Regeling vervallen per 21-10-2010

Beleidsregels uitwegvergunningen gemeente De Bilt 2008

Geldend van 04-09-2008 t/m 20-10-2010

Intitulé

Beleidsregels uitwegvergunningen gemeente De Bilt 2008

Beleidsregels uitwegen gemeente De Bilt 2008

1.Wettelijke basis

Artikel 2.1.5.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening regelt de uitwegen op openbare wegen in de gemeente De Bilt die niet in beheer zijn bij de provincie of het rijk.

2. Definitie

Uitwegen zijn verbindingen tussen particuliere percelen en de openbare weg.

In principe geldt artikel 2.1.5.3. voor uitwegen die per motorvoertuig berijdbaar zijn, want doorgaans zal alleen in die gevallen strijdigheid kunnen optreden met de verkeersveiligheid, het gebruik van openbare parkeerplaatsen en aantasting van de groenvoorzieiningen.

3.Behoefte aan beleidsregels

In de praktijk worden meldingen voor een uitweg gedaan waarvoor de wettelijke regeling zelf onvoldoende duidelijkheid is en waarvoor geen beleid is geformuleerd. In dit document wordt voor deze gevallen beleidsregels gegeven.

4.Reikwijdte

Deze beleidsregels gelden voor alle openbare wegen die bij de gemeente De Bilt in beheer zijn.

5. Melding

De melding op grond van art. 2.1.5.3 APV lid 1 is geldig als deze gebeurt met een door het college vastgesteld meldingsformulier, of anderszins als deze alle informatie bevat die het gemeentelijk meldingsformulier verlangt.

6. Belangenafweging

Bij het beoordelen van meldingen moet altijd een belangenafweging tussen de voor- en nadelen van uitwegen worden gemaakt. Daarbij zijn zowel privé als algemene belangen aan de orde.

Een uitweg verhoogd de gebruikswaarde van een perceel, het biedt de betrokken gebruiker bepaalde voordelen.

Naast dit privébelang is er ook een algemeen belang bij een uitweg. Een uitweg biedt immers de mogelijkheid één of meerdere auto’s of caravans/aanhangers op eigen erf te parkeren/stallen, waarmee de openbare ruimte wordt ontlast.

Tegelijkertijd heeft een uitweg ook nadelen.

  • 1-

    De verkeersveiligheid kan nadelig beïnvloed worden, bijvoorbeeld als een uitweg wordt aangelegd op een onoverzichtelijke locatie, nabij een druk kruispunt waar het berijden van de uitwegen het normale verkeersbeeld verstoort, e.d.

  • 2-

    De openbare parkeergelegenheid zal in veel gevallen beperkt worden, want voor een uitrit mag niet geparkeerd worden(art. 24 lid 1, sub b van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • 3-

    De groenvoorzieningen in de gemeente kunnen aangetast worden, bijvoorbeeld doordat een groene berm of plantsoen wordt doorsneden of doordat een uitweg direct ten koste gaat van een boom, dan wel indirect als de uitweg (te) dicht naast een boom uitkomt en wortelschade veroorzaakt. Dit geldt zowel het uiterlijk aanzien als de mogelijkheid van praktisch beheer.

  • 4-

    De wegbeheerder kan erdoor in zijn mogelijkheden beperkt worden om de lichtpunten van de openbare verlichting op regelmatige afstanden te plaatsen c.q. te handhaven (regelmatige afstanden zijn vereist om aan eisen voor goede openbare verlichting voor wat betreft de gelijkmatigheid van de verlichting te voldoen).

Veel van deze nadelen kunnen ondervangen worden door het stellen van voorschriften, waarbij bijvoorbeeld de exacte locatie en de maatvoering van de uitweg nader worden geregeld. Deze beleidsregels zijn daar mede voor bedoeld. Hoe dan ook moet beoordeeld en afgewogen worden of een concrete aanvraag in strijd is met de belangen die 2.1.5.3 APV regelt.

In veel gevallen kan een eerste uitweg worden geaccepteerd, dat wil zeggen, wanneer sprake is van het samenvallen van privé- en algemeen belang èn er geen weigeringsgronden zijn zoals bedoeld in artikel 2.1.5.3 APV.

De belangenafweging voor een tweede of derde uitweg zal veelal anders uitvallen. De privébelangen zijn doorgaans gelijk aan die bij een eerste uitweg, maar de nadelen wegen dan sterker omdat het privébelang veelal door de eerste uitweg al redelijk zal zijn bediend en een tweede uitweg relatief meer nadelen heeft voor het algemeen belang. Bij een tweede of derde uitweg zal dus minder vaak het algemeen belang samenvallen met het privébelang.

Bij de belangenafweging tussen het algemeen belang dat de gemeente moet bewaken en het privébelang van de rechthebbende zal als hoofdregel gelden dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het privébelang.

7. Uitwegen en de functie van een weg

Het is minder wenselijk uitwegen te maken op wegen met een verkeersfunctie (1) is het minder wenselijk uitwegen te maken dan op wegen met een geringe verkeersfunctie (erftoegangswegen). Uitwegen zijn op gebiedsontsluitingswegen niet uitgesloten, maar er zal extra zorg besteed moeten worden aan de verkeersveilgheid.

Indien zich een situatie voordoet dat een keuze mogelijk is tussen een perceel op een erftoegangsweg of een gebiedsontsluitingsweg, dan heeft het de voorkeur een uitweg op de erftoegangsweg te laten uitkomen.

8. Aantal uitwegen

8.1. Een extra uitweg naast de bestaande uitweg.

1.Ter bescherming van de groenvoorzieningen verleent het college in beginsel slechts

1. één uitweg per perceel.

(1) wegen met een verkeersfunctie zijn wegen die in het Verkeerscirculatieplan 2002 of opvolgende verkeersplannen benoemd zijn als gebiedsontsluitingswegen, structuurwegen en wijkverzamelwegen met een maximumsnelheid van 50 km/u, zie het). Erftoegangswegen zijn 30 km-wegen of erven.

  • 2.

    Daarvan wijkt het college slechts af indien er vergunning gevraagd wordt voor

    uitwegen voor percelen van bedrijven of grote wooncomplexen in het geval:

    • -

      de verkeersdruk op het betrokken perceel beduidend hoger is dan op een perceel met een enkele woning (indicatief: enkele tientallen auto’s per dag);

    • -

      èn indien één uitweg problemen geeft voor de verkeersveiligheid en de verkeers-afwikkeling op het terrein of nadelen heeft voor de bedrijfsvoering.

8.2. Het parkeren van caravans, aanhangers e.d. op eigen perceel of naast de woning

1.Ingeval men caravans, aanhangers e.d. wil parkeren op het eigen perceel achter of

naast de woning (i.v.m. de Parkeerexcessenbepalingen in de APV) zal het oversteken

van de stoep of een voet- of fietspad worden gedoogd, mits dit niet regelmatig

gebeurt.

2.Bij beschadiging van gemeente-eigendom zal de veroorzaker aansprakelijk worden gesteld.

9. Breedte van de uitweg

  • 1-

    Een uitweg (bestrating inclusief kantopsluiting) mag maximaal 3,00 m breed zijn.

  • 2-

    bredere uitwegen zijn alleen mogelijk als dat aantoonbaar noodzakelijk is voor een goede en veilige bereikbaarheid van het betrokken perceel, b.v. in geval van bedrijven die bevoorraad worden door vrachtwagens en waar de toegang anders niet mogelijk is zonder bijzondere manoeuvres (steken, ver uithalen op de andere weghelft e.d.).

  • 3-

    Als aantoonbaar is dat de uitweg breder moet zijn dan drie meter, dan wordt deze niet breder uitgevoerd dan voor de bereikbaarheid van het perceel redelijkerwijs vereist is.

  • 4-

    Wanneer van twee aan elkaar grenzende percelen de uitwegen worden samengevoegd tot één uitweg, mag de breedte van deze dubbele uitweg maximaal 2 maal de breedte van één enkele uitweg zijn.

  • 5-

    De afstand tussen de kant van een aan te leggen uitweg en de kant van een aanwezige of geplande boom dienst minimaal 1,25 meter te bedragen. Hiervan kan alleen gemotiveerd worden afgeweken indien de feitelijke situatie een mindere afstand toelaat.

10. Aanlegkosten

In veel gevallen zal een uitweg aanpassing vergen van gemeentelijk eigendom. Bijvoorbeeld dat een stoep verlaagd of een berm verhard moet worden, dat een lantaarnpaal of een straatkolk verplaatst moet worden. De gemeente verzorgt deze werkzaamheden op kosten van de aanvrager, dan wel verleent de aanvrager schriftelijk toestemming om de uitweg aan te leggen volgens specificaties die de gemeente verstrekt.

11. Materiaalgebruik

In geval een uitweg door een berm aangelegd moet worden, wordt een gesloten verharding toegepast (elementen of asfalt). Alleen als sprake van een grindberm kan grind als verhardingmateriaal worden gebruikt.

13. Tijdelijke uitwegen

Eerste, tweede en derde uitwegen kunnen onder de voorwaarde van tijdelijkheid worden verleend in geval er tijdelijke werkzaamheden worden verricht, bijvoorbeeld met verbouwingen,

  • -

    èn het algemeen belang gebaat is bij de extra uitweg (vermindering parkeerdruk);

  • -

    èn dat de toestemming vervalt zodra de werkzaamheden zijn beëindigd;

  • -

    èn er overigens geen weigeringsgronden zijn op grond van artikel 2.1.5.3 vijfde lid APV.

14. InwerkingtredingDeze beleidsregels treden in werking de eerste dag na bekendmaking.

15. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels uitwegvergunningen gemeente De Bilt 2008”.

Aldus in de vergadering van 19 augustus 2008 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van De Bilt,

de secretaris, de burgemeester,

R..A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen