Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening rioolheffing 2021

Geldend van 04-02-2021 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Verordening rioolheffing 2021

Nijverdal, 15 december 2020 Nr. 2020-030397

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020;

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt en waar voor dat perceel de gemeente één of meerdere voorzieningen heeft getroffen voor wat betreft de gemeentelijke taken, genoemd in artikel 2.

  • 2. De belasting wordt tevens geheven van degene die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt en waar voor dat perceel een andere gemeente één of meerdere voorzieningen heeft getroffen wat betreft de gemeentelijke taken, genoemd in artikel 2 en de gemeente Hellendoorn hiervoor kosten in rekening brengt.

  • 3. Met betrekking tot het eerste en tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel met een verhoging naar het aantal kubieke meters water dat van het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

      • a.

        watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

      • b.

        bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren, dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.

  • 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Vrijstelling

De belasting wordt niet geheven:

  • a. terzake van bronneringswater dat wordt geloosd op de gemeentelijke riolering;

  • b. van gebruikers van percelen met een geregistreerde en door het bevoegd gezag goedgekeurde voorziening voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA);

  • c. terzake van zelfstandige objecten in gebruik bij een nutsvoorziening;

  • d. terzake van garageboxen.

Artikel 7 Belastingtarieven

1

De belasting bedraagt per perceel

a

Indien het aantal kubieke meters leidingwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 0 m3 tot en met 500 m3

228,36

b

Indien het aantal kubieke meters leidingwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 501 m3 tot en met 1000 m3

316,08

c

Indien het aantal kubieke meters leidingwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 1001 m3 tot en met 1500 m3

1.025,64

2

Indien het aantal kubieke meters leidingwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt boven 1500 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt c gestelde tarief, voor elke 500 m3 of een gedeelte daarvan waarmede het aantal van 1500 m3 wordt overschreden, verhoogd met

398,76

3

a

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 0 tot en met 10.000 m3, wordt het in het eerste lid gestelde tarief verhoogd met een bedrag berekend in overeenstemming met het eerste en tweede lid.

b

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 10.001 tot en met 50.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

14.829,00

c

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 50.001 tot en met 100.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

29.654,00

d

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 100.001 tot en met 150.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

44.483,00

e

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 150.001 tot en met 200.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

59.311,00

f

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 200.001 tot en met 250.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

69.197,00

g

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 250.001 tot en met 300.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

79.083,00

h

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 300.001 tot en met 350.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

88.966,00

i

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 350.001 tot en met 400.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

93.909,00

j

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 400.001 tot en met 450.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

98.851,00

k

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 450.001 tot en met 500.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

103.794,00

l

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 500.001 tot en met 550.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

108.737,00

m

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 550.001 tot en met 600.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

113.679,00

n

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt in het bereik van 600.001 tot en met 650.000 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

118.622,00

o

Indien het aantal kubieke meters grondwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd ligt boven 650.001 m3, wordt het in het eerste lid, onder punt a, gestelde tarief verhoogd met

128.508,00

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00, dat de aanslagen moeten worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking van het derde lid geldt dat, in geval op enig moment het openstaande verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen kleiner of gelijk is aan € 10,00, het voornoemde bedrag in de eerstvolgende termijn volledig geïncasseerd wordt.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen en conform

  • - de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

  • - de Leidraad kwijtschelding gemeentelijke belastingen van de gemeente Hellendoorn;

waarbij 100 procent van de bijstandsuitkering wordt aangemerkt als kosten van bestaan, kan bij de invordering van de rioolheffing geheel of gedeeltelijk kwijtschelding worden verleend.

Artikel 13 Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a. van zuiver redactionele aard zijn;

  • b. een tariefsverlaging betreffen;

  • c. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt of is getreden;

met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders de raad zo snel mogelijk achteraf informeert over de toegepaste bevoegdheid.

Artikel 14 Overgangsrecht

De "Verordening rioolheffing 2020", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2019, nr. 2019-034230, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2021”.

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

Ondertekening