Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Harlingen

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Harlingen

De gemeenteraad van de gemeente Harlingen;

gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet;

Overwegende:

  • dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeenten heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

  • dat het voorts wenselijk is regels te stellen omtrent de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij beleidsvorming.

besluit vast te stellen de: Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Harlingen.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Harlingen,

De raad voornoemd,

Griffier,

Burgemeester,

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • advies en aanvraag maatwerkvoorziening Jeugdwet: het geaccordeerde of voor gezien getekende document dat een weergave bevat van het onderzoek in het kader van de Jeugdwet.

  • algemene voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen;

  • gebiedsteam: het in de desbetreffende gemeente actieve gebiedsteam;

  • formele hulp: ondersteuning door professionals die werken voor een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven organisatie. Die organisatie voldoet aan onze kwaliteitseisen en is daarnaast gecontracteerd als ZIN-aanbieder of kan door middel van plannen (over relevante wet- en regelgeving, aansprakelijkheid, administratie en continuïteit) of visitatie door onze gebiedsteams en toezichthouder aantonen dat de organisatorische bekwaamheid voldoet aan het niveau van onze inkoopvoorwaarden;

  • familiegroepsplan: het plan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.1.2. van de wet;

  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • jeugdige: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, dit impliceert ook een ongeboren vrucht;

In de volgende situaties kan het ook een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar betreffen:

  • Als er voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar conform de Jeugdwet door de verwijzer is bepaald dat voortzetting of hervatting van (reeds) ingezette jeugdhulp noodzakelijk is;

  • Als in het kader van een strafrechtelijke beslissing door de rechter bepaald is dat (hoog) specialistische jeugdhulp noodzakelijk is;

  • Als door de gemeente bepaald is dat (hoog) specialistische jeugdhulp noodzakelijk is, bij een jeugdige die niet in aanmerking komt voor jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet, geen aanspraak kan maken op de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet en waarvoor ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 niet passend is;

  • onverwijld: zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • plan van aanpak: plan dat is opgesteld in samenwerking tussen de jeugdige en/of zijn ouders dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger en de gebiedsteammedewerker over de huidige situatie, de doelen en de acties die op die doelen worden gezet.

  • sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

  • traject: een traject omvat alle ondersteuning die een jongere en/of het gezin nodig heeft in een bepaalde situatie;

  • de wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van ondersteuning zijn zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar. Het betreffen algemene voorzieningen:

  • a.

    preventieve jeugdhulp, waaronder publieke jeugdgezondheidszorg

  • b.

    toegang en toeleiding en lichte generalistische ambulante ondersteuning (gebiedsteams en POH-Jeugd)

  • 2.

    De volgende vormen van ondersteuning zijn niet zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar. Het betreffen individuele voorzieningen:

  • a.

    Dyslexiezorg:

    Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Dyslexiezorg wordt in principe geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, danwel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag van het kind is gestart. Er is sprake van dyslexie wanneer bij een jeugdige lezen, spellen en schrijven, gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, te moeizaam gaan terwijl het kind wel een gemiddelde intelligentie heeft. Er is alleen sprake van EED als er volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 een diagnose is gesteld en er geen andere oorzaken zijn gevonden die de problemen kunnen verklaren.

  • b.

    Pleegzorg: Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekeind opvang (respijtzorg) geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.

  • c.

    Specialistische jeugdhulp: Alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog specialistische jeugdhulp. Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.). Bij Jeugdhulp met verblijf verblijft een jeugdige, op vrijwillige of gedwongen basis, in een (open) instelling.

Specialistische Jeugdhulp (zowel ambulante jeugdhulp als jeugdhulp met verblijf) wordt op basis van een ondersteuningsprofiel en in de vorm van een traject geboden. Verblijf wordt altijd in combinatie met een ondersteuningsprofiel verstrekt en kan niet apart verstrekt worden.

Binnen Specialistische Jeugdhulp zijn de volgende ondersteuningsprofielen vastgesteld:

  • 1.

    Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren van gezinscommunicatie.

  • 2.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind eigen problematiek.

  • 3.

    Behoefte aan vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking.

  • 4.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige bij zijn ontwikkeling.

  • 5.

    Behoefte aan het verminderen problematiek en verbeteren van het functioneren jeugdige door middel van zorg en behandeling.

  • 6.

    Behoefte aan het leren van vaardigheden en verbeteren van functioneren voor jeugdige, rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdige.

  • 7.

    Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking.

  • 8.

    Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek.

  • 9.

    Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

  • 10.

    Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0-6 jarige binnen het gezin. Rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind.

  • d.

    Hoog specialistische jeugdhulp:Zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang in een besloten of gesloten (Jeugdzorg Plus) setting, een driemilieuvoorziening of spoedeisende ondersteuning (Crisiszorg) noodzakelijk en 24/7 beschikbaar is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.

  • e.

    Jeugdbescherming: Ondersteuning in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen. Een (Voorlopige) Ondertoezichtstelling en een Gezagsbeëindigende maatregel zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Deze maatregelen kan de rechter opleggen als vrijwillige hulp niet toereikend is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Soms woont een kind daarom (tijdelijk) niet meer thuis. Gezinsvoogden van een gecertificeerde instelling begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen. Hiertoe gecertificeerde instellingen zijn het Regiment Bescherming en Veiligheid, de William Schrikker Groep, het Leger des Heils en het Nidos.

  • f.

    Jeugdreclassering: Ondersteuning in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn. De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of de volwassenreclassering.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp anders dan via het gebiedsteam

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Dat geldt ook na een verwijzing door de Gecertificeerde Instelling, rechter, Raad van de Kinderbescherming of Officier van Justitie.

  • 2.

    Als het gaat om dyslexie treedt de school als verwijzer op.

  • 3.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via het gebiedsteam

Artikel 4.1. Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het gebiedsteam. Het gebiedsteam zorgt voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het gebiedsteam bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3 op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het gebiedsteam na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening of vraagt het gebiedsteam een voorlopige ondertoezichtstelling of spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet aan in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Artikel 4.2. Vooronderzoek

  • 1.

    Het gebiedsteam verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3., van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het gebiedsteam de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders niet afzien van het opstellen van een familiegroepsplan, ondersteunt het gebiedsteam indien nodig daarbij.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het gebiedsteam alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het gebiedsteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3.

    Het gebiedsteam kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4.3. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren.

  • 1.

    Het gebiedsteam vergaart voldoende kennis over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Het gebiedsteam onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:

  • a.

    Wat de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouder(s) is.

  • b.

    Of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

  • c.

    Welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

  • d.

    Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk of andere instellingen die ondersteuning bieden toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Voor de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen wordt een afweging gemaakt tussen bijvoorbeeld de behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige, de voor hem benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan, de mogelijkheden, de draagkracht en de belastbaarheid van zijn ouders, de samenstelling van het gezin en de woonsituatie en het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen. Toepassing van dit lid kan ertoe leiden dat geen gebruikelijke of bovengebruikelijke zorg wordt verstrekt.

Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.

De jeugdige en/of zijn ouders zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het gebiedsteam dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het gebiedsteam maakt bij zijn beoordeling zoveel mogelijk gebruik van relevante beoordelingsinstrumenten. Die zijn helpend en richtinggevend.

  • 4.

    Het gebiedsteam informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hun toestemming om hun persoonsgegevens te delen met de Dienst SoZaWe Nw. Fryslân.

  • 5.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 6.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger met redenen omkleed aangeven dat het onderzoek geheel of gedeeltelijk te belastend is en de gebiedsteammedewerker het daarmee eens is, dan wordt door de gebiedsteammedewerker in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger gezocht naar een alternatieve onderzoeksmethode.

  • 7.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger bij herhaling hebben aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan (een deel van) het onderzoek én zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele voorziening niet kan worden vastgesteld, dan kan (deels) negatief op de aanvraag worden besloten.

  • 8.

    Het gebiedsteam kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4.4. Verslag

  • 1.

    Het gebiedsteam zorgt voor verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3.

  • 2.

    Wanneer het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger de advies en aanvraag maatwerkvoorziening Jeugdwet. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoeken, verstrekt het gebiedsteam eveneens het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 3.

    Wanneer niet het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoeken het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger worden aan de advies en aanvraag maatwerkvoorziening Jeugdwet toegevoegd.

Artikel 4.6. Aanvraag

  • 1.

    Het college merkt een ondertekend advies en aanvraag maatwerkvoorziening Jeugdwet aan als aanvraag. Iedere rechtstreeks belanghebbende kan een aanvraag indienen. Wanneer een minderjarige een aanvraag indient, is - wanneer deze nog niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen - toestemming van een wettelijk vertegenwoordiger vereist.

  • 2.

    Wanneer er wordt geweigerd te tekenen komt er in principe geen aanvraag tot stand en zal de cliënt middels een schrijven hiervan op de hoogte worden gesteld.

Artikel 5. Regels voor pgb

  • 1.

    Een individuele voorziening kan in de vorm van zorg in natura of een pgb worden verstrekt.

  • 2.

    Het college verstrekt in principe geen pgb als de cliënt het beheer ervan uitvoert met hulp van of laat uitvoeren door de betrokken ondersteuner zelf of daaraan verbonden personen of organisaties en daarmee ongewenste belangenverstrengeling kan ontstaan.

  • 3.

    Zorg in natura en een pgb kunnen in een traject gestapeld worden.

  • 4.

    Het budget voor een pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede zorg in te kopen.

  • 5.

    Er wordt niet een bedrag hoger dan een percentage van de goedkoopst compenserende voorziening in natura verstrekt.

  • 6.

    Met een pgb kan hulp uit het sociaal netwerk worden ingekocht wanneer de noodzakelijke hulp gebruikelijke hulp overstijgt en hulp uit het sociaal netwerk aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt, aantoonbaar doelmatiger is.

  • 7.

    Wanneer dagactiviteit groep of kortdurend verblijf wordt geïndiceerd, bedraagt het PGB-tarief voor formele hulp maximaal 80% van het ZIN-tarief. Bij de inzet van het sociaal netwerk bedraagt het PGB-tarief maximaal 50% van het ZIN-tarief.

  • 8.

    Wanneer individuele begeleiding basis, plus of specialistisch wordt geïndiceerd, bedraagt het PGB-tarief voor formele hulp maximaal 75% van het ZIN-tarief. Bij de inzet van het sociaal netwerk bedraagt het PGB-tarief maximaal 50% van het ZIN-tarief.

  • 9.

    Wanneer begeleiding of een dagactiviteit is geïndiceerd, en daarbij vervoer zonder rolstoel naar en van die begeleiding of dagactiviteit in de vorm van een pgb is geïndiceerd, bedraagt het PGB-tarief voor vervoer wanneer meerdere cliënten worden vervoerd voor formele hulp maximaal 80% van het ZIN-tarief. Bij de inzet van het sociaal netwerk bedraagt het PGB-tarief in dat geval maximaal 50% van het ZIN-tarief. Wanneer één cliënt wordt vervoerd, is het PGB-tarief voor zowel formele als informele hulp conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 10.

    Wanneer jeugdhulp anders dan die onder artikel 9 tot en met 11 wordt geïndiceerd, bedraagt het pgb-tarief voor formele hulp maximaal 75% van het van toepassing zijnde ZIN-tarief en bedraagt het pgb-tarief voor het sociaal netwerk maximaal 50% van het van toepassing zijnde ZIN-tarief.

Artikel 6. Controle

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek of de verstrekte voorzieningen, in natura of als pgb, worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Daarbij wordt eveneens gekeken naar de kwaliteit en rechtmatigheid ervan.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2. lid 3 van de wet bestaat de verplichting medewerking te verlenen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding.

Artikel 7. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger niet langer op de individuele voorziening of het pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb, of

  • f.

    de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het in het kader van rechtmatigheid bepaalde bij of krachtens de wet.

Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 9. Gegevensverwerking en privacy

  • 1.

    Het college is bij de verwerking van persoonsgegevens gehouden aan de wettelijke bepalingen in ten minstede Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor het naleven van het door het college vastgestelde Privacy-protocol.

  • 3.

    Het college informeert actief de bewoner/jeugdigen en hun ouders over zijn/hun privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaatsvinden.

Artikel 10. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 11. Pilot

  • 1.

    De gemeenteraad kan met het oog op het onderzoeken en het toepassen van mogelijkheden om jeugdhulp te bevorderen, middels een pilot afwijken van de bepalingen in deze verordening en in de beleidsregels die die pilot verhinderen. De overige bepalingen blijven van toepassing.

  • 2.

    Een pilot is gebaseerd op een opzet welke door de gemeenteraad als zodanig is goedgekeurd en kenmerkt zich door zowel een beperkte omvang in kosten als een beperkte omvang in duur. In de opzet wordt naast de pilot aandacht besteed aan de bepalingen in deze verordening en/of in de beleidsregels waarvan tijdelijk wordt afgeweken.

  • 3.

    Als de pilot noodzaakt tot bijstelling van de verordening en/of de beleidsregels kan de periode zoals bedoeld in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van die bijstelling.

  • 4.

    Als de gemeenteraad gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt de adviesraad met betrekking tot het sociaal domein van de gemeenten Harlingen, Waadhoeke, Vlieland en Terschelling geïnformeerd.

  • 5.

    Indien een belangenafweging dit uitwijst, kan de cliënt worden uitgezonderd van deelname aan de pilot.

Artikel 12. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen - de uitvoering van deze verordening betreffende - waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13. Inwerkingtreding, overgangsbepalingen en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021. Daarmee houdt de Verordening Jeugdhulp 2020 Dienst SoZaWe Nw Fryslân op te bestaan.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van Verordening Jeugdhulp Verordening Jeugdhulp 2020 Dienst SoZaWe Nw Fryslân en de daarop berustende bepalingen, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp 2020 Dienst SoZaWe Nw Fryslân en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. Indien dit leidt tot een nadelige situatie voor de aanvrager, wordt de aanvraag afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp 2020 Dienst SoZaWe Nw Fryslân.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp 2020 Dienst SoZaWe Nw Fryslân, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Harlingen.

Ondertekening