Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR648886
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR648886/1
Regeling vervallen per 01-01-2022
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Langedijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van reinigingsheffingen (Verordening reinigingsheffingen 2021)
Geldend van 19-12-2020 t/m 31-12-2021
Intitulé
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Langedijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van reinigingsheffingen (Verordening reinigingsheffingen 2021)De raad van de gemeente Langedijk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020, nummer XX;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFEN-HEFFING EN REINIGINGSRECHTEN 2021
(Verordening reinigingsheffingen 2021)
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
- a.
een afvalstoffenheffing;
- b.
reinigingsrechten.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;
- b.
grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
-
1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een directe belasting geheven als bedoeld in het artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
-
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
-
2. Als perceel wordt aangemerkt:
- a.
de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;
- c.
een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- d.
een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.
- e.
het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
- a.
Artikel 5 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.
Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
-
5. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 10 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag als bedoeld in artikel 8 worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in 9 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
-
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Artikel 11 Belastbaar feit
Onder de naam reinigingsrechten worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Artikel 12 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 14 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 15 Wijze van heffing
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang
-
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
-
5. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 17 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de op grond van artikel 15 verschuldigde rechten worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.
HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De “Verordening reinigingsheffingen 2020” van 10 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.
-
4. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening reinigingsheffingen 2021”.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 15 december 2020.
De voorzitter,
L.A.M. Kompier
De griffier,
R. Vennik
Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2021.
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
HOOFDSTUK 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing
- 1.1
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door niet meer dan één persoon € 182,40
- 1.2
De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 wordt, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door twee of meer personen, vermeerderd met € 121,92
- 1.3
De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de Afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):
- 1.3.1
container van 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container met € 131,88
- 1.3.2
container van 240 liter, bestemd voor plastic, metalen verpakkingen en drankenkartons, per extra container met € 131,88
- 1.3.3
container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container met € 151,32
- 1.3.1
HOOFDSTUK 2 Maatstaf en jaarlijks tarief reinigingsrechten
- 2.1
Het recht voor het periodiek verwijderen van in mini-rolcontainers aangeboden bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid (3 containers, waarvan 1 container met een groene deksel, 1 container met een oranje deksel en 1 container met een grijze deksel) bedraagt per belastingjaar € 317,04 inclusief BTW, per bedrijfspand.
Behoort bij het raadsbesluit van 15 december 2020 .
De griffier van de gemeente Langedijk,
R. Vennik
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl