Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik

Geldend van 08-02-2024 t/m heden

Intitulé

Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Aansprakelijkstelling: een schriftelijke melding van schade, dan wel een schriftelijke aanspraak op wettelijke schadevergoeding, afkomstig van een bewoner van het schadegebied of eigenaar;

  • -

    Andere opstal: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, niet zijnde een woning, bedrijfspand of gemengd pand. Hieronder wordt onder meer begrepen tuinbestrating, opritten, erfafscheidingen, losstaande schuren, loodsen, tuinhuisjes en kabels en leidingen voor zover ze niet in of onder een pand zijn gelegen;

  • -

    Autonome schade: materiële schade aan een pand of andere opstal door ongelijkmatige zettingen in de bodem, grondwaterverstoringen en/of trillingen;

  • -

    Bedrijfspand: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, die is gebouwd om te gebruiken voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of die geheel of gedeeltelijk als zodanig in gebruik is en waarvoor geldt dat dit gebruik planologisch is toegestaan;

  • -

    Claimant: een bewoner van het schadegebied of eigenaar die bij de provincie Overijssel een aansprakelijkstelling heeft ingediend;

  • -

    Deltares-onderzoeken: Deltares-onderzoek I en Deltares-onderzoek II;

  • -

    Deltares-onderzoek I: het onderzoek naar schadeoorzaken in het schadegebied dat in opdracht van Gedeputeerde Staten is uitgevoerd door Deltares/TNO in de periode 2018-2020 en waarvan de resultaten op 26 mei 2020 zijn gepubliceerd;

  • -

    Deltares-onderzoek II: het onderzoek naar schadeoorzaken in het schadegebied dat in opdracht van Gedeputeerde Staten is uitgevoerd door Deltares/TNO in 2021 en waarvan de resultaten op 20 september 2021 zijn gepubliceerd;

  • -

    De-minimisverordening: de Verordening (EU) 1407/2013 van de Europese Commissie van 24 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

  • -

    Deskundige: de deskundige als bedoeld in artikel 2.2 van deze regeling;

  • -

    Eigenaar: een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die in het schadegebied een pand en/of andere opstallen in eigendom heeft of mede in eigendom heeft;

  • -

    Gemengd pand: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, dat zowel een woning als een bedrijfspand is;

  • -

    Herstelkosten: de kosten van deugdelijk herstel in de oude toestand door een erkend aannemer;

  • -

    Invloedgebied: gebied binnen het schadegebied waarin op basis van de Deltares-onderzoeken niet uitgesloten kan worden dat de schade aan panden of andere opstallen geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door overheidshandelen na de start van de opwaarderingswerkzaamheden aan het kanaal;

  • -

    Kleine wensen: aanpassingen van een woning of de inrichting van een woning door de eigenaar, die verband houden met herstel van schade waarvoor op grond van deze regeling door Gedeputeerde Staten een vergoeding is toegekend dan wel subsidie is verleend

  • -

    Onveilige situatie: situatie waarbij een opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan onder normale omstandigheden mag stellen en waarbij zodanig potentieel gevaar voor lijf, leden, goederen of gezondheid aanwezig is dat het onverwijld treffen van maatregelen geboden is;

  • -

    Overheidshandelen: handelen of nalaten van de provincie Overijssel, de gemeente Twenterand, de gemeente Hardenberg, de gemeente Ommen, de gemeente Hellendoorn en/of waterschap Vechtstromen;

  • -

    Pand: een woning, bedrijfspand of gemengd pand;

  • -

    Schadegebied: het gebied zoals aangegeven op de als bijlage I bij deze regeling gevoegde kaart;

  • -

    Woning: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, die is gebouwd voor bewoning of die geheel of gedeeltelijk als woning in gebruik is en waarvoor geldt dat het gebruik als woning planologisch is toegestaan. Geen onderdeel van een woning zijn in elk geval tuinen, tuinbestrating, opritten, erfafscheidingen en overige zaken zoals losstaande schuren, loodsen of tuinhuisjes;

  • -

    Zettingsschade: schade door ongelijkmatige zettingen in de bodem.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze regeling is alleen van toepassing in het schadegebied.

  • 2. Deze regeling is alleen van toepassing op aansprakelijkstellingen die na 1 september 2011 en voor 16 juni 2020 bij de provincie Overijssel zijn ingediend.

  • 3. Deze regeling is niet van toepassing voor zover de eigenaar uit anderen hoofde een tegemoetkoming in de schade heeft verkregen of redelijkerwijs kan krijgen, daaronder begrepen vergoedingen die Gedeputeerde Staten in het verleden aan een claimant hebben verstrekt en met vergoedingen die Gedeputeerde Staten nog zullen verstrekken in verband met de vervanging van boordvoorzieningen in de periode 2019-2020.

  • 4. Deze regeling is niet van toepassing op publiekrechtelijke rechtspersonen en op woningcoöperaties als bedoeld in artikel 18a van de Woningwet 2020.

  • 5. Deze regeling is niet van toepassing voor zover sprake is van schade waarvan aannemelijk is dat deze is ontstaan na 16 juni 2020. Indien dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot onredelijke gevolgen leidt kan hiervan worden afgeweken in geval van nieuw geconstateerde schade of verergerde schade.

  • 6. Gedeputeerde Staten kennen op grond van deze regeling geen vergoeding toe voor zover Gedeputeerde Staten voor het herstel van de schade al eerder een vergoeding hebben toegekend.

Artikel 1.2a Aanvullend toepassingsbereik in verband met advies mevrouw Keijzer

  • 1. In aanvulling op artikel 1.2 lid 2 is deze regeling ook van toepassing op aansprakelijkstellingen die na 16 juni 2020 en voor 1 september 2023 bij de provincie Overijssel zijn ingediend en op schademeldingen die in deze periode zijn ontvangen door de Stichting Kant noch Wal naar aanleiding van een verzonden vragenlijst.

  • 2. In gevallen waarin Gedeputeerde Staten een beslissing hebben genomen op een aansprakelijkstelling stellen Gedeputeerde Staten de betreffende claimanten schriftelijk in de gelegenheid om tot 1 maart 2024 nieuw geconstateerde of verergerde schade te melden. Gedeputeerde Staten beoordelen op basis van deze regeling of de eerdere beslissing wordt herzien.

  • 3. Bij na 1 maart 2024 gemelde nieuw geconstateerde of verergerde schades kennen Gedeputeerde Staten alleen in de volgende gevallen een aanvullende vergoeding toe:

    • bij evidente onjuistheid van een eerdere beslissing van Gedeputeerde Staten op de aansprakelijkstelling;

    • als sprake is van een lopende procedure over de hoogte van de op grond van deze regeling te verstrekken vergoeding;

    • als sprake is van een lopend funderingsverbeteringstraject waardoor de betreffende claimant redelijkerwijs nog niet tot schadeherstel kon overgaan.

Artikel 1.3 Recht op schadevergoeding

  • 1. De provincie Overijssel vergoedt naar regels van burgerlijk recht alle schade die het gevolg is van overheidshandelen. Daarbij wordt causaliteit tussen de schade en het overheidshandelen aangenomen, tenzij met zekerheid of met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat de schade is veroorzaakt door overheidshandelen.

  • 2. Bij schadevergoeding op grond van het eerste lid past de provincie het bepaalde in artikel 6:100 BW (voordeelverrekening) alleen toe voor zover het voordeel meer bedraagt dan € 5000,- inclusief BTW.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen aan vergoeding van schade die is veroorzaakt door een andere schadeveroorzakende partij dan de provincie Overijssel, de voorwaarde verbinden dat eventuele vorderingen van de claimant op die partij aan de provincie Overijssel worden overgedragen.

Artikel 1.4 Coulancevergoedingen

  • 1. Indien de herstelkosten van autonome schade aan een pand lager zijn dan €5.000 inclusief BTW, vergoedt de provincie Overijssel de herstelkosten, zonder erkenning van aansprakelijkheid.

  • 2. Indien de ontvanger van een coulancevergoeding BTW kan verrekenen, worden de herstelkosten vergoed exclusief BTW.

Artikel 1.5 Subsidies

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

  • a.

    herstelkosten van autonome schade aan panden met een omvang van meer dan € 5.000,- inclusief BTW;

  • b.

    het wegnemen van een onveilige situatie door schade aan andere opstallen;

  • c.

    het uitvoeren van een contra-expertise.

  • d.

    Kleine wensen.

Artikel 1.6 Voorziening voor verkoop onroerende zaak

  • 1. In geval van verkoop van de betreffende onroerende zaak, kan een recht op schadevergoeding of coulancevergoeding op grond van deze regeling door de claimant door middel van cessie worden overgedragen aan de nieuwe eigenaar.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag besluiten dat een recht op subsidie door wijziging tenaamstelling overgaat op een nieuwe eigenaar.

HOOFDSTUK 2 Procedurele bepalingen

Artikel 2.1 Volgorde van behandeling

Aansprakelijkstellingen worden met voorrang behandeld als dat naar inschatting van Gedeputeerde Staten gewenst is met het oog op de leefsituatie van claimanten en/of wanneer de omvang van de schade relatief groot is.

Artikel 2.2 Deskundige (schade-expert)

  • 1. Gedeputeerde Staten vragen over elke aansprakelijkstelling binnen het toepassingsbereik van de regeling als bedoeld in artikel 1.2 en artikel 1.2a, advies aan een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen deskundige. Het advies kan ook zien op de vraag of de aansprakelijkstelling binnen het toepassingsbereik van deze regeling valt.

  • 2. Gedeputeerde Staten vragen bij schade aan panden en/of andere opstallen gelegen in een invloedgebied advies over:

    • a.

      het bestaan van een causaal verband tussen overheidshandelen en de schade;

    • b.

      de hoogte van schadevergoeding naar burgerlijk recht uitgaande van een causaal verband tussen overheidshandelen en de schade, tenzij de deskundige van mening is dat een causaal verband niet waarschijnlijk is of ontbreekt;

    • c.

      indien de deskundige van mening is dat een causaal verband niet waarschijnlijk is of ontbreekt, is het bepaalde in lid 3 en lid 4 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Gedeputeerde Staten vragen bij schade aan panden gelegen buiten een invloedgebied advies over:

    • a.

      de herstelkosten van autonome schade;

    • b.

      indien de deskundige van oordeel is dat de herstelkosten van autonome schade meer bedragen dan € 5.000,- inclusief BTW:

      • de mate waarin de autonome schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan de eigenaar kunnen worden toegerekend, waarbij zettingen door autonome en natuurlijke oorzaken in ieder geval niet worden toegerekend aan de eigenaar;

      • de subsidiabele kosten zoals bedoeld in artikel 3.3;

    • c.

      de vraag of de eigenaar voor het herstel van de autonome schade uit anderen hoofde een vergoeding heeft verkregen of redelijkerwijs kan krijgen.

  • 4. Gedeputeerde Staten vragen bij schade aan andere opstallen buiten een invloedgebied advies over de omvang van noodzakelijk te maken kosten voor het wegnemen van een onveilige situatie.

  • 5. In gevallen waarin de deskundige van oordeel is dat de totale schade aan een pand meer dan € 5.000 kan bedragen en de deskundige voor het uitbrengen van diens advies uitvoering van onderzoek door een derde noodzakelijk acht, dragen Gedeputeerde Staten zorg voor de uitvoering van dat onderzoek mits zij dat gelet op de omstandigheden van het geval doelmatig en proportioneel achten.

  • 6. Claimanten verstrekken aan de deskundige alle gevraagde inlichtingen en werken desgevraagd mee aan opneming ter plaatse.

  • 7. Gedeputeerde Staten kunnen aansprakelijkheid afwijzen, respectievelijk weigeren subsidie te verstrekken indien claimanten niet meewerken aan het deskundige-advies zoals bedoeld in het vorige lid.

  • 8. Van het advies van de deskundige aan Gedeputeerde Staten wordt door de deskundige een afschrift verstrekt aan de claimant.

  • 9. Het advies van de deskundige is niet bindend.

Artikel 2.2a Herbeoordeling in verband met Deltares-onderzoek II

  • 1. In gevallen waarin de deskundige bij een gegeven advies nieuwe inzichten uit Deltares-onderzoek II over invloedgebieden niet heeft kunnen betrekken, beoordelen Gedeputeerde Staten of er aanleiding bestaat de beslissing over de aansprakelijkstelling te herzien.

  • 2. Gedeputeerde Staten informeren claimanten die het betreft over de uitkomst van de in lid 1 bedoelde beoordeling, ook als er volgens Gedeputeerde Staten geen aanleiding bestaat de beslissing te herzien.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen bij de beoordeling als bedoeld in lid 1 de deskundige om aanvullend advies vragen.

Artikel 2.3 Beslistermijn

Binnen zes weken na ontvangst van het deskundigenrapport nemen Gedeputeerde Staten een beslissing over de aansprakelijkstelling.

Artikel 2.4 Betaling van vergoedingen

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat een schadevergoeding of coulancevergoeding wordt uitbetaald binnen vier weken na kennisgeving van de beslissing op de aansprakelijkstelling aan de claimant.

HOOFDSTUK 3 Subsidie voor schadeherstel

Artikel 3.1 Aanvraag en voorwaardelijke subsidieverlening

  • 1. Indien en voor zover een claimant naar het oordeel van Gedeputeerde Staten geen aanspraak heeft op schadevergoeding, noch op een coulancevergoeding, wordt de aansprakelijkstelling gezien als een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.5 onder a en/of b.

  • 2. De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieontvanger nadere inlichtingen verstrekt. Het besluit tot subsidieverlening bevat een beschrijving van de nadere informatie en stukken die moeten worden overgelegd.

  • 3. De subsidieverlening kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken:

    • a.

      als uit de gegeven inlichtingen volgt dat het niet aannemelijk is dat de autonome schade zal worden hersteld, of dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor subsidie in dit hoofdstuk; of

    • b.

      indien de claimant niet voldoet aan de inlichtingenplicht in het tweede lid; of

    • c.

      indien herbeoordeling als bedoeld in artikel 2.2a leidt tot wijziging van de beslissing over schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 1.3.

Artikel 3.2 Criteria

  • 1. Subsidie kan alleen worden verleend aan de eigenaar.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend voor zover de schade een gevolg is van omstandigheden die aan de eigenaar kunnen worden toegerekend, waarbij schade door zettingen en grondwaterverstoringen niet worden toegerekend aan de eigenaar, en met dien verstande dat de subsidie als bedoeld in artikel 1.5 sub a door toepassing van dit lid niet lager kan worden vastgesteld dan €5.000,-.

  • 3. De activiteiten mogen ten tijde van subsidieverlening nog niet zijn begonnen.

  • 4. Herstelwerkzaamheden respectievelijk werkzaamheden gericht op het wegnemen van een onveilige situatie worden uitgevoerd door een aannemer met het Bouwgarant-keurmerk.

  • 5. De subsidieontvanger maakt in de overeenkomst met de aannemer een redelijke afspraak over betaling van het werk, waarbij de betaling geschiedt in termijnen die afhankelijk zijn van de voortgang van het werk.

  • 6. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, verstrekken Gedeputeerde Staten de subsidie alleen indien en voor zover wordt voldaan aan de vereisten uit de deminimisverordening.

Artikel 3.3 Grondslag voor de subsidie

  • 1. De subsidie voor herstel van autonome schade als bedoeld in artikel 1.5 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor het wegnemen van een onveilige situatie als bedoeld in artikel 1.5 sub b bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €2.500.

  • 3. indien de BTW door de subsidieontvanger kan worden verrekend, is de BTW over de gesubsidieerde activiteiten niet subsidiabel.

Artikel 3.4 Subsidiabele kosten en voordeelverrekening

  • 1. Bij het vaststellen van de subsidiabele kosten gaan Gedeputeerde Staten uit van het advies van de deskundige. Gedeputeerde staten kunnen gemotiveerd afwijken van het advies.

  • 2. Bij het vaststellen van de subsidiabele kosten is artikel 6:100 BW (voordeelverrekening) van overeenkomstige toepassing, indien en voor zover het voordeel meer bedraagt dan €5000,- en met dien verstande dat de subsidie als bedoeld in artikel 1.5 sub a tenminste €5.000,- bedraagt.

Artikel 3.5 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen voorschotten verstrekken tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Bevoorschotting gebeurt door betaling van de provincie rechtstreeks aan de aannemer, op basis van declaratie van ontvangen facturen van de aannemer door de subsidieontvanger. Indien het andere kosten dan kosten van de aannemer betreft kunnen Gedeputeerde Staten op basis van declaratie van ontvangen facturen voorschotten betalen aan de subsidieontvanger.

  • 3. Voor de declaraties wordt door de provincie een formulier beschikbaar gesteld.

  • 4. Betaling vindt plaats binnen 15 dagen na ontvangst van de declaratie door de provincie.

Artikel 3.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De gesubsidieerde activiteit start binnen zes maanden na subsidieverlening.

  • 2. De activiteit is binnen 2 jaar na subsidieverlening afgerond.

  • 3. Indien een subsidie wordt verleend voor funderingsverbetering als bedoeld in artikel 5.2, dan zijn de termijnen in het eerste en tweede lid één jaar respectievelijk twee-en-een-half jaar na afronding van de funderingsverbetering.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen de termijnen in de voorgaande leden verlengen op verzoek van de subsidieontvanger.

  • 5. De subsidieontvanger doet binnen vier weken mededeling aan Gedeputeerde Staten zodra:

    • a.

      hij verwacht de gesubsidieerde activiteit niet binnen de in de voorgaande leden genoemde termijnen te kunnen starten of te voltooien;

    • b.

      hij verwacht niet te kunnen voldoen aan de bij subsidieverlening opgelegde voorwaarden of verplichtingen.

Artikel 3.7 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na uitvoering van het schadeherstel een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt:

    • a.

      dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd;

    • b.

      dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Indien sprake is van staatssteun legt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling een ingevulde digitale financiële verantwoording over. De subsidieontvanger maakt hierbij gebruik van het beschikbaar gestelde format.

  • 4. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

HOOFDSTUK 4 Subsidie voor contra-expertise

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het laten uitvoeren van een contra-expertise (second opinion) naar aanleiding van het advies van de deskundige zoals bedoeld in artikel 2.2.

Artikel 4.2 Criteria

  • 1. De aanvraag is afkomstig van een claimant.

  • 2. De aanvrager heeft niet eerder een subsidie voor contra-expertise ontvangen.

Artikel 4.3 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 50% van werkelijke kosten van de contra-expertise, tot een maximale subsidie van € 1.000,-.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het eerste lid bij grote schades en/of twijfel over de bevindingen van de expert over causaliteit tussen de schade en overheidshandelen. De subsidie bedraagt dan 100% van werkelijke kosten van de contra-expertise, tot een maximale subsidie van € 2.000,-.

  • 3. indien de BTW door de subsidieontvanger kan worden verrekend, is de BTW over de gesubsidieerde activiteiten niet subsidiabel.

  • 4. Indien een contra-expertise voor Gedeputeerde Staten aanleiding vormt een genomen beslissing op een aansprakelijkstelling en/of een besluit tot subsidieverlening te herzien, bedraagt de subsidie in afwijking van het eerste en tweede lid 100% van de werkelijke redelijke kosten van de contra-expertise.

Artikel 4.4 Aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt ingediend voorafgaand aan dan wel binnen 2 maanden na het uitvoeren van de contra-expertise.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, door gebruikmaking van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier subsidie kosten contra-expertise kanaal Almelo-de Haandrik.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van de overeenkomst van opdracht voor het uitvoeren van de expertise dan wel van een factuur van de uitgevoerde expertise.

Artikel 4.5 beslistermijn en betaling

  • 1. Aan de vaststelling van de subsidie gaat geen verlening vooraf.

  • 2. Gedeputeerde Staten beslist binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het subsidiebedrag wordt betaald binnen 14 dagen na subsidievaststelling.

Artikel 4.6 Verplichting van de subsidieontvanger

Gedeputeerde Staten ontvangen binnen 14 dagen na uitvoering van de contra-expertise een kopie van de bevindingen.

Hoofdstuk 4A Subsidie voor kleine wensen

Artikel 4a.1 Criteria en grondslag

  • 1. Subsidie wordt verleend aan de eigenaar.

  • 2. De subsidie bedraagt 100% van de redelijke kosten van kleine wensen, tot een maximale subsidie van € 1.000,-.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend als de eigenaar al eerder een subsidie voor kleine wensen heeft ontvangen.

Artikel 4a.2 Aanvraag en vaststelling

  • 1. De aanvraag wordt ingediend bij een door Gedeputeerde Staten aan de eigenaar toegewezen aanspreekpunt.

  • 2. Aan de vaststelling van de subsidie gaat geen verlening vooraf.

Artikel 4a.3 betaling

  • 1. De subsidie wordt binnen vier weken na de vaststelling betaald aan de eigenaar.

Hoofdstuk 5 Funderingsonderzoek en funderingsverbetering

Artikel 5.1 Uitvoering funderingsonderzoek

  • 1. In gevallen waarin uit het advies van de deskundige volgt dat de zettingsschade aan een pand € 5.000 (inclusief btw) of meer bedraagt, bieden Gedeputeerde Staten de eigenaar uitvoering van een funderingsonderzoek aan.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt geen funderingsonderzoek aangeboden als de bedoelde schade het gevolg is van evidente eigen schuld van de eigenaar.

  • 3. Het in het eerste lid genoemde bedrag geldt op basis van het prijspeil in 2021.

  • 4. Doel van het funderingsonderzoek is het verkrijgen van advies over de vraag of funderingsverbetering noodzakelijk is om herstel van zettingsschade toekomstvast te laten zijn.

  • 5. Het funderingsonderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Gedeputeerde Staten en voor rekening van de provincie Overijssel.

  • 6. Bij de uitvoering van het funderingsonderzoek verlangen Gedeputeerde Staten dat rekening wordt gehouden met de meest actuele richtlijnen voor onderzoek en beoordeling van funderingen van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek.

  • 7. Gedeputeerde Staten stellen iedere claimant er schriftelijk van op de hoogte of een funderingsonderzoek wordt aangeboden.

  • 8. Van de resultaten van een funderingsonderzoek wordt een afschrift aan de eigenaar verstrekt.

Artikel 5.2 Subsidie voor funderingsverbetering

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het uitvoeren van funderingsverbetering als uit het funderingsonderzoek bedoeld in artikel 5.1 blijkt dat funderingsverbetering noodzakelijk is voor toekomstvast herstel van zettingsschade aan een pand.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt de totale kosten van de funderingsverbetering, inclusief de redelijke kosten van voorbereiding en directievoering, waarbij geldt dat de gekozen methode van funderingsverbetering kosten-efficiënt moet zijn.

  • 3. De funderingsverbetering wordt uitgevoerd door de aannemer als bedoeld in artikel 5.4 lid 7. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan op verzoek afwijken als dat niet leidt tot vertraging in de uitvoering van de funderingsverbetering.

Artikel 5.3 Subsidie voor nieuwbouw

  • 1. Als met betrekking tot een pand de som van aanspraken van een eigenaar op schadevergoeding, subsidie voor herstel van autonome schade en subsidie voor funderingsverbetering op grond van deze regeling ten minste € 40.000 bedraagt, kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag besluiten dat in plaats van subsidie voor herstel van autonome schade en subsidie voor funderingsverbetering subsidie wordt verleend voor nieuwbouw van het betreffende pand.

  • 2. Onder nieuwbouw in het vorige lid wordt verstaan de volledige nieuwbouw van een pand van vergelijkbare aard als het bestaande pand, op dezelfde locatie. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan in bijzondere gevallen afwijken.

  • 3. De subsidie voor nieuwbouw bedraagt de som van de aanspraak die een eigenaar op grond van deze regeling heeft op subsidie voor herstel van autonome schade en de gecalculeerde kosten van funderingsverbetering als bedoeld in artikel 5.3 lid 4.

Artikel 5.4 Procedure aanvraag subsidie voor funderingsverbetering of nieuwbouw

  • 1. Indien een eigenaar in aanmerking komt voor subsidie voor funderingsverbetering zoals bedoeld in artikel 5.2 lid 1, verzoeken Gedeputeerde staten schriftelijk of de eigenaar onderzoek wenst te doen naar nieuwbouw van de woning als bedoeld in artikel 5.3 lid 2, dan wel in aanmerking wenst te komen voor subsidie voor funderingsverbetering.

  • 2. De brief bedoeld in het eerste lid wordt verzonden aan alle eigenaren waarvoor geldt dat op 1 januari 2024 nog geen subsidie voor funderingsverbetering is verleend.

  • 3. Binnen twee maanden na dagtekening van de brief bedoeld in het eerste lid, deelt de eigenaar schriftelijk aan gedeputeerde staten mee of hij nieuwbouw wenst te onderzoeken, dan wel dat hij in aanmerking wil komen voor subsidie voor funderingsverbetering.

  • 4. Als de eigenaar aangeeft de mogelijkheid van nieuwbouw te willen onderzoeken, laten Gedeputeerde Staten zich door een deskundig constructeur adviseren over de vraag welke methode van funderingsverbetering van een pand kosten-efficiënt is. Onderdeel van het advies is een calculatie van de kosten van funderingsverbetering die in opdracht van de deskundig constructeur wordt opgesteld. De constructeur voert overleg met de eigenaar voorafgaand aan het uitbrengen van het advies.

  • 5. Gedeputeerde staten informeren de eigenaar schriftelijk over de hoogte van de mogelijke nieuwbouwsubsidie, conform het bepaalde in artikel 5.3 lid 3 en op basis van het advies van de constructeur als bedoeld in het vorige lid.

  • 6. Binnen zes maanden na verzending van de brief bedoeld in het vorige lid:

    • a.

      dient de eigenaar een aanvraag in voor subsidie voor nieuwbouw.

    • b.

      doet de eigenaar schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten dat hij afziet van subsidie voor nieuwbouw, maar wel in aanmerking wil komen voor subsidie voor funderingsverbetering.

  • 7. Artikel 5.4 lid 4 is van overeenkomstige toepassing op subsidie voor funderingsverbetering, met uitzondering van hetgeen is bepaald over de kostencalculatie. In aanvulling op het advies verzoeken Gedeputeerde Staten een aannemer die naar het oordeel van de constructeur geschikt is om de werkzaamheden uit te voeren, om een offerte uit te brengen voor uitvoering van de funderingsverbetering.

  • 8. Gedeputeerde staten informeren de eigenaar schriftelijk over het advies en de offerte als bedoeld in het vorige lid.

  • 9. Binnen 3 maanden na verzending van de brief bedoeld in het vorige lid dient de eigenaar een aanvraag in voor subsidie voor funderingsverbetering.

Artikel 5.5 Vervallen van het recht op subsidie en verlenging van termijn

  • 1. Een aanspraak op subsidie voor funderingsverbetering of nieuwbouw vervalt indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn voldoet aan het bepaalde in artikel 5.4 lid 3, lid 6 of lid 9.

  • 2. Een aanspraak op subsidie voor nieuwbouw vervalt indien de eigenaar aan Gedeputeerde Staten meedeelt dat hij in aanmerking wil komen voor subsidie voor funderingsverbetering, conform het bepaalde in artikel 5.4 lid 3.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de eigenaar de termijnen bedoeld in het eerste lid verlengen als bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding voor geven.

Artikel 5.6 Overige bepalingen

De artikelen 3.2 tot en met 3.7 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidie voor funderingsverbetering of nieuwbouw, met uitzondering van artikel 3.2 tweede lid, artikel 3.3 tweede lid en artikel 3.4 tweede lid. Voor zover de subsidie betrekking heeft op kosten van directievoering geldt dat voor de toepassing van het bepaalde in artikel 3.5 lid 2 in plaats van aannemer gelezen moet worden directievoerder.

BIJLAGE I: kaart schadegebied

afbeelding binnen de regeling

Zie voor originele pdf de externe bijlage

Toelichting Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

De provincie heeft in de periode tussen eind 2011 en begin 2016 werkzaamheden verricht aan kanaal Almelo-De Haandrik. Daarmee werd het kanaal toegankelijk gemaakt voor grotere schepen. In deze periode zijn er door de provincie ongeveer 40 meldingen ontvangen van schades aan panden langs het kanaal. Deze meldingen zijn volgens de bij de provincie gebruikelijke procedure afgehandeld. Het ging vooral om kleine schades door trillingen. In het najaar van 2018 ontving de provincie in korte tijd een groot aantal nieuwe schademeldingen. Deze schademeldingen waren afkomstig uit een beperkt gebied langs het kanaal. Door bewoners werd een relatie gelegd tussen de schades en de uitgevoerde werkzaamheden aan het kanaal. Dit was voor de provincie reden om een onderzoek te starten naar de oorzaak van schades en de mogelijke relatie met uitgevoerde werkzaamheden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Deltares in samenwerking met TNO, onder begeleiding van een onafhankelijke adviescommissie.

Op 26 mei 2020 is het rapport van Deltares uitgebracht. Uit het rapport blijkt dat Deltares geen eenduidige oorzaak voor alle schades heeft gevonden. Wel is duidelijk geworden dat in veel gevallen een relatie met werkzaamheden van de provincie niet aan de orde of heel onwaarschijnlijk is. Op basis van het rapport bestaat er in ongeveer 1/3e deel van de gemelde schadegevallen een kans dat de provincie wel heeft bijgedragen aan het ontstaan van schade. Deze schadegevallen liggen in zogenaamde invloedgebieden van mogelijke schadeoorzaken die met handelingen van de provincie te maken hebben. Om vast te stellen of de provincie in deze gevallen daadwerkelijk schade heeft veroorzaakt, is nader onderzoek op pandniveau nodig.

In de zomer van 2021 heeft Deltares in opdracht van de provincie een tweede, verdiepend onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn op 20 september 2021 bekend gemaakt. Dit onderzoek heeft meer inzichten opgeleverd. Langs het kanaal zijn na de veenontginning nog veel resten veen in de ondiepe ondergrond te vinden met daarop kwetsbare funderingen en panden die veelal op of net onder het veen gefundeerd zijn. In deze situaties van kwetsbare panden op veen gefundeerd, veroorzaken (tijdelijke) vernatting en verdroging samen met de invloed van gebouwbelasting, aanzienlijke schade.

De veranderingen in de waterhuishouding hebben meerdere oorzaken. Eén van die oorzaken betreft het vervangen van damwanden door de provincie. Dit kan hebben bijgedragen aan variaties van het grondwaterpeil, die het veen beïnvloeden, vooral als damwanden die lek waren boven het veen vervangen zijn door dichte stalen damwanden. Dit kan in een instabiele situatie een trigger hebben gevormd voor het ontstaan van verdere schade. Dit geldt vooral voor panden die kwetsbaar zijn omdat zij op veen zijn gefundeerd.

Gebiedsaanpak

Nadat de provincie werkzaamheden aan het kanaal heeft laten uitvoeren zijn er in vrij korte tijd veel schades ontstaan in een beperkt gebied. Door betrokkenen is logischerwijs een verband gelegd tussen de schades en de werkzaamheden. Een eenduidige schadeoorzaak is niet gevonden. De schadesituatie in het gebied duurt al langere tijd, eerst beperkt en de afgelopen twee jaren in grotere mate. Zonder duidelijke oorzaak is er geen pad waarlangs schade vergoed kan worden. Dit heeft begrijpelijk bij veel bewoners tot ongenoegen en frustratie geleid. Bij veel bewoners is het vermoeden dat de schade wel degelijk het gevolg is van werkzaamheden van de provincie niet weggenomen.

De schades zetten een rem op de ontwikkeling van het gebied. Onzekerheid, met name op pandniveau, maakt dat bewoners niet kunnen of willen investeren. Het ontbreekt hen ook aan handelingsperspectief. Door deze situatie verliest het gebied aantrekkingskracht voor toekomstige bewoners of investeerders. Hierdoor dreigt achteruitgang van het gebied.

Gelet op deze omstandigheden heeft de provincie Overijssel met deze regeling besloten te investeren in leefbaarheid en perspectief voor het gebied en te kiezen voor een ruimhartige aanpak van schades aan panden langs het kanaal. Die aanpak beperkt zich niet alleen tot schades die door de provincie zijn veroorzaakt.

Uit het tweede onderzoek van Deltares blijkt bovendien dat bij een deel van de panden duurzaam herstel alleen mogelijk is door verbeteringen aan te brengen aan de funderingen van het pand. Gedeputeerde Staten hebben daarom besloten de regeling verder uit te breiden door in bepaalde gevallen funderingsonderzoek aan te bieden en subsidie te verlenen voor funderingsverbetering.

Werkwijze in het kort

Bij alle schadegevallen waarop de regeling van toepassing is, laat de provincie Overijssel een deskundige (schade-expert) ter plaatse de schade opnemen. De deskundige brengt advies uit aan de provincie. Op basis van het advies neemt de provincie beslissingen over de schadeafhandeling. De provincie vergoedt schade die het gevolg is van overheidshandelen, volgens regels van burgerlijk recht. Bij de beoordeling van de oorzaak en de omvang van de schade geldt hierbij een ruimhartige benadering. Een verband tussen schade en overheidshandelen wordt aangenomen, tenzij met zekerheid of met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat er een verband is.

Bij aansprakelijkheid van de provincie keert de provincie op basis van het advies van de deskundige schadevergoeding uit, waarmee de eigenaar schade kan laten herstellen. In dat geval komt niet alleen de schade aan de woning of het bedrijfspand in aanmerking voor vergoeding, maar ook alle gevolgschade en bijkomende schade.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een coulancevergoeding. Dit geldt bij schades aan panden met een omvang tot € 5.000,-. De deskundige houdt bij dit soort kleinere schadegevallen geen rekening met eventuele eigen schuld van de pandeigenaar.

Bij schades groter dan € 5.000,- kan de pandeigenaar in aanmerking komen voor een subsidie voor herstel van de schade. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat de bijdrage daadwerkelijk gebruikt wordt voor schadeherstel. Subsidie wordt niet verleend voor schade die is toe te rekenen aan de pandeigenaar (eigen schuld). Tot een bedrag van € 5.000,- geldt ook hier echter een coulante benadering en staat ‘eigen schuld’ niet in de weg aan subsidieverlening.

Gedeputeerde Staten willen ook stimuleren dat bepaalde onveilige situaties langs het kanaal worden weggenomen en bijdragen in de kosten van een eventuele second opinion op het rapport van de schade-expert van de provincie. Ook daarvoor kunnen subsidies worden verstrekt op grond van de regeling.

Naar aanleiding van het tweede Deltares-onderzoek is de schaderegeling zoals gezegd uitgebreid. Gedeputeerde Staten bieden uitvoering van een funderingsonderzoek aan bij schade door ongelijkmatige zettingen in de bodem van € 5.000,- of meer. Als daaruit blijkt dat funderingsverbetering noodzakelijk is om de zettingsschade toekomstvast te kunnen herstellen, kunnen Gedeputeerde Staten bovendien subsidie verlenen voor funderingsverbetering.

Er zijn hiermee op grond van deze regeling drie vormen van uitkeringen denkbaar: schadevergoeding, coulancevergoeding en subsidie. Voor elk van deze drie vormen van uitkeringen wordt in de regeling beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden er aanspraak op gemaakt kan worden.

Grondslag regeling

Gedeputeerde Staten kunnen regelen op welke wijze zij in de praktijk omgaan met de afhandeling van ontvangen aansprakelijkstellingen. Gedeputeerde Staten hebben verder de bevoegdheid om te regelen in welke gevallen zij regels en uitgangspunten van schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek op een ruime, voor betrokkenen gunstige wijze wensen toe te passen. Gedeputeerde Staten hebben ook de vrijheid om uit coulance vergoedingen te verstrekken, ter afhandeling van aansprakelijkstellingen. Het betreft hier onverplicht begunstigend beleid. Voor zover de regeling hierover bepalingen bevat heeft de regeling het karakter van een beleidsregel over privaatrechtelijke bevoegdheden (artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht).

De subsidies worden geregeld in hoofdstuk 3, 4 en 5. Omdat hier de financiële aanspraak is gekoppeld aan activiteiten van de ontvanger, is op grond van artikel 4:21 eerste lid Algemene wet bestuursrecht sprake van een subsidie. Als hoofdregel geldt dat subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht). De schaderegeling is een wettelijk voorschrift in de zin van deze bepaling. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot vaststelling van de wettelijke regeling op grond van artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005.

Rechtsbescherming

Omdat tegen vaststelling van een beleidsregel en vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift geen rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld (artikel 8:3 Algemene wet bestuursrecht), staat tegen vaststelling van de regeling zelf geen bezwaar of beroep open.

De provincie neemt op basis van de regeling en het advies van de schade-expert een beslissing over het al dan niet betalen van schadevergoeding of een coulancevergoeding. Tegen deze beslissing kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wanneer de betrokkene het met de beslissing niet eens is, staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Wel is het mogelijk om de provincie te vragen haar beslissing te herzien, als er redenen zijn om aan de juistheid van het advies van de deskundige te twijfelen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn op basis van een uitgebrachte contra-expertise of op basis van offertes van aannemers.

Tegen een besluit op basis van de regeling over het verlenen of weigeren van subsidie kan wel bezwaar (en vervolgens beroep bij de rechtbank) worden ingesteld. In een bezwaarprocedure vindt dan een heroverweging van het genomen besluit plaats.

Na het onherroepelijk worden van een subsidiebesluit bestaat verder nog de mogelijkheid om herziening van het besluit te vragen (artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht). Daarvoor is wel nodig dat er van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden is gebleken, die tot een gunstiger resultaat kunnen leiden. Een beslissing van Gedeputeerde Staten op een verzoek om herziening is ook weer een besluit waartegen bezwaar (en vervolgens beroep) mogelijk is.

Mogelijke fiscale gevolgen

Afhankelijk van onder meer het type uitkering, de hoogte van de uitkering, de aard van het pand met schade en de financiële omstandigheden bij de pandeigenaar kan het zo zijn dat ontvangst van een uitkering voor de ontvanger fiscale gevolgen heeft. De provincie Overijssel kan daar niet over adviseren en heeft geen invloed op standpunten die de Belastingdienst hierover in individuele gevallen inneemt.

Afwijken van de regeling

In bijzondere gevallen is het mogelijk dat Gedeputeerde Staten afwijken van de inhoud van deze regeling. Bij beslissingen over wettelijke schadevergoedingen en coulancevergoedingen kan op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht van de regeling worden afgeweken als het toepassen van de regeling onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Afwijken van bepalingen in de regeling over subsidie kan op grond van de hardheidsclausule uit artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.1

In dit artikel wordt beschreven wat in de regeling gebruikte termen precies betekenen. Belangrijk voor de toepasselijk van de regeling is de afbakening van het schadegebied. Het schadegebied is weergegeven op een kaart die als bijlage bij de regeling is gevoegd.

De regeling maakt verder onderscheid tussen panden (woningen en bedrijfspanden of combinaties daarvan) en andere opstallen (bestrating, erfafscheidingen, losstaande bijgebouwen). Tot een pand behoort in beginsel alles wat daarmee is verbonden en onroerend is. Een garage of schuur die aan een woning vast is gebouwd behoort bijvoorbeeld tot de woning. Een losstaande garage of schuur niet.

Het onderscheid pand-andere opstal is met name van belang voor coulancevergoedingen en subsidies die op basis van de regeling worden verstrekt. De coulancevergoeding geldt alleen bij panden. Subsidie kan worden verkregen voor herstel van schade aan panden en voor het wegnemen van onveilige situaties bij andere opstallen.

Een relevante term is ook autonome schade. Dit is materiële schade aan een pand of andere opstal door één van de volgende autonome oorzaken: zettingen in de bodem, grondwaterverstoringen en/of trillingen. De coulancevergoeding en de subsidie voor herstelkosten zijn onverplichte vergoedingen. Daarom is het belangrijk duidelijk aan te geven hoe de herstelkosten moeten worden begroot. De definitie van herstelkosten maakt dit duidelijk. Uitgangspunt is dat de schade deugdelijk wordt hersteld in de oude toestand, door een erkend aannemer.

Deugdelijk herstel gaat uit van een oplossing die kostentechnisch optimaal is. Een scheur die alleen dichtgesmeerd is en binnen korte tijd terugkomt is niet deugdelijk hersteld. Voor deugdelijk herstel kan het gewenst zijn dat in de muur ankers worden aangebracht. Niet uit te sluiten valt echter dat, ook na deugdelijk schadeherstel, in de toekomst door autonome/natuurlijke oorzaken opnieuw schades aan panden zullen ontstaan. De regeling voorziet in het stimuleren van herstel van bestaande schades. De subsidie voor schadeherstel is niet bedoeld voor het substantieel verbeteren van funderingen en constructies om aan dit soort schadeoorzaken voor de toekomst meer weerstand te bieden. Daarvoor bestaat in bepaalde gevallen de mogelijkheid van een subsidie voor funderingsverbetering (hoofdstuk 5 van de regeling).

Herstel in de oude toestand wil zeggen de toestand zoals die was voordat de schade ontstond. Overwogen is om daarbij alle schade die aanwezig was in 2011 uit te sluiten, omdat de motivering van de onverplichte vergoeding ligt in onzekerheid in het gebied over de oorzaak van de schades, waarvan werd verondersteld dat die samenhingen met de werkzaamheden aan het kanaal die vanaf 2011 werden uitgevoerd. Daar is echter niet voor gekozen, omdat het bewijsrechtelijk tot allerlei complicaties kan leiden. Niettemin gaat het bij ‘herstel in de oude toestand’ ruwweg gesproken wel om schades die in de afgelopen 10 jaar zijn ontstaan en waarvan het voorstelbaar is dat de schademelder in de veronderstelling kon verkeren dat er een relatie is met (de werkzaamheden aan) het kanaal.

Herstel door een erkend aannemer wil zeggen dat moet worden uitgegaan van de prijsstelling voor herstelwerkzaamheden door een professioneel aannemer. De erkenning kan bijvoorbeeld blijken uit het Bouwgarant-keurmerk, of vergelijkbare branche-erkenningen.

Artikel 1.2

In dit artikel wordt beschreven op welke schademeldingen de regeling van toepassing is: op meldingen afkomstig uit het schadegebied en door de provincie ontvangen tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020. Op schademeldingen die voor 16 juni 2020 zijn ontvangen maar afkomstig zijn van buiten het schadegebied, is de regeling dus niet van toepassing. Op schademeldingen die op of na 16 juni 2020 zijn ontvangen is de regeling ook niet van toepassing. Gedeputeerde Staten zijn van mening dat met alle ontvangen meldingen tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020 de meeste schades in beeld zijn. De regeling richt zich op deze manier ook op die schadegevallen waarin een tijd lang door bewoners een relatie tussen schade en handelen van de provincie kon worden verondersteld. Op 16 juni 2020 werd verder bekend dat Gedeputeerde Staten een coulante benadering voorstaan. Gedeputeerde Staten willen met de einddatum van 16 juni 2020 ook voorkomen dat geprobeerd wordt oneigenlijk gebruik te maken van haar ruimhartige opstelling.

Aansprakelijkstellingen waarop de regeling niet van toepassing is worden uiteraard in alle gevallen wel behandeld, maar op reguliere wijze en naar de gewone regels van burgerlijk recht.

Op publiekrechtelijke rechtspersonen (zoals gemeentes en waterschappen) en woningcoöperaties is de regeling niet van toepassing. Eventuele van dergelijke instellingen ontvangen schademeldingen worden ook behandeld naar gewone regels van burgerlijk recht. Gedeputeerde Staten hebben geen aanleiding gezien om (semi-)overheden onverplicht tegemoet te komen. De argumenten om dat bij particulieren en bedrijven wel te doen gaan niet op bij (semi-)overheden of wegen daar minder zwaar.

De regeling heeft grotendeels een vangnetfunctie: als een eigenaar in verband met schade in het verleden vergoedingen heeft ontvangen of die alsnog redelijkerwijs kan verkrijgen, is de regeling voor dat gedeelte van de schade niet van toepassing. Te denken valt bijvoorbeeld aan verzekeringsuitkeringen, of betalingen die in verband met schade in het verleden van de provincie of andere overheden zijn ontvangen. Schades die zijn ontstaan in verband met vervanging van boordvoorzieningen in het gebied in de periode 2019-2020 vergoedt de provincie buiten deze regeling om.

Gedeputeerde Staten zullen alle tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020 ontvangen aansprakelijkstellingen (opnieuw) beoordelen. In de periode van uitvoering van werkzaamheden (tot begin 2016) is een aantal schadeclaims afgehandeld. De uitkomsten van de Deltares-onderzoeken kunnen op de in het verleden gedane beoordelingen nieuw licht werpen. In gevallen waarin mocht blijken dat eerder toegewezen schadevergoedingen ten onrechte zijn verstrekt zullen Gedeputeerde Staten deze niet terugvorderen.

Deze werkwijze maakt ook duidelijk dat Gedeputeerde Staten richting bewoners uit het schadegebied die schade hebben gemeld geen beroep op verjaring van schadeclaims zal doen. Ook schades die langer dan 5 jaar geleden zijn gemeld worden opnieuw bekeken.

In dit artikel is, in verband met advies van Mona Keijzer van 1 september 2023 en het later in de schaderegeling toegevoegde artikel 1.2a, ter verduidelijking opgenomen dat de schaderegeling niet van toepassing is voor zover sprake is van schade waarvan aannemelijk is dat deze is ontstaan na 16 juni 2020. Gedeputeerde Staten hebben aanleiding gezien met deze schaderegeling een coulante benadering te hanteren bij schadegevallen waarin een tijd lang door bewoners een relatie tussen schade en handelen van de provincie kon worden verondersteld. Dat geldt voor schades die zijn ontstaan voor 16 juni 2020. Gedeputeerde Staten vinden het voor de toepassing van het begunstigende beleid uit deze schaderegeling belangrijk om vast te blijven houden aan het uitgangspunt dat de schade moet zijn ontstaan voor 16 juni 2020. Dit geldt ook voor de later ontvangen schademeldingen die met artikel 1.2a alsnog onder het bereik van deze schaderegeling worden gebracht. Op deze manier blijft sprake van een objectief onderscheid dat rechtvaardigt waarom het begunstigende beleid in bepaalde gevallen wel wordt toepast en in andere gevallen niet.

Inmiddels zijn er op het uitgangspunt dat schade die is ontstaan na 16 juni 2020 niet wordt vergoed wel de nodige uitzonderingen gekomen. In gevallen waarin er voor een bewoner een goede reden is om nog niet tot schadeherstel over te gaan, vinden Gedeputeerde Staten het redelijk de verergering van schade die daar het gevolg van is financieel voor rekening van de provincie te laten komen. De keuze van Gedeputeerde Staten om naast vergoedingen voor schadeherstel ook subsidies voor funderingsverbetering te verstrekken leidt er bijvoorbeeld toe dat bewoners in die gevallen wachten met schadeherstel tot na de funderingsverbetering. In de tussentijd kan de aanwezige schade dan verergeren. Een ander voorbeeld is de situatie waarin sprake is van een lopende procedure (bezwaar, beroep) waardoor een bewoner wacht met schadeherstel. Ook in dat geval achten Gedeputeerde Staten het redelijk om ook het herstel van de verergerde schade te vergoeden.

Verder is het mogelijk dat schade na 16 juni 2020 is geconstateerd, maar het wel aannemelijk is dat die schade al voor 16 juni 2020 aanwezig was. Zo lang de bewoner nog niet tot schadeherstel is overgegaan en daar ook een goede reden voor had, komt dergelijke schade in beginsel ook voor vergoeding in aanmerking. Gedeputeerde Staten laten deze schades met de toelichting van de bewoner waarom de schade niet eerder is opgemerkt beoordelen door een schade-expert.

Het kan voorkomen dat aan een eigenaar een schadevergoeding of coulancevergoeding is overgemaakt , dat de woning vervolgens is verkocht en dat de nieuwe eigenaar dezelfde schade heeft gemeld. Het laatste lid van dit artikel maakt duidelijk dat de schade dan niet tweemaal wordt vergoed.

Artikel 1.2a

Dit artikel is in de schaderegeling opgenomen naar aanleiding van het advies van mevrouw Keijzer van 1 september 2023 aan de provincie. Gedeputeerde Staten hebben op basis van dit advies aanleiding gezien om schademeldingen die tot 1 september 2023 bij de provincie zijn gedaan alsnog onder de schaderegeling te laten vallen. Hierbij worden ook schademeldingen meegenomen die de Stichting Kant noch Wal in deze periode heeft ontvangen na een enquête onder bewoners. Voor deze gevallen wordt alsnog beoordeeld of er aanleiding is op basis van deze schaderegeling een vergoeding te verstrekken. Het uitgangspunt is ook voor deze nieuwe meldingen dat sprake is van ‘oude schade’: schade die voor 16 juni 2020 aanwezig was. Zie hiervoor verder de toelichting bij artikel 1.2.

Gedeputeerde Staten hebben naar aanleiding van het advies van mevrouw Keijzer verder besloten elke schademelder waarop de schaderegeling van toepassing is nog eenmaal uitdrukkelijk de gelegenheid te bieden om nieuw geconstateerde of verergerde schade te melden, ook als er al onherroepelijk op de schademelding is beslist. Het moet dan gaan om schades die niet eerder door de schade-expert geconstateerd zijn, of om verergering die sindsdien is opgetreden. Voor het aanvullend melden van deze schades wordt gelegenheid geboden tot 1 maart 2024.

Voor schades die na 1 maart 2024 worden gemeld, of die na 1 maart 2024 ontstaan wordt in beginsel geen vergoeding meer verstrekt. Het derde lid regelt in welke gevallen hierop een uitzondering wordt gemaakt. Als blijkt van een evidente fout in een eerdere beslissing, kan dit hersteld worden en alsnog leiden tot een vergoeding voor schade die ten onrechte buiten beschouwing was gelaten. Ook hier geldt verder dat als een bewoner door een lopende procedure (bezwaar, beroep) of een funderingsverbeteringstraject redelijkerwijs nog niet is toegekomen aan schadeherstel, verergeringen van schades die daar het gevolg van zijn ook kunnen worden vergoed (zie ook de toelichting bij 1.2).

Artikel 1.3

In dit artikel wordt geregeld dat Gedeputeerde Staten op een aantal punten ten gunste van eigenaren met schade afwijken van regels over schadevergoeding uit het Burgerlijk Wetboek. Op grond van normale wettelijke regels dient een eigenaar met schade aan te tonen dat een ander schade heeft veroorzaakt. Het is ook aan de eigenaar om de omvang van de schade aan te tonen. Bij de begroting van de schade wordt op grond van de wet rekening gehouden met voordelen die het gevolg bij herstel van schade. Een voorbeeld daarvan is schilderwerk dat uitgevoerd had moeten worden, maar wat door het herstel van schade pas over enkele jaren weer nodig is. Dat soort voordelen worden normaal gesproken afgetrokken van de totale schade, zodat de schadevergoeding lager uitvalt.

Gedeputeerde Staten hanteren op onderdelen een ruimhartiger benadering. Zo wordt een verband tussen schade en overheidshandelen aangenomen, tenzij de deskundige redelijk waarschijnlijk acht dat een verband er niet is. Verder wordt met verrekening van voordeel pas rekening gehouden als het meer voordeel meer bedraagt dan € 5.000,- .

Deze ruimhartige benadering is bedoeld voor schades waarvan bewoners uit het schadegebied in de veronderstelling verkeerd kunnen hebben dat ze te maken hadden met de provinciale werkzaamheden in de periode 2011-2016. Gedeputeerde Staten vergoeden daarbij ook schade als blijkt dat die is veroorzaakt door handelen van andere overheden. Zo wordt voorkomen dat de pandeigenaar moet worden doorverwezen naar een andere overheid, van het kastje naar de muur. Gedeputeerde Staten kunnen hierbij wel als voorwaarde stellen dat een vordering tot schadevergoeding op die andere overheid wordt overgedragen aan de provincie Overijssel. Gedeputeerde Staten zullen vervolgens met de betrokken overheid afstemmen wie uiteindelijk de schade moet dragen.

Artikel 1.4

Gedeputeerde Staten hebben besloten bij kleine autonome schades aan panden (beneden € 5.000,-) direct een coulancevergoeding uit te keren, ook als duidelijk is dat de provincie de schade niet heeft veroorzaakt. In deze gevallen wordt bovendien niet gekeken naar eventuele eigen schuld van de eigenaar.

Deze werkwijze heeft diverse praktische voordelen. Er kan zo worden bespaard op kosten van schadeafwikkeling en een behoorlijk aantal schademeldingen kan op deze manier naar verwachting vlot worden afgewikkeld. Deze coulanceregeling heeft alleen betrekking op woningen en bedrijfspanden, niet op schades aan andere opstallen zoals bijvoorbeeld losstaande schuren, opritten, etc. Verder geldt deze coulanceregeling niet als op een andere manier redelijkerwijs een bijdrage verkregen is of kan worden, bijvoorbeeld via een verzekeringsuitkering.

Artikel 1.5

Dit artikel vormt de basis voor het op grond van de regeling verstrekken van subsidies voor bepaalde activiteiten. Verdere bepalingen daarover staan in de hoofdstukken 3, 4 en 5 van de regeling. Naast de regeling zelf, geldt voor subsidies het wettelijke kader in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.6

Dit artikel maakt duidelijk hoe de regeling wordt toegepast bij verkoop van een onroerende zaak met schade. Een eigenaar kan zijn aanspraak op schadevergoeding of coulancevergoeding overdragen aan een nieuwe eigenaar. In dat geval passen Gedeputeerde Staten de regeling toe jegens de nieuwe eigenaar. Het is ook mogelijk dat een recht op een subsidie overgaat op een nieuwe eigenaar. Daarvoor regelt dit artikel dat bij Gedeputeerde Staten een aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie gedaan moet worden.

Artikel 2.1

Gedeputeerde Staten willen alle schademeldingen vlot en op een consistente manier afhandelen. Met dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat Gedeputeerde Staten wel kunnen beslissen bepaalde aansprakelijkstellingen met voorrang te behandelen. Omvangrijke schades of bestaande sociaal-maatschappelijke problematiek kunnen daar in bepaalde gevallen aanleiding voor geven.

Artikel 2.2

Dit artikel maakt duidelijk dat Gedeputeerde Staten zich bij de afhandeling van alle schademeldingen laten adviseren door een deskundige en waar in welke gevallen precies advies over wordt gevraagd. Gedeputeerde Staten vragen de deskundige advies over informatie die nodig is om aanspraken op schadevergoeding, coulancevergoeding of subsidie op basis van de regeling te kunnen vaststellen. In het artikel is opgenomen dat ook advies gevraagd kan worden over de vraag of de aansprakelijkstelling binnen het toepassingsbereik van deze regeling valt. Als de deskundige aannemelijk acht dat schade is ontstaan na 16 juni 2020, is de regeling op die schade namelijk niet van toepassing (artikel 1.2 lid 5).

Invloedgebieden

Het artikel maakt onderscheid tussen schade binnen en buiten invloedgebieden. Binnen een invloedgebied is het op basis van de onderzoeksrapporten van Deltares denkbaar dat bepaalde handelingen van de provincie voor schade hebben gezorgd. In deze gebieden zou bij schade wettelijk recht kunnen bestaan op schadevergoeding. Buiten de invloedgebieden is in beginsel duidelijk dat schades niet zijn veroorzaakt door overheidshandelen, zodat daar geen recht op schadevergoeding bestaat. Daarom wordt de deskundige alleen bij schadegevallen binnen invloedgebieden om een oordeel gevraagd over een verband tussen schade en overheidshandelen. Buiten de invloedgebieden begroot de deskundige wel de herstelkosten. Gedeputeerde Staten bekijken vervolgens of op basis van de regeling in deze gevallen aanspraak zou kunnen bestaan op een coulancevergoeding of subsidie.

Op basis van de Deltares-onderzoeken hanteren Gedeputeerde Staten de volgende invloedgebieden:

  • Aanbrengen damwanden/klapankers: afstand pand tot trillingsbron maximaal 45 meter.

    Door trillingen bij verwijderen en aanbrengen van damwanden of het inbrengen van klapankers kan binnen dit gebied trillingsschade aan panden zijn ontstaan.

  • Baggeren bij lekke betonnen damwanden: afstand tussen kanaal en fundering maximaal 25 meter.

    Volgens het eerste Deltares rapport kon baggeren in combinatie met (onder meer) lekke betonnen damwanden tot schade hebben geleid binnen 25 meter. Dit invloedgebied is bij uitvoering van de regeling tot de wijziging op 26 oktober 2021 ook gehanteerd op plekken waar betonnen damwanden na 2010 zijn vervangen door stalen damwanden, omdat niet meer was vast te stellen of daar in het verleden sprake was van lekkage.

    Het hanteren van dit invloedgebied is achterhaald door het tweede Deltares-rapport omdat daaruit blijkt dat baggeren alleen tijdelijk (gedurende twee weken) tot grondwaterstijgingen kan lijden. Dat betekent dat deze schade alleen tijdens en tot kort na het baggeren kon optreden.

    De werkwijze die aanvankelijk is gekozen zal evenwel niet worden aangepast, omdat dan ongelijkheid zou ontstaan tussen eigenaren die al wel een besluit hebben gehad en eigenaren die nog wachten op een besluit. Bovendien heeft het tweede Deltares-rapport inzicht gegeven in een tot dan onbekende schade-oorzaak, te weten de verdroging door het vervangen van lekke damwanden (zie onder). Dit invloedgebied omvat in alle gevallen het invloedgebied baggeren bij lekker betonnen damwanden.

    Het uitklappen van klapankers kan bij een maximale afstand van 3 meter tussen het uiteinde van het anker en de fundering voor zakking hebben gezorgd. Dergelijke situaties vallen binnen het gehanteerde invloedgebied van 25 meter, zodat hier om die reden bij zettingsschades snel aansprakelijkheid wordt aangenomen.

  • Puntbrug: afstand pand tot Puntbrug maximaal 50 meter.

    Deltares heeft onderzocht of er mogelijk schade kan zijn ontstaan door brugsluitingen tijdens het niet goed functioneren van het besturingssysteem. Trillingen konden gevoeld worden, maar waarschijnlijk zijn er geen schades door ontstaan. Omdat het niet volledig uitgesloten kan worden hanteren Gedeputeerde Staten ook hier een invloedgebied voor mogelijke schades.

  • Zinker Geerdijk: afstand kanaal tot fundering maximaal 40 meter.

    Deltares heeft onderzocht of er mogelijk schade kan zijn ontstaan door de aanleg van een zinker nabij de brug in Geerdijk. Deltares heeft dit als zeer onwaarschijnlijk beoordeeld. De adviescommissie vond dit echter onvoldoende onderbouwd en adviseerde nader onderzoek. Gedeputeerde Staten hebben van nader onderzoek afgezien en besloten ook hier een invloedgebied te hanteren.

  • Vervangen lekke betonnen damwanden door stalen damwanden: afstand tussen kanaal en fundering maximaal 50 meter.

    In het tweede onderzoeksrapport oordeelt Deltares dat door het vervangen van lekkende beschoeiingen en damwanden door dichte stalen damwanden, de grondwaterstand rond het kanaal blijvend daalt waardoor zakking van funderingen kan optreden. Zakkingen kunnen bij een afstand tussen het kanaal en een fundering van maximaal 50 meter voor effecten hebben gezorgd. Dit invloedgebied overlapt zoals gezegd het invloedgebied van 25 meter dat wordt gehanteerd voor baggeren en lekke betonnen damwanden.

Eén deskundige

Gedeputeerde Staten kiezen voor één deskundige partij die alle schadegevallen beoordeelt. Zo wordt voorkomen dat er bij beoordelingen door meerdere partijen verschillen in de manier van beoordelen zouden kunnen ontstaan.

Eigen schuld

Bij schades groter dan €5.000 wordt schade die het gevolg is van ‘omstandigheden die aan de eigenaar kunnen worden toegerekend’ in beginsel in mindering gebracht op de subsidie. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan (aan)bouwen zonder deugdelijke fundering, te zware opbouwen of schade aan funderingen door achterstallig onderhoud (zie artikel 3.2)

Om vast te stellen of sprake is van eigen schuld wordt de deskundige op dit punt om een oordeel gevraagd.

Nader onderzoek

Denkbaar is dat voor het uitbrengen van het advies van de deskundige in individuele gevallen nader onderzoek nodig is naar bepaalde omstandigheden. Te denken valt aan lokaal bodemonderzoek of funderingsonderzoek. Als uitgangspunt faciliteren Gedeputeerde Staten dergelijk onderzoek, maar alleen als de deskundige aangeeft dat nodig te vinden voor het kunnen uitbrengen van advies. Verder wordt door Gedeputeerde Staten altijd bezien of nader onderzoek wel proportioneel is. In gevallen waarin nader onderzoek bijvoorbeeld kostbaarder is dan een duurdere methode van schadeherstel die volgens de deskundige voldoet, kan van nader onderzoek worden afgezien.

Medewerking pandeigenaar

Voor een goede afhandeling van de schademeldingen op basis van deze schaderegeling is medewerking nodig van de schademelder. Zo is nodig dat de deskundige de gelegenheid wordt geboden schade ter plaatse op te nemen en kan het ook nodig zijn dat informatie aan de deskundige wordt verschaft als deze daarom vraagt. Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten gevolgen kunnen verbinden aan het niet meewerken van de schademelder aan het advies van de deskundige.

Artikel 2.2a

Uit het tweede onderzoek van Deltares volgt dat het vervangen van lekke betonnen damwanden door stalen damwanden gezorgd kan hebben voor verlaging van de grondwaterstand, met mogelijke effecten op panden tot 50 meter van het kanaal. Dit is een nieuw inzicht. Gedeputeerde Staten hanteren in verband hiermee een aanvullend invloedgebied bij de toepassing van de schaderegeling. De schade-expert heeft bij een aantal gegeven adviezen met dit nieuwe invloedgebied logischerwijs geen rekening kunnen houden. Daarom gaan Gedeputeerde Staten na welke panden en objecten binnen dit nieuwe invloedgebied vallen, en nog niet eerder in een ander invloedgebied voor mogelijke zettingsschades vielen.

In die gevallen kan er aanleiding bestaan om genomen beslissingen over de schademelding te herzien. De mogelijkheid bestaat dat hier alsnog aansprakelijkheid voor zettingsschade wordt aangenomen terwijl daar eerder geen aanleiding voor werd gezien. Dit zal er in voorkomende gevallen toe leiden dat een hogere uitkering wordt verstrekt. Als de provincie aansprakelijkheid erkent bestaat ook aanspraak op gevolgschade en bovendien wordt schade vergoed aan andere objecten. Ook wordt bij schadevergoeding wettelijke rente uitgekeerd, gerekend vanaf de dag van de schademelding.

Wijziging van beslissingen vinden niet ten nadele van bewoners plaats; de omvang van een aanspraak op een financiële uitkering zal niet lager worden. Het is verder niet nodig dat bewoners een verzoek om herbeoordeling doen. Gedeputeerde Staten zullen alle bewoners informeren over de uitkomst van de eventuele herbeoordeling.

Artikel 2.3

In dit artikel is vastgelegd dat Gedeputeerde Staten binnen zes weken na ontvangst van het deskundigenadvies de bewoner berichten over de afhandeling van de schademelding. Die beslissing kan inhouden dat schadevergoeding, een coulancevergoeding en/of subsidie wordt verstrekt, of dat er geen recht op een geldelijke uitkering bestaat.

Bewoners zijn het allicht niet in alle gevallen eens met de bevindingen van de deskundige. Er is echter omwille van de snelheid van de afhandeling van de schademelding voor gekozen om niet in de procedure in te bouwen dat in alle gevallen eerst kan worden gereageerd op een concept-rapport van de deskundige. Wij vertrouwen hiermee er op dat de deskundige zorgvuldig te werk gaat en kwalitatief goede adviezen oplevert.

Vanzelfsprekend kan in een bezwaar- of beroepsprocedure of op een ander moment wel degelijk worden aangevoerd dat het deskundigenadvies onjuist is. Als daarbij nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd zal de provincie daar altijd op (moeten) reageren.

Artikel 3.1

Als er autonome schade is aan een pand hoger dan €5.000, en Gedeputeerde Staten kunnen vaststellen dat er geen sprake is van een situatie van verplichte wettelijk schadevergoeding, komt de claimant in aanmerking voor de subsidie. Een subsidie is in beginsel een besluit dat op aanvraag wordt verleend. Gedeputeerde Staten hebben er uit klantvriendelijkheid voor gekozen om in dit geval de melding op te vatten als een aanvraag. Omdat de melding als aanvraag nog niet volledig is, verlenen Gedeputeerde Staten eerst een voorwaardelijke subsidie. De voorwaarde is dat de subsidieontvanger nadere inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn om de subsidie definitief te kunnen verlenen.

In artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een subsidieverlening in bepaalde omstandigheden kan worden ingetrokken. Het derde lid van artikel 3.1 bevat daarvan een specificatie: als niet aannemelijk is dat de herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd of als niet wordt voldaan aan de vereisten voor subsidie. Dat wordt onder meer vastgesteld op basis van de nadere inlichtingen die de subsidieontvanger moet verstrekken. Ook kan de subsidieverlening worden ingetrokken als de subsidieontvanger (na aanmaning) geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt. De subsidieontvanger heeft daarvoor een half jaar de tijd.

Verder kan een herbeoordeling als bedoeld in artikel 2.2a er voor zorgen dat Gedeputeerde Staten in plaats van subsidie voor schadeherstel te verlenen alsnog aansprakelijkheid erkennen. Dan volgt (voor dat deel) een recht op schadevergoeding in plaats van een recht op subsidie. Het subsidiebesluit wordt dan herzien, zodat minder subsidie wordt verleend en in plaats daarvan schadevergoeding wordt betaald.

Artikel 3.2

Bij subsidies voor herstel van schades boven €5.000,- wordt rekening gehouden met eigen schuld van de eigenaar. Dat wil zeggen dat schade die is veroorzaakt door bijvoorbeeld gebrekkige fundering of een ondeugdelijke constructie zoals een te zware opbouw, geheel of gedeeltelijk voor rekening van de eigenaar blijven. Ondergrens daarbij is dat de subsidie niet lager kan worden dan €5.000. Dat zou oneerlijk zijn, omdat bij coulanceuitkeringen tot €5.000 geen rekening wordt gehouden met eigen schuld.

In het artikel is expliciet aangegeven dat schade door zettingen in de ondergrond en grondwaterverstoringen – die normaal in de risicosfeer van de eigenaar liggen – in ieder geval niet worden toegerekend aan de eigenaar.

Het kan zo zijn dat de schade is veroorzaakt door zettingen of grondwaterverstoring, maar dat de schade is verergerd door een ondeugdelijke constructie. In dat geval zal de schade-expert aangeven welk deel van de schade voor eigen risico moet blijven. Dat is niet ongebruikelijk bij aansprakelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan letselschade bij een auto-ongeluk dat wordt veroorzaakt door de andere partij, maar waarbij het slachtoffer geen gordel droeg.

Subsidie wordt alleen verleend voor herstelwerkzaamheden die nog niet zijn uitgevoerd. De achtergrond daarvan is dat een subsidieregeling beoogt het daadwerkelijke herstel van de schade te stimuleren. Dit voelt wellicht onrechtvaardig, maar dit verschijnsel doet zich voor bij iedere subsidieregeling (vergelijk: mensen die nu besluiten een elektrische auto te kopen, lopen mogelijk in de toekomst subsidies mis).

De regeling gaat ervan uit dat schadeherstel wordt uitgevoerd door een vakkundig aannemer. Om eigenaren te beschermen tegen ondeskundig herstel wordt gewerkt met aannemers met een bouwgarant keurmerk (of een gelijkwaardige garantie). Het betalingsritme in de aannemingsovereenkomst bepaalt de voorschotten/betalingen van de subsidie (zie artikel 3.5).

Omdat het in dit hoofdstuk gaat om onverplichte vergoedingen, kan bij subsidie aan bedrijven sprake zijn van staatssteun. Lid 6 van het artikel regelt daarover dat de subsidie dan wordt ‘afgetopt’ op het maximum aan staatssteun dat is toegestaan op grond van de deminimisverordening: bij benadering €200.000 in drie jaar. In het incidentele geval waarin dit geen goede oplossing biedt zal worden gekeken of door maatwerk een passende oplossing kan worden geboden voor schadeherstel. Gedacht kan worden aan een renteloze lening. In dat geval geldt alleen het rentevoordeel en andere gunstiger voorwaarden als staatssteun.

Artikel 3.4

Het advies van de expert is voor GS het vertrekpunt voor het bepalen van de hoogte van de subsidie. Als de eigenaar het daarmee niet eens is, kan hij of zij dat gemotiveerd laten weten, eventueel ondersteund door een contra-expertise (zie hoofdstuk 4).

Bij schadevergoeding is normaal gesproken sprake van voordeelverrekening. Dit is vastgelegd in artikel 6:100 Burgerlijk Wetboek. Denk bijvoorbeeld aan een kozijn dat moet worden vervangen, maar dat ook net aan een schilderbeurt toe was, en waarbij het kozijn wordt vervangen door een kunststof exemplaar. In dat geval zou de ontvanger van de schadevergoeding na vervanging beter af zijn dan ervoor. In de behandeling in de staten is aangegeven dat de provincie niet ‘als een verzekeringsagent’ door het gebied zal gaan. Om die reden worden kleine voordelen niet verrekend. Pas als het voordeel groter wordt dan €5.000 vindt verrekening plaats.

Artikel 3.5

De verleende subsidie wordt niet betaald aan de claimant, maar rechtsreeks aan de ingeschakelde aannemer. De provincie betaalt dan bevrijdend aan de aannemer. Daar is voor gekozen om de voortgang van de herstelwerkzaamheden zoveel mogelijk te verzekeren, en uit oogpunt van verminderen van administratieve lasten.

Voor de betalingen zal een simpel declaratieformulier beschikbaar komen. De provincie betaalt binnen 15 dagen na ontvangst van de declaratie door de provincie. Daarmee kan worden bereikt dat – mits de eigenaar de factuur van de aannemer vlot declareert – betaling binnen een maand plaatsvindt. Eventuele gevolgen van niet nakoming van de termijn van 15 dagen (bijvoorbeeld boetes of incassokosten die de aannemer in rekening brengt) komen voor rekening van de provincie.

De subsidie is niet altijd toereikend voor de volledige rekening van de aannemer. Dat is bijvoorbeeld het geval bij eigen schuld, niet subsidiëren van BTW, voordeelverrekening, of als de bewoner er voor kiest om in de aanneemovereenkomst ook andere werkzaamheden te laten uitvoeren of kiest voor verbeteringen ten opzichte van de oude situatie. In dat geval houdt de aannemer voor het restant een vordering op de eigenaar.

Omgekeerd – als meer subsidie is verleend dan daadwerkelijk herstelkosten worden gemaakt – dan resulteert dat in een lagere vaststelling van de subsidie, op de werkelijk gemaakte kosten. Een combinatie is ook denkbaar.

Artikel 3.6

Dit artikel bevat een aantal specifieke verplichtingen van de subsidieontvanger. De provincie biedt bewoners de mogelijkheid om met subsidie schade te herstellen, maar dat aanbod blijft niet onbeperkt op tafel. Binnen 6 maanden na de voorwaardelijke subsidieverlening moet worden begonnen met schadeherstel. Als startpunt van het schadeherstel wordt ook aangemerkt het sluiten van een overeenkomst met de aannemer of het indienen van een vergunningaanvraag (indien nodig). De werkzaamheden moeten bovendien binnen 2 jaar na subsidieverlening worden afgerond.

Als een funderingsonderzoek als bedoeld in artikel 5.1 wordt aangeboden worden de termijnen voor de start en afronding van schadeherstel opgeschort, zodat eerst het onderzoek kan plaatsvinden. Dit is geregeld in lid 3. Als daarna een subsidie voor funderingsverbetering wordt verstrekt ligt het voor de hand dat eerst funderingsverbetering plaatsvindt en dat het schadeherstel daarna gebeurt. In verband daarmee regelt lid 4 welke termijnen er dan gelden voor start en afronding van het schadeherstel. Voor de start en afronding van schadeherstel gelden in deze situatie niet de termijnen van 6 maanden en 2 jaar, maar termijnen van 1 jaar en 2,5 jaar na afronding van de funderingsverbetering. De reden hiervan is dat het na een funderingsverbetering niet altijd verstandig is direct over te gaan tot schadeherstel. Het kan nodig zijn daarmee nog enkele maanden te wachten omdat een pand met een verbeterde fundering zich eerst nog enigszins moet zetten.

Van deze termijnen kan worden afgeweken indien er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat start en afronding niet eerder kunnen plaatsvinden.

Van afwijkingen moet binnen 4 weken melding van worden gemaakt bij Gedeputeerde Staten. Dat geldt ook als aan andere voorwaarden of verplichtingen niet kan worden voldaan.

Artikel 3.7

Na uitvoering van de werkzaamheden wordt de balans definitief opgemaakt. De subsidieontvanger moet aantonen dat de herstelwerkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Dat kan eenvoudig, bijvoorbeeld door toezending van foto’s.

Voor bedrijven moet bovendien een extra rapportage worden toegevoegd in verband met Europese verplichtingen met betrekking tot staatssteun.

De termijn bedraagt 13 weken – zowel voor de subsidieontvanger voor het indienen van de verantwoording, als voor Gedeputeerde Staten voor het definitief vaststellen van de subsidie. Overschrijding van de termijn voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling kan er toe leiden dat de subsidie lager wordt vastgesteld. Dat volgt uit artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.1a tot en met 4.1a3

In haar advies van 1 september 2023 geeft mevrouw Keijzer aan dat zij uitgaat van de bestaande kaders en uitgangspunten van de schaderegeling, maar constateert zij ook dat bewoners ontevreden zijn over de uitvoering. Zij bepleit een betere afhandeling om bewoners rechtvaardig te behandelen en geeft hierbij aan dat het helpt als de provincie niet moeilijk doet over kleine dingen. Gedeputeerde Staten hebben naar aanleiding hiervan besloten aanvullende financiële bijdragen ter beschikking te stellen voor kleine wensen die verband houden met het schadeherstel. In hoofdstuk 4A staan bepalingen die specifiek betrekken hebben op deze subsidie.

Naar aanleiding van het advies van mevrouw Keijzer gaat de provincie werken met persoonlijke aanspreekpunten voor bewoners, die bewoners waar mogelijk ontzorgen. Dit aanspreekpunt gaat met de bewoner in gesprek. Als in deze gesprekken blijkt dat sprake is van een kleine wens die verband houdt met het schadeherstel, kan daarvoor subsidie worden verleend. Het gaat om bijdragen van maximaal € 1.000. Op deze manier hopen Gedeputeerde Staten bij te dragen aan een meer menselijke en mildere uitvoering van de schaderegeling, aan het verminderen van ontevredenheid bij bewoners en te werken aan herstel van vertrouwen.

Het gaat bij kleine wensen niet om het herstel van de schade waarvoor op grond van deze regeling een vergoeding is toegekend, maar om zaken die daarmee verband houden. In de definitiebepalingen (artikel 1.1) is een kleine wens omschreven als ‘een aanpassing van een woning of de inrichting van een woning door de eigenaar, die verband houdt met herstel van schade waarvoor op grond van deze regeling door Gedeputeerde Staten een vergoeding is toegekend dan wel subsidie is verleend’. Te denken valt aan een situatie waarbij een vloer in een gang is beschadigd en vervangen moet worden met gebruikmaking van een vergoeding van de provincie, waarbij er in een aangrenzend toilet eenzelfde vloer ligt die niet is beschadigd en waarvoor geen vergoeding is toegekend. Het is goed voorstelbaar dat een bewoner deze vloer dan tegelijk wil laten vervangen. Een ander voorbeeld is de wens om bij het sauzen van een herstelde muur ook een andere muur zonder schade mee te sauzen. De bijdrage voor kleine wensen is voor dit soort situaties bedoeld. De financiële omvang en de redelijkheid van een kleine wens is ter beoordeling van het aanspreekpunt, in overleg met de bewoner.

Artikel 4.1

Als volgens een eigenaar verkeerde feiten ten grondslag liggen aan het rapport van de deskundige of de eigenaar het anderszins niet eens met het advies van de deskundige, kan de eigenaar dat gemotiveerd laten weten aan de provincie. Er zal dan in de meeste gevallen een nader advies worden gevraagd aan de deskundige.

In bepaalde gevallen zal het verschil van mening mogelijk meer fundamenteel zijn. Een reactie op het deskundigenrapport kan dan aan kracht winnen als daarbij een tegenrapport of second-opinion wordt overgelegd. Om die mogelijkheid te faciliteren kan Gedeputeerde Staten ook subsidie verlenen voor een second-opinion op het deskundige-advies.

Artikel 4.2

Subsidie wordt verstrekt aan een claimant en op ieder deskundige-advies komt maar één contra-expertise voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.3

De provincie is zorgvuldig te werk gegaan bij het geven van de opdracht voor de advisering door de deskundige. Mede gelet op het onverplichte karakter van de regeling en het beperken van de uitvoeringslasten, wordt een contra-expertise niet volledig gesubsidieerd. De subsidie bedraagt 50% van de werkelijke kosten, met een maximum van € 1.000.

In bepaalde gevallen is het mogelijk dat bijvoorbeeld het kiezen van een (iets) ander uitgangspunt in het advies tot grote verschillen kan leiden, vooral bij grote schades en/of bij vragen over causaliteit. In die gevallen kunnen GS besluiten om de kosten van de contra-expertise volledig te vergoeden, tot een maximum van € 2.000. Als indicatie voor de omvang van de schade waarbij dit aan de orde is zullen Gedeputeerde Staten een bedrag hanteren van € 50.000. Dit bedrag is niet in de regeling opgenomen, omdat juist de omvang van de schade die de deskundige begroot de reden kan vormen voor het vragen van een second-opinion.

Gedeputeerde Staten vergoeden de kosten van de contra-expertise volledig als op basis van een contra-expertise een aanpassing van een genomen beslissing volgt. Wel is nodig dat de omvang van deze kosten zelf ook redelijk is te noemen. Voor onredelijk hoge kosten wordt geen subsidie verstrekt.

Artikel 4.4 en 4.5

De subsidie voor contra-expertise wordt direct vastgesteld. Om te voorkomen dat bewoners afzien van een contra-expertise omdat ze het subsidiebedrag niet kunnen voorfinancieren, is het mogelijk om subsidie aan te vragen vóórdat de contra-expertise wordt uitgevoerd. In dat geval moet bij de aanvraag een overeenkomst worden gevoegd waarin opdracht wordt gegeven voor de contra-expertise en waaruit blijkt welk bedrag daarvoor in rekening zal worden gebracht. In andere gevallen kan achteraf de factuur van de expert worden toegezonden bij de aanvraag.

De beslistermijn voor een subsidie voor een contra-expertise is 4 weken. Betaling vindt plaats binnen 14 dagen na vaststelling. Daarmee wordt snelheid gehouden in de afwikkeling van de schades.

Artikel 4.6

Binnen twee weken na uitvoering van de contra-expertise ontvangen Gedeputeerde Staten een kopie van de bevindingen. Deze bepaling stelt zeker dat de contra-expertise ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd én kan worden betrokken bij de verdere besluitvorming. Het niet toezenden van de bevindingen kan er toe leiden dat de verstrekte subsidie als nog wordt ingetrokken en teruggevorderd (artikel 4:49 eerste lid onder c van de Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 5.1

Uit het tweede onderzoek van Deltares blijkt dat een deel van de panden met schade op veen is gefundeerd. Dit speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van nieuwe schade. Schadeherstel zonder verbetering van de fundering is in sommige gevallen niet zinvol, omdat de schade op een later moment weer kan optreden. Gedeputeerde Staten vinden het belangrijk dat bewoners inzicht krijgen in de staat van hun fundering. Dat inzicht is alleen van belang als er sprake is van substantiële zettingsschade. Andere soorten schade worden niet beïnvloed door de staat van de fundering. Daar is de toegekende schadevergoeding of subsidie volgens Gedeputeerde Staten voldoende voor duurzaam schadeherstel.

Eigenaren van panden met schade die vallen onder de huidige schaderegeling komen bij schade door ongelijkmatige zettingen in de bodem van € 5.000,- of meer in aanmerking voor een funderingsonderzoek. Deze grens is er omdat bij lagere schades niet valt te verwachten dat funderingsverbetering nodig is. Panden met minder zettingsschade zijn minder kwetsbaar gebleken en komen niet in aanmerking voor een funderingsonderzoek. Op deze manier worden funderingsonderzoeken efficiënt ingezet. Voor het bepalen van de grens is aansluiting gezocht bij de grens van € 5.000,- voor coulancevergoedingen.

Of sprake is van zettingsschade van € 5.000,- of meer wordt vastgesteld op basis van de rapportages van de schade-expert. Iedere schademelder waarop de schaderegeling van toepassing is ontvangt van de provincie schriftelijk bericht over de vraag of wel of geen aanspraak kan worden gemaakt op een funderingsonderzoek. Als aanspraak gemaakt kan worden op funderingsonderzoek, geeft de provincie opdracht voor het onderzoek. De provincie betaalt het onderzoek ook. Voor het onderzoek is medewerking van de pandeigenaar nodig. Op basis van de uitkomst van het funderingsonderzoek bepalen Gedeputeerde Staten of subsidie verleend wordt voor het treffen van maatregelen om de fundering te verbeteren (zie artikel 5.2).

Als sprake is van evidente eigen schuld wordt geen funderingsonderzoek aangeboden, ook al is de zettingsschade € 5.000,- of hoger. Het gaat dan om situaties waarin de eigenaar in ernstige mate zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van het overgrote deel van de zettingsschade. Te denken valt aan het plaatsen van een uitbouw (nagenoeg) zonder fundering, of een te zware opbouw waarbij onverantwoorde risico’s zijn genomen door vooraf geen constructief advies te vragen en/of aanpassingen aan de fundering door te voeren. Het gaat hier om sprekende gevallen van eigen schuld. Twijfelgevallen worden niet aan de eigenaar tegengeworpen. Gevallen waarin een vorige eigenaar een ernstig verwijt te maken valt en de huidige eigenaar het pand te goeder trouw heeft gekocht vallen ook niet onder deze uitzondering. In dat soort gevallen behoudt de huidige eigenaar aanspraak op het funderingsonderzoek.

Met het funderingsonderzoek moet duidelijk worden of voor toekomstvast herstel van zettingsschade funderingsverbetering noodzakelijk is. Daarvoor is inzicht nodig in de opbouw en staat van de fundering en de bodemsamenstelling ter plaatse. Op voorhand is het voor Gedeputeerde Staten niet mogelijk voor alle gevallen exact te omschrijven wat onder ‘toekomstvast’ moet worden verstaan. Gedeputeerde Staten zullen nader bepalen wat hiervan een redelijke uitleg is. Dit kan van pand tot pand verschillen, waarbij zaken als leeftijd en bouwwijze van een pand medebepalend kunnen zijn. Voor een redelijke uitleg van wat toekomstvast is moet een beroep gedaan worden op branche-specifieke kennis. Gedeputeerde Staten zullen hierbij onder meer gebruik maken van kennis en kunde van het Kennis Centrum Aanpak Funderingen (KCAF). Door het KCAF ontwikkelde normen worden door Gedeputeerde Staten ook voorgeschreven voor het uitvoeren van funderingsonderzoek.

De schriftelijke mededeling dat geen funderingsonderzoek wordt aangeboden beschouwen Gedeputeerde Staten als een (voorbereidings-)besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Bij een dergelijke mededeling is namelijk direct duidelijk dat geen aanspraak gemaakt zal kunnen worden op een mogelijke subsidie voor funderingsverbetering.

De funderingsonderzoeken zullen worden uitgevoerd door een onderzoeksbureau. Omdat het gaat om een grote opdracht is de provincie verplicht eerst een Europese aanbestedingsprocedure te houden. Daardoor zal niet eerder dan in het eerste kwartaal van 2022 een onderzoeksbureau ingeschakeld kunnen worden.

In dit artikel is ter verduidelijking opgenomen dat de grens van € 5.000 (waaronder niet valt te verwachten dat funderingsverbetering nodig is) gebaseerd is op het prijspeil in 2021. Nadien zijn marktprijzen waarop kostenbegrotingen worden gebaseerd gestegen. Er zou ongelijkheid ontstaan als bij latere calculaties gebaseerd op hogere prijzen onverkort vastgehouden wordt aan het bedrag van € 5.000. Een bewoner die in 2021 zettingsschade beneden de grens heeft zou dan geen funderingsonderzoek aangeboden krijgen en een bewoner die er in 2023 net boven zit wel. Lid 3 maakt duidelijk dat hier een gelijke benadering wordt gehanteerd.

Artikel 5.2

Als uit het funderingsonderzoek volgt dat bij een pand funderingsverbetering noodzakelijk is, komt de eigenaar van het pand in aanmerking voor een subsidie voor funderingsverbetering. Met de subsidie kan de eigenaar de noodzakelijke verbeteringsmaatregelen laten treffen. Redelijke kosten van voorbereiding en directievoering worden daarbij ook gesubsidieerd. Bij directievoering gaat het daarbij om het toezicht op de uitvoering van de funderingsverbetering en de naleving van de overeenkomst.

Onder de noodzakelijke kosten van funderingsverbetering vallen ook kosten van tijdelijk elders moeten wonen in verband met aan de fundering uit te voeren werkzaamheden, en redelijke kosten van verhuizen en opslag van goederen die daarmee verband houden.

Denkbaar is dat verschillende methoden gebruikt kunnen worden om een fundering van een pand te verbeteren. De subsidie wordt verleend voor de meest kosten-efficiënte methode. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat gekozen kan worden voor het verbeteren van een deel van de fundering (daar waar problemen ontstaan), of het verbeteren van de gehele fundering tegen hogere kosten. Gedeputeerde Staten zullen de methode subsidiëren waarbij een redelijk evenwicht wordt gevonden tussen de effectiviteit van de maatregel en de hoogte van de kosten. Als met een methode waaraan minder kosten zijn verbonden toekomstvast schadeherstel kan worden bereikt, wordt die methode gesubsidieerd. Het staat de eigenaar uiteraard vrij zelf een andere, meer kostbare methode voor funderingsverbetering te kiezen, maar het subsidiebedrag wordt dan niet hoger.

Over de vraag welke methode van funderingsverbetering kosten-efficiënt is te noemen laten Gedeputeerde Staten zich adviseren door een deskundige (in de regeling aangeduid met deskundig constructeur). Deze deskundige zal ook in overleg treden met de bewoner om zijn of haar visie in het uiteindelijke advies te betrekken.

De deskundige adviseert Gedeputeerde Staten ook over de hoogte van de kosten die met een kosten-efficiënte wijze van funderingsverbetering gemoeid gaan. Daarbij betrekt de deskundige in beginsel een of meer offertes die hiervoor door of namens de eigenaar worden opgevraagd. De deskundige kan in uitzonderingsgevallen ook adviseren over de hoogte van kosten zonder offerte(s). Dat zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien op voorhand duidelijk is dat geen funderingsverbetering zal plaatsvinden omdat de eigenaar tot nieuwbouw van een pand wenst over te gaan en met het opvragen van een offerte voor funderingsverbetering kosten gemoeid gaan. Zie in dit verband verder artikel 5.4.

Een omstandigheid waarmee bewoners en de provincie te maken hebben is de beperkte beschikbaarheid van funderingsaannemers. Gedeputeerde Staten verlangen van KCAF dat hiermee in de advisering rekening wordt gehouden. KCAF adviseert in concrete gevallen over het beste ‘pakket’: een kosten-efficiënte funderingsmethode, in combinatie met een deskundige funderingsaannemer die binnen redelijke termijn beschikbaar is voor uitvoering van de werkzaamheden. Gedeputeerde Staten verlenen in beginsel subsidie voor het geadviseerde pakket. Als een bewoner een andere aannemer of een duurdere methode wenst mag daarvoor gekozen worden, maar dat leidt niet tot een hoger subsidiebedrag. Verder mag de uitvoering van de funderingsverbetering hierdoor niet wezenlijk vertragen.

Artikel 5.3

In dit artikel is geregeld dat in plaats van subsidies voor schadeherstel en funderingsverbetering een subsidie verleend kan worden voor nieuwbouw van een pand, als de eigenaar daarom vraagt.

Gedeputeerde Staten hanteerden in verband hiermee eerder de voorwaarde dat de herstelkosten van schade aan een pand en de eventuele kosten van funderingsverbetering een totale omvang moeten hebben van € 40.000 of meer. De reden hiervoor was dat deze regeling tot doel heeft eigenaren in het schadegebied te ondersteunen om schades te herstellen, maar op zichzelf niet tot doel heeft om nieuwbouw van panden mede te financieren. Daarom was de ‘switch naar een nieuwbouwsubsidie’ voorbehouden aan gevallen waarin er vanwege schade substantiële investeringen in een pand nodig zijn, met een omvang die van min of meer doorslaggevende betekenis zal zijn voor de beslissing van een eigenaar om nieuw te willen bouwen. Gedeputeerde Staten hebben er voor gekozen deze voorwaarde niet langer in de regeling op te nemen, nu bij een noodzakelijke funderingsverbetering alleen al de kosten van de funderingsverbetering vrijwel altijd hoger liggen dan € 40.000,-.

Uitgangspunt bij nieuwbouw is dat het bestaande pand met schade volledig wordt gesloopt en dat daarvoor in de plaats, op dezelfde locatie, een vergelijkbaar nieuw pand wordt gebouwd. Als het dus een woning betreft, wordt nieuwbouw van een woning gesubsidieerd. Betreft het een bedrijfspand, dan wordt nieuwbouw van een bedrijfspand gesubsidieerd. Voor het recht op subsidie is de omvang van het nieuw te bouwen pand op zich niet van belang, maar wel de aard. Als het een woning met schade betreft, wordt nieuwbouw van een bedrijfspand of een appartementencomplex op dezelfde locatie bijvoorbeeld niet gesubsidieerd.

Er kunnen situaties zijn waarin er aanleiding kan worden gezien van dit uitgangspunt van ‘een pand voor eenzelfde of soortgelijk pand’ af te wijken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie waarbij er meerdere bedrijfspanden met forse schade op een perceel staan, waarbij de wens van de eigenaar is niet alle panden te herstellen of opnieuw te bouwen maar de bestaande panden te vervangen door één nieuw pand, eventueel op een andere locatie op het perceel. Dit past naar de mening van Gedeputeerde Staten bij het doel van de regeling en kan ook een meer kosten-efficiënte oplossing zijn dan het toepassen van schadeherstel en funderingsverbetering aan alle individuele panden.

Op grond van de wet kunnen Gedeputeerde Staten verplichtingen aan een subsidie voor nieuwbouw verbinden die te maken hebben met het doel van de regeling. Te denken valt aan een verplichting tot sloop van een bestaand pand voor zover dat door nieuwbouw niet automatisch zou gebeuren. Op deze manier kan worden geborgd dat achteruitgang van het gebied wordt voorkomen door het eventueel blijven staan en het verder verslechteren van de toestand van beschadigde panden. De regeling kent over dit soort verplichtingen geen afzonderlijke bepalingen. Het gaat om maatwerkverplichtingen, die waar nodig worden opgenomen in individuele subsidiebesluiten.

Bij subsidieverlening voor nieuwbouw in plaats van subsidie voor schadeherstel en funderingsverbetering wordt het totale subsidiebedrag niet hoger. Als de kosten voor nieuwbouw hoger uitvallen dan het subsidiebedrag, komt het meerdere voor rekening van de eigenaar. Als de kosten voor nieuwbouw lager uitvallen wordt de subsidie lager vastgesteld, op het bedrag van de werkelijke nieuwbouwkosten.

De hoogte van de subsidie voor nieuwbouw is maximaal de optelsom van de aanspraken op subsidie voor schadeherstel en de gecalculeerde kosten voor funderingsverbetering. Over de hoogte van deze kosten laten Gedeputeerde Staten zich adviseren door een deskundige. Zie hiervoor verder artikel 5.4.

Een verleende subsidie voor nieuwbouw van een pand wordt door Gedeputeerde Staten nadien niet aangepast in verband met eventuele prijsstijgingen in de bouwsector of onvoorziene kosten. De reden hiervoor is ook hier dat deze regeling tot doel heeft eigenaren in het schadegebied te ondersteunen om schades te herstellen, maar op zichzelf niet tot doel heeft om nieuwbouw van panden mede te financieren. Anders dan bij funderingsverbetering het geval is, is het dus niet zo dat Gedeputeerde Staten een eigenaar financieel in staat willen stellen daadwerkelijk nieuwbouw te kunnen realiseren. Eventuele kostenstijgingen of onvoorziene kosten in verband met nieuwbouw van een pand komen voor rekening van de eigenaar.

Het aantal gevallen waarin nieuwbouw plaatsvindt is naar verwachting beperkt. Daar waar de situatie zich voordoet zal voor enkele subsidievoorschriften in de praktijk sprake zijn van maatwerk. Als uitgangspunt gelden ook hier de termijnen uit artikel 3.6, waaronder het uitgangspunt dat de activiteit (nieuwbouw) binnen twee jaar na subsidieverlening moet zijn afgerond. In overleg met de eigenaar van het pand wordt bekeken of deze termijn voor het realiseren van nieuwbouw in het betreffende geval ook haalbaar en redelijk te noemen is. Gedeputeerde Staten kunnen de termijn indien nodig op verzoek van de eigenaar verlengen (artikel 3.6 lid 4).

Artikel 5.4

In dit artikel is geregeld hoe de aanvraagprocedure voor een subsidie voor funderingsverbetering of een subsidie voor nieuwbouw verloopt.

Naar aanleiding van het advies van mevrouw Keijzer en ervaringen in de praktijk, zijn Gedeputeerde Staten tot het inzicht gekomen dat er meer nodig is om bewoners sneller tot schadeherstel te laten komen. Een aantal bewoners vindt het bijvoorbeeld lastig om een keuze te maken tussen funderingsverbetering en nieuwbouw. Dat is begrijpelijk. Enerzijds willen Gedeputeerde Staten bewoners voor het maken van deze keuze voldoende tijd geven. Anderzijds is het ook belangrijk dat deze keuze niet te lang wordt uitgesteld. Hoe langer er wordt gewacht, hoe meer het schadebeeld en daarmee de leefsituatie van bewoners kunnen verslechteren. Gedeputeerde Staten willen bewoners juist zo snel mogelijk perspectief geven. De bewoner krijgt van de provincie een persoonlijk aanspreekpunt die in het proces richting schadeherstel vragen kan beantwoorden, zaken kan uitleggen en de bewoner verder op weg kan helpen waar dat nodig is.

Om structuur te bieden en de voortgang te bewaken beschrijft dit artikel enkele stappen, met bijbehorende termijnen. Het begint ermee dat wanneer uit het funderingsonderzoek blijkt dat funderingsverbetering nodig is, Gedeputeerde Staten de eigenaar vragen of subsidie voor funderingsverbetering wordt gewenst, of dat de eigenaar onderzoek wenst te doen naar nieuwbouw. De eigenaar moet deze keuze binnen 2 maanden aan Gedeputeerde Staten doorgeven.

Als gekozen wordt voor funderingsverbetering laten Gedeputeerde Staten een offerte en een Plan van Aanpak maken voor de kosten van funderingsverbetering. Het offertebedrag met het Plan van Aanpak worden aan de eigenaar verstrekt. Zo wordt helder welke aannemer welke werkzaamheden kan uitvoeren, en dus ook waar een eigenaar subsidie voor kan aanvragen. Voor het borgen van de voortgang moet de subsidieaanvraag voor de kosten van funderingsverbetering vervolgens binnen 3 maanden bij de provincie zijn ingediend. Het aanspreekpunt kan een bewoner hierbij waar nodig ondersteunen.

In gevallen waarin nieuwbouw wordt overwogen, is het ook nodig om te weten hoeveel kosten met funderingsverbetering gemoeid zouden gaan, om immers de hoogte van de subsidie voor nieuwbouw te kunnen bepalen. In deze gevallen is het minder praktisch om offertes op te vragen voor de precieze kosten van funderingsverbetering, gezien de daarmee gepaard gaande tijd, de daaraan verbonden kosten en de omstandigheid dat funderingsverbetering in verband met nieuwbouw sowieso niet gaat plaatsvinden. De kosten van funderingsverbetering worden in deze situatie dan ook berekend op basis van een calculatie. De calculatie wordt aan de eigenaar verstrekt. Vanaf dat moment weet een eigenaar hoe hoog het subsidiebedrag voor nieuwbouw is dat hij/zij zou kunnen aanvragen en bestaat voor een periode van zes maanden de gelegenheid voor het indienen van de aanvraag voor subsidie voor nieuwbouw. Op deze manier bestaat ruim de tijd om onderzoek te doen naar eventuele aanvullend benodigde financieringen, overleg te voeren met de gemeente over een vergunning, et cetera. Waar nodig kan het aanspreekpunt de bewoner hierbij ondersteunen.

Binnen deze periode van 6 maanden dient de bewoner ofwel een aanvraag in voor nieuwbouwsubsidie, of laat de bewoner weten daarvan af te zien maar alsnog in aanmerking te willen komen voor subsidie voor funderingsverbetering. In het laatste geval geldt vanaf dat moment de procedure voor het aanvraag van die subsidie: Gedeputeerde Staten laten een offerte maken voor de kosten van funderingsverbetering, waarna de eigenaar 3 maanden de tijd heeft om deze subsidie aan te vragen.

Zowel bij de aanvraagprocedure voor de subsidie voor funderingsverbetering als bij de subsidie voor nieuwbouw laten Gedeputeerde Staten zich dus adviseren door een deskundig constructeur (KCAF). KCAF adviseert onder meer over de vraag welke methode van funderingsverbetering van een pand kosten-efficiënt is. KCAF doet dat bij een wens voor funderingsverbetering op basis van een offerte en bij een wens voor nieuwbouw op basis van een calculatie.

In schema kunnen de trajecten richting een subsidie voor funderingsverbetering of een subsidie voor nieuwbouw als volgt samengevat worden:

  • 1.

    Bewoner heeft funderingsverbetering nodig.

  • 2.

    De bewoner maakt binnen 2 maanden na ontvangst van een brief van de provincie een keuze, of:

 
  • a.

    Hij/zij de fundering wil laten verbeteren.

  • b.

    Hij/zij nieuwbouw wil onderzoeken.

  • 3.

    Bewoner ontvangt een offertebedrag met een Plan van Aanpak voor de kosten van funderingsverbetering.

  • 3.

    Bewoner ontvangt bericht over hoogte mogelijke nieuwbouwsubsidie op basis van een calculatie.

  • 4.

    Bewoner vraagt binnen 3 maanden na ontvangst offertebedrag en het Plan van Aanpak subsidie voor funderingsverbetering aan

  • 4.

    Bewoner vraagt binnen zes maanden subsidie voor nieuwbouw aan, of geeft aan dat hij/zij alsnog subsidie voor funderingsverbetering wenst.

  • a.

    doet de bewoner dit dan ontvangt hij/zij een subsidiebeschikking voor funderingsverbetering

  • a.

    vraagt de bewoner subsidie voor nieuwbouw aan, dan ontvangt hij/zij een subsidiebeschikking voor nieuwbouw. Geeft de bewoner aan subsidie voor funderingsverbetering te wensen, dan is subsidie voor funderingsverbetering mogelijk (vanaf stap 3 in traject funderingsverbetering).

  • b.

    doet de bewoner dit niet, dan verstrekken Gedeputeerde Staten geen subsidie meer voor funderingsverbetering

  • b.

    doet de bewoner dit niet, dan verstrekken Gedeputeerde Staten geen subsidie meer voor nieuwbouw of funderingsverbetering.

Artikel 5.5

Dit artikel beschrijft in welke gevallen Gedeputeerde Staten termijnen uit artikel 5.4 kunnen verlengen en wanneer het recht op subsidie vervalt.

Gedeputeerde Staten hebben aanleiding gezien te bepalen dat in bepaalde situaties geen recht op subsidie voor funderingsverbetering of nieuwbouw meer bestaat. Wanneer een eigenaar gekozen heeft om in aanmerking te komen voor een subsidie voor funderingsverbetering, vervalt een recht op subsidie voor nieuwbouw. In de praktijk hebben Gedeputeerde Staten namelijk ervaren dat wanneer de kosten van funderingsverbetering door prijsstijgingen hoger werden, het regelmatig voorkwam dat een eigenaar opnieuw de mogelijkheid van nieuwbouw wilde onderzoeken en uiteindelijk een keuze tussen funderingsverbetering en nieuwbouw uitbleef. Gedeputeerde Staten vinden dat onwenselijk, omdat bewoners hierdoor niet uit hun schadesituatie komen of daar langer dan nodig mee te maken blijven houden. Gedeputeerde Staten zijn van mening dat het bijdraagt aan perspectief voor bewoners dat als eenmaal gekozen is voor funderingsverbetering alleen nog subsidie voor funderingsverbetering wordt verstrekt.

Om herstel van de schadesituatie niet onnodig lang te laten duren, hebben Gedeputeerde Staten verder aanleiding gezien het recht op subsidie te laten vervallen wanneer niet op tijd een keuze is gemaakt tussen funderingsverbetering of (het onderzoeken van de mogelijkheid van) nieuwbouw. Het recht op subsidie vervalt ook als niet op tijd een aanvraag wordt gedaan. Het aanspreekpunt wijst de bewoner geregeld op de betreffende termijnen en het belang van voortgang. Indien er in concrete gevallen goede redenen zijn waarom een termijn niet kan worden gehaald (bijvoorbeeld ernstige ziekte), kunnen Gedeputeerde Staten een termijn op verzoek verlengen. In andere gevallen zullen Gedeputeerde Staten na het verstrijken van een termijn geen subsidie meer verlenen.

Artikel 5.6

De werkwijze rond deze subsidie voor funderingsverbetering en de subsidie voor nieuwbouw is in grote lijnen dezelfde als bij een subsidie voor schadeherstel (hoofdstuk 3). Artikel 5.6 verklaart een aantal bepalingen uit hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing. Ook hier geldt daarom het uitgangspunt dat de activiteit (funderingsverbetering of nieuwbouw) binnen twee jaar na subsidieverlening moet zijn afgerond. In overleg met de eigenaar van het pand wordt bekeken of deze termijn in het betreffende geval ook haalbaar en redelijk te noemen is. Gedeputeerde Staten kunnen de termijn indien nodig op verzoek van de eigenaar verlengen. Verder mogen de gesubsidieerde activiteiten op het moment van subsidieverlening nog niet begonnen zijn, is BTW over gesubsidieerde activiteiten niet subsidiabel als de BTW door de ontvanger verrekend kan worden, worden subsidiebedragen door de provincie rechtstreeks aan de constructeur en de aannemer uitbetaald en laat de subsidieontvanger achteraf zien dat de activiteiten zijn uitgevoerd.