Beleidsregels bewaren van houtopstanden

Geldend van 22-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bewaren van houtopstanden

Bijlage 1 Waardevolle gebieden

In de gemeente Gooise Meren is voor het gehele grondgebied bepaald welke individuele bomen, boomstructuren en waardevolle gebieden behoudenswaardig zijn.

In deze bijlage staat een nadere toelichting en uitwerking van de waardevolle gebieden per kern.

Bussum

Een achttal gebieden zijn op de lijst waardevolle bomen opgenomen als waardevol gebied, daarnaast gelden in twee gebieden de regels vanuit het bestemmingsplan. Dat houdt in dat alle bomen in de acht waardevolle gebieden onderdeel zijn van de lijst waardevolle bomen (=vergunningplichtig). Het betreft hier de gebieden Brediuskwartier, Het Spiegel, Landgoed Cruysbergen, Crailo, Groene Long inclusief Fort Werk IV, Bos van Bouvy, Prins Hendrikpark en het buitengebied. Elk van deze gebieden kent zijn eigen karakteristiek die beschermingswaardig is. Deze karakteristiek wordt hieronder per wijk beschreven.

Brediuskwartier

Om het huidige karakter van dit gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast. Daarnaast wordt beoordeeld of het karakter van het gebied niet wordt aangetast door verwijdering van de boom/bomen.

De grove den c.q. vliegden is een typerende beplanting voor de hogere delen van Bussum en moet beschouwd worden als waardevol. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de vliegden wordt altijd een beoordeling op basis van de boomwaarderingscriteria toegepast naast de weigeringsgronden uit de APV.

Het Spiegel

Om het huidige karakter van dit gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast. Daarnaast wordt beoordeeld of het karakter van het gebied niet wordt aangetast door verwijdering van de boom/bomen. Hierbij wordt vooral gelet op het afwisselende straatbeeld dat is gecreëerd door het bijzondere samenspel van het kronkelige stratenpatroon, de beplanting, de situering van de bebouwing.

Landgoed Cruysbergen

Bij de ontwikkeling van dit gebied is veel aandacht besteedt aan de bescherming van de natuur. Om het bijzonder karakter van dit gebeid en de bijbehorende natuurwaarde te kunnen behouden is het noodzakelijk dat voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Een vergunning kan slechts verstrekt worden als de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast of als de natuurwaarden vergroot worden. Daarnaast wordt getoetst aan de weigeringsgronden vanuit de APV.

Crailo

Bij de ontwikkeling van dit gebied is veel aandacht besteedt aan het behoud van groen en de bescherming van de natuur. Om het bijzonder karakter van dit gebeid en de bijbehorende natuurwaarde te kunnen behouden is het noodzakelijk dat voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Een vergunning kan slechts verstrekt worden als de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast of als de natuurwaarden vergroot worden. Daarnaast wordt getoetst aan de weigeringsgronden vanuit de APV.

Natuurgebieden Goois Natuurreservaat

Om groene gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Een omgevingsvergunning voor bomen die de bij de beoordeling het predicaat waardevol krijgen wordt alleen verleend als de waarde van het gebied niet wordt aangetast en indien geen van de weigeringsgronden uit de APV van toepassing is. In die gevallen wordt echter wel herplant opgelegd om de karakteristiek van de omgeving in stand te houden.

Groene Long inclusief Fort Werk IV

Het groene karakter Bussum wordt mede bepaald door de Groene Long en Fort Werk IV die tezamen in verbinding staan met het open heidelandschap. Om dit groene gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Bos van Bouvy

Om het groene gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Prins Hendrikpark

De structuur van het Prins Hendrikpark is vergelijkbaar met de structuur van Het Spiegel. Dit gebied valt echter niet onder het regime van een beschermd dorpsgezicht. Om het huidige karakter van dit gebied te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast. Daarnaast wordt beoordeeld of het karakter van het gebied niet wordt aangetast door verwijdering van de boom/bomen. Hierbij wordt vooral gelet op het afwisselende straatbeeld dat is gecreëerd door het bijzondere samenspel van het kronkelige stratenpatroon, de beplanting, de situering van de bebouwing.

Bestemmingsplan/Beschermd Dorpsgezicht

Voor het vellen van groenvoorziening in de beschermde dorpsgezichten en gebieden onder een bepaald bestemmingsplanregime geldt de verplichting van aanlegvergunning. Het gaat om de volgende gebieden:

  • 1.

    Beschermd Dorpsgezicht Het Spiegel

  • 2.

    Beschermd Dorpsgezicht Brediuskwartier

In de beschermd dorpsgebieden geldt dat voor het rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande gewassen met een hoogte van 2 meter of meer een aanlegvergunning noodzakelijk is. Bij een aanvraag voor een boom < 25cm doorsnede wordt door een groendeskundige en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een advies uitgebracht. Zij kijken of de met het beschermd dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast en vooral gekeken naar de samenhangende waarden zoals deze in het bestemmingplan zijn geformuleerd.

Bij een aanvraag voor een boom > 25cm doorsnede geldt dat een omgevingsvergunning is vereist, welke getoetst wordt aan de weigeringsgronden uit de APV.

Muiden

Het groene karakter van de vesting Muiden wordt mede bepaald door de vestingwallen met de aanwezige bomen. Om dit karakter te kunnen behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook het bosgebied (waarin ook de begraafplaats Muiden is gelegen) ten westen van de vesting wordt als waardevol gebied gezien en het karakter hiervan dient beschermd te worden. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Muiderberg

Muiderberg heeft zich vanuit de geschiedenis ontwikkeld als een Goois dorp aan de rand van de Zuiderzee met een brink, engen en meenten. Met name de brink met de bomen en het groen rondom de dorpsweide is bepalend voor het karakter van Muiderberg. Daarnaast speelt de begrenzing door het Echobos, Kocherbos en de Joodse begraafplaats een grote rol in de uitstraling van Muiderberg. Het waardevol gebied is op basis van het behoud van dit karakter gebaseerd. Om dit specifieke karakter te behouden moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Naarden

Twee gebieden zijn op de lijst waardevolle bomen opgenomen als waardevol gebied, daarnaast geldt in één van deze twee gebieden de regels vanuit het bestemmingsplan. Dat houdt in dat alle bomen in de twee waardevolle gebieden onderdeel zijn van de lijst waardevolle bomen (=vergunningplichtig). Het betreft hier de Vesting en het buitengebied (Bos van Bredius en het Valkeveens gebied). Elk van deze gebieden kent zijn eigen karakteristiek die beschermingswaardig is. Deze karakteristiek wordt hieronder per wijk beschreven.

Naarden-Vesting

Doordat in de Vesting weinig groen aanwezig is moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast.

Enkele bomen in de Vesting zijn daarnaast via het bestemmingsplan aangewezen als monumentale boom. Voor deze bomen geldt dat de omgevingsvergunning pas verleend kan worden nadat advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke kwaliteit.

Buitengebied Naarden(Bos van Bredius en Valkeveens gebied)

De karakteristiek van het Buitengebied is in een bosrijke omgeving waarbij de boomstructuur bepaald wordt door de aanwezigheid van eiken, beuken en grove dennen c.q. vliegden (een vliegden is een uitzaaiing van de grove den). Dit zijn namelijk de boomsoorten die van nature voorkomen in dit gebied. Met name deze bomen zijn waardevol voor het behoud van de karakteristiek. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een van deze drie soorten wordt altijd een beoordeling op basis van de boomwaarderingscriteria toegepast naast de weigeringsgronden uit de APV. Bij een aanvraag voor een andere boomsoort worden alleen de weigeringsgronden uit de APV toegepast.

Een omgevingsvergunning voor bomen die de bij de beoordeling het predicaat waardevol krijgen wordt alleen verleend als de kenmerkende structuur van de omgeving niet wordt aangetast en indien geen van de weigeringsgronden uit de APV van toepassing is.

In die gevallen wordt echter wel herplant opgelegd om de karakteristiek van de omgeving in stand te houden.

Bestemmingsplan Naarden-Vesting

Voor het vellen van houtopstanden in een gebied dat onder een bepaald bestemmingsplanregime valt geldt de verplichting van omgevingsvergunning voor het verwijderen of snoeien van hoogopgaande beplanting en/of bomen. Het gaat om de volgende waarden vanuit het bestemmingsplan:

  • 1.

    Waarde cultuurhistorie (artikel 18)

  • 2.

    Waarde cultuurhistorie en ecologie (artikel 19)

In het gebied met waarde cultuurhistorie geldt dat voor het kappen van hoogopgaande beplanting en/of bomen een omgevingsvergunning nodig is. Bij het beoordelen van een aanvraag wordt door een groendeskundige en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een advies uitgebracht. Zij kijken of de cultuurhistorische waarde niet onevenredig worden aangetast. Bij de toetsing van zo’n aanvraag worden de weigeringsgronden vanuit de APV toegepast en gekeken naar de cultuurhistorische waarden.

In het gebied met waarde cultuurhistorie en ecologie geldt dat voor het kappen of drastisch snoeien van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Bij het beoordelen van een aanvraag wordt bij een onafhankelijke landschaps- en ecologische deskundige en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies ingewonnen. Zij kijken of de cultuurhistorische en ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Buitengebied Muiderberg/Naarden

Dit gebied is geen woonwijk maar een groene buffer in het landschap. Om het bijzonder karakter van dit gebied en de bijbehorende natuurwaarde te kunnen behouden is het noodzakelijk dat voor elke boom met een stamdiameter van 25 centimeter of meer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Een vergunning kan slechts verstrekt worden als de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast of als de natuurwaarden vergroot worden. Daarnaast wordt getoetst aan de weigeringsgronden vanuit de APV.

Bijlage 2 Boomwaarderingcriteria

Bij een beoordeling worden de bomen beoordeeld op basis van zes criteria. Voor elk van deze criteria kan een boom punten krijgen. De totaalscore bepaalt of een boom wel of niet op de Bomenlijst thuishoort. Bij het toekennen van een status als waardevolle boom zijn de criteria van verschillend belang. Daarom is voor elk criterium een wegingsfactor bepaald. In totaal kan een boom maximaal 80 punten halen.

Criterium

Wegingsfactor

Boomsoort

Maal 2

Stamdiameter

Maal 3

Levensverwachting

Maal 3

Groeivorm

Maal 1

Ruimtelijke betekenis

Maal 2

Bijzonderder (cultuurhistorische) betekenis

Maal 3

Boomsoort

Dit criterium is onderverdeeld in de aspecten ‘duurzaamheid’, ‘boomgrootte’, ‘herkomst’ en de zogeheten ‘dendrologische waarde’.

Duurzaamheid

Duurzame boomsoorten (bijvoorbeeld gewone beuk, eik, paardenkastanje en linde) staan bekend om hun lange levensduur en krijgen een hogere waardering dan niet duurzame boomsoorten (bijvoorbeeld populier, wilg, berk, sierkers). Het zijn soorten die traag groeien en over een lange termijn hun uiteindelijke, vaak kenmerkende vorm krijgen. Door hun lange levensduur zijn ze vaak al generaties lang aanwezig en daarmee heel bepalend voor het beeld van de straat.

Duurzaamheid

Punten

Snelgroeiend/niet duurzaam

0 punten

Normaal

1 punt

Traaggroeiend/duurzaam

2 punten

Boomgrootte

Bomen die vanwege hun grote afmetingen uit kunnen groeien tot monumentale bomen worden hoger beoordeeld dan kleinere bomen. Er zijn 3 klassen, waarbij de uiteindelijke boomhoogte bepalend is.

Boomgrootte

Punten

1e grootte: 15 meter of hoger

2 punten

2e grootte: 8 tot 15 meter hoogte

1 punt

3e grootte: tot 8 meter hoogte

0 punten

Herkomst

Toepassing van in Nederland inheemse soorten (zoals gewone es en gewone esdoorn) verdient de voorkeur boven exoten (zoals Japanse kers en Amerikaanse eik) vanwege hun bijdrage aan de landschappelijke identiteit en aan de ecologische waarde. Inheemse soorten zijn soorten die van nature voorkomen in Nederland. Alleen inheemse bomensoorten krijgen een punt.

Herkomst

Punten

Uitheems

0 punten

Inheems

1 punt

Dendrologische waarde

Dendrologie betekent letterlijk boomkunde en gaat over de leer van de houtige gewassen. Soorten die in Nederland zeer beperkt aanwezig zijn hebben vanwege hun zeldzaamheid een extra betekenis. Daarnaast hebben soorten die voor de gemeente Gooise Meren zeldzaam zijn ook een belangrijke waarde.

Dendrologischewaarde

Punten

Zeer algemeen

0 punten

Algemeen

1 punt

Zeldzaam

2 punten

Zeer zeldzaam

3 punten

In bijlage 3 is een sortimentslijst opgenomen met algemeen voorkomende boomsoorten en cultivars. Aan elke soort zijn punten gekoppeld. Voor soorten die niet op de lijst voorkomen wordt een inschatting van de waardering van de soort gemaakt.

Stamdiameter

De stamomtrek/diameter op 1,30 meter boven maaiveld geeft een indicatie van de grootte van de boom. Het opnemen en registreren van de stamomtrek/diameter is objectiever en eenvoudiger dan het inschatten en registreren van de leeftijd van de boom.

Stamomtrek / Stamdiameter

Punten

Minder dan 125 cm / Kleiner dan 40 cm

0 punten

125 – 180 cm / 40-60 cm

1 punt

180 – 250 cm / 60-80 cm

3 punten

Groter dan 250 cm / Groter dan 80 cm

5 punten

Levensverwachting

Bomen met een goede levensverwachting worden beschermd. De levensverwachting van de boom is afhankelijk van de actuele conditie, de algehele vitaliteit en de standplaatsfactoren van de boom. Om de beoordeling eenvoudig te houden wordt enkel aangegeven of de levensverwachting van een boom meer of minder dan 10 jaar betreft. Omdat de lijst periodiek gemuteerd wordt volstaat dit. Bomen met een levensverwachting van meer dan 10 jaar krijgen punten.

Levensverwachting

Punten

Minder dan 10 jaar

0 punten

Meer dan 10 jaar

5 punten

Groeivorm

Bomen met een bijzondere of fraaie groei- of snoeivorm worden hoger gewaardeerd. Er kan sprake zijn van: :

  • -

    slechte/geen bijzondere groeivorm: De natuurlijke vorm en bijbehorende kroonomvang van de boom zijn in slechte staat, (bijvoorbeeld bij het ontbreken van een deel van de kroon) of de kroonvorm is zeer algemeen;

  • -

    een soorteigen habitus opgekroond: De natuurlijke vorm en bijbehorende kroonomvang van de boom zijn aanwezig maar door opkroning is geen goed beeld van de soorteigen habitus aanwezig;

  • -

    een soorteigen habitus: De natuurlijke vorm en bijbehorende kroonomvang van de boom zijn aanwezig en daardoor geeft de boom een goed beeld van de natuurlijke groeivorm.

Groeivorm

Punten

Slechte/geen bijzondere groeivorm

0 punten

Soorteigen habitus opgekroond

3 punt

Soorteigen habitus

5 punten

Ruimtelijke betekenis

Individuele bomen kunnen sterk bijdragen aan de kwaliteit van de openbare ruimte, aan de kwaliteit van het landschap en aan de ecologie. De mate van zichtbaarheid is daarbij uiteraard een van de belangrijke factoren. Maar het gaat ook om de mate waarin de boom bijdraagt aan de gemeentelijke groenstructuur, landschappelijke structuur en ecologische infrastructuur:

  • -

    Bomen die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, dragen niet bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

  • -

    Bomen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg, ze dragen wel bij aan de landschappelijke en of ecologische structuur;

  • -

    Bomen die vanaf de openbare weg gedeeltelijk zichtbaar zijn dragen in beperkte mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte of de landschappelijke en/of ecologische structuur en verdienen daarom bescherming;

  • -

    Bomen die vanaf de openbare weg gedeeltelijk zichtbaar zijn en daarnaast ook bijdragen aan de gemeentelijke groenstructuur en/of landschappelijke en ecologische structuur zijn van groot belangrijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en verdienen daarom extra bescherming;

  • -

    Bomen die van alle zijden zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, dragen veel bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte en/of landschappelijke en ecologische structuur.

Ruimtelijkebetekenis

Punten

Niet zichtbaar vanaf openbare weg

0 punten

Niet zichtbaar vanaf openbare weg, landschappelijke en of ecologische structuur ondersteunend

2 punten

Gedeeltelijk zichtbaar vanaf openbare weg of landschap

3 punten

Gedeeltelijk zichtbaar vanaf openbare weg en of landschap en ondersteunend bij de gemeentelijke groenstructuur

4 punten

Vanaf alle zijden zichtbaar vanaf de openbare weg

5 punten

Bijzondere (cultuurhistorische) betekenis

Een boom kan betekenis hebben vanwege een historische band met de omgeving of vanwege de verbinding met de geschiedenis van de streek of een bepaalde gebeurtenis.

De punten zijn op grond van de volgende elementen toegekend:

  • -

    Geen bijzondere (cultuurhistorische) betekenis: de boom heeft geen bijzondere betekenis voor de omgeving;

  • -

    Streekeigen beplanting: boombeplanting die kenmerkend is voor de streek;

  • -

    Bijzondere (cultuurhistorische) betekenis: bomen kunnen vanwege hun geschiedenis, locatie of aanleiding een bijzondere betekenis hebben. Voorbeelden zijn grens- of markeringsbomen (op vroegere gemeentegrenzen), herdenkingsbomen (aangeplant bij een speciale gebeurtenis), geadopteerde bomen (door bijvoorbeeld een school of vereniging) en bomen waaronder recht werd gesproken.

Cultuurhistorischebetekenis

Punten

Geen bijzondere (cultuurhistorische) betekenis

0 punten

Streekeigen beplanting

3 punten

Bijzondere (cultuurhistorische) betekenis

5 punten

Bijlage 3 Sortimentslijst

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

1 Inleiding

In hoofdstuk 4 afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (verder: APV) zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van het bewaren van houtopstanden.

Alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit het vellen van een houtopstand (verder: omgevingsvergunning) worden getoetst aan deze regels waarna een omgevingsvergunning wordt verleend of geweigerd. Bij deze toetsing vindt een afweging van belangen plaats en worden wettelijke voorschriften nader uitgelegd. Voor de afweging van belangen en de uitleg van de wettelijke voorschriften zijn beleidsregels vastgesteld, die in dit document zijn opgenomen.

Na vaststelling is het goed om deze beleidsregels met enige regelmaat te evalueren. Een aanpassing van de beleidsregels is noodzakelijk bij een aanpassing in wetgeving of een aanpassing van de weigeringsgronden in de APV. Daarnaast is het goed om minimaal 1x per vier jaar de beleidsregels te evalueren op toepasbaarheid in de praktijk.

2 Wet en regelgeving

Het is van belang om bij de aanvrager onder de aandacht te brengen dat niet altijd gebruik kan worden gemaakt van een verleende omgevingsvergunning. Het kan zijn dat een vereiste vergunning/vrijstelling/ontheffing van de Wet Natuurbescherming of bestemmingsplan ontbreekt.

2.1 Aanhaken

In specifieke gevallen maken toestemmingen uit andere wetten dan de Wabo onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Dit komt voor als de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd ook moeten worden aangemerkt als:

  • Het realiseren van projecten of het verrichten van handelingen die schadelijk kunnen zijn voor natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied (art. 2.2aa, onder a Besluit omgevingsrecht).

  • Handelingen met gevolgen voor beschermde planten en dieren (art. 2.2aa, onder b Besluit omgevingsrecht).

De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de omgevingsvergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Wet Natuurbescherming. De aanhaakplicht is niet van toepassing als voorafgaand of gelijk met de aanvraag om omgevingsvergunning al een aanvraag Wet natuurbescherming is ingediend. Men hoeft dus geen aparte natuurvergunning meer aan te vragen en is verzekerd dat het belang van de natuur bij de start van een activiteit volgens de regels wordt meegewogen en men weet wat de gevolgen van de natuur zijn. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd.

De Wet Natuurbescherming hoofdstuk4 houtopstanden (de voormalige Boswet) haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist.

2.2 Bestemmingsplan

In het kader van het bestemmingsplan kan verder een aanlegvergunning vereist zijn voor het vellen van opgaande begroeiing hoger dan 2 meter. In het bestemmingsplan staat de procedure beschreven die bewandeld moet worden. Een aanvraag wordt beoordeeld door de groendeskundige maar moet ook langs de CRK&E. De toetsingsgrond is ‘de waarde die behoort tot het beschermd dorpsgezicht’.

2.3 Lijst waardevolle bomen

In de gemeente Gooise Meren is voor het gehele grondgebied bepaald welke individuele bomen, boomstructuren en waardevolle gebieden behoudenswaardig zijn.

In bijlage 1 staat een nadere toelichting en uitwerking van de waardevolle gebieden en in bijlage 2 een toelichting op de boomwaarderingscriteria ten behoeve van de vaststelling waardevolle bomen.

De lijst waardevolle bomen geeft alle waardevolle houtopstanden weer: waardevolle individuele particuliere en openbare bomen, boomstructuren en waardevolle gebieden. De kaart is een helder communicatiemiddel naar burgers en bedrijven. Ook biedt het uitkomst bij de beoordeling van aanvragen voor het vellen van houtopstand.

De bevoegdheid voor het actualiseren van de lijst waardevolle bomen ligt bij het college. De lijst waardevolle bomen wordt regelmatig geactualiseerd. Daarbij worden de volgende uitgangspunten minimaal gehanteerd:

  • -

    Alle nieuw aangeplante gemeentelijke bomen, waaronder herdenkingsbomen, sinds de vorige vaststelling worden beoordeeld;

  • -

    Bomen die door burgers opgegeven zijn als waardevol worden beoordeeld.

2.4 Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

Art. 4:10.1 beschrijft het begrip ‘houtopstand’. Hieronder worden ook coniferen verstaan. Coniferen hebben betekenis voor de ecologie; zij bieden onder andere nest- en schuilgelegenheid voor vogels. Ook kunnen zij deel uitmaken van een ecologische structuur. Coniferen zijn verder typerend voor bepaalde buurten en daarmee streekeigen. Grove dennen c.q. vliegdennen (vliegdennen zijn uitzaaiingen van grove dennen) bijvoorbeeld zijn karakteristiek voor de hogere zandgronden.

Art. 4:10.2 beschrijft het begrip ‘vellen’. Voor onder andere het kandelaberen van bomen is een vergunning vereist. Kandelaberen is een techniek om het formaat van een boom beperkt te houden. Zijtakken worden daarvoor ingenomen tot dikke stompen. Een eenmaal gekandelaberde boom moet regelmatig worden bijgehouden. Een vergunning is vereist voor de eerste keer kandelaberen. De boom krijgt namelijk door deze ingreep een andere vorm. Het bijhouden van de boom is een beheermaatregel waarvoor een omgevingsvergunning niet vereist is.

2.5 Omgevingsvergunning

In artikel 4:11, lid 2 van de APV is beschreven dat het vellen van houtopstanden (met inbegrip van coniferen) vergunningplichtig is. Het gaat om houtopstanden met een diameter van 25 centimeter of meer op 1,30 meter boven het maaiveld of een stamomtrek van minimaal 78,5 centimeter die:

  • zich bevinden in waardevolle gebieden (daaronder begrepen de beschermde stads- en dorpsgezichten),

  • als waardevolle bomen zijn aangeduid op de bomenlijst (bestaande uit een kaart en een lijst met waardevolle bomen.

En om houtopstanden die minder dan 10 jaar geleden zijn aangeplant ingevolge een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in artikel 4:12 b eerste lid en derde lid.

Voor bomen in beschermd gebied vanuit het bestemmingsplan vallen geldt het volgende:

  • wanneer een boom valt onder de definitie ‘houtopstand’ dan moet hiervoor een APV vergunningprocedure doorlopen worden. Er wordt dan een afweging gemaakt, overeenkomstig de toetsingsgronden uit artikel 4:11, lid 3 van de APV.

  • wanneer de opgaande begroeiing hoger dan 2 meter niet onder de definitie ‘houtopstand’ zoals hierboven beschreven dan is wel een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan vereist voor de activiteit uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo.

3 Weigeringsgronden

Een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt alleen bij zwaarwegende argumenten verleend, waarbij onder meer naar veiligheid, schade, vitaliteit en ruimtelijke inrichting zal worden gekeken in relatie tot de waardering van de betreffende boom. Dit geldt vooral voor een boom die genoemd wordt op de Bomenlijst.

Een motivatie voor het vellen van bomen is regelmatig de overlast die burgers ervaren. Vaak zijn de klachten periodiek en seizoensgebonden (beperkte lichttoetreding, belemmering van het uitzicht, vallend blad, bloesem, vruchten en luis). Deze klachten vormen geen reden om tot het vellen van bomen over te gaan. Er kunnen in overleg met de boombeheerder mogelijk wel onderhouds-maatregelen getroffen worden. Bij extreme overlastsituaties waarbij onderhoudsmaatregelen onvoldoende soelaas bieden kan de afweging worden genomen om bomen te vellen. De belangen van de boom worden afgezet tegen de mate van overlast en derving van woongenot. Uitgangspunt in alle gevallen is het behoud van de boom.

Bij ongelijke verharding door wortelopdruk, schade aan bouwwerken door wortelopdruk/takken tegen gevel en schade aan kabels/leidingen/riolering door wortelgroei kan op basis van onderzoeken een afweging genomen worden om bomen te vellen. De belangen van de boom worden afgezet tegen het economische belang en belang van veiligheid. Uitgangspunt in alle gevallen is het behoud van de boom.

Een goede luchtkwaliteit is belangrijk en hier is tegenwoordig steeds meer aandacht voor. Bomen vangen in bepaalde mate fijnstof af en leveren zo een bijdrage aan een goede luchtkwaliteit. Dit is wel afhankelijk van de soort boom, de omvang van de boom en uiteraard de locatie waar de boom staat en de afstand tot bijvoorbeeld de snelweg. De mate van afvangen is moeilijk te bepalen en hangt van veel factoren af. Bij het vellen van een grote hoeveelheid bomen zoals een laanstructuur of een boomgroep wordt gekeken naar de grenswaarde voor fijnstof op de betreffende locatie. Deze grenswaarde wordt opgevraagd bij de OFGV. Indien de grenswaarde niet wordt overgeschreden dan worden geen extra maatregelen in het kader van fijnstof opgelegd.

3.1 Weigeringsgronden

Daarnaast noemt artikel 4:11, lid 4 van de APV een aantal weigeringsgronden. Het gaat om de volgende gronden:

  • De natuurwaarde van de houtopstand;

  • De landschappelijke waarde van de houtopstand;

  • De waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

  • De beeldbepalende waarde van de houtopstand;

  • De cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

  • De waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

Bij aanwezigheid van een of meer weigeringsgronden kan een omgevingsvergunning alleen verleend worden indien de belangen van de aanvrager zwaarder wegen dan de belangen die ten grondslag liggen aan de weigeringsgronden of als de conditie van de boom/bomen dusdanig is dat het niet reëel is om deze te handhaven. De conditie van de boom/bomen kan aanleiding zijn om een omgevingsvergunning te verlenen als de stabiliteit van de boom/bomen verminderd is, de levensverwachting minder dan vijf jaar is of als de boom/bomen bij een BVC-onderzoek (Boom Veiligheids Controle) wordt afgekeurd.

Bij twijfel over conditie van de boom wordt een rapport van een BVC-onderzoek of een NTO-onderzoek (Nader technisch Onderzoek) van maximaal drie jaar oud betrokken bij de belangenafweging. Het onderzoek moet zijn uitgevoerd door een gecertificeerde BVC-er (boomveiligheidscontroleur).

3.2 Toelichting weigeringsgronden APV

Hieronder wordt voor de verschillende waarden aangegeven wat daaronder moet worden verstaan.

3.2.1 Natuurwaarde van de houtopstand

  • De boom of bomen bieden huisvesting aan, of is een belangrijke voedselbron voor beschermde dieren of planten en/of

  • De boom of bomen zijn een belangrijke zaadbron voor een autochtoon ras (genetische waarde) en/of

  • De boom of bomen zijn een onderdeel van een reeks elementen die een ecologische verbindingszone vormen, hetzij als verbinding, hetzij als ‘stepping stone’ (verblijfsgebied voor dieren en/of planten) en/of

  • De boom of bomen maken onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en/of

  • De kronen van de bomen zijn aaneengesloten wat gunstig is voor in het gebied voorkomende dieren.

  • De bomen of bomen zijn belangrijk voor het behoud of vergroten van de biodiversiteit in de directe omgeving van de boom.

3.2.2 Landschappelijke waarde van de houtopstand

  • De boom of bomen accentueren een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormen een herkenningspunt in het landschap en/of

  • De boom of bomen vormen een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of landschap zichtbaar maakt en/of

  • De boom of bomen zijn gebiedseigen en typeren daarmee de karakteristiek van de omgeving.

3.2.3 De waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon

  • De boom of bomen vormen een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in de stad zichtbaar maakt en/of

  • De boom of bomen maken deel uit van een groter geheel (beplanting dan wel bebouwing) en/of

  • De boom of bomen dragen bij aan de stedenbouwkundige structuur en/of

  • De boom of bomen vormen een geheel met het omringende gebouw of gebouwen.

3.2.4 De beeldbepalende waarde van de houtopstand

  • De boom of bomen zijn minimaal vanaf twee kanten duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg en hebben een voor de soort karakteristieke kroonvorm. De omtrek van de stam is minimaal 100cm. Het zou als een gemis worden ervaren als de boom of bomen zou verdwijnen en/of

  • De boom of bomen hebben een karakteristieke vorm of een zeldzame omvang of zijn een zeldzame soort of hebben een bijzondere standplaats en/of

  • De boom of bomen vormen een uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur zichtbaar maakt en/of zijn als zodanig ook als waardevolle boomstructuur opgenomen op de Bomenlijst.

3.2.5 De cultuurhistorische waarde van de houtopstand

  • Herdenkingsbomen, markeringsbomen en bomen met een bijzondere snoeivorm. Sommige bomen komen voor in lokale verhalen en legenden of hebben een bijzonder gebruik. Andere bomen hebben een duidelijk verband met de geschiedenis van een plaats of belangrijk persoon en/of

  • De boom of bomen zijn kenmerkend voor de omgeving en geschiedenis van de locatie en/of

  • De boom of bomen hebben een directe relatie met een (bouwkundig) gemeentelijk monument of rijksmonument en/of

  • De boom of bomen vormen een onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol object.

3.2.6 De waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand

  • De boom of bomen vormen een eenheid met de omringende bomen. De resterende boom of bomen zullen schade ondervinden bij verwijdering van de boom of bomen.

  • Deze weigeringsgrond gaat uit van de bescherming voor de bomen die behouden blijven.

  • In het geval dat verwijdering van de boom/bomen juist ten goede komt aan de resterende boom/bomen werkt dit criterium niet als weigeringsgrond maar als verleningsgrond.

4 Herplant

Art. 4:12a Bijzondere vergunningsvoorschriften

Volgens artikel 4.12a en 4.12b van de APV kan het college van burgemeester en wethouders een herplant verbinden aan een omgevingsvergunning. Hieronder volgt een toelichting van artikel 4:12a en 4.12b.

4.1 Herplant

Herplant wordt opgelegd indien een van de volgende criteria van toepassing is:

  • De boom is als individueel waardevolle boom aangewezen;

  • De boomsoort is als behoudenswaardig benoemd en bij toepassing van de boomwaarderingscriteria blijkt dat de boom waardevol is;

  • De bomen zijn als waardevolle structuur aangewezen en de bomen worden niet verwijdert om de resterende bomen ruimte te geven;

  • Een of meer weigeringsgronden zijn van toepassing maar de omgevingsvergunning wordt toch verleend;

  • De aanvraag heeft betrekking op meerdere bomen tegelijkertijd.

Herplant wordt niet opgelegd indien:

  • Een omgevingsvergunning wordt verleend voor een boom die te groot is voor de tuin. Het gaat om een boom die te groot is, niet om een boom die op een foutieve locatie (bijv. te dicht op een gevel) staat en daardoor overlast veroorzaakt;

  • Een omgevingsvergunning wordt verleend om een andere boom of bomen meer ruimte te geven;

  • Als de boomsoort niet als behoudenswaardig is benoemd voor het betreffende waardevolle gebied en bovenstaande criteria voor het opleggen van herplant niet van toepassing zijn;

  • Voldoende groen (bomen) aanwezig is in de tuin en er geen ruimte is voor een nieuwe boom om zich goed te ontwikkelen. Het gaat dan met name om opgaande bomen en grote heesters met een zeker groenvolume waarbij kleinere leibomen en bolbomen met een beperkte omvang niet meetellen.

4.2 Uitvoeringscriteria herplant

4.2.1 Boomsoort

De herplant bestaat uit dezelfde soort als de boom die verwijderd wordt indien het een soort betreft die:

  • Weinig voorkomt in de gemeente;

  • Karakteristiek is voor de directe omgeving.

Een herplant kan bestaan uit een andere soort als het bovenstaande niet van toepassing is. In dat geval wordt verwezen naar een categorie: boom van de 1e orde (hoger dan 15meter), boom van de 2e orde (tussen de 8-15 meter hoog) of boom 3e orde (kleiner dan 8 meter). Een herplant kan alleen in uitzonderingssituaties bestaan uit leibomen of andere vormbomen (bolbomen zoals bolacacia, bolcatalpa etc.) gezien de zeer geringe bijdrage van dit type bomen aan de gemeentelijke groenstructuur. Het bovenstaande geldt niet voor een herplant die wordt opgelegd als vervanging van een lei- of vormboom die op de lijst waardevolle bomen staat.

4.2.2 Herplantlocatie

De herplant geldt voor het tuingedeelte waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend. Als de boom of bomen waarvoor omgevingsvergunning is verleend in de achtertuin staan dan dient de herplant ook in de achtertuin plaats te vinden tenzij anders vermeld wordt in de vergunning.

4.2.3 Herplanttermijn

Aan de herplantplicht moet voldaan zijn een jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en twee jaar lang herhaald worden bij het niet slagen van de herplant. Hier kan vanaf worden geweken bijvoorbeeld bij een omgevingsvergunning die meerdere activiteiten bevat. In een dergelijk geval wordt in de omgevingsvergunning een afwijkende termijn benoemd.

4.2.4 Maatvoering

Bij het kappen van een boom die op de lijst waardevolle bomen staat als individueel aangewezen boom, als onderdeel van een waardevolle structuur of in gebieden met een bestemmingsplanregime wordt standaard herplant opgelegd met een minimale maat van 18-20 cm (stamomtrek). Bij het kappen van een boom met een stamomtrek van 250 cm of groter wordt een minimale herplant opgelegd van een boom met een stamomtrek van 25-30 cm.

In het geval van een boom die niet individueel is aangewezen op de lijst waardevolle bomen en deel uitmaakt van een waardevol gebied wordt een minimale maat van 14-16 opgelegd tenzij de boom een diameter van minimaal 100cm heeft dan wordt minimaal maat 18-20 opgelegd.

Betreft het een boom met beeldbepalende waarde (weigeringsgrond) dan kan een afwijkende maat worden opgelegd, afhankelijk van de situatie. Hetzelfde geldt voor een herplant die wordt opgelegd in het kader van een kap zonder vergunning, ook dan kan een afwijkende maat worden opgelegd.

4.3 Illegale kap

Art. 4:12e Herplant-/instandhoudingsplicht

Volgens artikel 4:12e.lid 1. van de APV kunnen burgemeester en wethouders een herplantplicht opleggen, in het geval dat een houtopstand zonder vergunning is geveld, of als deze op andere wijze teniet is gegaan. Als vorenstaande geconstateerd wordt dan kan het college van burgemeester en wethouders conform de regels behorend bij artikel 4:12a en 4.12b een herplant opleggen.

Bij het constateren van een velling zonder vergunning wordt altijd aangifte gedaan bij de politie in verband met het overtreden van de regels uit de APV.

5 Bestrijding boomziekten

Artikel 4:12 d Bestrijding van bomenziekten

Onder dit artikel valt ook de bestrijding van de iepziekte. Het is zaak dat de gemeente alert blijft voor de iepziekte en deze bestrijdt.

Boomeigenaren worden aangeschreven als zich op een terrein één of meer bomen bevinden die gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders, zoals insecten. Rechthebbenden moeten binnen de bij de aanschrijving vastgestelde termijn:

  • -

    de houtopstand vellen

  • -

    conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking. Op dat tijdstip vervallen de ‘Beleidsregels het bewaren van houtopstanden vastgesteld op 30 maart 2016’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 24 november 2020,

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren

drs. E.M. Voorhorst

Gemeentesecretaris

drs. H.M.W. ter Heegde

Burgemeester