buurtteam tot een gewogen oordeel of de jeugdige of zijn ouders in aanmerking komt voor een individuele voorzie-ning in de vorm van een pgb. De handreiking PGB geeft een beeld van de aspecten die de medewer-ker van het buurtteam betrekt in zijn oordeel.

Artikel 9 en 10

Deze artikelen beschrijven wanneer en onder welke titel deze regels in werking treden.

BIJLAGE 1: Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg

Kinderen van 0 tot 3 jaar

• hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

• ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

• zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaar-borgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehooraf-stand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

• ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

• hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

• hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

• zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaar-borgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

• kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

• hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

• hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, acti-viteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaar-borgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

• hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

• kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

• hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

• hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelf-standig gaan wonen).

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaar-borgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.