Verordening Hondenbelasting Schiedam 2021

Geldend van 19-11-2021 t/m 23-11-2022

Intitulé

Verordening Hondenbelasting Schiedam 2021

De raad van de gemeente Schiedam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2020 (nummer 20INT00233);

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting Schiedam 2021

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond of bij gecombineerde heffing: degene op wiens naam de aanslag gemeentelijke heffingen is gesteld.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die, onder welke titel dan ook, een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

  • 4. Als houder wordt tevens aangemerkt hij, voor wiens rekening een hond wordt verzorgd in een inrichting waarin bedrijfsmatig dieren worden verzorgd.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

  • 2. De belasting bedraagt per belastingjaar per hond € 56,25.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar € 225,00 Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 4. Het derde lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het derde lid bepaalde bedrag

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Aangifte

  • 1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het invullen van een elektronisch aangiftebiljet. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte door het invullen en verzenden van het elektronische aangiftebiljet op de website van de Regionale Belasting Groep (RBG).

  • 2. Indien het eerste lid toepassing vindt, worden de gevraagde bescheiden afzonderlijk ingeleverd of – als bijlage – met de elektronische aangifte meegezonden.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het belastingjaar

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel 365e gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle dagen overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, wordt op schriftelijke aanvraag ontheffing verleend over zoveel 365e gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle dagen overblijven.

  • 4. Voor een hond, gehouden ter vervanging van een andere hond, waarvoor over hetzelfde belastingjaar een aanslag is opgelegd, is over hetzelfde belastingjaar geen belasting verschuldigd, tenzij voor laatstbedoelde hond ontheffing conform lid 3 is verleend.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      die jonger zijn dan zes maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond door dezelfde persoon worden gehouden;

    • b.

      die gehouden worden door de gemeente ten behoeve van haar diensten en bedrijven;

    • c.

      waarvan de houder in het bezit is van een geldig diploma der Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging en die op aanvraag ter beschikking van de politie worden gesteld;

    • d.

      waarvan de houder minder dan vier weken per kalenderjaar in de gemeente verblijf houdt;

    • e.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • f.

      die worden en zijn opgeleid tot hulphond en in hoofdzaak als zodanig door een hulpbehoevend persoon worden gehouden. Onder hulphond wordt verstaan: geleidehonden voor blinden en visueel beperkten, signaalhonden voor de doven en slechthorenden en ADL-honden voor mensen met een andere beperking die niet visueel of auditief zijn.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de hondenbelasting worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen betaald moeten worden in maximaal 10 termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Niet opleggen van aanslagen

  • 1. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De "Verordening Hondenbelasting 2015" vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2014, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 12 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de periode waarvoor zij heeft gegolden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Hondenbelasting Schiedam 2021".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 12 november 2020.

de griffier,

J.W. Scherpenzeel

de voorzitter,

C.H.J. Lamers