Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2020, nr. 2020-0128653; FILLIN "geef datum voorstel" \d ""FILLIN "geef nummer voorstel" \d ""

gelet op de artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam "rioolheffing" wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

  • a.

    van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

  • b.

    van de gebruiker van een perceel van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven terzake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van de heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt:

  • a.

    voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen geheven naar een vast bedrag per perceel en huishoudensituatie;

  • b.

    voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Voor de bepaling van de maatstaf van de heffing is voor percelen zijnde, verpleegtehuis, gezinsvervangend tehuis, (schippers)internaat, tehuis voor personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, verzorgingstehuis, bejaardentehuis, kindertehuis of gevangenis voor het gebruikersdeel lid 2, letter b. van toepassing.

  • 4.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater, dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 5.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een:

  • a.

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

  • b.

    bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6.

    Indien wordt aangetoond dat de toegevoerde waterhoeveelheid niet op de riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% van de toegevoerde hoeveelheid water bedraagt, met dien verstande dat dit tenminste 100 m³ is, wordt op voet van de in het 3e lid bepaalde hoeveelheid afvalwater verminderd met de op andere wijze afgevoerde waterhoeveelheid.

  • 7.

    Indien kan worden aangetoond dat 2.000 m³ afgenomen water of meer in het productieproces achterblijft en lid 6 van dit artikel niet van toepassing is, wordt een korting verleend naar rato van het werkelijk percentage water dat in het productieproces achterblijft ten opzichte van de werkelijk afgenomen waterhoeveelheid.

Artikel 6 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van percelen met een aansluiting op de gemeentelijke riolering uitsluitend voor de afvoer van hemel- en grondwater met een vloeroppervlakte kleiner dan 50 vierkante meter.

Artikel 7 Tarief

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt per perceel per jaar € 128,52.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a., bedraagt per perceel per jaar € 59,52.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a., bedraagt, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon, per perceel € 29,76.

  • 4.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, bedraagt bij een aantal kubieke meters afgevoerd afvalwater van:

  • a.

    0 – 10.000 m³:

  • b.

    € 59,52 per 200 m³ of een gedeelte daarvan.

  • c.

    10.000 – 25.000 m³:

    Een vast bedrag van € 2.976,00 vermeerderd met € 44,64 per 200 m³ of een gedeelte daarvan tussen 10.000 en 25.000 m³.

  • d.

    25.000 – 50.000 m³:

    Een vast bedrag van € 6.324,00, vermeerderd met € 29,76 per 200 m³ of een gedeelte daarvan tussen 25.000 – 50.000 m³.

  • e.

    50.000 m³ of meer:

    Een vast bedrag van € 10.044,00 vermeerderd met € 14,88 per 200 m³ of een gedeelte daarvan boven 50.000 m³.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van het vijfde lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing Hendrik-Ido-Ambacht 2020", vastgesteld bij raadsbesluit van 2 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2021".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad der gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in zijn openbare vergadering van 7 december 2020.

De griffier, De voorzitter,

G.H. Logt J. Heijkoop