Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent het uitvoeren van subsidies (Uitvoeringsregeling subsidies gemeente Waterland 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent het uitvoeren van subsidies (Uitvoeringsregeling subsidies gemeente Waterland 2021)

Het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Waterland,

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan het vastgestelde beleid van de gemeente Waterland en de landelijk vastgestelde speerpunten van beleid;

gelet op de Algemene subsidieverordening Waterland 2021,

besluit

vast te stellen de navolgende Uitvoeringsregeling subsidies gemeente Waterland 2021.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteitenprogramma: het door de subsidieaanvrager opgestelde programma van activiteiten met bijbehorende kostenraming waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • c.

    incidentele subsidie: een subsidie te verlenen voor een eenmalige, duidelijk af te bakenen activiteit of een, niet jaarlijks of tweejaarlijks terugkerend, project;

  • d.

    ingezetene: inwoner van de gemeente Waterland die als zodanig ingeschreven is in de Basisregistratie personen (BPR);

  • e.

    periodieke subsidie: genormeerde, niet incidentele, subsidie voor activiteiten met bijbehorende kosten die jaarlijks of tweejaarlijks terugkeren;

  • f.

    verordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Waterland 2021;

  • g.

    voorziening: een klein bouwwerk of straatmeubilair dat voldoet aan de vereisten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • h.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt voor activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      kunst en cultuur;

    • b.

      sport;

    • c.

      sociaal-cultureel werk;

    • d.

      jaarlijks door de gemeenteraad van de gemeente Waterland in de begroting te benoemen terreinen.

  • 2. Subsidie kan ook worden verstrekt voor projecten die bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en waarbij de activiteiten bestaan uit het toevoegen van een voorziening in de openbare ruimte.

  • 3. De activiteiten moeten een bijdrage leveren aan of aansluiten op het vastgestelde beleid.

Artikel 3. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de verordening wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen voordat de aanvraag is ontvangen;

    • b.

      de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de activiteit(en) kan voorzien uit eigen middelen en/of middelen van derden.

    • c.

      de dienst/het product waarvoor subsidie wordt aangevraagd al “afdoende” door andere organisaties wordt aangeboden;

    • d.

      de dienst/het product ook op een commerciële markt en/of door commerciële organisaties wordt aangeboden.

    • e.

      voor de activiteiten of een deel van de activiteiten bij de gemeente op basis van een andere gemeentelijke subsidieverordening of uitvoeringsregeling subsidie is aangevraagd en verkregen.

  • 2. Subsidieaanvragen van organisaties die volgens de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht zijn een protocol Meldcode huiselijk geweld te hebben opgesteld en verankerd, worden niet gehonoreerd als de aanvrager dit protocol niet kan overleggen.

  • 3. Ten aanzien van het eerste lid onder b kunnen in de verleningsbeschikking aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 4 Kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Onverminderd het gestelde in artikel 3 komen kosten niet voor subsidiëring in aanmerking als zij niet direct betrekking hebben op het project of de activiteiten die in de subsidieaanvraag worden vermeld.

  • 2. Ingeval in de subsidieaanvraag opgenomen activiteiten of kosten niet of gedeeltelijk subsidiabel zijn, wordt dit in de verleningsbeschikking nadrukkelijk vermeld.

Hoofdstuk 2: Eenmalige subsidies

Artikel 5 Incidentele subsidies

  • 1. De incidentele subsidies kunnen verstrekt worden voor:

    • a.

      een evenement in de gemeente Waterland;

    • b.

      een culturele expositie in de gemeente;

  • 2. Een incidentele subsidie kan eveneens, ter stimulering, verstrekt worden voor:

    • a.

      een vernieuwende activiteit of voorziening;

    • b.

      een startende activiteit voor een nieuwe organisatie of voorziening;

    • c.

      een activiteit gericht op samenwerking en versterking van het integraal voorzieningenaanbod op kernniveau;

    • d.

      een activiteit die gericht is op de maatschappelijke participatie en integratie van kwetsbare ingezetenen;

    • e.

      een activiteit die gericht is op het optimaliseren van het gebruik en de toegankelijkheid van voorzieningen;

    • f.

      een activiteit die gericht is op het stimuleren van vrijwilligerswerk en de waardering voor de vrijwillige inzet ten behoeve van de lokale gemeenschap;

    • g.

      een activiteit die bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de ingezetenen van de gemeente;

    • h.

      een activiteit die bijdraagt aan het vergroten van het cultureel-historisch bewustzijn over de kernen in de gemeente.

  • 3. Indien en voor zover ten aanzien van de activiteiten zowel lid één als lid twee van toepassing zijn, kan slechts éénmaal het bij artikel 8 genoemde maximum bedrag worden aangevraagd.

  • 4. In bijzondere gevallen en omstandigheden waarbij door de rijksoverheid en/of de gemeente incidenteel en op basis van noodmaatregelen middelen ter beschikking worden gesteld, kan een incidentele subsidie worden verleend volgens de bij genoemde noodmaatregel gestelde doelgroep- en reikwijdtebepalingen.

Artikel 6. Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt aan rechtspersonen, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk bezig houden met activiteiten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Waterland.

  • 2. Het college kan, in afwijking van het eerste lid, besluiten voor aanvragen die zijn gebaseerd op artikel 5, tweede lid subsidie te verstrekken aan natuurlijke personen die ingezetene zijn van de gemeente.

Artikel 7. Procedurebepalingen

  • 1. Een aanvraag voor een incidentele subsidie moet uiterlijk dertien weken vóór aanvang van de activiteit worden ingediend.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Als de aanvraag niet tijdig of onvolledig wordt ingediend is de gemeente niet gehouden om een beslissing te nemen vóór het plaatsvinden van de activiteit.

  • 4. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de wet de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 5. Een organisaties kan maximaal eenmaal per jaar in aanmerking komen voor een incidentele subsidie.

  • 6. Als een activiteit of project een periodiek karakter heeft, kan een incidentele subsidie alleen worden aangevraagd als de mogelijkheden voor een periodieke subsidie uitgesloten zijn. De incidentele subsidie kan in dat geval slechts eenmaal voor de activiteiten of het project worden aangevraagd.

  • 7. Als sprake is van een omstandigheid genoemd in artikel 5, vierde lid, worden de aanvraag- en verantwoordingsvoorwaarden alsdan door het college nader bepaald.

Artikel 8 Berekening van de subsidie

  • 1. Voor incidentele subsidies geldt een maximum van € 2.500 per aanvraag.

  • 2. De gemeente levert met de subsidie een bijdrage aan het beperken van een exploitatietekort.

  • 3. Subsidieverlening vindt plaats voor het geheel van de activiteiten waarbij rekening wordt gehouden met kosten die verband houden met de organisatie, gebruik van materialen, aanschaf van duurzame goederen, inventaris en huisvesting.

  • 4. Kosten die verband houden met consumpties, versnaperingen, attenties, prijzengeld en andere gelijksoortige kosten, komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Kosten die gemaakt worden uit een oogpunt van winstbejag zoals het verhuren van barvoorzieningen, het drukken van loten en andere gelijksoortige kosten komen eveneens niet voor subsidieverlening in aanmerking.

  • 6. Het college kan ten aanzien van de in het vierde lid genoemde kostensoorten afwijkend beslissen als deze kosten onlosmakelijk verbonden zijn met de activiteit/het project en het voor het slagen hiervan noodzakelijk is dat deze kosten worden gemaakt.

  • 7. Voor incidentele subsidies tot en met € 500 bedraagt de subsidie maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 8. Voor incidentele subsidies van meer dan € 500 bedraagt de subsidie maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag per gespecificeerde activiteit.

Artikel 9.Verdeling van het subsidiebudget.

  • 1. Het jaarlijkse budget voor incidentele subsidies wordt vóór de aanvang van het jaar waarvoor het beschikbaar is, bekend gemaakt.

  • 2. De behandeling van de aanvragen vindt plaats op volgorde van binnenkomst.

  • 3. Op de incidentele subsidie aanvragen die vallen onder artikel 5, vierde lid, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing.

Artikel 10. Eindverantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 1. Voor de eindverantwoording en vaststelling van de incidentele subsidie dient de subsidieontvanger een vaststellingsverzoek in.

  • 2. Voor dit vaststellingsverzoek stelt het college een formulier beschikbaar.

  • 3. Het vaststellingsverzoek kan alleen in behandeling worden genomen als het verzoek is vergezeld van de door de gemeente verplicht gestelde bijlagen. Deze verplichtingen kunnen voortvloeien uit hetgeen in de verleningsbeschikking is opgenomen, dan wel door hetgeen in het in lid twee genoemde formulier verplicht is gesteld.

  • 4. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op grond van de werkelijk verrichte gesubsidieerde activiteiten tegen de bij verleningsbeschikking vermelde normbedragen.

  • 5. Van de bij het vierde lid genoemde wijze van vaststellen kan worden afgeweken als de vorm van de activiteiten en/of de subsidieverlening zich hier redelijkerwijze niet voor lenen. In de verleningsbeschikking wordt in dat geval duidelijk omschreven op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld.

  • 6. De vaststelling van de incidentele subsidie vindt plaats onder toepassing van artikel 14, tweede lid van de verordening.

  • 7. Ten aanzien van de subsidieverleningen gebaseerd op artikel 5, eerste lid kan het college besluiten subsidies tot en met € 500 te verlenen en direct vast te stellen.

Hoofdstuk 3 Periodieke subsidies

Artikel 11 Periodieke subsidies

  • 1. De periodieke subsidies worden per kalenderjaar verleend.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan in voorkomende gevallen de periodieke subsidie ook eenmaal per 2 kalenderjaren worden verleend.

  • 3. Bij de periodieke subsidies wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      Met naam en bedrag in hoofdstuk 1 van de subsidieparagraaf van de gemeentebegroting genoemde organisaties;

    • b.

      overige periodieke subsidies.

Artikel 12. Doelgroep

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt aan rechtspersonen, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk bezig houden met activiteiten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente.

Artikel 13. Procedurebepalingen

  • 1. Aanvragen voor een periodieke subsidie moeten worden ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Voor aanvragen tot en met € 5.000 moet een keuze worden gemaakt uit de op het aanvraagformulier genoemde bedragen/categorieën.

Artikel 14. Berekening van de subsidie

  • 1. Voor subsidies tot en met € 500 bedraagt de subsidie maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 2. Voor subsidies van meer dan € 500,-- bedraagt de subsidie maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag per gespecificeerde activiteit.

  • 3. Voor periodieke subsidies van meer dan € 5.000 kan periodiek een indexering plaatsvinden met gebruikmaking van de CPB-index bruto overheidsinvesteringen met als peildatum de maand maart van het voorafgaande jaar.

Artikel 15. Verdeling van het subsidiebudget voor nieuwe aanvragen

  • 1. Voor aanvragen vallend onder artikel 11, derde lid onder b geldt dat zij worden opgenomen op een jaarlijks door het college vast te stellen prioriteitenlijst.

  • 2. Of en zo ja voor welk deel aanvragen worden gehonoreerd, is bepalend of:

    • a.

      op de aanvraag of een deel daarvan weigeringsgronden genoemd in artikel 9 van de verordening of de artt. 3 en 4 van deze regeling van toepassing zijn;

    • b.

      de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld dat toereikend is.

  • 3. Ingeval het subsidieplafond niet toereikend is, is de plek die de aanvraag inneemt op de prioriteitenlijst bepalend.

  • 4. De volgorde op deze lijst wordt in aflopend gewicht bepaald door onderstaande criteria. Daarbij wordt afgewogen de mate waarin:

    • a.

      het activiteiten betreft die behoren tot de uitvoering van een wettelijke taak;

    • b.

      de activiteiten aansluiten bij speerpunten van beleid;

    • c.

      de activiteiten aansluiten bij vastgesteld gemeentelijk beleid;

    • d.

      de subsidieaanvraag duidelijke concrete beschrijvingen van de activiteiten en bijbehorende marktconforme tarieven bevat;

    • e.

      de dienst/het product waarvoor subsidie wordt aangevraagd al afdoende door andere organisaties wordt aangeboden;

    • f.

      de dienst/het product ook op een commerciële markt en/of door commerciële organisaties wordt aangeboden;

    • g.

      het te subsidiëren aanbod aan producten/diensten overeenkomt met de lokale vraag;

    • h.

      de resultaten en het (maatschappelijk) effect van de uit te voeren activiteiten meetbaar/zichtbaar zijn (te maken).

Artikel 16 Voorschotten en termijnen

  • 1. Bij subsidies tot en met € 5.000 vindt in beginsel 100 % bevoorschotting plaats bij subsidieverlening.

  • 2. Bij subsidies van meer dan € 5.000 kan een voorschot worden verleend van 80-100 %. Het resterende subsidiebedrag wordt in dat geval uitbetaald bij vaststelling als aan alle vaststellingsvoorwaarden is voldaan.

  • 3. Bij de subsidies genoemd in het tweede lid kan, in afwijking van de in dat lid genoemde bevoorschottingsystematiek, een bevoorschotting van 100 % plaatsvinden met een betaalritme. Dit betaalritme wordt nadrukkelijk in de verleningsbeschikking vermeld.

Artikel 17 Eindverantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend via een daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De eindverantwoording vindt plaats onder toepassing van de artt 14 t/m 17 van de verordening in samenhang met de voorwaarden en verplichtingen opgenomen in het vaststellingsformulier en in de verleningsbeschikking.

  • 3. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op grond van de werkelijk verrichte gesubsidieerde activiteiten tegen de bij de verleningsbeschikking genoemde normbedragen.

  • 4. Van de bij het derde lid genoemde wijze van vaststellen kan worden afgeweken als de vorm van de activiteiten en/of de subsidieverlening zich hier redelijkerwijze niet voor lenen. In de verleningsbeschikking wordt in dat geval duidelijk omschreven op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld.

  • 5. Het college kan besluiten om bij verleende subsidies tot maximaal € 2.500 direct bij de verlening ook tot vaststelling over te gaan. In dat geval wordt dit duidelijk in het subsidiebesluit vermeld.

Artikel 18 Bepaling vergoedingsplicht bij vermogensvorming

  • 1. In de gevallen waarin bij de subsidieverlening afdeling 4.2.8 alsmede artikel 4:41 van de wet van toepassing zijn verklaard, gelden ten aanzien van de berekening van de vergoedingsplicht de volgende uitgangspunten:

    • a.

      bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de reële waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt;

    • b.

      ingeval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen;

    • c.

      indien het onroerende zaken betreft, vindt de waardebepaling plaats door een onafhankelijke deskundige die wordt aangewezen door de gemeente.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Art. 19 Overgangsbepalingen

Op aanvragen om periodieke subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2021 zijn de bepalingen van de Uitvoeringsregeling subsidies Zorg en Welzijn 2014 van toepassing.

Art. 20 Intrekking oude uitvoeringsregeling

De Uitvoeringsregeling subsidies Zorg en Welzijn wordt ingetrokken per 1 januari 2021.

Art. 21 Inwerkingtreding

Deze uitvoeringsregeling treedt in werking per 1 januari 2021.

Art. 22 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling subsidies gemeente Waterland 2021.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 8 december 2020.

Drs. E. Dijk

Algemeen directeur/gemeentesecretaris

Drs. K.S. Heldoorn

burgemeester