Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent de heffing en invordering van watertoeristenbelasting (Verordening watertoeristenbelasting 2021)

Geldend van 22-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent de heffing en invordering van watertoeristenbelasting (Verordening watertoeristenbelasting 2021)

De raad van de gemeente Altena;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening watertoeristenbelasting 2021

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van tenminste één maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • g.

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'watertoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig of degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano's, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste zes meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijk watergebied bevindt.

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de ‘Verordening toeristenbelasting 2021’.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van de heffing

  • 1. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt het aantal etmalen forfaitair vastgesteld.

  • 2. Bij de forfaitaire berekening wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

    • a.

      Het aantal personen die verblijf hebben gehouden, bepaald op 2,3

    • b.

      Het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 18,3.

Artikel 7. Opteren voor niet forfaitaire maatstaf van heffing

  • 1. Belastingplichtige kan in de aangifte verzoeken de maatstaf van heffing in afwijking van het bepaalde in artikel 6 vast te stellen op het werkelijk aantal etmalen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal;

  • 2. Dit verzoek wordt niet gehonoreerd indien de verblijfsregistratie zoals bedoeld in artikel 15 niet of niet juist is bijgehouden.

Artikel 8. Belastingtarief

De belasting bedraagt per persoon, per etmaal € 1,20.

Artikel 9. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10. Wijze van belastingheffing

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven;

  • 2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd voor ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11. Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 9,00 worden niet opgelegd.

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 13. Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen ambtenaren, bedoeld in de artikelen 231, tweede lid, onderdelen b en d en 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet;

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor de belastingplichtige die in het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening een aanslag watertoeristenbelasting heeft ontvangen of daarvoor aangifte heeft gedaan.

Artikel 14. Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd verblijfregister;

  • 2. De verplichting als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 3. De verplichting als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover de belastingplichtige een registratie voert waaruit het verblijf van verblijfhoudenden kan worden vastgesteld.

Artikel 15. Overgangsrecht

De ‘Verordening watertoeristenbelasting 2020’ van 17 december 2019 vervalt met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening watertoeristenbelasting 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Altena van 15 december 2020.

De griffier,

drs. S.J. Peet

De voorzitter,

drs. E.B.A. Lichtenberg MCM