Regeling vervallen per 09-05-2023

Beleidsregels giften en schadevergoedingen Participatiewet Gooise Meren 2020

Geldend van 24-11-2020 t/m 08-05-2023

Intitulé

Beleidsregels giften en schadevergoedingen Participatiewet Gooise Meren 2020

Het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren,

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent giften en schadevergoedingen ingevolge de Participatiewet vast te leggen in beleidsregels;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 31, tweede lid, onderdeel m van de Participatiewet;

Besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels giften en schadevergoedingen Participatiewet Gooise Meren 2020

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • c.

      gift: een ontvangen bijdrage met een onverplicht karakter;

    • d.

      schadevergoeding: een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade;

Hoofdstuk 2. Giften en schadevergoedingen

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Voor giften wordt een drempelbedrag gehanteerd dat zo hoog is als de bijstandsnorm, die voor die persoon geldt. De gift is verantwoord als deze per kalenderjaar lager is dan de voor die persoon geldende netto bijstandsnorm per maand. De bijstandsnorm is de norm die geldt per 1 januari van het kalenderjaar, waarin de gift wordt ontvangen, ook als de ontvanger van de gift toen nog geen bijstand kreeg.

  • 2.

    Giften die hoger zijn dan het drempelbedrag, worden tot de middelen van de belanghebbende gerekend.

  • 3.

    Voor alle giften geldt een meldingsplicht.

Artikel 3. Giften voor werknemers

Giften van werkgevers voor werknemers worden niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend voor zover deze onbelast zijn.

Artikel 4. Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    De schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3, onderdeel a van de wet wordt bij het vaststellen van het vermogen na ontvangst van een immateriële schadevergoeding buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Als de immateriële schadevergoeding meer bedraagt dan de vrijlating zoals genoemd in het vorige lid, wordt twee derde deel van het meerdere van het bedrag van de immateriële schadevergoeding in aanmerking genomen als vermogen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Bijzondere en onvoorziene gevallen

Het college kan in bijzondere en onvoorziene gevallen afwijken van deze beleidsregels indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking in een daartoe bestemd officieel (elektronisch) publicatieblad.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels giften en schadevergoedingen Participatiewet Gooise Meren 2020’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren d.d.

de secretaris

drs. M. Voorhorst

de burgemeester

drs. H.M.W. ter Heegde

TOELICHTING

Algemeen

De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terug verlangd’. Deze beleidsregels geven aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan maar het blijft maatwerk. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Dit mag niet leiden tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating daarom niet onbeperkt zijn.

Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand tot de middelen moeten worden gerekend. Het omgekeerde is niet per definitie het geval. Wanneer er sprake is van giften die buiten deze beleidskaders vallen, betekent het niet automatisch dat mag worden aangenomen dat deze niet tot de middelen gerekend hoeven worden. Ten aanzien van deze giften zal altijd nog een specifieke afweging moeten worden gemaakt of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

De genoemde criteria in deze beleidsregels zijn slechts handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is in het kader van (verdere) bijstandsverlening: in bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast. Er wordt in ieder geval gekeken naar de volgende aspecten:

  • wat is het doel van de gift;

  • wat is de hoogte van de gift;

  • heeft de gift een onverplicht karakter.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepaling

Tweede lid, sub c: een gift kan zowel eenmalig verstrekt zijn of een zeker periodiciteit kennen. Daarnaast kunnen giften in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD prijzengids. Uitzonderingen op giften in natura zijn giften die worden verstrekt vanuit charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Speelgoedbank, etc. Dergelijke giften worden buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2. Giften

Eerste lid: Giften boven het vastgestelde drempelbedrag hebben meestal het karakter van inkomsten. Er is sprake van een besteedbaar inkomen dat hoger ligt dan het bestaansminimum. Dit is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet aanvaardbaar en het betreffen immers giften die kunnen worden aangewend voor levensonderhoud. Voor de hoogte is aansluiting gezocht bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 25-1-2012, nr. 09/5310 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012. In deze uitspraak heeft de Raad besloten dat giften verantwoord zijn om vrij te laten, voor zover deze per kalenderjaar beneden de voor die persoon geldende bijstandsnorm per maand blijft.

Artikel 3. Giften voor werknemers

Dit artikel biedt voldoende ruimte om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kerstpakket of een tegoedbon. Deze voorwaarden zijn ook van toepassing op vrijwilligers.

Artikel 4. Schadevergoeding

Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een materiele schadevergoeding door belanghebbende, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom beschouwd als inkomen binnen de bijstand. Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

Derde lid: wanneer er een immateriële schadevergoeding wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Immateriële schadevergoedingen worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande (artikel 34, lid 3, onder a van de Participatiewet) wordt gezien als verantwoord.

Vierde lid: wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. De eerste vrijlating ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande geldt dus ook bij hogere immateriële schadevergoedingen. Een vrijlating van 1/3 deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 02-12-2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AO1106. Het overige deel van de schadevergoeding dient als vermogen in aanmerking te worden genomen op basis van artikel 34, lid 1, onder b van de Participatiewet.

Artikel 5. Bijzondere en onvoorziene gevallen

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.