Beleidsregel aanpak woonoverlast Beesel 2020

Geldend van 26-11-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel aanpak woonoverlast Beesel 2020

De burgemeester van de gemeente Beesel;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet, artikel 2.4.25 van de Algemene plaatselijke verordening Beesel, in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht en op de Wet tijdelijk huisverbod;

overwegende dat ingevolge artikel 151d van de Gemeentewet de gemeenteraad de burgemeester bevoegdheid heeft toegekend om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast bestuursdwang toe te passen door een gedragsaanwijzing op te leggen aan de overlastgever door in de Algemene plaatselijke verordening Beesel (APV) een specifiek artikel (2:4:25) over woonoverlast op te nemen.

overwegende dat voor de aanpak van ernstige woonoverlast als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2.4.25 APV het wenselijk is om beleidsregels te formuleren.

b e s l u i t

vast te stellen de beleidsregel

Beleidsregel aanpak woonoverlast Beesel 2020

Artikel 1. Begrippen

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • -

    woonoverlast: hinder die in, vanuit en rondom een woning kan worden veroorzaakt.

  • -

    ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig is te kwalificeren, veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die herhaaldelijk worden veroorzaakt, zo mogelijk gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen.

  • -

    omwonenden: personen die in de onmiddellijke nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

  • -

    onmiddellijke nabijheid (van die woning of dat erf): bij de hantering van dit begrip zullen praktische toepasbaarheid en redelijkheid het uitgangspunt vormen. Het gaat erom dat er een duidelijk verband moet zijn tussen de hinderlijke gedraging en de woning of het erf van de veroorzaker.

  • -

    een andere geschikte wijze: de burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Doorgaans wordt daarmee gedoeld op minder ingrijpende middelen zoals buurtbemiddeling, mediation, hulpverlening, waarschuwen of een andere maatregel die als doel heeft de overlast te beëindigen, maar ook het door de verhuurder van de woning van de overlastgever aanspannen van een civiele procedure. De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan.

  • -

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn bij niet opvolgen van die aanwijzing.

  • -

    last: een last kan inhouden een last onder bestuursdwang, en last onder dwangsom of een (tijdelijk) huisverbod.

  • -

    tijdelijk huisverbod: een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij een bij die woning behorend erf.

  • -

    woningverhuurder: in deze beleidsregel wordt woningverhuurder als term aangehouden voor zowel woningcorporaties als andere (particuliere) woningverhuurders. Waar onderscheid van belang is wordt expliciet gesproken over woningcorporaties respectievelijke (particuliere) woningverhuurder of diens vertegenwoordiger.

Artikel 2. afbakening

Uit de wet volgt dat de regelgeving is bedoeld als een uiterste redmiddel. Artikel 151d lid 2 van de Gemeentewet regelt dat de burgemeester alleen dan handhavend kan optreden wanneer er geen andere geschikte manier is om de overlast aan te pakken.

Bij een besluit om op grond van deze bepalingen handhavend op te treden moet de burgemeester motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten zijn om de woonoverlast tegen te gaan. Dat kan door aan te tonen dat andere middelen niet het gewenste effect hebben gehad op het voorkomen en/of verminderen van de woonoverlast. Aan het besluit moet daarom een uitgebreid dossier ten grondslag liggen waaruit blijkt dat andere instrumenten zijn geprobeerd zonder het gewenste resultaat. Bij het huisverbod als bedoeld in artikel 151d lid 3 van de Gemeentewet geldt dit in zeer sterke mate. Deze maatregel brengt een inbreuk op het grondwettelijk beschermde woonrecht met zich mee en is alleen mogelijk wanneer én de ernst van de situatie dit vereist én er geen enkele andere optie mogelijk is.

Een gedragsaanwijzing of een huisverbod is een ingrijpende maatregel, die daarmee niet lichtvaardig wordt ingezet. Maar ook het ervaren van regelmatige, ernstige, overlast in de eigen woning is zeer onwenselijk. De burgemeester zal in een voorkomend geval de belangen van de overlastgever en die van een bewoner of de gemeenschap die er last van heeft zeer zorgvuldig afwegen.

Artikel 3. Stappenplan

In dit artikel staat in hoofdlijnen beschreven hoe het proces verloopt dat uiteindelijk kan leiden tot een gedragsaanwijzing.

I. Stap 1 Melding of signalering

Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast rechtstreeks melden bij de gemeente. Signalen kunnen de gemeente ook bereiken via de politie, het zorgnetwerk, buurtbemiddeling of andere samenwerkingspartners.

II. Stap 2 Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd. Dit wordt gedaan door of met behulp van toezichthouders, boa’s, de politie of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. Bij huurwoningen is een rol weggelegd voor de verhuurder.

Wanneer er sprake is van strafrechtelijke feiten, dient de melder aangifte te doen. Het Openbaar Ministerie beslist over strafrechtelijke vervolging.

Wanneer is van louter privaatrechtelijke aangelegenheden, wordt de melder hierop gewezen.

Bij deze stap is het belangrijk om de precieze aard, omvang en frequentie van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ als bedoeld in de APV.

De burgemeester beoordeelt of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2.4.25 APV. Daartoe wordt informatie ingewonnen bij de melder en worden betrokken professionele partijen bevraagd. Er wordt wederhoor gevraagd bij de overlastgever. Ook een buurtonderzoek behoort tot de mogelijkheden Dit alles om een scherp beeld te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2.4.25 APV.

III. Stap 3 Dossiervorming

Om effectief te kunnen ingrijpen wordt een dossier aangelegd. Dit kan onder meer de volgende zaken bevatten:

  • -

    Klachten

  • -

    Meldingen

  • -

    Concreet omschreven waarnemingen,

  • -

    Registraties

  • -

    Sfeerrapportages,

  • -

    Contactgegevens van betrokkenen (omwonenden en betrokken instanties)

  • -

    Gespreksverslagen

  • -

    Beoordelingen

  • -

    Genomen maatregelen

  • -

    Evaluaties van maatregelen

  • -

    Adviezen

  • -

    Besluiten

Het beschikken van een deugdelijk dossier is een voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen.

De gemeente ziet toe dat er overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt en zal relevante informatie met inachtneming van de privacyregels vastleggen in het dossier.

IV. Stap 4 Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

Er geldt een voorkeursvolgorde met een opbouw van licht naar zwaar.

Tot een volgende interventie kan pas worden besloten wanneer een eerder genomen maatregel niet mogelijk is of niet effectief is gebleken

  • 1.

    Gesprek

    Degene over wie geklaagd wordt, moet weten dat er geklaagd wordt en waarover. Betrokkene moet in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren en uit eigen beweging te zorgen dat de ernstige overlast stopt. Dit kan door een goed gesprek tussen de buren maar het kan ook door bemiddeling door buurtbemiddeling, verhuurder, de wijkagent, maatschappelijk werk, of mediation.

  • 2.

    Formele maatregelen treffen

    • a.

      Privaatrechtelijke maatregelen: Overlastondervindende burgers kunnen zelf via het burenrecht (boek vijf van het Burgerlijk Wetboek) overlastveroorzakers aanpakken.

    • b.

      Maatregelen verhuurder. De verhuurder heeft via het huurrecht vergaande maatregelen (tot en met huisuitzetting) tot zijn beschikking om woonoverlast te laten stoppen. Pas wanneer deze maatregelen de overlast niet beëindigen zodat er niet langer sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder als bedoeld in artikel 2.4.25 APV, kan de burgemeester optreden

    • c.

      Strafrechtelijke maatregelen: Maatregelen ivm het gebruik van geweld tegen personen of goederen, bedreiging en discriminatie. Hiervan kan aangifte worden gedaan. Het Openbaar Ministerie beslist over strafrechtelijke vervolging.

    • d.

      Bestuurlijke maatregelen anders dan het geven van toepassing aan artikel 151 d van de Gemeentewet.

      • o

        Maatregelen bij psychische of psychiatrische aandoening

        Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

        De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is of de situatie anderszins door de burgemeester als onhoudbaar wordt beoordeeld, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen. Wanneer de veiligheid van de overlastpleger en anderen in gevaar is, worden hierbij de mogelijkheden in ogenschouw genomen die de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz bieden.

      • o

        Maatregelen tegen verloedering, vervuiling of brandgevaar

        Overlast als gevolg van of in combinatie met overtreding van wet- en regelgeving op het gebied van bouwen en wonen pakken we aan met handhaving van de betreffende regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan handhaving op grond van het bepaalde in de APV, de Woningwet, de Opiumwet of de gemeentewet. Deze opsomming is niet uitputtend.

        Bij handhavend optreden onderzoekt het college van burgemeester en wethouders of er voorschriften worden overtreden. Zij moeten dit objectief vaststellen.

  • 3.

    Een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd .

V. Stap 5 daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang op basis van artikel 2:4:25 APV

Indien de overlast niet stopt, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen. De gedragsaanwijzing heeft de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. De last neemt hierbij de vorm aan van een aanwijzing. Indien er ook een strafrechtelijk traject is ingezet, krijgen politie en OM een afschrift van het besluit.

In beginsel wordt bij de gedragsaanwijzing gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom. Hiervan kan van worden afgeweken Indien een dwangsom wordt opgelegd, is vooraf overwogen welk bedrag proportioneel is gelet op de overlast en de financiële omstandigheden van de pleger van de overlast.

Uitgangspunt is dat de kosten van toepassing van bestuursdwang voor rekening van de overtreder komen. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen zoals bepaald in artikel 4:8 Awb.

Bij het opleggen van een last bedraagt de begunstigingstermijn in beginsel twee weken. Hiervan kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.

VI Stap 6 Tijdelijk huisverbod

Als de gemoederen van betrokkenen ernstig verhit zijn, kan de burgemeester de overlastgeven gedurende 10 dagen een tijdelijk huisverbod opleggen. Het tijdelijk huisverbod geldt als allerlaatste mogelijkheid.

Uitgangspunt is dat de kosten van toepassing van bestuursdwang voor rekening van de overtreder komen. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen zoals bepaald in artikel 4:8 Awb.

Artikel 4 Afwijking van beleid

Bij bijzondere gevallen, zoals onder meer een onverwacht snel uit de hand lopen van de situatie of het voorkomen van situaties waarin niet is voorzien ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel, kan de burgemeester van deze beleidsregel afwijken.

Artikel 5. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel halen we aan als “beleidsregel aanpak woonoverlast Beesel 2020”.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten door de burgemeester van de gemeente Beesel op 18 november 2020.

Bob Vostermans,

burgemeester